Regeling vervallen per 25-05-2019

Verordening adviescommissie bezwaarschriften Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.

Geldend van 01-01-2015 t/m 24-05-2019

Intitulé

VERORDENING ADVIESCOMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN DANTUMADIEL, DONGERADEEL, FERWERDERADIEL EN KOLLUMERLAND C.A.

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a., ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

overwegende, dat het gewenst is dat er een intergemeentelijke adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften wordt ingesteld;

gelezen de voorstellen van de colleges van burgemeester en wethouders van oktober 2014;

gelet op het bepaalde in artikel 84 van de Gemeentewet en in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n:

  • I.

    In te stemmen met instelling van een intergemeentelijke onafhankelijke adviescommissie voor de bezwaarschriften;

  • II.

    ---

  • III.

    De Verordening adviescommissie bezwaarschriften Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. vast te stellen, en door intrekking van de daarvoor geldende verordening de gemeentelijke commissie voor de bezwaarschriften op te heffen, als volgt:

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b)

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • c)

    commissie: intergemeentelijke adviescommissie voor bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 Awb;

  • d)

    gemeenten: de gemeente Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.

Hoofdstuk 2 Behandeling van de bezwaarschriften

Paragraaf 1 de commissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

  • 1. Er is een intergemeentelijke commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeestervan de gemeenten.

  • 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten van het college van de gemeente Kollumerland c.a. op het werkterrein van de schuldhulpverlening.

  • 3. De commissie isniet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie is onderverdeeld in drie kamers:

    • a.

      Een sociale kamer, met name belast met de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van sociale zekerheidswetgeving (w.o. WWB/Participatiewet, WMO, Jeugdwet);

    • b.

      Een ambtenarenkamer, belast met de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van gemeentelijke rechtspositie- en andere regelingen die van toepassing zijn op ambtenaren.

    • c.

      Een algemene kamer, belast met de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften die zijn ingediend tegen alle andere besluiten, niet vallende onder de sociale of ambtenarenkamer.

  • 2. Elke kamer heeft een voorzitter en maximaal vijf leden, waarbij de voorzitter bij alle zittingen aanwezig is en twee leden volgens een nader door de colleges vast te stellen roulatiesysteemzitting hebbenen waar nodig elkaar kunnen vervangen. De voorzitter van de algemene kamer is tevens voorzitter van de commissie.

  • 3. De voorzitter en de leden worden door de colleges van de deelnemende gemeenten benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4. De colleges wijzen één van de leden aan als plaatsvervangend voorzitter.

  • 5. De voorzitter en de leden kunnen geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van één van de deelnemende gemeenten of aan de gemeenten gerelateerde organisaties.

  • 6. Bij verhindering van de voorzitter en diens plaatsvervanger regelt de commissie zijn vervanging.

  • 7. De voorzitter en de leden ontvangen een vergoeding die door de colleges worden vastgesteld.

Artikel 4 Secretarissen

  • 1. De secretarissen van de kamers zijn door de gemeentesecretarissen van de gemeenten aangewezen ambtenaren.

  • 2. De gemeentesecretarissen wijzen tevens één of meer plaatsvervangers van de secretarissen aan.

  • 3. De secretarissen van de kamers zijn bevoegd deel te nemen aan de beraadslaging als bedoeld in artikel 17, eerste lid en hebben daarbij een adviserende stem.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden van de kamer worden benoemd voor een periode van vier jaar en kunnen maximaal één keer worden herbenoemd.

  • 2. De in lid 1 vermelde zittingstermijn laat onverlet de mogelijkheid tot eventuele tussentijdse schorsing en ontslag, zoals deze mogelijk zijn ingevolge artikel 3, lid 3 van deze verordening.

  • 3. De voorzitter en de leden van de kamer kunnen maximaal één keer worden herbenoemd.

  • 4. De voorzitter en de leden van de kamer kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 5. De aftredende voorzitter en aftredende leden van de kamer blijven hun functie vervullen tot in de opvolging is voorzien.

Paragraaf 2 Procedure

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overlegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de kamer gesteld.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de Awb wordt vermeld dat een onafhankelijke kamer over de te nemen beslissing op het bezwaarschrift zal adviseren.

