Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018

Geldend van 27-04-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het college de bevoegdheid heeft om gemeentelijke beleidsregels vast te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018, nader te noemen de Verordening;

Overwegende dat het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020, de Verordening maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem, de beleidsregels onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018 en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018, de daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb).

De beleidsregels moeten ook in acht genomen worden door het Buurtplein B.V. (verder te noemen: Buurtplein, indien zij aan hen door het college gemandateerde bevoegdheden gaan uitoefenen.

Buurtcoach:

een generalist met kennis over de gehele breedte van het sociale domein, die als aanspreekpunt fungeert in de wijk, de verbinding vormt tussen ingezetenen en benodigde ondersteuning en een coördinerende rol heeft bij meervoudige problematiek;

 

Consulent:

de medewerker van gemeente Doetinchem of Buurtplein, die namens het college op grond van de Wmo 2015 bepaalt of en voor hoe lang een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

 

Artikel 2 Algemene voorzieningen

Gemeente Doetinchem kent in het kader van de wet een aantal algemene voorzieningen zoals hieronder zijn verwoord:

  • 1.

    Algemene voorziening Buurtplein

Gemeente Doetinchem heeft een algemene voorziening Buurtplein ingericht. Deze heeft tot doel een actieve en professionele manier bevorderen van en het uitvoering geven aan het optimaliseren van zelfredzaamheid en participatie van inwoners, alsmede het bijdragen aan de sociale kwaliteit van de Doetinchemse samenleving.

Het Buurtplein in casu de buurtcoach doet de integrale vraagverheldering op alle levensgebieden en biedt eerstelijnsondersteuning voorliggend aan een maatwerkvoorziening. Daarbij bepaalt het Buurtplein of een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

  • 2.

    Algemene vervoersvoorziening Elver

Gemeente Doetinchem heeft een algemene voorziening ingericht voor de cliënten van Elver (instelling voor mensen met een verstandelijke beperking) in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening.

  • 3.

    Algemene voorziening Pauropus

Pauropus is een algemene voorziening gericht op het verhogen van de zelfredzaamheid van ingezetenen door ondersteuning bij (arbeidsmatige) dagbesteding en participatie in de samenleving. Pauropus kent een werkgerichte aanpak die aansluit bij de mogelijkheden van de ingezetene.

Bij Pauropus krijgen de ingezetenen van de gemeente Doetinchem, met en zonder uitkering of indicatie, op een laagdrempelige manier de mogelijkheid om weer actief mee te doen, onder professionele begeleiding. Wanneer iemand (nog) niet in staat is om regulier werk uit te voeren, is het in elk geval belangrijk en zinvol om deel te nemen aan de samenleving. Voor veel van onze deelnemers is die deelname aan de samenleving, voordat ze bij Pauropus komen, zeer beperkt te noemen. Om deze reden biedt Pauropus haar deelnemers intensieve ondersteuning. Dit kan in de vorm van individuele begeleiding of door middel van een werktraject. Het doel van ieder traject bij Pauropus is participeren naar vermogen, de deelnemers doen het (voor hen) hoogst haalbare. Dit kan resulteren in regulier werk, werk met ondersteuning, vrijwilligerswerk of arbeidsmatige dagbesteding. Een duurzaam resultaat is hierin een belangrijk uitgangspunt, ieder traject is maatwerk!

  • 4.

    Algemene voorziening Schoonmaakhulp

Gemeente Doetinchem heeft er voor gekozen om de algemene voorziening Schoonmaakhulp in te richten voorliggend op de maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis - Schoon huis.

Onder Schoonmaakhulp – korting wordt verstaan:

Het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken. De cliënt heeft geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren. De cliënt kan samen met de hulp bepalen hoe de tijd wordt besteed.

Te behalen resultaat:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij cliënten gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap;

  • -

    Ontregeling en vervuiling worden voorkomen;

  • -

    Veranderende omstandigheden worden gemeld bij het aanspreekpunt van de cliënt.

De algemene voorziening Schoonmaakhulp wordt uitgevoerd door de volgende aanbieders:

  • 1.

    Thuisgenoten;

  • 2.

    Vitaal Thuiszorg;

  • 3.

    Alfa & Zorg;

  • 4.

    Bions;

  • 5.

    Tzorg;

  • 6.

    Zorgplus Beek;

  • 7.

    Gemakzorg / Sientje;

  • 8.

    STMG;

  • 9.

    Ozon Zorg;

  • 10.

    Markenheem.

  • 5.

    Algemene voorziening Stadskamer

De Stadskamer is een algemene voorziening gericht op (arbeidsmatige) dagbesteding en participatie in de samenleving. De Stadskamer faciliteert, ondersteunt en verbindt mensen en ideeën, zodat zij zich kunnen ontwikkelen en zich beter kunnen redden in de maatschappij. Er is doorgaans sprake van problemen op meerdere levensdomeinen, vaak in combinatie met psychische problemen.

  • 6.

    Algemene voorziening ZOOV

Gemeente Doetinchem kent een algemene voorziening in de vorm van een aanvullend openbaar vervoerssysteem. Dit is bekend onder de naam ZOOV. Het aanvullend openbaar vervoerssysteem is bedoeld om verplaatsingen binnen de regio Achterhoek (gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk) mogelijk te maken. Elke reiziger kan hiervan gebruik maken en betaalt hiervoor een gedifferentieerd tarief. Jaarlijks kunnen de tarieven wijzigen.

Algemene voorzieningen zoals het reguliere openbaar vervoer of een aanvullend collectief vervoerssysteem zijn voorliggend op de maatwerkvoorziening.

Gemeente Doetinchem kent een aanvullend collectief vervoerssysteem in de vorm van ZOOV. ZOOV is voor elke ingezetene, waarvoor het niet mogelijk is om via het reguliere openbaar vervoer naar een plaats van bestemming binnen de regio Achterhoek te reizen. De ingezetene betaalt hiervoor een regulier vervoerstarief zoals opgenomen in de Verordening.

Als na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (de ingezetene heeft bijvoorbeeld al de beschikking over een auto en is gewend daarmee in de vervoersbehoefte te voorzien) bestaat er geen noodzaak tot het bieden van een oplossing. Dat kan anders zijn als door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.

Artikel 3 Melding hulpvraag

  • 1. De melding voor een algemene voorziening kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gecontracteerde aanbieder .

  • 2. De formele melding voor een maatwerkvoorziening kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij het Buurtplein.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (art. 1.1.1. van de wet). En betreft kortom alle levensdomeinen.

De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk. Het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis aanbiedt. Dit is de buurtcoach van het Buurtplein of de consulent van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk. De cliënt wordt persoonlijk over deze mogelijkheid geïnformeerd wanneer hij wordt uit genodigd voor een gesprek voor vraagverheldering en/of voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 5 Advies maatwerkvoorziening

Voor de toepassing van artikel 5, zesde lid van de Verordening, bepaalt de consulent of het bij het beoordelen van de toegang tot de maatwerkvoorziening noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch of bouwkundig adviseur. Een medisch advies ligt voor de hand als er sprake is van een progressief ziektebeeld en/of een medisch moeilijk te objectiveren aandoening. Daarnaast kan een advies zinvol zijn voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt.

De kosten van het advies komen voor rekening van het Buurtplein.

Als het adviestraject niet binnen de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken kan worden afgerond, kan deze termijn na overleg met de cliënt worden verlengd. Hetzelfde geldt voor een adviestraject dat is gestart nadat de cliënt de aanvraag heeft ingediend.

Artikel 6 Het Gesprek

Wanneer na de melding verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt te zijn, dan zal de buurtcoach of de consulent van het Buurtplein eerst een vooronderzoek doen naar de al beschikbare informatie binnen de gemeente. Daarna zal het gesprek worden gevoerd. De cliënt kan zich laten bijstaan door zijn mantelzorger en/of een cliëntondersteuner. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen. De buurtcoaches en de consulenten zijn geschoold in het voeren van ‘het Gesprek’.

Het ‘Gesprek’ is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de cliënt. Daarbij is aandacht voor:

  • -

    de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

  • -

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • -

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp te voorzien in zijn behoefte;

  • -

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

  • -

    de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger(s) van de cliënt;

  • -

    de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de behoefte te voorzien aan maatschappelijke ondersteuning

  • -

    dat bij een maatwerkvoorziening een eigen bijdrage van de cliënt gevraagd kan worden;

  • -

    in het gesprek is het verplicht om (indien van toepassing) de eigen bijdrage te noemen en (zo mogelijk) te berekenen.

Als een cliënt voor een persoonsgebonden budget wil kiezen, wordt door de consulent uitgelegd hoe de procedure voor een persoonsgebonden budget in werking treedt. Cliënten moeten vooraf goed weten wat het persoonsgebonden inhoudt en welke verantwoordelijkheden zij of hun budgetbeheerder daarbij hebben.

