Regeling vervallen per 15-02-2020

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dongeradeel 2016

Geldend van 12-05-2016 t/m 14-02-2020

Intitulé

BEHEERSVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN DONGERADEEL 2016

De raad van de gemeente Dongeradeel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 februari 2016, no 18/’16;

gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging, het Besluit op de lijkbezorging en de artikelen 147, 149 en 156 van de Gemeentewet;

overwegende dat het gewenst is om de nieuwe verordening op het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen vast te stellen;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dongeradeel 2016

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

  • b.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • c.

    begraafplaatsen:

de gemeentelijke begraafplaats “Damwâldsterreedsje, Damwâldsterreedsje 3 te Dokkum”;

de gemeentelijke begraafplaats “Lindenhof, Metslawiersterweg 1A te Dokkum”;

de gemeentelijke begraafplaats “Reidswâl, Reidswâl 1 te Metslawier”;

de gemeentelijke begraafplaats “Molenzes, Holwerterdyk 11A te Ternaard”;

  • d.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend;

  • e.

    gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend;

  • f.

    gedenkteken: voorwerp op het graf waar opschriften of figuren op aangebracht kunnen worden;

  • g.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens burgemeester en wethouders een grafrecht wordt verleend;

  • h.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf of gedenkplaats;

  • i.

    grafrecht: het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, hetzij het uitsluitend recht op een particulier graf;

  • j.

    particulier graf: eigen graf; een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken, het doen bijzetten van asbussen en het doen verstrooien van as;

  • k.

    rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf;

  • l.

    urn: een siervoorwerp ter berging van een asbus;

  • m.

    urnennis: ruimte in een urnenmuur of columbarium bij de gemeente in beheer ter berging van een of twee asbussen;

  • n.

    urnenmuur: een verzameling urnennissen c.q. columbarium;

  • o.

    wet: de Wet op de lijkbezorging;

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier- en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “particulier graf” mede verstaan “particulier urnengraf“ of “particulier kindergraf”.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “algemeen graf” mede verstaan “algemeen kindergraf” en “urnennis”.

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaats(en) is (zijn) voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen 08.00 uur en zonsondergang hetgeen is vermeld bij de ingang van de begraafplaats.

  • 2. De beheerder kan de toegang tot de begraafplaats geheel of gedeeltelijk tijdelijk sluiten

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en het ruimen van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die een lijk wil doen begraven of een asbus wil doen bijzetten, of zijn gemachtigde, geeft uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder.

  • 2. Daarbij wordt aangegeven ten aanzien van welk type graf men een grafrecht wil vestigen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 3. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 4. Bij de in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

  • 5. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven dient behalve het in het derde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

  • 6. Indien de bijzetting van een urn in een bestaand particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende. Indien de rechthebbende zelf is overleden, dienen de nabestaanden vóór de begrafenis een nieuwe rechthebbende aan te wijzen.

  • 7. Bijzetting van een urn in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van tien jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 8. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 9. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

  • 10. Het openen van een graf ter bijzetting van een urn of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

Artikel 8 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is op werkdagen en op zaterdag (vanaf april t/m september) van 09.00 tot 16.00 uur, in de maanden oktober t/m maart van 09.00 tot 15.00 uur.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Artikel 9 Kist, lijkomhulsel en grafgiften

  • 1. Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen-)kist.

  • 2. Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd – volgens een door burgemeester en wethouders op te stellen model – omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen:

    a.een afschrift van een rapport waaruit blijkt, dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 eneen bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

Hoofdstuk 4 Indeling begraafplaatsen en uitgifte van de graven

Artikel 10 Indeling begraafplaatsen

  • 1. De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, in overleg met de aanvrager, door de beheerder.

  • 2. Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven.

  • 3. De graven worden slechts voor directe begraving of bijzetting van een asbus uitgegeven.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regels categorieën aanwijzen waarbij afgeweken kan worden van het bepaalde in het derde lid.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen indien daartoe gewichtige redenen bestaan, een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen de indeling van de begraafplaatsen, de bestemming van de grafvelden, het onderscheid in graven en de oppervlakte en de situering van de graven nader vaststellen en wijzigen.