Artikel 7 Bemiddeling

De kamer onderzoekt of de zaak in der minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de kamer:

  • -

    2:1, tweede lid;

  • -

    6:6, wat betreft het aan de indiener stellen van een termijn;

  • -

    6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de kamer;

  • -

    7:4, tweede lid;

  • -

    7:6, vierde lid.

Artikel 9 Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de kamer is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de kamer bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden is vooraf machtiging van het college van de betreffende gemeente vereist.

Artikel 10 Hoorzitting

  • 1. De voorzitter van de kamer bepaalt in overleg met de secretaris plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de kamer te laten horen. Bij de bepaling van plaats en tijdstip wordt rekening gehouden met de reguliere tijden, organisatorische en technische aspecten.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het derde lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

  • 4. Tijdens een hoorzitting worden maximaal 5 bezwaarschriften behandeld.

  • 5. Een hoorzitting vindt niet plaats in geval geen bezwaarschriften zijn ingediend.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter deelt de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

  • 2. Binnen drie dagen na de verzending van de uitnodiging kan de belanghebbende of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of in afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12 Quorum

  • 1. De bezetting van de kamer tijdens een vergadering is een voorzitter en 2 leden;

  • 2. De bezetting van de kamer tijdens een hoorzitting is een voorzitter en 2 leden;

  • 3. Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, als genoemd in lid 2, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de kamer nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

  • 1. a. De zitting van de Algemene Kamer is openbaar.

    b. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de kamer of één van de

    aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek

    doet.

    c. Indien de kamer vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.

  • 2. De zitting van de Sociale Kamer en de Ambtenarenkamer is niet openbaar.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag bevat een zakelijke weergave van hetgeen over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting van de Algemene Kamer geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overlegde bescheiden die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de kamer.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek

    wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere

    kamerleden dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de

    kamer, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) toegezonden.

  • 3. De leden van de kamer, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) kunnen binnen een

    week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de kamer een verzoek

    richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo’n verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Raadkamer en advies

  • 1. a. De kamer beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

    b. De kamer beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    c. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 2. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 3. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de kamer ondertekend.

Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 15 en eventueel door de kamer ontvangen nadere informatie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:10 Awb, uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de kamer de termijn van 12 weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de kamer en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 19 Mandaat

  • 1. De voorzitter kan de aan hem bij deze verordening toegekende taken en bevoegdheden, als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10, 11, 16 en 18 tweede lid, opdragen aan de secretaris van de kamer.

  • 2. De opdracht van taken en bevoegdheden ingevolge het vorige lid ontslaat de voorzitter niet van zijn verantwoordelijkheid terzake.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 20 Jaarverslag

  • 1. De commissie brengt overeenkomstig de cyclus van planning en control ieder jaar schriftelijk verslag uit omtrent de ingediende bezwaarschriften, de door de kamersuitgebrachte adviezen alsmede haar algemene bevindingen met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar.

  • 2. In het verslag kunnen tevens aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot de in het eerste lid genoemde onderwerpen.

Artikel 21 Intrekken oude regeling

De verordeningen betreffende de behandeling van bezwaarschriften van de deelnemende gemeenten:

Dantumadiel: in werking getreden op 30 juni 2005;

Dongeradeel: in werking getreden op 13 mei 2010;

Ferwerderadiel: in werking getreden op 1 januari 2011;

Kollumerland c.a. : in werking getreden op 8 maart 2006;

worden ingetrokken per datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22 Overgangsrecht

Bezwaarschriften die tot aan de inwerkingtreding van de verordening worden ontvangen, worden behandeld volgens de verordeningen als bedoeld in artikel 21.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening adviescommissie bezwaarschriften gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. 2015’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Dongeradeel, gehouden in het gemeentehuis te Dokkum op 18 december 2014
de griffier de voorzitter
A.J. Folbert M.C.M. Waanders
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel op 18 november 2014
de secretaris de burgemeester
D.J. Willems M.C.M. Waanders
Aldus besloten door de burgemeester van de gemeente Dongeradeel op 18 november 2014
M.C.M. Waanders

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie.