Artikel 7 Criteria voor een algemene voorziening

  • 1.

    Algemene voorziening Buurtplein

Om in aanmerking te komen voor de algemene voorziening Buurtplein dient een ingezetene van gemeente Doetinchem te voldoen aan de volgende voorwaarden: niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met de inzet van het sociaal netwerk kunnen voorzien in de zelfredzaamheid of participatie in de Doetinchemse samenleving.

  • 2.

    Algemene vervoersvoorziening Elver

Om in aanmerking te komen voor de algemene voorziening Elver gelden de onderstaande voorwaarden:

  • Het betreft sociaal vervoer: hieronder wordt verstaan het vervoer om deel te nemen aan het leven van alledag en om sociale contacten aan te gaan. Hieronder wordt tevens verstaan het vervoer naar huis en dat van naasten.

  • Het sociaal vervoer betreft regionaal. Regionaal vervoer omvat de enkele reisafstand, tot maximaal 25 kilometer, gerekend vanaf de woonlocatie van de cliënt en de plaats van bestemming gemeten langs de kortste route.

  • Onder cliënten van Elver worden verstaan de cliënten die intramuraal wonen en zorg ontvangen van Elver en woonachtig zijn binnen gemeente Doetinchem.

  • 3.

    Algemene voorziening Pauropus

Om in aanmerking te komen voor de algemene voorziening Pauropus dient een ingezetene van gemeente Doetinchem te voldoen aan de volgende voorwaarden: niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met de inzet van het sociaal netwerk kunnen voorzien in (arbeidsmatige) dagbesteding en/of participatie in de samenleving en/of het vinden en uitvoeren van betaald werk.

  • 4.

    Algemene voorziening Schoonmaakhulp

Schoonmaakhulp - kostprijs

Elke ingezetene, die ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie en een zelfstandig huishouden voert, kan tegen kostprijs gebruik maken van de algemene voorziening Schoonmaakhulp. De ingezetene bepaalt zelf hoeveel uren hij hiervoor bij de gecontracteerde aanbieder inkoopt.

Bepaalde doelgroepen komen onder voorwaarden in aanmerking voor een generieke korting op de kostprijs.

Schoonmaakhulp - korting

Cliënten, die in aanmerking komen voor een korting op de algemene voorziening – Schoonmaakhulp kunnen maximaal 130 uur op jaarbasis inkopen, dat is gemiddeld 2,5 uur per week. Minder uur inkopen is toegestaan. Instromen gedurende het jaar betekent dat het aantal in te kopen uren naar rato wordt verlaagd (het aantal weken x het aantal uur).

De algemene voorziening biedt flexibiliteit voor inzet van uren. Uren kunnen structureel per week worden ingezet of kunnen in samenspraak met de gecontracteerde aanbieder door de Cliënt worden opgespaard voor een ‘grote’ schoonmaak. Indien de gecontracteerde aanbieder en/of de Cliënt van mening is dat de algemene voorziening niet passend is kan een melding bij het Buurtplein worden gedaan voor een maatwerkvoorziening Ondersteuning thuis – Schoon huis of Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden.

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor Schoonmaakhulp – korting zijn:

  • -

    De ingezetene kan niet op eigen kracht, gebruikelijke hulp of met de inzet van het sociaal netwerk voorzien in de uitvoering van de huishoudelijke taken;

  • -

    De ingezetene en zijn partner of volwassen thuiswonende kinderen ontvangen geen zorg op grond van de Wlz.

Daarnaast moet de cliënt aan tenminste één van de volgende criteria voldoen:

  • a.

    Als gevolg van een chronische ziekte of beperking is er sprake van één van of meer van de volgende maatwerkvoorzieningen vanuit de wet: hulpmiddelen, vervoersvoorzieningen, Ondersteuning thuis - Schoon huis, woningaanpassing;

  • b.

    De ingezetene heeft een mantelzorger die voor hem zorgt en die staat ingeschreven bij VIT-hulp bij mantelzorg.

  • c.

    De ingezetene ontvangt structureel (langer dan zes maanden) persoonlijke verzorging en/of verpleging vanuit de Zorgverzekeringswet.

  • d.

    De ingezetene heeft tijdelijk (maximaal drie maanden met incidenteel de mogelijkheid tot eenmalige verlenging met drie maanden) hulp nodig omdat hij of zijn partner uit een ziekenhuisopname komt.

Om als mantelzorger in aanmerking te komen voor de algemene voorziening Schoonmaakhulp – Korting dient hij te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Ingezetenen te zijn van de gemeente Doetinchem en ingeschreven staan in de BRP; en

  • 2.

    Mantelzorgtaken te verrichten voor een ingezetene in de gemeente Doetinchem; en

  • 3.

    Ingeschreven staan bij VIT-hulp bij mantelzorg.

Schoonmaakhulp – aanvullende tegemoetkoming

Voor ingezetenen die in aanmerking komen voor Schoonmaakhulp – korting kan de bijdrage aan de algemene voorziening financieel niet te dragen zijn wanneer zij een laag inkomen hebben. Zij kunnen in aanmerking komen voor een aanvullende tegemoetkoming in het kader van het gemeentelijke armoedebeleid. (zie hiervoor: de Regeling Compensatieregelingen Zorgkosten).

  • 5.

    Algemene voorziening Stadskamer

Om in aanmerking te komen voor de algemene voorziening Stadskamer dient een ingezetene van gemeente Doetinchem te voldoen aan de volgende voorwaarden:

niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met inzet van het sociaal netwerk kunnen voorzien in (arbeidsmatige) dagbesteding en participatie in de samenleving.

  • 6.

    Algemene voorziening ZOOV

Om in aanmerking te komen voor de algemene voorziening ZOOV gelden geen specifieke criteria.

Artikel 8 Algemene criteria voor een maatwerkvoorziening

De wet doet een beroep op de eigen kracht en eigen mogelijkheden van ingezetenen. Het uitgangspunt van de wet is dat mensen langer thuis blijven wonen met waar mogelijk hulp van hun eigen sociale netwerk en zo nodig aanvullende ondersteuning vanuit de gemeente. Voordat er een beroep wordt gedaan op publiek gefinancierde voorzieningen moeten eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden aangesproken. Zoals vermeld in artikel 7 van de Verordening betekent dit dat een maatwerkvoorziening pas aan de orde kan zijn als de cliënt zijn beperkingen of problemen niet kan verminderen of wegnemen met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.

In elke afzonderlijke situatie beoordeelt de consulent de eigen kracht en mogelijkheden van de cliënt. Dit doet de consulent niet door de beperking als uitgangspunt te nemen, maar door juist te kijken naar wat de cliënt wel kan - zelf en/of met hulp van zijn sociaal netwerk. Dit hangt onder andere af van het type ondersteuning dat wordt gevraagd, van de draagkracht van het sociaal netwerk en van de bereidheid van zowel de cliënt als het sociaal netwerk om hulp te ontvangen respectievelijk te bieden.

Het college verwacht van de cliënt dat hij de consulent actief informeert over personen uit zijn sociaal netwerk en wat deze personen voor hem kunnen betekenen op het gebied van zorg en ondersteuning. De consulent probeert de cliënt ook te ondersteunen in het betrekken van personen uit de sociale omgeving.

Artikel 8.1 Eigen kracht

Eigen kracht verwijst naar de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij zich inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. De consulent beoordeelt hierbij ook of de cliënt met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn beperkingen kan oplossen of verminderen.

Artikel 8.2 Gebruikelijke hulp

De consulent beoordeelt of, en zo ja in hoeverre, de cliënt met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Onder gebruikelijke hulp wordt de normale, dagelijkse hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten verstaan. Het voeren van een gemeenschappelijk huishouden brengt immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden met zich mee.

Artikel 8.3 Mantelzorg

Mantelzorg betreft ondersteuning voor een naaste ten behoeve van diens zelfredzaamheid en participatie, die qua omvang en intensiteit de gebruikelijke hulp overstijgt en die rechtstreeks voortkomt uit de sociale relatie tussen personen. Mantelzorg wordt niet verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De ondersteuning is vrijwillig, maar voelt voor de betrokkenen vaak als vanzelfsprekend.

Gezien de intensiviteit van de ondersteuning en de vaak hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het met name bij mantelzorg van belang om inzicht te krijgen in de belastbaarheid van de mantelzorger. Om hier meer inzicht in te krijgen kan de consulent gebruik maken van bijlage 2 ‘Onderzoeken van (dreigende) overbelasting’ en de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de consulent. Als de belastbaarheid te beperkt blijkt, wordt gekeken naar mogelijkheden ter ondersteuning van de mantelzorger door middel van voorliggende voorzieningen. Als dit de mantelzorger niet voldoende ontlast, kan (tijdelijk) een maatwerkvoorziening ingezet worden ten behoeve van het (op termijn) in stand houden van de mantelzorg.