Artikel 11 Onderscheid graven

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      ruimte in een algemeen graf;

    • b.

      particuliere graven;

    • c.

      particuliere urnengraven;

    • d.

      particuliere urnennissen;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij nader vast te stellen regels bepalen wat de afmetingen van de particuliere graven zijn op de verschillende (afdelingen op de) begraafplaatsen, de toegestane afmetingen van de asbus/urn voor de urnenmuur, de voorwaarden waaronder grafkelders en urnenkelders toegestaan worden en wanneer een asbus zonder urnenkelder bijgezet mag worden in een particulier graf.

Artikel 12 Termijnen graven

  • 1. Ruimte in algemene graven wordt uitgegeven voor een termijn van tien jaar. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 2. Particuliere graven en particuliere urnengraven worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaar. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan. Burgemeester en wethouders kunnen de verlenging niet weigeren.

  • 3. Urnennissen worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaar. Deze termijn kan worden verlengd.

  • 4. Het in het eerste tot en met derde lid bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. De termijn begint te lopen op de datum waarop het graf is uitgegeven.

Artikel 13 Bijzetten asbussen; verstrooiing van as

  • 1. Een asbus kan worden bijgezet in een urnennis of in een urnenkelder in een particulier graf.

  • 2. Een asbus kan niet worden bijgezet in een algemeen graf.

  • 3. As kan worden verstrooid in een particulier graf.

  • 4. Bijzetting van de asbus impliceert dat de rechthebbende opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming kenbaar is gemaakt.

Artikel 14 Capaciteit graven

  • 1. Algemene graven zijn bestemd voor het begraven van één lijk. Particuliere graven zijn bestemd voor het begraven van één lijk en/of het bijzetten van ten hoogste twee asbussen in een urnenkelder.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen op de daarvoor bestemde gedeelten van een begraafplaats aan een rechthebbende op een particulier graf toestemming geven tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder of urnenkelder, op door haar te stellen voorwaarden.

  • 3. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.

Artikel 15 Overschrijving van grafrechten

  • 1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één persoon. De rechtsopvolger is de echtgeno(o)t(e) of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overdracht ten name van een ander dan in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daartoe gewichtige redenen bestaan.

  • 2. In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 6 maanden na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de genoemde termijn van 6 maanden is gedaan, kunnen burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen verklaren.

  • 4. Een rechthebbende kan schriftelijk afstand doen van grafrechten ten behoeve van de gemeente, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding.

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

Artikel 16 Eigendom grafbedekking

  • 1. De rechthebbende of gebruiker wordt geacht eigenaar te zijn van de grafbedekking tenzij hij tijdig schriftelijk anders heeft aangegeven en dit door die ander schriftelijk is bevestigd.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op eigenaren van grafbedekkingen.

Artikel 17 Vergunning en onderhoud grafbedekking

  • 1. Het plaatsen van gedenktekens op graven geschiedt niet dan met vergunning van de beheerder. Voor het aanvragen van de vergunning worden op verzoek door de beheerder formulieren verstrekt.

  • 2. Voor de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kunnen burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen. De regels kunnen per begraafplaats en per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

  • 3. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      het gedenkteken naar het oordeel van de beheerder afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van de beheerder aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

    • d.

      niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere regels.

  • 4. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van grafbedekkingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.

  • 5. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van grafbedekkingen komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 6. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder goed te onderhouden. Indien rechthebbende of gebruiker nalaat de grafbedekking, behoorlijk te onderhouden kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 7. De verwijdering vindt niet eerder plaats dan nadat de rechthebbende of gebruiker behoorlijk per brief is ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats indien het adres van de rechthebbende niet bekend is.

  • 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 18 Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het vervallen van het grafrecht door burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • 2. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indiende grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 19 Schade grafbedekking

  • 1. De grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van de grafbedekking ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 3. Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de grafbedekking over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kunnen worden gesteld, onverlet het recht van burgemeester en wethouders tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

  • 4. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van de grafbedekking kan de beheerder direct maatregelen treffen.

  • 5. Dit artikel is mede van toepassing op vanwege burgemeester en wethouders voor rekening van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte grafbedekking.

Artikel 20 Beplanting en losse voorwerpen

  • 1. Het is toegestaan om op of bij een graf losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

  • 2. Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen van glas of andere breekbare materialen te plaatsen, evenals lichte voorwerpen die gemakkelijk weg kunnen waaien.

