Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2007

Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2007

De raad van de gemeente Doetinchem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 april 2006;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet en de Wet werk en bijstand,

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2007

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a.

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem;

b.

inkomen

netto-inkomen in de maand van aanvraag vermeerderd met netto-vakantiegeld en ontvangen alimentatie, verminderd met betaalde alimentatie;

c.

vermogen

vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand;

d.

inwoner

de persoon die als ingezetene van de gemeente Doetinchem is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en zijn werkelijke woonplaats binnen de gemeente Doetinchem heeft;

e.

hoofdbewoner

het lid van het huishouden dat de woonlasten draagt;

f.

kind

persoon jonger dan 18 jaar die tot het huishouden van zijn ouder(s) of verzorger(s) behoort;

g.

volwassene

persoon van 18 jaar of ouder;

h.

beperking

een fysieke, psychische of verstandelijke beperking.

Artikel 2 Recht op bijdrage

  • 1. Voor iedere inwoner bestaat, met inachtneming van artikel 3, aanspraak op een bijdrage in de kosten van sport, culturele en sociaal-culturele activiteiten.

  • 2. Het college bepaalt bij beleidsregels voor welke voorzieningen op het terrein van sport, culturele en sociaal-culturele activiteiten een bijdrage kan worden verstrekt.

  • 3. De bijdrage wordt toegekend en uitbetaald aan de hoofdbewoner binnen het huishouden, maar in geval van groepswonen aan elk van de individuele aanvragers.

Artikel 3 Vaststelling van de betalingscapaciteit

  • 1. Het normbedrag voor de bepaling van de betalingscapaciteit bevat de volgende componenten:

    • a.

      120% van de voor de leefsituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, met inachtneming van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2005;

    • b.

      een vermindering van het bedrag van de normhuur, behorend bij het minimum-inkomensijkpunt zoals vastgelegd in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (huurtoeslag).

  • 2. Het netto besteedbaar inkomen wordt vastgesteld door het netto-inkomen in de maand van aanvraag te verhogen met:

    • -

      het netto vakantiegeld;

    • -

      de ontvangen alimentatie;

    • -

      de maandelijks van de overheid ontvangen bijdrage voor de eigen woning, huurtoeslag of vergelijkbare geldelijke regeling;

    en vervolgens te verlagen met:

    • -

      de kale huur, danwel de betaalde hypotheekrente;

    • -

      de betaalde alimentatie;

    • -

      de zelf betaalde premie voor de basisverzekering.

  • 3. De betalingscapaciteit wordt vastgesteld door het netto besteedbaar inkomen te verminderen met het normbedrag.

Artikel 4 Toekenningscriteria

  • 1. Het college wijst de bijdrage volledig toe wanneer de berekening van de betalingscapaciteit volgens artikel 3 resulteert in nihil of een negatief bedrag.

  • 2. Wanneer de berekening van de betalingscapaciteit volgens artikel 3 lager is dan de maximale bijdrage, maar hoger dan nihil, wijst het college een bijdrage ter hoogte van dit verschil toe.

  • 3. Het vermogen van de aanvrager blijft buiten beschouwing voorzover het op de aanvrager van toepassing zijnde vrij te laten bescheiden vermogen als bedoeld in artikel 34 de Wet werk en bijstand niet wordt overschreden.

Artikel 5 Bijdrage voor personen met een beperking

  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag van een persoon met een beperking vindt geen inkomen- en vermogenstoets plaats als bedoeld in de artikelen 3 en 4.

  • 2. Het college bepaalt bij beleidsregels wanneer sprake is van een beperking als bedoeld in artikel 1 onder h.

Artikel 6 Hoogte en frequentie van de bijdrage

  • 1. De bijdrage als bedoeld in artikel 2 bedraagt maximaal € 120,-- per jaar per tot het huishouden behorende inwoner. Een bijdrage wordt verhoogd met een bedrag van maximaal € 55,-- per jaar per tot het huishouden behorend schoolgaand kind.

  • 2. Wanneer een huishouden gevormd wordt door een alleenwonende inwoner van 65 jaar of ouder, bestaat, ongeacht toepassing van lid 1, recht op een zelfstandige bijdrage van maximaal € 165,-- per jaar.

  • 3. Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt door het college ingaande 2008 jaarlijks per 1 januari verhoogd met de wettelijke indexering.

Artikel 7 Aanvraag en informatieplicht

  • 1. Het college stelt het recht op een tegemoetkoming op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2. Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een door het college verstrekt en daartoe bestemd aanvraagformulier.

  • 3. Het college neemt binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag een schriftelijke beslissing.

  • 4. De aanvrager is verplicht alle informatie te verstrekken die door het college noodzakelijk wordt geacht voor beoordeling van de aanvraag.