Deze verordening is van toepassing op de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. Door een toenemende samenwerking van de vier gemeenten op diverse gebieden (w.o. 3D-taakstelling), het fusieproces en de aansluiting van de gemeente Ferwerderadiel bij de reeds drie samenwerkende gemeenten, is het ook van belang om de bezwaarschriftenprocedures op elkaar af te stemmen en één onafhankelijke intergemeentelijke adviescommissie in te stellen. Op het gebied van algemene zaken zijn nu in  elke gemeente commissies werkzaam, waarbij soms één bezwaarschrift aan de orde komt. Door samen te werken kunnen bezwaarschriften van alle vier gemeenten in één bijeenkomst worden behandeld in plaats van 4 bijeenkomsten, hetgeen ook financieel voordeel kan opleveren. Ook zijn er soms bezwaarschriften (op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur) die bij elke gemeente worden ingediend. Dan kan ook op dit gebied een en ander worden afgestemd.  Op het gebied van sociale zaken zijn in 2 gemeenten geen commissies werkzaam. In deze gemeenten wordt de hoorzitting van bezwaarschriften door de wethouder gedaan. In de andere 2 gemeenten (Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.) wordt met commissies gewerkt. Om uniformiteit te bevorderen is besloten ook de bezwaarschriften op sociaal gebied te behandelen door een onafhankelijke intergemeentelijke adviescommissie. Door de samenwerking kan een bijeenkomst van de commissie beter worden benut. De commissie wordt per bijeenkomst uitbetaald, niet per bezwaarschrift. Zijn er geen bezwaarschriften, dan wordt ook geen bijeenkomst gehouden.

De intergemeentelijke bezwarencommissie wordt onderverdeeld in een Algemene Kamer, een Sociale Kamer en een Ambtenarenkamer.

Awb/verordening

Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting bij het model zijn zo veel mogelijk onderdelen uit de Awb opgenomen die van belang zijn in de behandelingsprocedure.

Tenslotte, in de toelichting op artikel 23 van het concept zou het gemeenteblad moeten worden genoemd. Bij ons is de praktijk nu nog dat verordeningen zowel in het gemeenteblad als op de gemeentepagina in de NDC worden opgenomen, maar de bekendmaking is via het gemeenteblad.

Bestuursorgaan

Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023. is duidelijk dat de bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze Verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de adviestaak van de commissie. De raad, het college en de burgemeester stellen de commissie in en hebben daarmee zeggenschap over de wijze waarop de commissie haar adviestaak uitoefent. Zo kunnen afspraken met de commissie worden gemaakt over de termijnen waarbinnen de bezwaarschriftencommissie advies uitbrengt. In het kader van de Wet dwangsom en beroep is het van belang dat de commissie op tijd adviseert, zodat ook tijdig een beslissing op het bezwaar kan worden genomen.

De raad, het college en de burgemeester hebben geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden door de commissie als bestuursorgaan.

Er zijn een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.

Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuurorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuurorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

De commissie dient te beslissen op Wob verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de commissie zijn gericht.

Ook is de bezwaarschriften commissie verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De verwerking van persoonsgegeven in het kader van de behandeling van bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de commissie moeten richten.

Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.

Eveneens kan een klacht over de commissie worden ingediend bij de Nationale Ombudsman.

Het is mogelijk dat de commissie zelf een regeling opstelt voor de werkwijze en besluitvorming in die gevallen dat zij optreedt als bestuursorgaan. Omdat dit relatief weinig voorkomt is het ook mogelijk om tijdens een vergadering van de gehele commissie hierover afspraken te maken.

Artikelsgewijze toelichting op de Modelverordening commissie bezwaarschriften

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel zijn o.a. begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

Uiteraard is het tweede lid een facultatieve bepaling. Denkbaar is dat van de hier geboden mogelijkheid gebruik wordt gemaakt voor die bezwaarschriften die betrekking hebben op een zo specifieke materie of voor onderwerpen waarover zulke grote aantallen bezwaarschriften te verwachten zijn dat het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. Hierbij kan gedacht worden aan belastingzaken en WOZ-zaken. Over de twee laatstgenoemde zaken dient opgemerkt te worden dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee hebben wij ervoor gekozen ze in elk geval uit te zonderen.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.

