Regeling vervallen per 01-01-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Doetinchem

Geldend van 01-08-2006 t/m 31-12-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Doetinchem

De raad van de gemeente Doetinchem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 april 2006;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Algemene subsidieverordening gemeente Doetinchem.

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE DOETINCHEM

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    boekjaar: het kalenderjaar;

  • c.

    budgetsubsidie: een subsidie voor een of meer jaren op grond van producten en prestaties of activiteiten, waarbij het subsidiebedrag direct is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten, producten en/of prestaties en de daarbijbehorende prioriteitstelling;

  • d.

    exploitatiesubsidie: een subsidie waarbij het gemeentebestuur de activiteiten die met de subsidie worden verricht, tot stand laat brengen, danwel in stand houdt door bij te dragen in het exploitatietekort;

  • e.

    investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van bouw, herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of de inrichting daarvan;

  • f.

    deelnamesubsidie: een niet op exploitatie-uitkomst gebaseerde subsidie, bedoeld om deelname aan activiteiten door personen uit een bepaalde doelgroep te bevorderen;

  • g.

    incidentelesubsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit, danwel investering die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan;

  • h.

    subsidieverlening: het verlenen van een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen;

  • i.

    subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag;

  • j.

    directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie vóór de aanvang van het subsidietijdvak zonder voorafgaande verleningsbeschikking;

  • k.

    subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie in de vorm van subsidieverlening of van subsidievaststelling;

  • l.

    activiteitenplan: een overzicht dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, aangeeft met de daarmee nagestreefde doelstellingen en de beoogde effecten en de relatie met het gemeentelijk beleid;

  • m.

    reserve: het eigen vermogen van de aanvrager, niet zijnde een voorziening, als bedoeld in dit artikel onder o.;

  • n.

    voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • o.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van bepaalde soorten subsidies;

  • p.

    gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiële ondersteuning of buffer van de aanvrager, tot uitdrukking komend in een of meer van de volgende kenmerken:

    • 1.

      aan de rechtspersoon is in het verleden door de aanvrager een groter bedrag dan € 1.000,-- ter beschikking gesteld, waarover de aanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

    • 2.

      bij de rechtspersoon heeft de aanvrager een beslissende invloed op de besteding van de middelen danwel invloed heeft op de benoeming van een of meer bestuursleden;

    • 3.

      de rechtspersoon kent statutaire bepalingen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de aanvrager kunnen toevloeien;

    • 4.

      een rechtspersoon, waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel heeft de aanvrager financieel te ondersteunen.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie op de hierna vermelde beleidsterreinen, tenzij voor de verstrekking van subsidies een bijzondere subsidieverordening van kracht is:

  • -

    algemeen bestuur;

  • -

    openbare orde en veiligheid;

  • -

    verkeer, vervoer en waterstaat;

  • -

    economie en werkgelegenheid;

  • -

    onderwijs;

  • -

    cultuur, sport en recreatie;

  • -

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

  • -

    volksgezondheid en milieu;

  • -

    ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

Artikel 3 Subsidiebeleidsprogramma

  • 1. De raad stelt in ieder geval eens in de vier jaar een subsidiebeleidsprogramma vast.

  • 2. Het subsidiebeleidsprogramma bevat ten minste:

    • a.

      de doelstellingen per beleidsterrein;

    • b.

      een evaluatie van het tot dusverre gevoerde beleid op het desbetreffende beleidsterrein;

    • c.

      een aanduiding van het jaarlijks beschikbare budget per beleidsterrein.

  • 3. Jaarlijks stelt de raad de beschikbare subsidiebudgetten per beleidsterrein vast.

  • 4. Het college bepaalt door vaststelling van beleidsregels per (deel)beleidsterrein welke activiteiten onder welke voorwaarden voor subsidiering in aanmerking komen.

Artikel 4 Bevoegdheid tot subsidieverstrekking en uitvoering van deze verordening

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten tot het verstrekken van subsidie.