Artikel 8.4 Sociaal netwerk

Met het sociaal netwerk worden personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt bedoeld. Hierbij kan gedacht worden aan uitwonende kinderen, buren, vrienden, vrijwilligers e.d.

Artikel 8.5. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juli 2010, ECLI:NLCRVB:2010:BN1265). Dergelijke voorzieningen worden gezien als algemeen gebruikelijk.

De consulent dient per geval te beoordelen of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor de cliënt in kwestie (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK5657). Om algemeen gebruikelijk te zijn voor de betrokken cliënt moet de voorziening in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1.

    de voorziening is daadwerkelijk beschikbaar;

  • 2.

    de voorziening kan door de cliënt worden bekostigd; en

  • 3.

    de voorziening biedt een passende bijdrage.

De volgende criteria kunnen ook een rol spelen bij deze beoordeling (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2016, ECLI:NLCRvB:2016614):

  • 1.

    de voorziening is verkrijgbaar in een winkel of webshop;

  • 2.

    het is gangbaar dat de voorziening ook wordt aangeschaft voor personen zonder beperking; of

  • 3.

    de voorziening behoort gelet op de maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van de cliënt.

Zie voorts bijlage 1 voor een niet-limitatieve lijst aan algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Artikel 9 Specifieke criteria voor een maatwerkvoorziening

Goedkoopst adequaat

Zoals bepaald in artikel 11, eerste lid, onderdeel b van de Verordening bestaat er slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening indien deze als goedkoopst adequate maatwerkvoorziening is aan te merken.

Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt. Als meerdere voorzieningen voldoen aan het criterium van adequaatheid, dan wordt de goedkoopste toegekend.

Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget betekent dit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gekoppeld aan de in die situatie te verstrekken goedkoopst adequate maatwerkvoorziening.

Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wel kan de consulent besluiten om een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, maar dat wel langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is, te verstrekken.

Het is mogelijk om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor een maatwerkvoorziening die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de cliënt het prijsverschil uit eigen middelen betaalt.

Artikel 10 Toegang, toekenning en duur algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

  • 1. De gecontracteerde aanbieder van de algemene voorziening beoordeelt of de ingezetene in aanmerking komt voor de algemene voorziening en maakt afspraken met de ingezetene over de in te zetten ondersteuning.

  • 2. De consulent neemt op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening een besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Het besluit wordt kenbaar gemaakt door middel van een beschikking.

Artikel 11 Duur toekenning

1.Algemene voorzieningen

  • 1.1

    Algemene voorziening Elver

Zolang de cliënt aan de criteria zoals genoemd in artikel 9 van de Verordening voldoet, kan hij in aanmerking komen voor de algemene voorziening.

  • 1.2

    Algemene voorziening Schoonmaakhulp

De algemene voorziening Schoonmaakhulp kan zonder einddatum worden verstrekt. Cliënt kan gebruik maken van Schoonmaakhulp voor de periode dat de algemene voorziening wordt aangeboden. Een toekenning zonder einddatum is alleen mogelijk als gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht. Indien de cliënt tijdelijk huishoudelijke hulp nodig heeft, omdat hij of zijn partner uit een ziekenhuisopname komt, kan er voor maximaal drie maanden (met incidenteel de mogelijkheid tot een eenmalige verlenging van 3 maanden) Schoonmaakhulp - korting worden ingezet. Daarnaast kan worden gekozen voor een geldigheidsduur van 1 jaar of 5 jaar.

Hoe korter de termijn waarbinnen de met de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald en/of hoe aannemelijker het is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen, des te korter de geldigheidsduur.

De zorgaanbieder bepaalt per cliënt welke geldigheidsduur passend is aan de hand van:

  • -

    De mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht; en

  • -

    De mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën,

  • -

    huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele

  • -

    Ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse

  • -

    levensverrichtingen/lichamelijke verzorging worden verwacht, welke van invloed kunnen zijn

  • -

    op de behoefte van de cliënt aan huishoudelijke hulp.

  • 1.3

    Algemene voorziening Pauropus

Zolang de cliënt aan de criteria, zoals genoemd in artikel 9 van de Verordening voldoet, kan hij in aanmerking komen voor de algemene voorziening.

  • 1.4

    Algemene voorziening Stadskamer

Zolang de cliënt aan de criteria, zoals genoemd in artikel 9 van de Verordening voldoet, kan hij in aanmerking komen voor de algemene voorziening.

2.Maatwerkvoorzieningen

Een maatwerkvoorziening kan worden toegekend voor een periode van maximaal vijf jaar. De termijn van vijf jaar geldt zowel voor maatwerkvoorzieningen in natura als voor persoonsgebonden budgetten. De consulent bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:

  • -

    de termijn waarbinnen de door middel van de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald. De indicatieduur zal zoveel mogelijk aansluiten op deze termijn. Als de ondersteuning voornamelijk is bedoeld om een situatie te stabiliseren of achteruitgang te voorkomen, ligt het toekennen van de maximale indicatieduur voor de hand;

  • -

    de mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht; en

  • -

    de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie (zoals genoemd in de Zelfredzaamheidsmatrix) worden verwacht, welke van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Hoe korter de termijn waarbinnen de met de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald en/of hoe aannemelijker het is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen, des te korter de indicatieduur.

Als blijkt dat na afloop van de indicatieduur ondersteuning nodig blijft, moet de cliënt dan wel de aanbieder een nieuwe melding doen. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.

Een uitzondering op de genoemde maximale indicatieduur van vijf jaar geldt voor natura verstrekkingen van de diensten Ondersteuning thuis – Schoon huis en Ondersteuning thuis – Overnemen. Deze diensten kunnen maximaal voor onbepaalde tijd worden toegekend. Hiervoor is gekozen omdat Ondersteuning thuis – Schoon huis en Ondersteuning thuis – Overnemen gericht zijn op het stabiliseren en voorkomen van achteruitgang bij een ingezetene beperkte verandercapaciteit. Het college wil cliënten niet elke vijf jaar confronteren met een herbeoordeling als vooraf al met hoge waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat dit niet tot een andere vorm van ondersteuning zal leiden. Vooralsnog heeft het college ervoor gekozen om bij de inzet van een persoonsgebonden budget geen toekenning voor vijf jaar of voor onbepaalde tijd af te geven. De reden hiervoor is om juist bij het persoonsgebonden budget zicht te houden of de budgethouder in staat is en blijft om ook in de toekomst verantwoorde ondersteuning in te kopen.

Een toekenning voor onbepaalde tijd is alleen mogelijk als, gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt, veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht. De consulent bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:

  • -

    de mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht; en

  • -

    de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie (zoals genoemd in de Zelfredzaamheidsmatrix) worden verwacht, die van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

De indicatieduur zal korter zijn naarmate het meer aannemelijk is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen.

Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden tot het herzien dan wel intrekken van een beslissing, zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de wet. Ook dient de cliënt op grond van artikel 2.3.8 van de wet aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.

Artikel 12 Inhoud beschikking

Als de consulent besluit een maatwerkvoorziening toe te kennen, wordt in de beschikking in ieder geval opgenomen:

  • -

    welke maatwerkvoorziening wordt ingezet ten behoeve van welke doelen;

  • -

    of de maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • -

    de duur van de indicatie;

  • -

    op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt; en

  • -

    welke kostprijs geldt ten behoeve van de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 20 van de Verordening.

Artikel 13 Wettelijke afbakening hulpmiddelen

Vanaf 1 januari 2013 is de uitleen van hulpmiddelen onder de werking van de Zorgverzekeringswet gebracht. Voor de beantwoording van de vraag of een verzekerde in aanmerking komt voor bepaalde hulpmiddelen via de uitleen is afhankelijk van de vraag of hij daar voor een beperkte of onzekere duur op is aangewezen (art. 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering). Het gaat om rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en hulpmiddelen voor het zich wassen en zorgdragen voor de toiletgang. Staat op voorhand vast dat de cliënt voor onbeperkte duur is aangewezen op een dergelijk hulpmiddel wordt deze op grond van de wet verstrekt. In de praktijk kan overigens nog steeds de zes-maanden-termijn worden gehanteerd (2 x 3 maanden uitleen) zoals die gold tot 1 januari 2013. Zodra dan voor gebruik van het hulpmiddel moeten worden betaald, kan aanspraak bestaan op een matwerkvoorziening op grond van de wet. In het algemeen geldt dat, - indien en voor zover - de cliënt gebruik kan maken van de uitleen het tot zijn eigen verantwoordelijkheid behoort dat ook te doen.

