Verordening tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gemeente Dongen 2012

Geldend van 09-11-2012 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gemeente Dongen 2012

De raad van de gemeente Dongen maakt bekend, dat hij in zijn vergadering van 13 september 2012 heeft vastgesteld;

VERORDENING TEGEMOETKOMING IN DE KOSTEN KINDEROPVANG GEMEENTE DONGEN 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en daarop berustende regelingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    BSN: Burgerservicenummer;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Dongen;

  • e.

    Sociaal medisch de ouder die:geïndiceerde: - een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft en voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; ofeen kind heeft waarbij is vastgesteld dat er kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind;

  • f.

    tegemoetkoming: de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang;

  • g.

    de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

    (Wkkp);

  • h.

    wettelijke doelgroep: doelgroep zoals omschreven in artikel 1.22 van de wet.

HOOFDSTUK 2 RECHT OP TEGEMOETKOMING

Artikel 2 Recht op tegemoetkoming

Recht op tegemoetkoming heeft de ouder die:

  • 1.

    onder de wettelijke doelgroep valt;

  • 2.

    een sociaal-medische indicatie heeft.

HOOFDSTUK 3 HOOGTE VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming op grond van de wettelijke doelgroepbepaling wordt toegekend conform de bepalingen in de wet.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie wordt verleend op basis van de kosten van de noodzakelijk geachte kinderopvang.

HOOFDSTUK 4 VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 4 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing : naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind per maand, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 2 en/of 3 van deze Verordening en artikel 1.22 van de wet;

    • f.

      gegevens waaruit blijkt dat de ouder tot de doelgroep van de sociaal medisch geïndiceerde behoort;

    • g.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste twee weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke doelgroep de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen, waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder(s).

Artikel 7 Weigeringgrond

Het college kent geen tegemoetkoming toe op grond van een sociaal medische indicatie, indien de ouder of de partner aanspraak kan maken op een tegemoetkoming op grond van de wet of een andere voorliggende voorziening.

Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 9 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een berekeningsjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 10 Omvang van de kinderopvang

Het college verstrekt de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

HOOFDSTUK 5 DEFINITIEVE VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Als de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend afwijkt van het berekeningsjaar, verstrekt de ouder binnen 2 maanden na afloop van het berekeningsjaar een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 3. Het college stelt de definitieve tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 1 maand betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten;

Artikel 14 Invordering

  • 1. Bedragen door een ouder of diens partner in het kader van deze wet verschuldigd aan de

    gemeente worden ingevorderd door het college van burgemeester en wethouders op

    grond van artikel 1.38 van de wet.

  • 2. Een bedrag is invorderbaar vanaf een maand na dag van dagtekening van de beschikking waarbij de vordering is ontstaan.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 15 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder(s) of partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van alle inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

De verordening Wet kinderopvang (Wk), vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 11 november 2004, wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2012.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kinderopvang gemeente Dongen 2012.

1. ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (verder Wk) in werking getreden. Niet alleen mensen die werken kunnen een beroep doen op de Wk. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term “tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)”. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een landelijk register. Een gemeentelijke tegemoetkoming is mogelijk naast een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Per 1 augustus 2010 is de wet gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp). Per 1 januari 2012 is de Wkkp verder aangescherpt. Deze verordening betreft alleen de tegemoetkoming kosten kinderopvang. Artikel 1.25 Wkkp bepaalt dat de gemeente raad bij verordening regels vaststelt omtrent de

Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.

Karakter van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op deze tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang drie regelingen van toepassing zijn:

  • 1.

    de gemeentelijke verordening Wet kinderopvang;

  • 2.

    de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

  • 3.

    de subsidieregels in titel 4.2. van de Awb.

De gemeente Dongen beschikt over een algemene subsidieverordening, genaamd Verordening Subsidieverstrekking gemeente Dongen 2007. De Verordening tegemoetkoming kinderopvang 2012 staat los van deze Algemene subsidieverordening omdat het hier een wettelijke verplichting betreft. Derhalve is de Verordening Subsidieverstrekking gemeente Dongen 2007 niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang.

De gemeentelijk doelgroepen

In artikel 1.22 van de Wkkp zijn de gemeentelijke doelgroepen opgenomen. In dit artikel worden de doelgroepen aangeduid die aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente om arbeid en zorg te kunnen combineren. Daarbij moet het begrip ‘arbeid’ ruim worden opgevat. Ook het volgen van een traject in het kader van arbeidsinschakeling of het volgen van een scholing of cursus valt er onder. Naast deze wettelijke gemeentelijke doelgroepen kan de gemeente in de verordening doelgroepen benoemen, die niet in de wet als zodanig zijn opgenomen. Deels waren deze wel in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen, maar deze bepalingen zijn nooit in werking getreden (sociaal medische indicatie).