  • 2. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast te stellen.

  • 4. Het college is bevoegd om ter uitvoering van de beschikking tot het verstrekken van subsidie een overeenkomst te sluiten zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

Artikel 5 Subsidiebudget en -plafond

  • 1. De raad kan jaarlijks een subsidieplafond instellen voor bepaalde soorten subsidies ten behoeve van de in artikel 2 genoemde beleidsterreinen.

  • 2. Als een subsidieplafond is vastgesteld, stelt het college regels op ter verdeling van het maximaal beschikbare subsidiebudget en maakt deze tijdig bekend.

HOOFDSTUK 2 - AANSPRAAK OP SUBSIDIE EN ALGEMENE VERPLICHTINGEN SUBSIDIEAANVRAGER

Artikel 6 Aanspraak op subsidie

  • 1. Een subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die niet het oogmerk heeft winst te maken.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college een incidentele subsidie verstrekken aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen, indien dit uit de aard van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd voortvloeit of deze activiteit een verstrekking van subsidie aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen bijzonder aangewezen maakt.

Artikel 7 Geen aanspraak op subsidie

  • 1. Het verstrekken van subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet of niet in belangrijke mate gericht zullen zijn op de gemeente of ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • f.

      de gelden in een eerder subsidiejaar niet of in onvoldoende mate besteed zijn voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar was gesteld;

    • g.

      de aanvrager de maatschappelijke behoefte aan de activiteiten niet aannemelijk kan maken;

    • h.

      een doublure ontstaat met activiteiten van een al door de gemeente gesubsidieerde rechtspersoon;

    • i.

      de door de aanvrager aan de deelnemers van de activiteiten gevraagde eigen bijdrage zo laag is gesteld, dat door een redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven;

    • j.

      de aanvrager niet bereid is bij bekendmaking van zijn activiteitenprogramma of dienstverleningsaanbod de gemeente als subsidieverstrekker te vermelden.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten met een partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter.

HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE VAN AANVRAAG, TOEKENNING EN VASTSTELLING

Artikel 8 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Het college kan formulieren vaststellen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens als bedoeld in deze verordening.

  • 3. Bij het indienen van de aanvraag overlegt de aanvrager in ieder geval:

    • a.

      een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 van de wet, met een motivering die het college kan toetsen aan het beleid terzake en aan de in artikel 7 genoemde gronden;

    • b.

      een begroting als bedoeld in artikel 4:63 van de wet van de aan de activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven, voorzien van een toelichting van de aanvrager;

    • c.

      de omvang van de reserves en voorzieningen, indien de aanvrager daarover beschikt, vergezeld van een plan, waarin wordt aangegeven welke voorzieningen de aanvrager wil treffen voor welke doeleinden en tot welk bedrag;

    • d.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, danwel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, als deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag. De jaarrekening of het verslag van de financiële positie moet voorzien zijn van een accountantsverklaring;

    • e.

      een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen, hun eventuele vermogens-positie alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.

  • 4. Voorzover de aanvrager voor dezelfde activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere instellingen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 5. Bij een eerste aanvraag legt de aanvrager tevens over:

    • a.

      een afschrift van de statuten als de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm, voorzover deze niet in de statuten is opgenomen;

    • c.

      het adres van de aanvrager;

    • d.

      een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • e.

      een actuele opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 6. Een wijziging van de in het vijfde lid genoemde gegevens wordt onverwijld ter kennisneming gebracht aan het college.

  • 7. De onderdelen c, d en e van lid 3 zijn niet van toepassing op rechtspersonen die het oogmerk hebben winst te maken.

  • 8. Het college kan in bijzondere omstandigheden van het gestelde in dit artikel afwijken.

Artikel 9 Subsidieverlening - directe vaststelling

  • 1. Het college beslist op de aanvraag op een zodanig tijdstip dat zij hun besluit tot directe subsidievaststelling danwel subsidieverlening bekend kunnen maken uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Indien niet op een aanvraag is beslist vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatstgegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.