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks gebruik nodig heeft. Een hulpmiddel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder.

Artikel 14 Maatwerkvoorziening ‘Ondersteuning thuis – Schoon huis’ en ‘Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden’.

Gemeente Doetinchem kent twee maatwerkvoorzieningen in het kader van hulp bij het huishouden, namelijk:

  • 1.

    Ondersteuning thuis – Schoon huis, waarbij de focus ligt op het overnemen van schoonmaakactiviteiten;

  • 2.

    Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden, waarbij waar nodig de schoonmaakactiviteiten worden overgenomen en er sprake kan zijn van lichte vormen van begeleiding. In bijlage 3 Ondersteuningsvormen staan beide maatwerkvoorzieningen gedefinieerd.

In bijlage 3 Ondersteuningsvormen staan beide maatwerkvoorzieningen gedefinieerd.

Bij de toekenning van een indicatie Ondersteuning Thuis – Schoon huis levert de consulent maatwerk. Het is aan de consulent om van geval tot geval te beoordelen welke ondersteuning noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen een schoon en leefbaar huis te hebben. Bij het bepalen van de omvang van de ondersteuning weegt de consulent in ieder geval – maar niet uitsluitend - de volgende factoren:

  • -

    Factoren die van invloed zijn op de vervuilingsgraad van het huis en die buiten de directe invloedsfeer van de cliënt liggen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een huishouden met kleine kinderen of een hulphond. De consulent kent geen extra tijd toe voor de vervuiling door overige huisdieren.

  • -

    Factoren die van invloed zijn op de hygiënebehoefte van de cliënt. Niet iedere cliënt is hetzelfde. Als de cliënt ten gevolge van zijn medisch objectiveerbare aandoening behoefte heeft aan een extra schoon huis, kan de consulent meer tijd toekennen.

  • -

    Het aantal ruimtes dat noodzakelijkerwijs moet worden gereinigd. Voor zelfredzaamheid en participatie is het niet altijd noodzakelijk dat alle ruimtes in het huis worden gereinigd. De ruimtes die in ieder geval moeten worden gereinigd zijn de keuken, de woonkamer, de slaapkamer, de badkamer, het toilet, de gang en de trap. Het kan voorkomen dat er – vanwege de specifieke beperkingen van de cliënt – meer dan 1 badkamer of 1 toilet moet worden gereinigd. Daarnaast kan het voor de zelfredzaamheid of participatie van belang zijn dat er nog 1 extra ruimte gereinigd wordt, zoals een hobbykamer of werkkamer. Hier zal de consulent dan ook extra tijd voor toekennen. Ruimtes die in ieder geval niet noodzakelijk zijn voor zelfredzaamheid en participatie zijn de tuin, de zolder en de kelder. Een eventuele logeerkamer kan in beginsel worden onderhouden door de logé.

  • -

    De grootte van het huis. Naarmate de cliënt in een groter of kleiner huis woont, zal de consulent meer of minder tijd toekennen.

  • -

    De mate waarin de cliënt bij kan dragen aan de reinigbaarheid van zijn huis. In voorkomend geval zal de cliënt gevraagd worden om enkele aanpassingen te doen met betrekking tot het gebruik van zijn huis, met het oog op een eenvoudige en tijdsefficiënte reiniging. Zo kan de consulent bijvoorbeeld van de cliënt vragen om gebruiksvoorwerpen zo veel mogelijk op te ruimen, het aantal woningdecoraties redelijkerwijs te beperken en de af te nemen oppervlakten zo veel mogelijk vrij te houden. Ook vraagt de consulent van cliënten vervuiling te voorkomen, voor zover dat binnen hun invloedsfeer ligt.

  • -

    Bij het bepalen van de benodigde omvang van de maatwerkvoorziening wordt bekeken welke activiteiten die onderdeel uitmaken van het huishouden moeten worden overgenomen door een huishoudelijke hulp. Hierbij maken we gebruik van normtijden uit de ‘Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden (MO-zaak, 2011).

Artikel 15 Ondersteuning gericht op het wonen

Zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening kan de cliënt die, gezien zijn beperkingen, niet normaal gebruik kan maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen. De consulent kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van een woningaanpassing of een maatwerkvoorziening ten behoeve van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zoals een traplift. De maatwerkvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Hierbij kunnen enkel woonvoorzieningen worden getroffen in ruimtes met een elementaire woonfunctie voor de ingezetene in kwestie. In beginsel zijn dit de woonkamer, slaapkamer, keuken, wc en de badkamer.

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor het veilig stallen en opbergen (droog en afgesloten) van hulpmiddelen, die als maatwerkvoorziening door de gemeente beschikbaar worden gesteld. Dit geldt tevens voor een hulpmiddel dat door inzet van een persoonsgebonden budget is aangeschaft.

Artikel 15.1 Eigen kracht

Bij de aanvraag van een woonvoorziening hanteert het college bij de beoordeling van de eigen kracht in de zin van artikel 7, eerste lid van de Verordening het uitgangspunt dat cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de keuze van een woning die aansluit op hun specifieke situatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij – voor zover mogelijk – bij de keuze van een woning rekening houdt met zijn huidige en voorzienbare toekomstige beperkingen.

Artikel 15.2 Algemeen gebruikelijke renovatie van badkamer of keuken

Er worden geen voorzieningen verleend die algemeen gebruikelijk zijn voor de cliënt in kwestie. Dit betekent dat, als er sprake is van renovatie van voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven, in beginsel geen voorziening gericht op het wonen zal worden verstrekt. Voor zowel ingezetenen met als zonder beperkingen geldt immers dat voorzieningen na verloop van tijd moeten worden vervangen of aangepast aan de eisen van de tijd.

Bij het bepalen of sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie hanteert ons college een algemeen gebruikelijke levensduur gelijk aan de afschrijvingstermijnen zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg voorzitters huurcommissies. Dit betekent dat een renovatie van de badkamer algemeen gebruikelijk worden geacht als de badkamer 25 jaar of ouder is. Een keukenrenovatie kan als algemeen gebruikelijk worden geacht bij een keuken van 15 jaar of ouder.

Een algemeen gebruikelijke renovatie dient de cliënt zelf te betalen. Wel kan er sprake zijn van bijkomende kosten zijn die niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld als de cliënt door zijn beperking een andere voorziening nodig heeft dan de standaard voorziening. Ons college kan dan volstaan met het verstrekken van de meerkosten voor het gedeelte dat niet algemeen gebruikelijk is. Hiertoe behoren ook eventuele meerkosten ten opzichte van standaard montagekosten.

Als de algemeen gebruikelijke levensduur van de voorziening nog niet is bereikt, wordt de leeftijd van de keuken of badkamer wel meegewogen bij het bepalen van de door de gemeente te verstrekken vergoeding. De vergoeding neemt af naarmate de leeftijd van de keuken of badkamer toeneemt.

Artikel 15.3 Passende bijdrage in de vorm van een verhuizing

Het college gaat efficiënt om met de beschikbare middelen en de woningvoorraad. De consulent maakt hierin per individueel geval een afweging. Bij het beoordelen of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen, kan de consulent onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt te maken woning een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. De consulent onderzoekt dit in ieder geval, maar niet uitsluitend, bij woningaanpassingen waarmee aanzienlijke kosten gemoeid zijn. Ook in situaties waarin gezien de prognose van de beperkingen die de ingezetene ondervindt de woningaanpassing slechts beperkte tijd zal volstaan, wordt de mogelijkheid van een verhuizing onderzocht.

Bij de beoordeling van de vraag of er door middel van een verhuizing een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, neemt de consulent in ieder geval het volgende in overweging:

  • -

    De eigen voorkeur van de cliënt. Als de cliënt zelf verhuizen als de beste oplossing ziet, dan ligt verhuizen meer voor de hand dan als de cliënt graag in de huidige woning blijft wonen en vice versa.

  • -

    De huidige beperkingen die de cliënt op dit moment ervaart en de toekomstprognose. Verhuizen ligt bijvoorbeeld meer voor de hand als de verwachting is dat de situatie van belanghebbende snel verslechtert waardoor een aanpassing van de huidige woning slechts beperkte tijd zal volstaan. Aan de andere kant kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een medische contra-indicatie voor verhuizen.

  • -

    De snelheid waarmee in een oplossing kan worden voorzien. Verhuizen kan sneller een oplossing bieden dan het doorlopen van het proces van een woningaanpassing (incl. uitwerking van plannen, aanvragen van offertes, uitvoeren van de werkzaamheden). Het kan echter ook een tijd duren voordat een geschikte woning is gevonden. Bij een advies voor een verhuizing wordt aangeven binnen welke aanvaardbare termijn een nieuwe woning gevonden moet zijn. Bij het vaststellen van de termijn wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de situatie die voorligt. Als er binnen de gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar komt, kan alsnog een maatwerkvoorziening gericht op het wonen worden toegekend.

