Referendumverordening gemeente Doetinchem 2020

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening gemeente Doetinchem 2020

De raad van de gemeente Doetinchem;

gelezen het initiatiefvoorstel van 21 oktober 2020;

gelet op de artikelen 147 lid 1, 147a lid 1 en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

REFERENDUMVERORDENING GEMEENTE DOETINCHEM 2020

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • kiesgerechtigd: stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad;

  • referendum: volksraadpleging waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een ontwerp raadsbesluit.

Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen

  • 1. Er kan een referendum worden gehouden op initiatief van kiesgerechtigden en de raad.

  • 2. Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit, met uitzondering van besluiten:

  • a. over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

  • b. over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c. over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

  • d. over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • e. in het kader van deze verordening;

  • f. over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • g. over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • h. ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • i. die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • j. waarvan de raad van mening is dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. De raad stelt een referendumcommissie in en benoemt haar leden.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit drie leden en kiest uit haar midden een voorzitter.

  • 3. De referendumcommissie wordt ondersteund door de griffier [of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie].

  • 4. De voorzitter en de leden van de referendumcommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen van de gemeente.

  • 5. De leden worden benoemd voor een periode van zes jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

Artikel 4. Taken en vergaderingen referendumcommissie

  • 1. De referendumcommissie heeft tot taak:

  • a. de raad te adviseren over:

  • i. de vraag of sprake is van een uitgezonderd besluit als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • ii. de vraagstelling van een referendum inclusief de antwoordmogelijkheden en stemprocedure, en;

  • iii. de datum van het te houden referendum;

  • b. de voorzitter van de raad te adviseren over het papieren en digitale formulier voor de ondersteuningsverklaringen;

  • c. burgemeester en wethouders te adviseren over:

  • i. de stembiljetten, en;

  • ii. de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 11;

  • d. toezicht te houden op:

  • i. de uitvoering van deze verordening, en;

  • ii. het objectieve of neutrale karakter van de door de gemeente te verstrekken voorlichting over het referendum;

  • e. klachten te behandelen in het kader van de toezichttaak, genoemd onder d;

  • f. binnen drie maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden dan wel binnen drie maanden nadat duidelijk is dat er geen referendum plaatsvindt, een evaluatie uit te brengen over het referendumproces.

  • 2. De referendumcommissie kan op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen en die zij van belang acht.

  • 3. De referendumcommissie vergadert in beslotenheid.

  • 4. De adviezen van de referendumcommissie zijn openbaar.

Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

  • 1. Het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 250 ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2. Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, uiterlijk zeven dagen voor de raadsvergadering waarin het ontwerp raadsbesluit wordt besproken.

  • 3. Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4. Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen.

  • 5. De voorzitter van de raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De raad beslist of het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 7. Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

  • 1. Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 750 ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 2. Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de raad binnen zes weken na de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3. Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4. Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5. De voorzitter van de raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De voorzitter van de raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7. De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek.

  • 8. In de eerstvolgende vergadering van de raad na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, neemt de raad een besluit over het houden van het referendum.

Artikel 7. Initiatief van de raad

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2. Zo spoedig mogelijk nadat dit besluit is genomen, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarover het referendum zal worden gehouden. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden totdat de uitslag van het referendum bekend is gemaakt.

Artikel 8. Datum stemming

  • 1. De raad bepaalt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de dag waarop de stemming over het referendum plaatsvindt.

  • 2. De stemming vindt plaats uiterlijk vier maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

Artikel 9. Vraagstelling referendum

  • 1. De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de vraagstelling vast.

  • 2. Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn. Deze vraag kan geen betrekking hebben op afzonderlijke onderdelen van het ontwerp raadsbesluit.

  • 3. Bij een referendum op initiatief van de raad wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn of kan de vraag bestaan uit verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen (meerkeuzereferendum), met de mogelijkheid om één voorkeursvariant aan te geven of om een voorkeursrangorde tussen de antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen aan te geven.

  • 4. Bij een referendum met verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen stelt de raad de stemprocedure vast.

Artikel 10. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria

  • 1. Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stelt de raad een budget vast voor de organisatie van en de voorlichting over het referendum.

  • 2. Tevens stelt de raad het subsidieplafond vast voor activiteiten ter ondersteuning van het publieke debat en de meningsvorming over het ontwerp raadsbesluit waarop het referendum betrekking heeft.