  • 3. Het college vermeldt in de beschikking tot directe subsidievaststelling danwel subsidieverlening welk bedrag zij voor welke activiteit verstrekt danwel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

  • 4. Het college kan de aanvrager verplichtingen opleggen als bedoeld in de artikelen 4:37 en 4:38 van de wet.

  • 5. In de beschikking tot subsidieverlening kan worden bepaald dat na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

Artikel 10 Tijdvak periode subsidie

  • 1. Het tijdvak dat wordt vermeld in de beschikking tot het verlenen van subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen is ten hoogste vier jaar. Ingeval een subsidie is verleend voor meer dan één jaar, wordt de subsidie telkens na één jaar (gedeeltelijk) vastgesteld.

  • 2. Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft danwel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

  • 3. Indien er sprake is van een indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan.

Artikel 11 Uitbetaling

In de subsidiebeschikking wordt aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan danwel voorschotten worden gegeven.

Artikel 12 Verantwoording

  • 1. Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge artikel 9, vierde lid, dient de subsidieontvanger vóór 1 april na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is vermeld.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een activiteitenverslag, een financieel verslag en een verantwoording van de overige subsidieverplichtingen.

  • 3. Het financieel verslag ingevolge het eerste lid omvat de balans en de exploitatierekening overeenkomstig artikel 4:76, tweede, derde, vierde en vijfde lid van de wet, waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting.

  • 4. Op het activiteitenverslag is artikel 4:80 van de wet van toepassing.

  • 5. Indien de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van € 50.000,-- of meer ontvangt, dient het financieel verslag uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar voorzien te zijn van een goedkeurende accountantsverklaring. Artikel 4:78 van de wet is van toepassing. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening nadere eisen stellen aan het door de accountant te verrichten onderzoek.

  • 6. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat het onderzoek en de getrouwheidsverklaring van de accountant zich ook uitstrekt tot de verantwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activiteitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 7. Indien de subsidieontvanger redelijkerwijs niet in staat is binnen de in het vijfde lid genoemde termijn een accountantsverklaring te overleggen, is het college desondanks bevoegd een beslissing op de aanvraag te nemen. In dat geval wordt na vaststelling van de subsidie de vereiste accountantsverklaring alsnog zo spoedig mogelijk door de subsidieontvanger overgelegd. Deze verplichting wordt verbonden aan de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 8. Indien de subsidieontvanger na vaststelling van de subsidie een niet-goedkeurende accountantsverklaring overlegt, is het college bevoegd de beschikking tot vaststelling van de subsidie gedeeltelijk in te trekken en de vastgestelde subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 13 Subsidievaststelling, -intrekking en -wijziging

  • 1. Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. De beslissing kan met vier weken worden verdaagd.

  • 2. De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid van de wet, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is verstrekt;

    • b.

      de ontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks een schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • c.

      de ontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden.

  • 3. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid van de wet, of een geval als genoemd in het derde lid. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de wet moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 4. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in artikel 4:49, eerste lid van de wet. Deze bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

Artikel 14 Controle

  • 1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 12 bedoelde verslagen alsmede op de stukken als bedoeld in artikel 16, eerste en tweede lid.

  • 2. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten op eenvoudige wijze kunnen worden nagegaan.

  • 3. De subsidieontvanger verleent aan de door of namens het college aangewezen ambtenaren of deskundigen inzage in zijn administratie, boeken en andere zakelijke bescheiden, verstrekt deze desgewenst en verleent zo nodig toegang tot zijn gebouwen voorzover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 15 Toestemming

  • 1. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor:

    • a.

      het verlaten van een gemeentelijk pand, indien dit pand voor de activiteiten wordt gebruikt;

    • b.

      het oprichten van danwel deelnemen in een rechtspersoon;

    • c.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de aanvrager zich verbindt tot zekerheids-stelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • d.

      het aangaan van overeenkomsten gericht op het verstrekken van geldleningen aan derden;

    • e.

      het cederen of het in zekerheid overdragen van geldvorderingen;

    • f.

      het om niet ter beschikking stellen van middelen aan derden.

