Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelenverordening Dongeradeel

Geldend van 25-10-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Maatregelenverordening WWB Dongeradeel

De raad der gemeente Dongeradeel

overwegende, dat de Afstemmingsverordening, c.q. Maatregelenverordening niet meer actueel is en op verschillende punten dient te worden aangepast:

door een extra artikel in de verordening op te nemen m.b.t. de doelgroep 65+ met een financiële aanvulling (WWB) op AOW;

door artikelen samen te voegen en/of tekst te verwijderen waar sprake is van doublures in de tekst;

door de maatregelen in hoogte te wijzigen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 januari 2010, no. 11/10;

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand, artikel 147 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

MAATREGELENVERORDENING DONGERADEEL

HOOFDSTUK 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, en artikel 36, zesde lid, van de wet;

  • c.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • d.

    tekortschietend besef van verantwoordelijkheid: het verrichten van handelingen dan wel nalaten daarvan door belanghebbende waardoor onnodig een beroep op bijstand wordt gedaan;

  • e.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.

Artikel 2 - Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 3. De in deze verordening genoemde maatregelen gelden als uitgangspunt voor de daarbij genoemde gedragingen. Het college kan hiervan afwijken op grond van de individuele omstandigheden van belanghebbende.

  • 4. het college kan vanwege dringende redenen afzien van het opleggen van een maatregel. Van een maatregel wordt in elk geval afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 3 – De wijze van opleggen van een maatregel

  • 1. De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. De maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van een maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan de maatregel metterugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 5. Indien de maatregel bedoeld in het eerste lid als gevolg van de beëindiging van het recht op bijstand niet kan worden geëffectueerd wordt de maatregel alsnog opgelegd bij een nieuw recht op bijstand binnen een termijn van één jaar nadat het recht op bijstand is beëindigd.

  • 6. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 4 - Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5 - Waarschuwing

Van het opleggen van een maatregel wegens een gedraging van de eerste categorie kan worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van de verwijtbare gedraging bedoel in artikel 7, eerste lid, tenzij het niet nakomen van deze verplichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaren, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 6 - Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, vindt cumulatie plaats van de maatregelen.

  • 2. Indien de cumulatie van de maatregelen hoger is dan 100%, en dus niet in één kalendermaand kan worden geëffectueerd, kan het resterende deel van de maatregel opgelegd worden in de volgende maand(en).

HOOFDSTUK 2 - Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 7 - Gedragingen

  • 1. Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren en/of het niet tijdig laten verlengen van de inschrijving als werkzoekende bij een Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) als genoemd in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • b.

      het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van invloed kan zijn op de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand of de voortzetting hiervan;

    • c.

      het niet ondertekenen of het niet aan het college verstrekken van het arbeidsplan.

  • 2. Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

    • c.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen.

  • 3. Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de wet;

    • d.

      het uit houding of gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b van de wet niet te willen nakomen;

    • e.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, 41 lid 4 of artikel 55 van de wet, voor zover het gaat om personen jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 van de wet;

    • f.

      het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b van de wet niet te willen nakomen, voor zover dit heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 van de wet;

    • g.

      het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c van de wet.

  • 4. Vierde categorie:

    a.het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 8 - De hoogte en duur van de maatregel

  • 1. De maatregel behorende bij de in artikel 7 vermelde categorieën wordt vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent (5%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent (20%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent (100%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

HOOFDSTUK 3 - Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 9 - Te laat verstrekken van gegevens

  • 1. Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

Artikel 10 - Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op tien procent van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op tenminste € 50,00 wordt gesteld en gemaximeerd op € 2.250,00.

Artikel 11 - Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, tien procent (10%) van de bijstand gedurende een maand.

HOOFDSTUK 4 - Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 12 - Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer een beroep moet doen op de bijstand, op de ernst van de gedragingen, mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. De verplichting om voldoende besef van verantwoordelijkheid te tonen voor de voorziening in het bestaan (bijvoorbeeld het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een beroep doen op voorliggende voorzieningen e.d.) geldt óók voordat een bijstandsuitkering wordt aangevraagd.

  • 3. De maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op:

    • a.

      vijfentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij een periode korter dan 3 maanden;

    • b.

      vijfentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende 3 maanden bij een periode van 3 maanden tot 6 maanden;

    • c.

      vijfentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende 6 maanden bij een periode van 6 maanden of langer.

Artikel 13 - Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn medewerkers, stemt het college de uitkering van belanghebbende af door de hoogte van de uitkering te verlagen. De maatregel bedraagt

  • a.

    tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als verbaal geweld;

  • b.

    vijentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als vernieling;

  • c.

    vijftig procent (50%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als bedreiging;

  • d.

    honderd procent (100%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als mishandeling.

Het opleggen van een maatregel laat de mogelijkheid onverlet om de door de gedraging veroorzaakte schade op de belanghebbende te verhalen.

De duur van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van en besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging genoemd in het eerste lid.

HOOFDSTUK 5 – Slotbepalingen

Artikel 14 - Overige gedragingen

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 14a (Vervallen)

Artikel 15 – Doelgroep WWB 65+ (nieuw)

In afwijking van het genoemde in deze verordening is op de uitkeringsgerechtigden, die op grond van een mandaatregeling van de Sociale verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB van toepassing.

Artikel 16 - De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2010.

Artikel 17 – Intrekking oude regeling

Met ingang van de datum, genoemd in artikel 16 wordt de Maatregelenverordening Dongeradeel, zoals vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 21 december 2006, ingetrokken.

Artikel 18 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Maatregelenverordening WWB Dongeradeel”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Dongeradeel van 18 februari 2010.
De griffier, De voorzitter,
A.J. Folbert drs. M.C.M. Waanders