  • 3. Niet voor subsidie komen in aanmerking activiteiten die:

  • a. geheel of gedeeltelijk plaatsvinden na de dag van stemming;

  • b. met winstoogmerk worden ondernomen;

  • c. die zijn begonnen voordat over de subsidieaanvraag is beslist.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a. collectieven van ten minste zes kiesgerechtigde inwoners van de gemeente, en;

  • b. rechtspersonen, met uitzondering van politieke groeperingen als bedoeld in hoofdstuk G van de Kieswet.

  • 5. De subsidie bedraagt 100% van de redelijke kosten van de activiteiten, met uitzondering van loonkosten, en tot een maximum van € 5000,-.

  • 6. Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond en de begin- en einddatum van de aanvraagtermijn bekend.

  • 7. Op subsidies verstrekt op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening niet van toepassing.

Artikel 11. Subsidieverlening en vaststelling

  • 1. Een week na afloop van de sluitingsdatum van de aanvraagtermijn beslissen burgemeester en wethouders over de subsidieverlening.

  • 2. Subsidieverlening vindt plaats in volgorde van de door burgemeester en wethouders aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 3. Bij de rangschikking van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal naar de mate waarin:

  • a. de activiteiten bijdragen aan het publieke debat en meningsvorming onder kiesgerechtigden: 7 punten;

  • b. de activiteiten voor het publiek toegankelijk zijn of de uitingen openbaar zijn: 5 punten;

  • c. de activiteiten bekendgemaakt zijn bij het publiek: 2 punten;

  • d. verschillende doelgroepen worden bereikt: 2 punten, en;

  • e. het gevraagde bedrag in verhouding staat tot het verwachte resultaat: 4 punten.

  • 4. De verleende subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot.

  • 5. Uiterlijk acht weken na de dag van de stemming dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag of bewijsstukken waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 6. Burgemeester en wethouders besluiten uiterlijk acht weken na de datum van de aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 12. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 13. Uitslag

  • 1. Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2. Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan de raad, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 3. In geval van een meerkeuzereferendum op initiatief van de raad zijn er twee opties om de referendumuitspraak vast te stellen:

  • a. Bij een meerkeuzereferendum met één voorkeursvariant wordt de keuzemogelijkheid die de meeste stemmen heeft gekregen als referendumuitspraak vastgesteld.

  • b. Bij een meerkeuzereferendum met een voorkeursrangorde wordt de rangorde van de keuzemogelijkheden op basis van het gewogen aantal stemmen per keuzemogelijkheid als referendumuitspraak vastgesteld.

  • 4. De raad doet op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel 14. Strafbepaling

  • Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a. stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b. stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken;

  • c. stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d. als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e. bij een referendum door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f. stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening gemeente Doetinchem 2020.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2020

Voorzitter

Griffier

TOELICHTING

Algemeen

Een Referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerp raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad. In de Referendumverordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college), maar aan de raad of griffier gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Kiesgerechtigd

Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet (18 jaar of ouder, Nederlander of EU-onderdaan of vijf jaar een verblijfsvergunning, of rechtmatig in Nederland verblijvend op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland).

De nadere bepaling van kiesgerechtigd zijn is afhankelijk van de fase waarin het proces verkeert: het gaat er om wie stemrecht zou hebben bij de raadsverkiezing op [de dag waarop het formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor het inleidend verzoek wordt verstrekt dan wel de dag waarop de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd (zie de artikelen 5 en 6) dan wel op] de dag waarop het referendum wordt gehouden.

Referendum

Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit.

Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen

Eerste lid

De raad beslist of er een referendum kan worden gehouden.

Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.

Tweede lid

Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen; bij de onderdelen f en g gaat het om het budgetrecht van de raad.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

Een referendumcommissie wordt ingesteld nadat de Referendumverordening is vastgesteld. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Voor de benoemingstermijn van zes jaar is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt voor de rekenkamer (vijfde lid).

Wanneer een lid van de referendumcommissie ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden van de referendumcommissie (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.

Artikel 4. Taken en vergaderingen referendumcommissie

De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.

Eerste lid

Onder a tot en met c staat de advisering aan respectievelijk de raad, de voorzitter van de raad en het college. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder e). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.

Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.

De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.

Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toetsmoment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. Het definitief verzoek (artikel 6) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden.