De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:

  • *

    1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb)

  • *

    2. De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb)

Wanneer er is gekozen voor een adviescommissie zijn de twee meest voorkomende vormen een commissie die volledig bestaat uit leden die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Bij de beantwoording van de vraag voor welke samenstelling van de commissie wordt gekozen, zijn de volgende aspecten van belang. Commissieleden moeten beschikken over kennis en inzicht op juridisch gebied, aantoonbaar maatschappelijk betrokken zijn en de menselijke maat waarborgen en gevoel hebben voor politieke en bestuurlijke verhoudingen. De taak van de commissie is immers een bestuurlijke heroverweging, die naast de rechtmatigheidstoetsing toetsing van de doelmatigheid omvat.

Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen,het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

Instelling kamers

Als, bijvoorbeeld gelet op het grote aantal te behandelen geschriften of in verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp, daaraan behoefte bestaat, kan de commissie worden opgesplitst in kamers. In dat geval dient gekozen te worden voor de volgende bepaling (gekozen is voor de instelling van kamers door de commissie zelf, maar uiteraard is het mogelijk dat de raad daartoe zelf rechtstreeks overgaat):

Artikel 3a.

  • 1. De commissie kan kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften.

  • 2. De commissie bepaalt het aantal kamers en stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld.

  • 3. Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden:

    • *

      a. een voorzitter overeenkomstig artikel 7:13 Awb, zijnde de voorzitter of een van de leden van de commissie, uit haar midden aangewezen;

    • *

      b. ten minste twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden.

    • 4.

      De commissie wijst uit haar midden voor elk lid een eerste en een tweede plaatsvervanger aan.

    • 5.

      De kamer kan beslissen dat de behandeling van een bezwaarschrift door de commissie zal geschieden.

    • 6.

      Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).

Artikel 4. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5. Zittingsduur

Door de wijziging is er een mate van continuïteit bij de commissie, is het niet meer zo dat op één moment de hele commissie opstapt, maar door natuurlijk verloop zal dit meer gespreid zijn. Voor de zittingsduur van vier jaar is gekozen omdat dit door diverse gemeenten in hun verordening wordt gebruikt.

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6. Ingediend bezwaarschrift

Dit artikel spreekt voor zich.

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:

  • *

    a. Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).

  • *

    b. De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):

    • *

      1. De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).

    • *

      2. De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).

    • *

      3. De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).

    • *

      4. Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).

    • *

      5. Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

    • c.

      De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):

      • *.

        1. Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een kamer over het bezwaar zal adviseren.

      • *

        2. Doorzendplicht (artikel 6:15).

Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.

Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is ook mogelijk. Wel is het zo dat het bestuursorgaan deze weg expliciet moet openstellen (art.2:15 Awb). Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om een apart e-mail adres in te richten voor de ontvangst van bezwaarschriften. Indien een bezwaarde per e-mail een bezwaarschrift heeft ingediend terwijl het bestuursorgaan deze mogelijkheid niet heeft toegestaan, dan dient het bestuursorgaan de verzender op de hoogte te brengen dat deze manier niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.

Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de kamer gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen.

De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een kamer over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10). Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Artikel 7. Bemiddeling

Alternatieve geschillenbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Veel voorkomende vormen zijn (pre)-mediation of een andere aanpak. Bij de andere aanpak wordt vaak na ontvangst van het bezwaarschrift meteen gebeld naar de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht, eventueel aan de bezwaren tegemoet worden gekomen etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.

Met behulp van onderstaande checklist, overleg met de functionele afdeling en/of contact met bezwaarmaker en belanghebbenden wordt beoordeeld of het bezwaarschrift volgens de juridische procedure wordt behandeld of dat de bezwaren met (pré-)mediation of op een andere wijze kunnen worden opgelost.