  • 5. De tegemoetkoming wordt pas betaalbaar gesteld nadat de aanvrager een op naam gesteld (betaal)bewijs heeft overgelegd waaruit de gemaakte kosten blijken.

  • 6. Het recht op een tegemoetkoming vervalt, indien betaalbewijzen niet tijdig, dat wil zeggen na 31 januari volgend op het jaar waarop de kosten betrekking hebben, zijn ingediend.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken danwel deze buiten toepassing laten, voorzover toepassing ervan tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2007.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2007.

Op die dag vervalt de Verordening bijdrageregeling gemeente Doetinchem 2005, vastgesteld op 15 december 2005 met uitzondering van artikel 6.6. dat vervalt per 1 februari 2007.

Toelichting

Algemene toelichting

Het doel van deze verordening is het bevorderen van deelname (meedoen) aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport en culturele en sociaal-culturele activiteiten door het verminderen van financiële beperkingen voor de lage inkomens en voor mensen met een beperking.

Om de uitvoering van deze verordening technisch goed uitvoerbaar te houden, zijn de doelgroepen van deze verordening niet verder onderscheiden en is uitgegaan van eenzelfde maximale bijdrage per persoon ongeacht de leefsituatie en leeftijd.

Indien en voorzover een aanvrager op grond van zijn individuele situatie andere kosten heeft die samenhangen met de deelname aan de samenleving of de persoonlijke situatie, kan in aanvulling op een bijdrage op basis van deze Meedoenregeling in voorkomende gevallen individuele bijzondere bijstand worden toegekend.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen en bevordert de inzichtelijkheid van de verordening. Gehanteerde termen die niet nader worden gedefinieerd in de onderhavige verordening hebben dezelfde betekenis zoals deze in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht zijn verwoord. Het begrip beperking wordt in beleidsregels nader gespecificeerd.

Artikel 2 Recht op bijdrage

Sinds de invoering van de bijdrageregeling in 1994 is er op grond van ervaringen een helder toetsingskader ontstaan wat betreft de activiteiten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Deze verordening gaat gepaard met beleidsregels waarin de activiteiten worden benoemd.

Artikel 3 Vaststelling van de betalingscapaciteit

Wat betreft de rekenmethode is hier gekozen voor een opzet gelijk aan de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Het voordeel hiervan is dat de aanvrager slechts één aanvraag hoeft in te dienen om voor beide anti-armoede instrumenten in aanmerking te kunnen komen.

De norm om in aanmerking te komen voor de bijdrageregeling is 120% en niet de (wettelijk vastgelegde) 100% zoals deze bij de kwijtschelding wordt gehanteerd. Hier is voor gekozen om de armoedeval te ontwijken.

Artikel 4 Toekenningscriteria

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5 Bijdrage voor personen met een beperking

Naast de groep lage inkomens beoogt deze verordening ook een bijdrage in de kosten van maatschappelijke participatie mogelijk te maken voor de personen met een beperking, waarbij voor deze groep geen inkomens- of vermogenstoets geldt. Ongeacht inkomen of vermogen komen aanvragers met een fysieke, psychische of verstandelijke beperking in aanmerking voor een bijdrage in de kosten van sport en culturele en sociaal-culturele activiteiten. Het college bepaalt in beleidsregels wanneer sprake is van een beperking en hoe vaststelling daarvan plaatsvindt.

Artikel 6 Hoogte en frequentie van de bijdrage

De hoogte van de maximale bijdrage is voor elke inwoner gelijk gehouden ongeacht leefsituatie of leeftijd. Met een bijdrage van deze omvang kunnen de jaarkosten van het lidmaatschap van veel sport-, culturele en sociaal-culturele verenigingen of de kosten van een zwem- of bibliotheekabonnement geheel of grotendeels worden afgedekt. De basisbijdrage kan met € 55,-- worden verhoogd per tot het huishouden behorend schoolgaand, leerplichtig kind (5 t/m 17 jaar). Artikel 6.2 bepaalt dat een alleenwonende 65+-er zelfstandig recht heeft op een bijdrage van € 165,-- per jaar. Deze bijdrage wordt verleend als tegemoetkoming voor telefoonkosten met als doel het voorkomen van een sociaal isolement.

In de verordening wordt de gemeentelijke bijdrage jaarlijks geïndexeerd. Dit is gebaseerd op het feit dat ook de door de huishoudens betaalde bijdrage in de vorm van contributie, cursusgeld of anderszins eveneens aan prijsstijgingen onderhevig is.

Artikel 7 Aanvraag en informatieplicht

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de toepassing van deze verordening

ongewenste effecten heeft. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid in die gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening af te wijken. Ook in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kunnen zij een beslissing nemen waarbij zij zoveel mogelijk de geest van deze verordening in acht nemen.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.