  • 3. Zonder voorafgaande waarschuwing, en zonder dat enige aanspraak op een vergoeding kan worden gemaakt, kan de beheerder op kosten van rechthebbende of gebruiker (laten) verwijderen:

    • a.

      beplantingen die niet voldoen aan de in artikel 17, lid 2 bedoelde nadere regels;

    • b.

      beplantingen die, naar oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeren;

    • c.

      losse bloemen, planten, kransen en dergelijke, die verwelkt zijn;

    • d.

      losstaande potten, vazen en dergelijke.

  • 4. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden na verwijdering gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke verzoek heeft ingediend bij de beheerder.

Hoofdstuk 6 Opgraving en ruiming

Artikel 21 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het graf kan na het vervallen van het grafrecht door burgemeester en wethouders worden geruimd.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met overblijfselen van lijken worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op één van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de twee jaar voor het eindigen van de graftermijn bij de beheerder schriftelijk een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk en op eigen kosten, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particulier urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7 Einde van de grafrechten

Artikel 22 Vervallen grafrechten

  • 1. De grafrechten vervallen in ieder geval:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven

    • d.

      op het moment waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken;

    • e.

      indien toepassing is gegeven aan artikel 28 lid 4 tot en met 7 van de wet.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de grafrechten in ieder geval vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen 6 maanden is overgeschreven.

  • 3. In geen van de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt terugbetaling plaats van (een deel van) de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

Hoofdstuk 8 Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 23 Lijst

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoeken burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 24 Intrekking oude regeling

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dongeradeel 1994 vastgesteld op 24 februari 1994 wordt ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van burgemeester en wethouders die genomen zijn krachtens de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dongeradeel 1994 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dongeradeel 1994 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 26 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, lid 3 en/of artikel 4, lid 1, 2, 4 en 5 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van huis-aan-huisblad, waarin zij is geplaatst.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dongeradeel 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Dongeradeel van 31 maart 2016.

De griffier, De voorzitter,

A.J. Folbert M.C.M. Waanders

Toelichting

A. ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

De beheersverordening begraafplaatsen is voor het laatst herzien in 1994. De aanleiding daarvoor was de invoering van de Algemene wet bestuursrecht. Nieuwe ontwikkelingen maken een volgende herziening noodzakelijk. Hier dient de wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 te worden genoemd, naast andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, zoals de Europese Dienstenrichtlijn.

Ook om andere redenen was een herziening gewenst. Zoals de begraafplaatsen notitie ‘Begraven in Dongeradeel’ uit 2009 maar ook het taalgebruik en de formulering bleek in sommige artikelen verouderd. Verder kwam uit de praktijk de behoefte de rechten en plichten van zowel beheerder als gebruikers van begraafplaatsen nauwkeuriger te omschrijven. Hierbij is soms afgeweken van de model-verordening van de VNG omdat de model-verordening een verwarrende structuur heeft op enkele punten. Wij hebben dan ook gekozen voor een in onze ogen duidelijker en helderder alternatief waarbij de beheersverordeningen van de gemeenten Dantumadiel en Dongeradeel zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd.

1. De verordenende bevoegdheid

1. Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

De beheersverordening begraafplaatsen bevat verschillende regels die de gemeenten hanteren voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.

Voor de dienstverlening op begraafplaatsen geeft de beheersverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en particuliere graven en bestemmingen voor as. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanwezig zijn of op verzoek aanwezig kunnen zijn.

3. Wijzigingen in wet- en regelgeving

3.1. Wijziging Wet op de lijkbezorging per 1 januari 2010

De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de beheersverordening begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 1994.

De wijzigingen die aanpassing van het model noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:

Artikel 16: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’

In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de beheersverordening.

Artikel 23, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’

De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de beheersverordening. Daarentegen sprak de verordening van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In de nieuwe verordening wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:

Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’

Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’

Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’

Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’

Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (twintig jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen. Voor het be-heer van de begraafplaatsen in de praktijk heeft dit echter wel gevolgen.

Artikel 32: Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

Met het oog hierop is in de verordening een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 22). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect wordt omgegaan met menselijke resten.