  • -

    De gevolgen van een verhuizing voor de sociale omstandigheden van de cliënt. De binding van de cliënt met de omgeving wordt hierbij meegenomen evenals de nabijheid van voor de cliënt belangrijke voorzieningen en de nabijheid van vrienden en familie. Deze omstandigheden wegen zwaarder naarmate de afstand tussen de huidige woning en de mogelijke nieuwe woning toeneemt en naarmate de intensiteit van de mantelzorg toeneemt. Daarnaast weegt de nabijheid van vrienden en familie zwaarder als er sprake is van mantelzorg. Ook eventuele consequenties (zoals inkomstenderving) van een verhuizing voor een bedrijf aan huis worden meegewogen.

  • -

    De consequenties van een verhuizing voor de woonlasten. Een stijging van de woonlasten hoeft niet in de weg te staan van het toekennen van een verhuisurgentie. Wel wordt beoordeeld of een huurlastenstijging aanvaardbaar is voor de belanghebbende, hierbij rekening houdend met het recht op huurtoeslag en verandering in wooncomfort. In geval van een koopwoning wordt meegewogen of de belanghebbende na verkoop blijft zitten met een aanzienlijke restschuld.

Als naar oordeel van de consulent een verhuizing voorrang heeft op het aanpassen van de huidige woning, adviseert hij de cliënt in de zoektocht naar een nieuwe woning. Indien nodig kan de cliënt in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in verhuiskosten op grond van de Regeling Compensatie Zorgkosten.

Uitzonderingen:

  • 1.

    Bijzondere woonsituaties

In een aantal situaties zal geen sprake zijn van een resultaatsverplichting van de gemeente omdat in die situaties sprake is van een bijzondere woonsituatie:

  • -

    woningen die niet als zelfstandige woning dienst doen (hotels, pensions,

  • -

    woonwagens);

  • -

    woningen die niet bedoeld zijn voor permanente bewoning (tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen);

  • -

    (een) verhuurde kamer of kamers;

Het treffen van woonvoorzieningen in één van bovenstaande woonvormen is in het kader van de wet niet mogelijk.

  • 2.

    Meerdere hoofdverblijven

Een woonvoorziening wordt slechts verleend als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen. In uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van twee hoofdverblijven bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed. Als kan worden aangetoond, bijvoorbeeld door een ouderschapsplan, dat de cliënt daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder woont en de andere helft van de tijd bij de andere ouder kan in die situatie, indien niet anders mogelijk, worden bepaald dat twee woningen aangepast worden. Echter zal de vertrekkende ouder altijd eerst, zo nodig in afstemming met de consulent, moeten onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning mogelijk is.

Bezoekbaar maken

Wanneer noodzakelijk kan één woning waar de cliënt regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van een ouder niet zijnde co-ouder) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

Artikel 16 Vervoer

Artikel 16.1 Vervoer naar ondersteuningslocatie begeleiding groep

Bij het product Begeleiding groep kan er indien noodzakelijk een opslag voor individueel vervoer of rolstoelvervoer toegekend worden door de consulent. De consulent bepaalt of een cliënt met een indicatie voor Begeleiding groep in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening naar de locatie waar de ondersteuning wordt geboden. Het vervoer wordt in ieder geval noodzakelijk geacht als:

  • a.

    de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de locatie te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

  • b.

    de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit zijn of haar sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

Artikel 16.2 Collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv) ZOOV op Maat

Bij de vaststelling van het meest geschikte vervoermiddel wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en vervoersbehoefte van de cliënt. Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Een persoon zonder beperkingen maakt immers ook kosten voor vervoer.

Ingezetenen met een vervoersbeperking kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een gereduceerd tarief.

Afhankelijk van de (regionale) vervoersbehoefte van de cliënt wordt een kilometeraantal vastgesteld tot maximaal 2.000 kilometer per jaar. Onder de regionale vervoersbehoefte wordt verstaan het reizen binnen een afstand van 20 kilometer van de woning van de cliënt.

Indien er andere mogelijkheden zijn voor vervoer op de kortere afstanden, zoals de mogelijkheid van fietsen of het gebruik van een scootmobiel, zal hier rekening mee gehouden worden en kan het maximale kilometeraantal naar beneden worden bijgesteld. Als sprake is van zwaarwegende redenen kan in uitzonderingsgevallen het maximale kilometeraantal (tijdelijk) naar boven worden bijgesteld.

Bovenregionale bestemmingen vallen buiten de reikwijdte van de wet en vallen onder verantwoordelijkheid van Valys. Omdat er nog onbereikbare bestemmingen tussen de 20 kilometer en het reisgebied van Valys zitten, kan men met ZOOV ook ritten van 20 tot 40 kilometer boeken, tegen het OV-tarief van ZOOV, tot maximaal 2.000 kilometer per jaar.

Als sprake is van zwaarwegende redenen kan op individueel niveau door de consulent een puntbestemming worden vastgesteld tussen de 20 en 40 kilometer waarnaartoe binnen het Wmo tarief kan worden gereisd.

16.3 Richtlijnen indicatie ZOOV op Maat

Als richtlijn om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV dient in ieder geval sprake te zijn van:

  • 1.

    geobjectiveerde beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, psychische of psychosociale problemen al dan niet met een medisch advies waaruit blijkt dat de cliënt geen gebruik kan maken van eigen vervoer en het reguliere openbaar vervoer, of;

  • 2.

    een cliënt die in staat is zelfstandig te reizen met ZOOV en die periodiek één van de volgende relevante vervoersbestemmingen heeft:

    • a.

      het bezoeken van familie en vrienden of kennissen;

    • b.

      bezoek aan openbare gebouwen, winkels of kerk;

    • c.

      sociale en culturele activiteiten; of

    • d.

      medisch vervoer, waaronder ten behoeve van fysio- of vergelijkbare therapie (binnen een afstand van 20 kilometer van de woning en wanneer andere wetgeving niet voorliggend is).

De volgende vervoersbestemmingen gelden in ieder geval als niet relevant voor een indicatie voor ZOOV en naar deze bestemmingen mag ook niet gereisd worden met ZOOV:

  • -

    vervoersbestemmingen die vanuit voorliggende wetgeving worden gefinancierd (zoals het vervoer naar het ziekenhuis – bezoek aan de specialist of onderzoek);

  • -

    vervoer van en naar dagbesteding;

  • -

    vervoer van en naar werk;

  • -

    bovenregionale vervoersbestemmingen (Valys is hier voorliggend).

ZOOV als CVV is voorliggend op de individuele maatwerkvoorziening ZOOV op Maat.

Alleen wanneer, op basis van medisch advies, is vastgesteld dat ZOOV als CVV voor een cliënt niet voldoet, kan ZOOV op Maat als individuele vervoersvergoeding worden ingezet. Alleen indien na onderzoek door consulent blijkt dat ZOOV op Maat niet volstaat, kan voor een andere oplossing worden gekozen.

16.4 Begeleiding bij vervoer ZOOV

Er kan voor twee soorten begeleiding een indicatie worden toegekend voor ZOOV: medische begeleiding en sociale begeleiding. De gemeente betaalt daarvoor een opslag aan de vervoerder.

Verplichte/medische begeleiding

Van medische begeleiding is sprake als de cliënt vanwege medische of andere redenen (zoals vanwege psychiatrische, psychische of psychogeriatrische problematiek) niet in staat is zelfstandig te reizen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarbij de begeleider moet kunnen ingrijpen tijdens de rit.

Als er medische redenen zijn, kan de gemeente een indicatie afgeven voor verplichte/medische begeleiding. De CVV-reiziger met verplichte/medische begeleiding mag niet alleen reizen. De medische begeleider is ten minste 12 jaar oud, is in staat om hulp te verlenen als dat nodig is en gebruikt zelf geen rolstoel. Ze reizen gezamenlijk van A naar B. De medische begeleider betaalt geen reizigersbijdrage.

Sociale begeleiding

In gevallen waar de cliënt zowel thuis als op locatie ondersteuning nodig heeft van de begeleider en er geen redelijke vervoersmogelijkheden beschikbaar zijn voor de begeleider, kan er een indicatie voor sociale begeleiding worden toegekend. In dat geval betaalt de begeleider hetzelfde tarief als de cliënt. Een begeleider die meereist zonder indicatie van de gemeente, reist als ov-reiziger mee en betaalt het ov-tarief.