CHECKLIST

Beoordeling of bezwaarschrift geschikt is voor (pré-)mediation, aan de hand van indicaties

Indicaties:

O Er is sprake van onderhandelingsruimte/ keuzevrijheid;

O Partijen hebben een doorlopende relatie met elkaar;

O Er bestaat een emotionele component in het conflict tussen partijen;

O Partijen interpreteren de feiten verschillend/communicatieprobleem;

O Partijen verwachten dat een gerechtelijke procedure geen soelaas biedt

en/of duurder is dan bemiddelen;

O Partijen hebben er moeite mee met de onderhandelingen te beginnen;

O Partijen erkennen dat er sprake is van een conflict en willen het conflict

snel opgelost hebben;

O Partijen willen de zaak vertrouwelijk regelen;

O Partijen willen een juridisch precedent vermijden;

O Onderling overleg leidt niet tot een oplossing;

O Andere redenen _________________________________________

_______________________________________________________

Contra-indicaties:

O Op voorhand is duidelijk hoe het juridisch oordeel zal uitvallen

O Kennelijk niet-ontvankelijk/(on)gegrond;

O De sleutelfiguren willen niet

O Vermijden van precedentwerking

O Het gaat om het principe, waarover de rechter moet beslissen

O Partijen zijn concurrenten in een hoog geconcentreerde markt;

O Een partij dreigt met strafrechtelijke aangifte

O Andere redenen ________

 

Mediation is een formelere vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een oplossing gezocht worden waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide partijen deze stap nemen en afspraken die hierbij horen worden formeel in een overeenkomst vastgelegd.

De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen.

Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de kamer over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lid: Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Toelichting: Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6 : Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Toelichting: De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.

Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.

Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.

Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17 : Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde. Toelichting: Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de kamer betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.

Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).

Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).

Artikel 7:4, tweede lid : Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage. Toelichting: Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).

Artikel 7:6, vierde lid Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...]. Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid. Toelichting : In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 9. Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de kamer er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de kamer of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de kamer vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De kamer zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10. Hoorzitting

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie eerst de toelichting op artikel 8 van deze verordening.

Verder worden de hoorzittingen bij voorkeur gehouden in Dokkum (algemene kamer) en Damwâld (sociale kamer). De zittingen worden gemiddeld één keer per maand bij voorkeur op de middag gehouden afhankelijk van het aantal ingediende bezwaarschriften. Geen zittingen worden gehouden als er geen bezwaarschriften zijn ingediend.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • *

    a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • *

    b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • *

    c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • *

    d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de kamer contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:19 Awb. In dit artikel heeft het bezwaar van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de kamer. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11. Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Met de inwerkingtreding van de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het verstandig om indien een bezwaarde verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, af te spreken dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en dit op papier te bevestigen

De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel 8).

Artikel 7:4

  • *

    1. Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • *

    2. Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • *

    3. Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • *

    4. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • *

    5. Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • *

    6. Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • *

    7. Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • *

    8. Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).

In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

Artikel 7:8

  • *

    1. Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • *

    2. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Artikel 12. Quorum

In principe wordt een lid dat verhinderd is vervangen door een plaatsvervanger. Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, en een plaatsvervanger niet meer geregeld kan worden, dan wordt de hoorzitting gehouden door de (plv.) voorzitter en één lid van de kamer.

Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie  heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5). In de Gemeentestem 2008, nr. 101 is een artikel verschenen van mr. H. Piefers : “Horen en adviseren door een onvolledige bezwaarschriftencommissie”.

Artikel 13. Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 14. Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting van de algemene kamer in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk. De hoorzitting van de sociale kamer en de ambtenarenkamer vindt achter gesloten deuren plaats omdat hier persoonlijke zaken van financiële en/of medische aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de kamer, die ingevolge artikel 17 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbenden wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 16. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de kamer te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 17. Raadkamer en advies

De beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats. De advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

Wet kosten bestuurlijke voorprocedures. Deze wet bevat een regeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opgenomen in art. 7:15, 7:28 en 8:75 Awb. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 18. Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee - zie artikel 18 - dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

In de artikelen 7:11 (bezwaarschrift) Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren. Indien het bezwaar ontvankelijk is, dient op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaarschriften louter toetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van art 7:11 vastgelegd dat het om een heroverweging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten.

De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

Artikel 20. Jaarverslag

In de praktijk blijkt dat de bezwaarschriftencommissie jaarlijks verslag uitbrengt over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond etc.) of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 23. Inwerkingtreding

In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het digitale gemeenteblad en de huis-aan-huis-bladen.