  • 2. Het college kan bepalen dat de ontvanger toestemming nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 3. Het college beslist op verzoeken als bedoeld in dit artikel met inachtneming van artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid van de wet.

Artikel 16 Kennisgeving

  • 1. De aanvrager danwel de subsidieontvanger, doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden waarvan hij redelijkerwijs kan begrijpen dat die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag danwel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden relevante stukken overgelegd.

  • 2. Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het college, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen. Daarbij worden relevante stukken overgelegd.

  • 3. De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van:

    • a.

      het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

    • b.

      het voornemen tot het doen van aangifte van zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling;

    • c.

      de verstrekking van subsidie door een of meer andere instellingen, zoals bedoeld in artikel 8, vierde lid.

Artikel 17 Restitutie vermogensvorming

  • 1. Voorzover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd aan het college, indien sprake is van de in artikel 4:41, tweede lid van de wet genoemde gevallen.

  • 2. De vergoedingsplicht geldt naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen.

  • 3. Indien het tweede lid niet toepasbaar is, bepaalt het college de hoogte van de vergoeding naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5. De waarde van onroerende goederen is gebaseerd op de waarde in het economisch verkeer, die van de roerende goederen op basis van hun boekwaarde. De geldmiddelen, waaronder begrepen de banksaldi, worden gewaardeerd op hun nominale waarde.

  • 6. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige, die gezamenlijk door het college en subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebrek aan overeenstemming wijst iedere partij een onafhankelijke deskundige aan. Deze deskundigen wijzen gezamenlijk een derde onafhankelijke deskundige aan.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

HOOFDSTUK 4 - SUBSIDIEVORMEN

Paragraaf 1 - Budgetsubsidies

Artikel 18 Toepasselijke bepalingen

Op budgetsubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk 3 van toepassing voorzover deze paragraaf geen afwijkende bepalingen geeft.

Artikel 19 Verplichting activiteiten uit te voeren

De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de producten en prestaties zoals deze zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet of de activiteiten zoals vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 20 Vorming (egalisatie)reserve

  • 1. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de ontvanger een egalisatiereserve vormt.

  • 2. De vorming en de maximale hoogte van de egalisatiereserve worden vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening of uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 3. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over de vorming van bestemmingsreserves en voorzieningen.

Artikel 21 Administratie

De subsidieontvanger bewaart de administratie als bedoeld in artikel 14 en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaren.

Paragraaf 2 - Exploitatiesubsidies

Artikel 22 Toepasselijke bepalingen

Op exploitatiesubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk 3 van toepassing voorzover deze paragraaf geen afwijkende bepalingen geeft.

Artikel 23 Aanvraag

Een aanvraag voor exploitatiesubsidie dient te voldoen aan het gestelde in artikel 8 waarbij in lid 3 onder a dient te worden gelezen "overzicht van de activiteiten waarop de subsidie betrekking heeft" in plaats van "activiteitenplan".

Artikel 24 Subsidieverlening en -vaststelling

De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Paragraaf 3 - Investeringssubsidies

Artikel 25 Toepasselijke bepalingen

Op investeringssubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk 3 met uitzondering van het activiteitenverslag in het tweede lid van artikel 12, van toepassing voorzover deze paragraaf geen afwijkende bepalingen geeft.

Artikel 26 Aanvraag

Een aanvraag voor investeringssubsidie dient te voldoen aan het gestelde in artikel 8.

In afwijking van de bescheiden, genoemd in artikel 8, lid 3 onder a en b, dient de aanvrager te overleggen:

  • a.

    een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

  • b.

    een plan tot financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de investering voortvloeien;

  • c.

    een beschrijving hoe de investering past binnen het subsidiebeleid van de gemeente.