Artikel 17 Persoonsgebonden budget

Een cliënt die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt door de consulent geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.3.6, tweede lid van de wet. De cliënt wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid van het testen van zijn bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget, zodat hij een weloverwogen keuze voor een persoonsgebonden budget of zorg in natura kan maken.

Bij twijfel over de competenties ten aanzien van de budgetvaardigheid van de budgethouder of diens vertegenwoordiger kan in alle gevallen de vertegenwoordiger worden gevraagd na een aangegeven periode een evaluatie/voortgangsverslag in te dienen.

17.1 Beoordeling van de wettelijke voorwaarden

Zoals bepaald in artikel 12, eerste lid van de Verordening beoordeelt de consulent of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor een persoonsgebonden budget. Naar oordeel van de consulent dient de cliënt op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, en in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

Naar oordeel van de consulent is hiervan in ieder geval geen sprake als de cliënt dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger niet het vermogen heeft om een overeenkomst aan te gaan, een ondersteuner in de praktijk aan te sturen en de administratie bij te houden.

Als de cliënt de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken uitvoert met hulp van de betrokken ondersteuner, diens personeel of op een andere wijze aan de ondersteuner verbonden persoon, kan het college een persoonsgebonden budget weigeren op grond van belangenverstrengeling. Het belang van degene die de ondersteuning met het persoonsgebonden budget biedt mag namelijk nadrukkelijk niet boven het belang van de cliënt staan. Een factor die kan wijzen op ongewenste belangenverstrengeling is als de cliënt een lage mate van invloed heeft op het besluit om voor een persoonsgebonden budget te kiezen.

De kwaliteit van de met een persoonsgebonden budget in te kopen maatwerkvoorziening dient van voldoende kwaliteit te zijn. De beoordeling hiervan ligt bij de consulent.

Dit wil zeggen dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend. Hiertoe levert de cliënt een ondersteunings- en budget plan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken vastlegt inzake de gewenste ondersteuning. In het ondersteunings- en budgetplan maakt de cliënt in ieder geval inzichtelijk:

  • -

    waar de ondersteuning wordt ingekocht en waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • -

    hoe aan de, in het gespreksverslag of gezinsplan omschreven doelen, wordt gewerkt

  • -

    waarom voor deze ondersteuner is gekozen;

  • -

    wie het persoonsgebonden budget gaat beheren;

  • -

    waarom hij de ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen;

  • -

    welke salarisafspraken zijn gemaakt; en

  • -

    hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd.

Op grond van artikel 2.3.9, eerste lid van de wet is het college bevoegd om besluiten te heroverwegen. Bij een heroverweging evalueren de consulent en de cliënt samen de met het persoonsgebonden budget behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen heeft voldaan komt hierbij aan bod.

17.2 Uitgangspunten persoonsgebonden budget in sociaal netwerk

Op grond van artikel 2.3.6, vierde lid van de wet kan een cliënt die in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget dit inzetten om ondersteuning te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Dit mag echter niet leiden tot vergoeding van ondersteuning die anders onbetaald geleverd zou worden. Uitgangspunt is dat ondersteuning uit de eigen omgeving reeds maximaal moet worden ingezet voordat een beroep gedaan wordt op het college. Voor ondersteuning die in redelijkheid verwacht mag worden van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie) ligt het niet voor de hand om een maatwerkvoorziening te verstrekken.

Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget ter besteding aan een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt wordt in ieder geval niet toegekend als:

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk op enige wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt in de keuze voor een persoonsgebonden budget;

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk (dreigend) overbelast is. Zie bijlage 4 ‘Onderzoeken van (dreigende) overbelasting’; of

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk vanwege andere redenen niet in staat is om de gevraagde ondersteuning te bieden.

Bij de beoordeling van de aanvraag weegt de consulent ook mee of:

  • -

    de continuïteit van zorg gewaarborgd is, voor zover dit noodzakelijk is voor het welbevinden van de cliënt. Is bijvoorbeeld een keer overslaan vanwege ziekte of vakantie mogelijk?

Zoals bepaald in artikel 13, vijfde lid van de Verordening is het tarief voor een persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk lager dan het tarief voor professionele ondersteuners.

17.3 Spelregels persoonsgebonden budget

Salarisafspraken

Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt ook de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd.

De SVB faciliteert zowel betalingen via een vast maandloon als via facturering per uur of dagdeel. De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daartoe hanteert de gemeente het uitgangspunt dat een betaling via facturatie de standaard is. Betaling via facturatie ondersteunt de controle op rechtmatigheid voor zowel budgetbeheerder als de gemeente. Betaling via een vast maandloon is mogelijk. Net als bij betaling via facturatie moet de cliënt de rechtmatigheid van de bestedingen kunnen aantonen en verantwoorden. Daartoe moet een administratie worden bijgehouden. Eventuele wijzigingen in de hoogte van de geleverde ondersteuning moeten worden doorgeven aan de SVB. Wanneer een budgetbeheerder kiest voor betaling via maandloon moet hij in het ondersteunings- en budgetplan aangeven dat hij zich van deze verantwoordelijkheid bewust is.

Het ondersteunings- en budgetplan en de zorgovereenkomst moeten door de consulent zijn goedgekeurd voordat de gemeente het persoonsgebonden budget bij de SVB klaarzet. Bij de herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. Ook kan de gemeente steekproefsgewijs controles uitvoeren. Indien de budgetbeheerder de besteding van het persoonsgebonden budget niet adequaat kan verantwoorden, kan het college besluiten het persoonsgebonden budget te beëindigen of (een deel van) het persoonsgebonden budget terug te vorderen.

De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het tarief waarop het persoonsgebonden budget is gebaseerd. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze volledig voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.

Ondersteuning in het buitenland

Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een persoonsgebonden budget. Daarnaast geldt dat voor het bieden van begeleiding aan de cliënt in het buitenland expliciet toestemming door de consulent moet worden gegeven. De consulent zal hierbij toetsen of de besteding van het persoonsgebonden budget past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden. Daarbij geldt dat een persoonsgebonden budget maximaal dertien weken per jaar buiten Nederland mag worden besteed.

Als de cliënt langer dan zes weken per jaar in het buitenland verblijft en daar ondersteuners inhuurt die niet onder de Nederlandse sociale- en belastingwetgeving vallen, zal de hoogte van het persoonsgebonden budget verlaagd worden op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage zoals bepaald door het Menzis Zorgkantoor regio Arnhem.

Overige spelregels

Het persoonsgebonden budget kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering.

Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Artikel 18 Bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening

Het feit dat een maatwerkvoorziening is afgeschreven betekent niet automatisch dat het recht op een nieuw hulpmiddel ontstaat. Zie voorts bijlage 2.

Artikel 19 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

19.1 Niet-verzilvering

  • 1.

    Algemene voorziening Schoonmaakhulp

Er kan maximaal 130 uur op jaarbasis tegen gereduceerd tarief worden ingezet. Het opsparen gedurende het kalenderjaar voor het doen van een ‘grote’ schoonmaak is mogelijk. Niet gebruikte uren kunnen niet worden meegenomen naar het volgende jaar.

  • 2.

    Maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt met de bedoeling dat de cliënt gebruik gaat maken van de ondersteuning. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van een voorziening nog geen voorziening is aangewend, kan het college de beslissing geheel of gedeeltelijk intrekken.

Er zijn situaties denkbaar, zoals wachtlijsten of opname van de cliënt in het ziekenhuis waardoor de indicatie niet kan worden ingezet binnen de gehanteerde periode van zes maanden. De cliënt dient in een dergelijk geval uiterlijk vier weken voor het verlopen van de zes maanden contact op te nemen met ons college. De consulent beoordeelt in overleg met de cliënt en eventueel zijn ondersteuner of een opschorting of aanpassing van de indicatie noodzakelijk is.

Artikel 20 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 28 van de Verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.

Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de ingezetene centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn. En wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • Vroegtijdig informeren: hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de buurtcoaches en jeugd- en gezinswerkers. Zij informeren ingezetenen vroegtijdig over hun rechten en plichten;

  • Vroegtijdig detecteren en afhandelen: de buurtcoaches en jeugd en gezinswerkers zijn ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de buurtcoaches/jeugdconsulent. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats.

  • Optimaliseren van de dienstverlening: bij de inrichting van de werkprocessen kijken wij ook naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van ingezetenen om de regels na te leven;

  • Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de nodige expertise ingezet binnen de gemeente om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtige consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen. Van de ingezetene wordt verwacht dat zij mededeling doet van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de verstrekte voorziening. Ook wordt van de ingezetene verwacht dat hij/zij meewerkt aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden.

Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/ communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het persoonsgebonden budget-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.