Derde en vierde lid

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening alleen schriftelijk worden ingediend. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt. De referendumcommissie heeft een adviserende rol.

Vijfde lid

Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment dat de voorzitter van de raad het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Om verwarring over deze peildatum te voorkomen is het goed om deze uitgiftedatum ook op het ondersteuningsformulier te zetten.

Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren door de voorzitter van de raad. Deze heeft immers toegang tot de basisregistratie persoonsgegevens.

Zesde lid

De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, tweede lid, vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.

Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Zevende lid

Als de raad het ontwerp raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.

Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

In de procedure voor het definitief verzoek wordt ook de digitale mogelijkheid opengesteld (vierde lid, tweede volzin).

Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerp raadsbesluit nog niet besproken door de raad; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.

Artikel 7. Initiatief van de raad

De raad kan zelf het initiatief nemen om een referendum te houden. Vaak zal het voorstel daartoe van een of meer raadsleden of fracties afkomstig zijn. Elk raadslid heeft op grond van artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief om een (uitgewerkt) voorstel voor bijvoorbeeld een referendum te doen. Ook kan elk raadslid een motie daartoe indienen. Een initiatiefvoorstel of motie kan bijvoorbeeld een voorstel voor een referendum inhouden over een onderwerp waarbij aan kiesgerechtigden alternatieven wordt voorgelegd en waarbij het college wordt verzocht een en ander in een nota uit te werken. Over een initiatiefvoorstel moet op grond van artikel 147a, vierde lid, van de Gemeentewet het college de gelegenheid krijgen wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Initiatiefvoorstellen en moties worden behandeld conform het Reglement van Orde van de raad. Op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, heeft de referendumcommissie de taak te adviseren alvorens de raad besluit een referendum te houden. Het is daarom zaak om een voorgenomen referenduminitiatief zo snel mogelijk bij de referendumcommissie te melden. Het initiatiefvoorstel of de motie kan resulteren in een besluit van de raad tot het houden van een referendum als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel 8. Datum stemming

Over de dag van de stemming brengt de referendumcommissie advies uit (artikel 4, eerste lid, onder a, sub 3°).

Artikel 9. Vraagstelling referendum

De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumcommissie; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.

Tweede lid

Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden ligt de vraagstelling grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. Doorgaans zal hierdoor de vraagstelling zijn bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit. Soms wordt in een raadsvoorstel een keuzemogelijkheid aan de raad gegeven, als dit voorstel het onderwerp is van een referendum zal aan de kiesgerechtigden deze keuze mogelijkheden worden voorgelegd.

Bij een referendum op initiatief van de raad kan de vraagstelling een andere vorm krijgen. De raad kan aan de kiesgerechtigde inwoners de vraag voorleggen of zij vóór dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit zijn of aan hen verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen voorleggen.

Als meer dan twee alternatieven worden voorgelegd, is er waarschijnlijk geen meerderheid voor een van de opties. Er zijn mogelijkheden waarbij ook inzicht wordt verkregen over de tweede of derde voorkeur van kiesgerechtigden. Als er gekozen wordt voor verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen zal de referendumcommissie hierover adviseren met een voorstel voor de stemprocedure. Wat de meest geschikte stemprocedure is, hangt mede af van het aantal mogelijke antwoordopties en de aard ervan. Drie mogelijkheden zijn: (a) het uitbrengen van één stem op een antwoordmogelijkheid naar keuze; (b) het uitbrengen van één of meerdere stemmen op elk van de antwoordmogelijkheden die de kiezers verkiest (‘approval voting’); (c) het plaatsen van de antwoordmogelijkheden in volgorde van voorkeur (waarbij indien geen van de alternatieven een meerderheid heeft de stemmen van het minst populaire alternatief kunnen worden overgeheveld naar de keuze van tweede voorkeur bij de betreffende kiezers).

Artikel 10. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria

Eerste lid

Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz.). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.

Tweede lid

Daarnaast wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen.

Een subsidieplafond is belangrijk omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond door de raad.

Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval door het college en de bekendmaking van de verdeelsleutel gebeurt in dit geval via de verordening: in artikel 11, tweede en derde lid, is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Derde lid

Hier is een inhoudelijke toets van de aanvragen om subsidie opgenomen in de vorm van weigeringsgronden. De aanvragen die niet worden geweigerd worden vervolgens beoordeeld op de manier die is beschreven in artikel 11, tweede en derde lid.