Artikel 32a: In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de eigenaar van het grafmonument. Helaas is in de wet niet opgenomen dat de rechthebbende tevens geacht wordt de eigenaar te zijn van het grafteken. Eigendom van het grafteken staat immers los van het hebben van het grafrecht. Gelet hierop is in de beheersverordening artikel 17 toegevoegd waarin is bepaald dat de rechthebbende of gebruiker geacht wordt eigenaar te zijn van de grafbedekking. Hiermee hopen wij eventuele onduidelijkheid over het eigendom van de graftekens te ontlopen.

3.2. Vermindering administratieve lasten

Enkele zaken zijn in de verordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (artikel 5), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as (artikel7). Een melding geeft weinig administratieve lasten.

Slechts in één geval dient in de verordening een vergunning te worden aangevraagd, namelijk voor het hebben van een gedenkteken (artikel 17).

De vergunningsplicht voor het hebben van een gedenkteken is in de verordening gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen. Controle vooraf bij de vergunningaanvraag is dan de beste manier.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd. Deze begrippen zijn ook van toepassing op de nadere regels van het college in verband met de zinsnede ‘en de daarop rustende bepalingen’.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier- en algemeen graf

Voor een particulier graf, particulier urnengraf, pariculier urnennis en een particulier kindergraf gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. Voor een algemeen graf, een algemeen kindergraf gelden ook dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

Dit artikel maakt het de beheerder mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is. Om geen discussie te krijgen over de noodzaak van een tijdelijke sluiting, is de tekst ten opzichte van de oude verordening en het VNG-model iets aangepast. Het is aan de beheerder om te beoordelen of een begraafplaats tijdelijk en/of deels dicht moet. Dit is in de praktijk alleen nodig als graven geruimd worden zodat bezoekers van de begraafplaats niet geconfronteerd worden met overblijfselen van lijken.

Artikel 4 Ordemaatregelen

Het model bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

Artikel 5 Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast. De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn.

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelend arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (ar-tikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheer-der aan de wettelijke vereisten.

Lid 5

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet. Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 12, tweede lid.

Lid 6

De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, namelijk 10 jaar.

Artikel 8

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven.

Artikel 9

Lid 1

Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 juncto 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het is daarom gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 2

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begra-ven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 3

Het bepaalde in het derde lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het mee begraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 4

Uitvaartverzorgers – of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussen-komst van een uitvaartverzorger – moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eerste drie leden van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn. De beheerder van de begraafplaats of andere door het college aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijk-bezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen. De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen. Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige geval-len kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen. De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 10 Indeling begraafplaatsen

In principe worden graven uitgegeven aansluitend op de bestaande graven. In bijzondere omstandigheden kan het college in individuele gevallen van deze regel afwijken. Ook kan het college categorieën aanwijzen waarbij van het principe afgeweken kan worden. Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 11 Onderscheid graven

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

In het tweede lid wordt het college de bevoegdheid gegeven om nadere regels vast te stellen met betrekking tot de afmetingen van de particuliere graven op de verschillende (afdelingen) van de begraafplaatsen, de afmetingen van asbussen voor de urnenmuur en de voorwaarden waaronder grafkelders en urnenkelders worden toegestaan. Deze bevoegdheid is nodig voor een goed en duidelijk beheer van de begraafplaatsen.

Artikel 12 Termijnen graven

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor tenminste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Wij hebben er in de verordening echter voor gekozen om de termijnen standaard te houden op twintig jaar met een verlengingsmogelijkheid van telkens tien jaar.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf meedelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie voor andere zaken gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Indien een rechthebbende het grafrecht niet verlengt, loopt het grafrecht (de graftermijn) af en is het college bevoegd, zonder verdere berichtgeving aan de rechthebbende, om het graf te ruimen en de grafbedekking te verwijderen. Dit zal vermeld worden in de brief waarin rechthebbende wordt gewezen op het aflopen van de graftermijn en daar-mee het eindigen van het grafrecht.

Artikel 13 Bijzetten asbussen; verstrooiing van as

In dit artikel wordt specifiek aangegeven waar as mag worden verstrooid. Asbussen mo-gen alleen in urnenkelders worden bijgezet bij particuliere graven.

Artikel 14 Capaciteit graven

In artikel 5 van het Besluit op de lijkbezorging is bepaald dat er maximaal drie lijken boven elkaar begraven mogen worden per graf. In Dongeradeel wordt echter slechts één lijk per graf begraven. Als de grafrusttermijn van tien jaar is verlopen kan er opnieuw één lijk worden begraven in het graf.