Voor alle medewerkers van gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt, moet daar op ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de buurtcoaches. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach of jeugd- en gezinswerker bij (vermoedens van) fraude met de betrokken ingezetene in gesprek gaat. De ingezetene heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de jeugdconsulent of buurtcoach hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt. Dit wordt dan opgeschaald naar het college.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Met het in werking treden van deze beleidsregels worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017 ingetrokken.

  • 3. Een cliënt houdt recht op een geldende indicatie verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017 tot afloop van de indicatieduur of tot de cliënt een nieuw aanbod van het college accepteert.

  • 4. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Doetinchem 2017 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening, uitgezonderd aanvragen voor huishoudelijke hulp. Deze aanvragen worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning Doetinchem 2017.

  • 5. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 14 november 2017,

ing. N. van Waart

secretaris

mr. M. Boumans MBA MPM

burgemeester

Bijlage 1 behorend bij artikel 8.5 Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen

Hieronder volgen enkele voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden (dit is geen uitputtende opsomming):

  • -

    collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv)

  • -

    eenhendelmengkranen;

  • -

    elektrische fiets voor personen van 16 jaar en ouder;

  • -

    huishoudelijke hulp;

  • -

    keramische- of inductiekookplaat;

  • -

    losse douchestoel;

  • -

    maaltijdvoorziening;

  • -

    personenauto;

  • -

    renovatie of aanpassing van een badkamer of keuken waarvan de algemeen gebruikelijke levensduur is bereikt zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg voorzitters huurcommissies (Rechtbank ’s-Gravenhage 07-03-2012, nr. 11/4293 AWB).

  • -

    rollator, wandelstok, krukken en looprek;

  • -

    stallingplaats scootmobiel (in bijvoorbeeld parkeergarage)

  • -

    thermostatische kranen;

  • -

    tweede toilet of sanibroyeur;

  • -

    verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • -

    wandbeugels.

Bijlage 2 behorend bij artikel 18 Bijdrage in de kosten bij een verstrekking uit een depot

Herverstekking depot:

Voorbeeld: een scootmobiel heeft een afschrijvingstermijn van zeven jaar. Als de scootmobiel na drie jaar wordt herverstrekt, dan vraagt het college nog vier jaar een eigen bijdrage in de kosten aan de cliënt.

Bijlage 3 Ondersteuningsvormen

(Bij beleidsregels maatschappelijke ondersteuning)

In deze bijlage worden de vormen van maatwerkondersteuning gedefinieerd die vanaf 2015 als nieuwe taak naar de gemeente zijn gegaan, aangevuld met de maatwerkvoorzieningen gericht op hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden.

  • 2.

    Ondersteuning individueel: begeleiding individueel gericht op ontwikkeling of stabilisatie;

  • 3.

    Ondersteuning groep: begeleiding groep gericht op ontwikkeling of stabilisatie;

  • 4.

    Vervoer, alleen in combinatie met begeleiding groep;

  • 5.

    Persoonlijke verzorging, wanneer deze niet onder voorliggende wetgeving valt;

  • 6.

    Logeren.

 

In deze bijlage wordt per ondersteuningsvorm het afwegingskader weergegeven.

2.1 Maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden

De volgende twee vormen worden onderscheiden:

 

Ondersteuning thuis – schoon huis

Dit is het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken. De Cliënt heeft geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de  zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de Cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren. De Cliënt kan samen met de hulp bepalen hoe de tijd wordt besteed.

 

De te behalen resultaten zijn gericht op:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij Cliënten gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap.

  • -

    Het voorkomen van ontregeling en vervuiling.

  • -

    Signaleren van veranderende omstandigheden en melden bij het aanspreekpunt van de Cliënt. 

Ondersteuning thuis – coachen gericht op het huishouden

Dit is het aanleren, oefenen en bestendigen van huishoudelijke vaardigheden en vaardigheden ten behoeven van het aanbrengen van structuur in het huishouden. Waar nodig het overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken in de woonruimtes die in gebruik zijn om ontregeling van huishouden te voorkomen. Het bieden van lichte begeleiding bij de dagelijkse organisatie van het huishouden, zoals door het checken van producten op de houdbaarheidsdatum en het aanbrengen van structuur in de agenda. Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden kan alleen aan de orde zijn als versterking van de zelfredzaamheid van de Cliënt mogelijk is. De Cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf te ontwikkelen om huishoudelijke vaardigheden onder de knie te

krijgen. Het kan nodig zijn dat de begeleiding eerst taken overneemt en de Cliënt coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De ondersteuning is waar mogelijk eindig.

    

De te behalen resultaten zijn gericht op:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij inwoners gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap.

  • -

    Het voorkomen van ontregeling en vervuiling.

  • -

    Het aanleren van vaardigheden om zelfstandig een huishouden te kunnen voeren.

  • -

    Structuur aanbrengen in het huishouden.

  • -

    Het sociaal netwerk van de Cliënt wordt betrokken waar nodig.

2.2 Ondersteuning individueel

Begeleiding Individueel is gericht op het vergroten, dan wel behouden van de zelfredzaamheid en de deelname aan de samenleving.

 

Van begeleiding individueel worden de volgende vormen onderscheiden:

 

Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij

Begeleiding gericht op ‘ontwikkelen en coachen bij’ is in principe eindig. De cliënt is leerbaar, beschikt over voldoende verandercapaciteit en is in staat de beoogde vaardigheden te ontwikkelen. Vaak is de ondersteuning in het begin van intensievere aard voor het aanleren van vaardigheden. De cliënt (en zijn omgeving) leert (leren) vaardigheden om voldoende te participeren, dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijke leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren. De cliënt heeft na verloop van tijd minder/geen begeleiding nodig of kan overgaan op een lichtere vorm van begeleiding.

 

Begeleiding individueel – ontwikkelen plus

Aanvullend op ‘begeleiding individueel ontwikkelen en coachen bij’ geldt dat het bij ‘ontwikkelen plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Het gaat bij ‘begeleiding individueel – ontwikkelen plus’ om cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als de veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/ kan komen.

‘Begeleiding individueel – ontwikkelen plus’ wordt afgegeven voor de ondersteuning die voortkomt uit bovengenoemde problematiek. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan extra toezicht ter voorkoming van incidenten, extra achterwacht en/of extra ongeplande ondersteuning. De begeleider moet hierbij doelgericht samenwerken met andere ketenpartners, zoals reclassering, jeugdhulp en/of ggz.

 

Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij

Begeleiding gericht op ‘stabiliseren en helpen bij’ is bedoeld voor cliënten die structureel begeleiding en/ of toezicht nodig hebben bij het zelfstandig functioneren.

De cliënt ervaart op een of meerdere levensgebieden problemen bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine. De cliënt is bij het voorkomen en/of oplossen van problemen en het nemen van besluiten afhankelijk van anderen voor structuur en regie. De cliënt beschikt over beperkte verandercapaciteit en heeft beperkt mogelijkheden tot ontwikkelen van vaardigheden of gedrag. Het samen doen, oefenen, bestendigen, deels overnemen van vaardigheden staan centraal.

 

Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen 

Bij ‘stabiliseren en overnemen’ is de cliënt op meerdere levensdomeinen afhankelijk van anderen. De cliënt kan taken en vaardigheden op meerdere levensdomeinen niet meer zelfstandig of slechts met hulp uitvoeren. De begeleidingsvraag komt veelal voort uit een (chronische) aandoening. Een (progressieve) achteruitgang kan aan de orde zijn, net als fluctuerende intensiteit van ernst en “goede” en “slechte” periodes. De inzet van de professional kan hierdoor ook fluctueren.

 

Begeleiding individueel – stabiliseren plus

|n tegenstelling tot ‘begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij’, of ‘–overnemen’ geldt dat het bij ‘stabiliseren plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Het gaat bij ‘begeleiding individueel – stabiliseren plus’ om cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/ kan komen.

‘Begeleiding individueel – stabiliseren plus’ wordt afgegeven voor de ondersteuning die voortkomt uit bovengenoemde problematiek. Hierbij valt te denken aan extra toezicht ter voorkoming van incidenten, benodigde achterwacht, extra ongeplande ondersteuning. De begeleider moet hierbij doelgericht samenwerken met andere ketenpartners, zoals reclassering, jeugdhulp en/of ggz.

2.3 Ondersteuning groep 

Begeleiding groep betreft planmatig werken aan een zinvolle daginvulling, dagstructuur, aanleren, oefenen, bestendigen of overnemen van vaardigheden en het ontplooien van talenten om zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te vergroten, dan wel achteruitgang te voorkomen. Hiervoor worden in het ondersteuningsplan doelen vastgesteld. De groepsgrootte moet passend en veilig zijn, zowel voor cliënt als medewerkers. Er moet constant toezicht/ aanwezigheid van een bevoegd begeleider ter plaatste zijn.