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen

In deze verordening zijn de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.

Tegemoetkomingen voor de duur van een tegemoetkomingjaar (meestal kalenderjaar)

Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één kalenderjaar. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen door de Belastingsdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de situaties waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode binnen een kalenderjaar (bijvoorbeeld de duur van een re-integratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat). M.a.w. hierbij kan niet langer worden verstrekt dan de periode van een kalenderjaar. Daarna dient een nieuwe aanvraag ingediend te worden.

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen.

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een vastgesteld maximumbedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt, achteraf, vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld zal de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de ouders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen

De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten"open-einde regeling". Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroep aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente. Om gemeenten in staat te stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in de verordening de volgende bepalingen opgenomen.

  • *

    De omvang van de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente wordt aan beperkingen gebonden. In de Verordening is bepaald dat de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken. De wens van de ouder is hier dus niet bepalend.

  • *

    Er worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een gemeentelijke tegemoetkoming wordt op zijn vroegst verstrekt met ingang van datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • *

    De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er ook feitelijk kinderopvang plaats vindt.Voor de gemeentelijke doelgroepen geldt hierbij aanvullend de bepaling, dat er eerst een beroep wordt gedaan op de zelfredzaamheid van de aanvrager. De gemeente compenseert alleen als de aanvrager aantoonbaar zelf geen regelingen kan treffen voor de opvang van de kinderen.

  • *

    De tegemoetkoming wordt bepaald in maandelijkse voorschotten. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van ouders moet terugvorderen, beperkt.

Aanwijzen van eigen doelgroepen

De gemeente kan er voor kiezen om naast de doelgroepen die in de wet zijn benoemd eigen doelgroepen aan te wijzen die aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Dit is gebeurd in artikel 2 van de verordening, te weten voor de ouders met een sociaal medische indicatie.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in de artikelen 1 en 1a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 2 Recht op de tegemoetkoming

Het eerste lid behoeft geen toelichting.

Op grond van het tweede lid kan de ouder(s) of partner die een sociale medische indicatie heeft in aanmerking voor de vergoeding van de kosten kinderopvang. In de Wkkp heeft een aantal artikelen betrekking op de doelgroep met een sociaal-medische indicatie (art 1.23 Wkkp, artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wkkp en artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wkkp).

Artikel 1.23 Wkkp is vooralsnog niet inwerking getreden vanwege het ontbreken van een landelijk indicatieorgaan. Er is momenteel nog geen zicht op de komst van zo’n indicatieorgaan in de toekomst. Sinds 2005 is er via het gemeentefonds geld beschikbaar om deze buitenwettelijke doelgroep te financieren.

Bij dit beleid wordt zo nauw mogelijk aangesloten op de wettelijke bepalingen. Ten eerste omdat in beide gevallen sprake is van een vergoeding in de vorm van een subsidie, ten tweede omdat op deze wijze een efficiënte manier van uitvoering mogelijk wordt.

Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming

Lid 1 behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in de Wkkp. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind. Naast kinderopvangtoeslag van het Rijk en de tegemoetkoming van de gemeente, bestaat er een eigen bijdrage voor de ouder. Voor bepaalde doelgroepen heeft de gemeente de wettelijke plicht om deze eigen bijdrage te vergoeden. De hoogte van de vergoeding is door het Rijk vastgelegd in artikel 1.29 lid 3 Regeling Wkkp.

Lid 2 regelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de doelgroep sociaal medisch geïndiceerden. De doelgroep sociaal medisch geïndiceerden heeft geen recht op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. De gemeente draagt zorg voor de tegemoetkoming voor zover deze tegemoetkoming redelijkerwijs noodzakelijk is. De hoogte wordt vastgesteld a.d.h.v. door het rijk jaarlijks vastgestelde inkomenstabellen.

Artikel 4 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

De tegemoetkoming van de gemeente wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wkkp). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 1.22, derde lid, Wkkp). De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd.

De aanvrager moet aantonen dat hij/zij behoort tot één van de 2 doelgroepen (zie artikel 2). Voor de wettelijke doelgroep heeft de gemeente meestal alle gegevens in bezit.