Artikel 15 Overschrijving van grafrechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke be-schikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. Het recht op een graf kan slechts worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestaan is overschrijving op naam van een ander mogelijk. Ondanks dat deze bepaling in de praktijk soms lastig te handhaven is en administratieve lasten veroorzaakt, is ervoor gekozen om deze bepaling te handhaven. Op deze manier kan handel in goedkope, eeu-wigdurende graven worden voorkomen.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Het vierde lid is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 16 Eigendom grafbedekking

Dit artikel is nieuw ingevoegd in verband met het nieuw Artikel 32a van de Wet op de lijkbezorging. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de eigenaar van het grafmonument. Helaas is in de wet niet opgenomen dat de rechthebbende tevens geacht wordt de eigenaar te zijn van het grafteken. Eigendom van het grafteken staat immers los van het hebben van het grafrecht. Gelet hierop is in de beheersverordening artikel 16 toegevoegd waarin is bepaald dat de rechthebbende of gebruiker geacht wordt eigenaar te zijn van de grafbedekking. Hiermee hopen wij eventuele onduidelijkheid over het eigendom van de graftekens te ontlopen.

Artikel 17 Vergunning en onderhoud grafbedekking

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaat-sen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De beheers-verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college van burgemeester en wethouders.

De vergunningsplicht voor het hebben van een gedenkteken is in de verordening gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen. Controle vooraf bij de vergunningaanvraag is dan de beste manier.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

Artikel 18 Verwijdering grafbedekking

In dit artikel is bepaald dat na het vervallen van het grafrecht, het college de grafbedekking kan verwijderen. Als het grafrecht is vervallen/beëindigd (zie ook artikel 22 eerste en tweede lid van de verordening), is er geen rechthebbende meer en vallen alle rechten weer terug aan de gemeente. Daarmee derhalve ook het recht om de grafbedekking te verwijderen en het graf te ruimen zodat het graf weer opnieuw uitgegeven kan worden. Dit is voor een goed beheer van de begraafplaats noodzakelijk. Vóór het eindigen van de graftermijn, krijgt een rechthebbende een brief met daarin de gevolgen van het aflopen van de graftermijn, namelijk dat de grafbedekking verwijderd kan worden en het graf geruimd mag worden door burgemeester en wethouders.

Artikel 19 Schade grafbedekking

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven.

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging en artikel 16 van de beheersverordening, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf ver-valt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.

De in dit artikel opgenomen herstelplicht van schade aan de grafbedekking die het uiter-lijk aanzien van de begraafplaats schaadt, staat echter los van de kennelijke verwaarlo-zing van het graf zoals opgenomen artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging. Dat artikel gaat over de verwaarlozing van het graf als geheel terwijl het hier gaat om schade aan de grafbedekking die is ontstaan door een externe oorzaak.

Artikel 20 Beplanting en losse voorwerpen

Vanwege de veiligheid zijn losse breekbare materialen niet toegestaan.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats.

Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschu-wen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de grafbeplanting en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om ver-welkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 21 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In deze mededeling zullen ook de gevolgen gemeld worden van het niet verlengen van het grafrecht. Als het grafrecht niet verlengd wordt, vervalt het grafrecht namelijk waardoor de gemeente het recht krijgt om de grafbedekking te verwijderen en het graf te ruimen en opnieuw uit te geven.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij wordt dan gelijktijdig de mededeling gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de uitgiftetermijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid van deze beheersverordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging. Zie voor het vervallen van de grafrechten ook artikel 22 van deze beheersverordening.

Volgens het vijfde lid van artikel 21 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelf-de begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen wor-den onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Het vierde lid van artikel 21 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in de beheersverordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatre-gelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

Artikel 22 Vervallen grafrechten

Voor de duidelijkheid is in dit artikel overzichtelijk opgenomen wanneer een grafrecht kan vervallen.

Artikel 23 Lijst

Bij ruiming van graven dan wel het verwijderen van grafmonumenten kan het voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, ondoordacht worden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven.

Het college van burgemeester en wethouders zijn voornemens een lijst van monumentale graven dan wel grafbedekkingen vast te stellen.

Artikel 24 Intrekking oude regeling

In artikel 24 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 25 Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 26 Strafbepaling

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 27 Inwerkintreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 28 Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.