 

Van begeleiding groep worden de volgende vormen onderscheiden:

Begeleiding groep - ontwikkelen

Begeleiding groep gericht op ontwikkeling is het groepsgewijs coachend ondersteunen door een zinvolle daginvulling te bieden. Het gaat om niet-loonvormende activiteiten, dagstructuur, aanleren en stimuleren van (arbeids-)vaardigheden, verdienvermogen en ontplooiing van talenten om de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te vergroten.

De ondersteuning is gericht op door- of uitstroom richting scholing, werk of vrijwilligerswerk. Uitstroom naar werk kan ook zijn uitstroom naar deels (al dan niet met ondersteuning verrichten van) loonvormend werk. De ondersteuning is gericht op het aanleren en bestendigen van vaardigheden en gedrag. De doelen zijn afgestemd op eventuele andere ondersteuning die de cliënt ontvangt, bijvoorbeeld een scholings- of werktraject.

Begeleiding groep gericht op ‘ontwikkeling’ is bedoeld voor cliënten die leerbaar zijn en zich willen ontwikkelen om door of uit te stromen richting scholing, werk of vrijwilligerswerk.

 

Begeleiding groep – ontwikkelen plus

Aanvullend op ‘ontwikkelen’ geldt dat het bij ‘ontwikkelen plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Het gaat bij ‘begeleiding groep – ontwikkelen plus’ om cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/ kan komen.

‘Begeleiding groep – ontwikkelen plus’ wordt afgegeven voor de ondersteuning die voortkomt uit bovengenoemde problematiek. Hierbij valt te denken aan extra toezicht ter voorkoming van incidenten, benodigde achterwacht, extra ongeplande ondersteuning. De begeleider moet hierbij doelgericht samenwerken met andere ketenpartners, zoals reclassering, jeugdhulp en/of ggz.

 

Begeleiding groep – stabiliseren en begeleiden bij

Begeleiding groep gericht op ‘stabiliseren en begeleiden bij’ is voor cliënten die structureel ondersteuning en/of toezicht nodig hebben. De cliënt is beperkt leerbaar en heeft beperkt mogelijkheden tot ontwikkelen van vaardigheden of gedrag, maar kan wel zelf om hulp vragen. Het samen doen, oefenen, bestendigen en deels overnemen van vaardigheden en gedrag staan centraal.

De cliënt ervaart op één of meerdere levensgebieden problemen bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine. De cliënt is bij het voorkomen en/of oplossen van problemen en het nemen van besluiten afhankelijk van anderen voor structuur en regie.

 

Begeleiding groep – stabiliseren en overnemen

Begeleiding groep ‘gericht op stabiliseren en overnemen’ is voor cliënten die structureel ondersteuning en/ of toezicht nodig hebben. De cliënt is op meerdere levensdomeinen afhankelijk van anderen. De cliënt kan taken en vaardigheden op meerdere levensdomeinen niet meer zelfstandig of met hulp uitvoeren.

De aard van de vraag komt veelal voort uit een (chronische) aandoening. Een (progressieve) achteruitgang kan aan de orde zijn, net als fluctuerende intensiteit van ernst, en “goede” en “slechte” periodes. De inzet van de professional kan hierdoor ook fluctueren.

 

Begeleiding groep – stabiliseren plus

Bovenop ‘begeleiding groep – stabiliseren en helpen bij’, of ‘– overnemen’ geldt dat het bij ‘stabiliseren plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek, waardoor de cliënt een prikkelarme omgeving nodig heeft. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Het gaat bij ‘begeleiding groep – stabiliseren plus’ om cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/ kan komen.

‘Begeleiding groep – stabiliseren plus’ wordt afgegeven voor de ondersteuning die voortkomt uit bovengenoemde problematiek. Hierbij valt te denken aan extra toezicht ter voorkoming van incidenten, benodigde achterwacht, extra ongeplande ondersteuning. De begeleider moet hierbij doelgericht samenwerken met andere ketenpartners, zoals reclassering, jeugdhulp en/of ggz.

2.4 Vervoer, alleen in combinatie met begeleiding groep

Bij het product Begeleiding groep kan indien noodzakelijk een opslag voor individueel vervoer of rolstoelvervoer toegekend worden door de consulent. De consulent bepaalt of een cliënt met een indicatie voor Begeleiding groep in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening naar de locatie waar de ondersteuning wordt geboden. Het vervoer wordt in ieder geval noodzakelijk geacht als:

 

  • a.

    de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de locatie te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

  • b.

    de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit zijn of haar sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid. 

2.5 Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging richt zich op algemene dagelijkse levensverrichtingen, persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg om een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied op te lossen. Hiervoor worden taken aangeleerd, dan wel overgenomen, zodat de cliënt zo lang mogelijk zelfredzaam is en deel kan nemen aan de samenleving. Het kan gaan om taken zoals wassen, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, toiletgang, bewegen, vervangen katheter/ stomazakje, toedienen sondevoeding en/of aanreiken medicijnen.

Gemeenten zijn voor alle cliënten, zowel onder als boven de 18 jaar, alleen verantwoordelijk voor het gedeelte van persoonlijke verzorging dat niet onder voorliggende wetgeving zoals de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg valt.

Wanneer de persoonlijke verzorging verband houdt met de behoefte aan op geneeskundige zorg of een hoog risico daarop dan is de Zorgverzekeringswet van toepassing.

 

Van persoonlijke verzorging worden de volgende vormen onderscheiden:

 

Persoonlijke verzorging – ontwikkelen

Persoonlijke verzorging gericht op ‘ontwikkelen’ is bedoeld voor een cliënt die leerbaar is en waarvoor de ondersteuning in principe eindig is of kan overgaan in een lichtere vorm van ondersteuning. Het is gericht op het aanleren en verbeteren van vaardigheden rondom persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg zodat de cliënt deze taken (weer) zelfstandig of met behulp van zijn omgeving kan uitvoeren.

 

Persoonlijke verzorging – stabiliseren

Persoonlijke verzorging gericht op ‘stabiliseren’ is bedoeld voor een cliënt die niet of beperkt leerbaar is. De aard van de vraag komt veelal voort uit een (chronische) aandoening. Hierbij bestaat de ondersteuning vooral uit het helpen bij, inslijten en of (deels) overnemen van taken in de persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg.

2.6 Logeren

Logeren (kortdurend verblijf) is het logeren in een accommodatie van een Instelling met als doel het tijdelijk ontlasten van de mantelzorger. Indien er ook sprake is van ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) zoals persoonlijke verzorging en verpleging, wordt nauw samengewerkt met partners vanuit deze ondersteuning, zodat deze Ondersteuning geleverd blijft worden.

 

De Cliënten die in aanmerking komen voor logeren hebben een complexe hulpvraag en ontvangen vaak langdurig Ondersteuning van mantelzorgers. Cliënten hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Bijlage 4 Onderzoeken van (dreigende) overbelasting

Het onderzoeken of er sprake is van (dreigende) overbelasting kan aan de orde zijn als er ondersteuning wordt verleend door het sociaal netwerk. Dit geldt zowel wanneer de ondersteuning kosteloos wordt verleend, zoals in het geval van mantelzorg, als wanneer de ondersteuning wordt betaald vanuit een persoonsgebonden budget.

De consulent beoordeelt of de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt voldoende worden verminderd of weggenomen met behulp van de ondersteuning uit het sociaal netwerk. Hiertoe kan de consulent meer inzicht willen in de draagkracht van de personen uit het sociaal netwerk die de ondersteuning bieden. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn dat deze persoon zelf aangeeft het zwaar te hebben of aangeeft klachten en symptomen te ervaren die kunnen wijzen op (dreigende) overbelasting.

Voorbeelden van fysieke en/of psychische klachten en symptomen die kunnen ontstaan als gevolg van (dreigende) overbelasting zijn:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe maken we gebruik van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de consulent medisch of ander deskundig advies inwinnen als hij of zij dit nodig vindt.

Als naar oordeel van de consulent sprake blijkt van (dreigende) overbelasting kan dit reden zijn om de ondersteuning uit het sociale netwerk niet of minder in te zetten dan beoogd. In geval van mantelzorg is het ook mogelijk om een (tijdelijke) maatwerkvoorziening in te zetten ter ontlasting van de mantelzorger. Hiertoe is het wel noodzakelijk dat er een verband bestaat tussen de (dreigende) overbelasting en de ondersteuning die iemand biedt. Bij (dreigende) overbelasting door een dienstverband van veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in het minder uren gaan werken of het aanpakken van de spanningen op het werk.

Er moet duidelijk zijn hoe de (dreigende) overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de (dreigende) overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de (dreigende) overbelasting terug te dringen.