Vierde lid

Het doel van de subsidieverstrekking is bijdragen aan de meningsvorming en aan het voeren van het publieke debat over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum onder de burgers in de gemeente. Burgers moeten hun mening kunnen vormen voordat zij een stem uitbrengen. Vaak zijn initiatiefnemers van een referendum en andere betrokkenen burgers. Om hen een mogelijkheid te geven subsidie aan te vragen voor het stimuleren van het publieke debat en meningsvorming wordt hier gesproken van een collectief van kiesgerechtigden. Daarnaast kunnen verenigingen, wijkorganen, stichtingen en dergelijke subsidie aanvragen. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning.

Vijfde lid

Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie zoals vermeld in het tweede lid, komen in aanmerking. Loonkosten van bijvoorbeeld personen die bij een subsidieontvanger in dienst zijn, zijn expliciet uitgezonderd. Onder omstandigheden kan wel de (redelijke) vergoeding voor een speciaal aangetrokken deskundige voor subsidie in aanmerking komen.

Zesde lid

De subsidie wordt verstrekt via een tendersysteem (zie artikel 11, tweede en derde lid). Aanvragen moeten daarom binnen een bepaalde periode worden ingediend. Omdat de planning strak is, zullen de termijnen kort moeten zijn. Het is van belang om te zorgen voor een snelle en heldere bekendmaking via diverse kanalen, zodat zoveel mogelijk betrokkenen bereikt worden.

Zevende lid

De Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) geeft diverse standaardbepalingen, bijvoorbeeld voor aanvraag- en beslistermijnen, die voor de hier bedoelde subsidies niet toepasbaar zijn en waarvan dus moet worden afgeweken. Ook bevat de ASV een bepaling waarin de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan het college wordt gedelegeerd. Dat is bij een referendum niet wenselijk; het gaat immers om een instrument van de raad.

Artikel 11. Subsidieverlening en vaststelling

Tweede en derde lid

De subsidie wordt verstrekt om zoveel mogelijk verschillende initiatieven te ondersteunen die een zo divers mogelijk publiek bereiken. Daarom is gekozen voor een tendersysteem. Nadat de aanvraagtermijn gesloten is, wordt een besluit genomen over de aanvragen. Een systeem waarbij op volgorde van binnenkomst wordt beslist is minder geschikt, omdat de activiteiten dan niet onderling kunnen worden afgewogen zodat een meest effectieve mix van initiatieven kan worden gehonoreerd.

Met de methode die in het tweede en derde lid is neergelegd, is het mogelijk de aanvragen te toetsen op een aantal criteria en onderling tegen elkaar af te wegen. Een puntensysteem maakt dat inzichtelijk. De aanvragen met de meeste punten worden het eerst gehonoreerd, daarna de volgende, en zo verder tot het subsidieplafond is bereikt. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.

Vijfde lid

Een referendumproces wordt oplettend gevolgd door inwoners en lokale media. Hoewel het om relatief lage subsidiebedragen zal gaan, moet wel verantwoording over de bestede gelden worden afgelegd voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld. Dat gebeurt via de aanvraag tot vaststelling.

Zesde lid

Als uit de overgelegde stukken (of op een andere manier) blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan de subsidie lager worden vastgesteld dan was verleend, of zelfs worden ingetrokken. Hierbij kan het versterkte voorschot (vierde lid ) – deels – worden teruggevorderd (artikelen 4:48, eerste lid, en 4:57 van de Awb).

Artikel 12. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • -

    hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college;

  • -

    hoofdstuk E, paragraaf 4: de instelling van het centraal stembureau (bij een lokaal referendum is er geen taak voor een hoofdstembureau; paragraaf 3 van hoofdstuk E is hier daarom niet vermeld);

  • -

    hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);

  • -

    hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;

  • -

    hoofdstuk N, paragraaf 1: de telling van de stemmen;

  • -

    hoofdstuk P, paragraaf 1: de werkzaamheden van het centraal stembureau ten behoeve van de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag;

  • -

    hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 13.

Artikel 13. Uitslag

In artikel 13 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 12.

Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen.

In het tweede lid van artikel 13 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vierde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.

 

Artikel 14. Strafbepaling

Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4150,- in 2019). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.