Om aan te kunnen tonen dat de aanvrager behoort de groep sociaal medisch geïndiceerde dient hij/zij een objectiveerbare verklaring van het consultatiebureau, bureau Jeugdzorg of van een indicatiestelling voor AWBZ-zorg te overleggen waaruit de sociaal medische noodzaak blijkt. Indien een dergelijke verklaring ontbreekt of alsnog vragen oproept kan het college ook een onafhankelijke externs adviesorganisatie vragen de noodzaak re onderzoeken.

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in het kinderopvangregister (artikel 1.5, eerst lid, Wkkp).

Artikel 5 Beslistermijn verlening tegemoetkoming

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag bedraagt 8 weken.

In uitzonderingsgevallen waarin een beslissing binnen 8 weken niet mogelijk is maakt het college gebruik van de in artikel 4:14 lid 3 van de Awb neergelegde mogelijkheid om de afhandelingtermijn te verlengen met te hoogste twee weken. Indien het college gebruik maakt van de verlengingstermijn van de afhandelingtermijn wordt de ouder hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 7 Weigeringgrond

De tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie is een vangnetvoorziening. Dit betekent dat alleen de ouder en/ of de partner die niet op grond van een wettelijke bepaling (Wkkp) of een andere voorliggende voorziening aanspraak kan maken op kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

  • 1.

    De Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ);

  • 2.

    Medisch kinderdagverblijf (MKD);

  • 3.

    Persoonsgebondenbudget (pgb);

  • 4.

    Peuterspeelzaal;

  • 5.

    Wet op de jeugdzorg.

Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Bij een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van datum aanvraag. De reden hiervoor is dat er een onderzoek moet plaatsvinden of de ouder of het kind sociaal-medische geïndiceerd is. In de meeste gevallen is het niet mogelijk om een sociaal-medische indicatie met terugwerkende kracht vast te stellen.

Artikel 9 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

De tegemoetkoming voor beide doelgroepen worden in principe voor een heel kalenderjaar verleend, het berekeningsjaar. Hier wordt aansluiting gezocht met het berekeningsjaar van de belastingdienst. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een re-integratietraject voor een bepaalde periode volgt minder dan een kalenderjaar

Artikel 10 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor de uren dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie arbeid en zorg (artikel2 lid 1) of nodig zijn vanwege de sociaal medische indicatie van de ouder of het kind (artikel 2 lid 2)

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De subsidieverstrekking vindt plaats van in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele berekeningsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming in principe uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, blijft er sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Deze zullen er op gericht zijn om een zo eenvoudig mogelijke administratie te verkrijgen. Een mogelijk kan zijn om te streven naar rechtstreekse betalingen aan de kindercentra waardoor achteraf geen verrekeningen meer nodig zijn. Is dit laatste niet mogelijk, dan wordt een voorschot alleen betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau.

Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

In lid 1 is geregeld dat uiterlijk binnen 2 maanden volgend op het berekeningsjaar de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten dient in te leveren.

Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen. De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, moet het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Terugvordering is geregeld in artikel 1:38 Wkkp (zie ook de toelichting bij artikel 14).

Artikel 14 Invordering

In artikel 1.38 lid 1 Wkkp is de verplichting neergelegd om onverschuldigde bedragen in het kader van de wet in te vorderen. Een bedrag is invorderbaar vanaf een maand na de dag van dagtekening van de beschikking waarbij de vordering is ontstaan. In artikel 1.38 Wkkp is vervolgens bepaald dat de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB van overeenkomstige toepassing zijn. In deze artikelen betreft het een bevoegdheid tot terugvorderen. Omdat deze WWB artikelen “van overeenkomstige“ toepassing zijn, is de stelling verdedigbaar dat je de kan -bepaling kunt lezen als”verplichtingen”. Voorts spreekt de memorie van toelichting over verplichte terugvordering.

Artikel 15 Inlichtingenplicht

Deze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 1.28 van de Wkkp. Volledigheidshalve worden deze verplichtingen hier herhaald.

Artikelen 16 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule maakt het mogelijk om in gevallen dat toepassing van de verordening tot een onbillijke uitkomst zou leiden af te wijken van deze regelingen. Dit betekent tevens dat bij ieder negatief besluit onderzocht zal moeten worden of de individuele omstandigheden toepassing van de hardheidsclausule noodzakelijk maken.

Artikelen 17/18/19 Intrekking oude regeling, inwerkingtreding en citeerartikel

Deze artikelen behoeven geen toelichting