Regeling vervallen per 26-04-2012

Maatregelverordening IOAW en IOAZ

Geldend van 01-07-2010 t/m 25-04-2012

Intitulé

Maatregelverordening IOAW en IOAZ

De raad van de gemeente Doetinchem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 juni 2010;

gezien het advies van de sociale raad;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid van de Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid van de IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid van de IOAZ;

b e s l u i t :

vast te stellen de Maatregelverordening IOAW en IOAZ 2010 gemeente Doetinchem.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    de IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beide voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • d.

    uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid van de IOAW/IOAZ;

  • e.

    uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde nettogrondslag, inclusief vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 5, vierde lid van de IOAW/IOAZ;

  • f.

    maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid van de IOAW en artikel 20, eerste lid I van de IOAZ alsmede het tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid van de IOAW en artikel 20, tweede lid van de IOAZ;

  • g.

    inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 van de IOAW/IOAZ;

  • h.

    benadelingsbedrag: brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

  • i.

    belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

  • j.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III van de IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald, bedraagt de duur van de maatregel één maand.

  • 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 Horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten, indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ;

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 7 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend.

      Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaar nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel, indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand waarin de verwijtbare gedraging plaatsvond voor zover de uitkering over deze periode nog niet betaalbaar is gesteld. Indien betaalbaarstelling reeds heeft plaatsgevonden, wordt de maatregel toegepast op de uitkering over de periode hierop volgend. Daarbij wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde uitkeringsnorm die geldt op het moment dat de gedraging plaatsvindt.

  • 2. Indien de maatregel niet kan worden opgelegd, omdat de uitkering inmiddels is beëindigd, wordt de maatregel alsnog gerealiseerd door middel van herziening van het recht op uitkering over de periode waarin de verwijtbare gedraging plaatsvond.

  • 3. Als de maatregel niet kan worden geëffectueerd met toepassing van het eerste of tweede lid, vindt realisatie plaats door oplegging van de maatregel wanneer aan belanghebbende binnen 24 maanden opnieuw recht op uitkering wordt verleend.

Artikel 9 Samenloop van gedragingen

Als er gedurende eenzelfde periode sprake is van meerdere maatregelwaardige gedragingen, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 10 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c van de IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

    • b.

      het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen of schuld ervoor zorgen dat een traject op basis van een trajectplan wordt beëindigd.

Artikel 11 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      5% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      20% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      40% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      100% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de vierde categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van 5% van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering. Hieronder valt tevens het niet tijdig verstrekken van gegevens die van belang zijn voor de verlening van een uitkering.

  • 2. Bij toepassing van artikel 13 van de IOAW/IOAZ, eerste lid, moet onder onverwijld worden verstaan: bij het eerste of eerstvolgende mutatieformulier, indien dit niet van toepassing is, voor de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ, eerste lid zich heeft voorgedaan.

Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000: 10% van de uitkeringsnorm;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000 tot € 2000: 20% van de uitkeringsnorm;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000 tot € 4000: 40% van de uitkeringsnorm;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000 tot € 10.000: 100% van de uitkeringsnorm.

  • 3. Als het benadelingsbedrag op of boven de aangiftegrens van het Openbaar Ministerie ligt, wordt aangifte gedaan en wordt de strafmaat aan justitie overgelaten. Daarom geen maatregel opleggen.

  • 4. Bij het uitblijven van een strafrechtelijke sanctie moet alsnog een maatregel worden opgelegd.

Artikel 14 Waarschuwing

Van het opleggen van een maatregel, als bedoeld in hoofdstuk 3, kan worden afgezien en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing, tenzij:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven;

  • b.

    het te laat verstrekken van inlichtingen gevolgen heeft (gehad) voor het recht op uitkering of de hoogte daarvan.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, en medewerkers van andere organisaties die belast zijn met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, wordt een maatregel gedurende één maand opgelegd in de volgende situaties:

    a.

    verbaal geweld en discriminatie

    20% van de uitkeringsnorm;

    b.

    intimidatie en bedreiging

    40% van de uitkeringsnorm;

    c.

    zaakgericht fysiek geweld

    60% van de uitkeringsnorm;

    d.

    mensgericht fysiek geweld

    80% van de uitkeringsnorm;

    e.

    een combinatie van geweldsvormen

    100% van de uitkeringsnorm.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan, conform het bepaalde in de Nota anti-agressiebeleid, door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie, dan wel voor een door het college nader te bepalen periode de toegang tot het stadhuis en de afdeling werk en inkomen worden ontzegd.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Maatregelverordening IOAW en IOAZ 2010 gemeente Doetinchem.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in zijn vergadering van 1 juli 2010,

griffier
voorzitter