Artikel 27 Subsidieverlening en -vaststelling

De subsidie wordt op basis van de gerealiseerde investeringskosten waarvoor de subsidie is verleend, vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Paragraaf 4 - Deelnamesubsidies

Artikel 28 Toepasselijke bepalingen

Op deelnamesubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk 3, met uitzondering van de artikelen 15 en 17, van toepassing voor zover deze paragraaf geen afwijkende bepalingen geeft.

Op deelnamesubsidies is de zinsnede "die niet het oogmerk heeft winst te maken" van artikel 6, lid 1 van de Algemene subsidieverordening gemeente Doetinchem niet van toepassing.

Artikel 29 Aanvraag

Een aanvraag voor deelnamesubsidie dient te voldoen aan het gestelde in artikel 8 met inachtneming van het volgende:

  • a.

    het activiteitenplan, genoemd in lid 3 onder a kan summier zijn;

  • b.

    de zinsnede "de inkomsten en uitgaven" in lid 3 onder b is niet van toepassing;

  • c.

    lid 3 onder c is niet van toepassing.

Artikel 30 Directe vaststelling

  • 1. Het college beslist op de aanvraag op een zodanig tijdstip dat zij hun besluit tot directe subsidievaststelling bekend kunnen maken uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Bij deelnamesubsidies kan de subsidieontvanger binnen zes maanden na afloop van de activiteit danwel het boekjaar waarvoor subsidie is verstrekt, verplicht worden aan te tonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Hierbij overlegt hij de in artikel 12, tweede lid, genoemde stukken.

Paragraaf 5 - Incidentele subsidies

Artikel 31 Toepasselijke bepalingen

  • 1. Op incidentele subsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk 3, met uitzondering van de artikelen 15 en 17, van toepassing voorzover deze paragraaf geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2. De artikelen 15 en 17 kunnen in de beschikking tot subsidieverlening van toepassing worden verklaard.

Artikel 32 Aanvraag

  • 1. De aanvraag voor subsidie dient uiterlijk tien weken voor de start van de activiteit schriftelijk bij het college te worden ingediend. Artikel 8, eerste en derde lid, zijn niet van toepassing.

  • 2. Bij de indiening van deze aanvraag dienen in ieder geval te worden overgelegd:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting van alle inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten danwel de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Het college kan besluiten een aanvraag voor een incidentele subsidie, afkomstig van een aanvrager aan wie al een budgetsubsidie is verstrekt voor het desbetreffende jaar, niet in behandeling te nemen.

Artikel 33 Subsidieverlening, vaststelling en directe vaststelling

  • 1. Artikel 9, eerste lid is niet van toepassing.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening besluiten artikel 12 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten.

  • 4. In de subsidiebeschikking kan het college bepalen dat de ontvanger binnen een bepaalde termijn na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. In dat geval bepaalt het college tevens op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt. De subsidie wordt vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

HOOFDSTUK 5 - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken danwel deze buiten toepassing laten, voorzover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 35 Toezichthouders

  • 1. Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de wet aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

  • 2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de wet.

Artikel 36 Evaluatie

Een evaluatie van deze verordening vindt in ieder geval eenmaal in de zes jaar plaats.

Het college doet aan de raad verslag van de resultaten daarvan.

Artikel 37 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2006, met uitzondering van artikel 8, eerste lid, dat op 1 januari 2007 in werking treedt.

  • 2. De Subsidieovergangsverordening Doetinchem 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 38 Overgangsbepalingen

De in artikel 37, lid 2 genoemde subsidieverordening blijft van kracht op:

  • -

    krachtens die verordening verstrekte subsidies en ter uitvoering daarvan gesloten uitvoeringsovereenkomsten;

  • -

    aanvragen om subsidie die voor het in werking treden van deze verordening zijn ingediend en waarop op het moment van in werking treden van deze verordening nog niet is beschikt;

  • -

    ingediende bezwaar- en beroepschriften tegen op grond daarvan verstrekte subsidies.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Doetinchem.