Regeling vervallen per 11-03-2010

Rechtspositieverordening raads- en commissieleden.

Geldend van 23-03-2006 t/m 10-03-2010 met terugwerkende kracht vanaf 28-02-2006

Intitulé

Rechtspositieverordening raads- en commissieleden.

Nr. Grif/2006/101

De RAAD van de gemeente Dordrecht,

gelezen het voorstel van het presidium van 21 februari, nr. Grif/06/101;

gelet op de artikel 95, 96, 97 en 99 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Rechtspositieverordening raads- en commissieleden

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • 1.

    raadslid: een lid van de gemeenteraad van Dordrecht, dat niet tevens tijdelijk ook het ambt van wethouder bekleedt;

  • 2.

    commissie: een door de raad op grond van artikel 82 van de Gemeentewet ingestelde raadscommissie;

  • 3.

    commissielid: een lid van een commissie die niet tevens raadslid is;

  • 4.

    rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit raads– en commissieleden;

  • 5.

    de griffier: de griffier van de gemeente Dordrecht.

Primaire vergoedingen

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding raadsleden

  • 1. Aan een raadslid wordt per maand een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in tabel I behorend bij het rechtspositiebesluit.

  • 2. Aan een raadslid wordt per maand een onkostenvergoeding toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in tabel II behorend bij het rechtspositiebesluit.

  • 3. Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef, en onderdeel F van de wet op de loonbelasting voor de toepassing van die wet als een dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt per maand een onkostenvergoeding toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in tabel III behorend bij het rechtspositiebesluit.

  • 4. De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkosten worden aan het raadslid toegekend met ingang van de dag van beëdiging en eindigt op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.

Artikel 3. Presentiegeld commissieleden

Commissieleden ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag vermeld in tabel IV, behorend bij het rechtspositiebesluit.

Secundaire voorzieningen

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten

  • 1. Raads- en commissieleden hebben aanspraak op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester.

  • 2. De raad stelt de hoogte van de vergoeding vast, volgens de regels gesteld in het Reisbesluit binnenland.

  • 3. De artikelen 2, eerste lid, onderdeel a., 3, eerste lid en 4 van het Mandaatbesluit griffieaangelegenheden Dordrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Computer- en communicatietoebehoren

  • 1. Een raads- of commissielid, dat de in bijlage 1 bij deze verordening opgenomen verklaring heeft ondertekend, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf en het gebruik van computer- en communicatietoebehoren geschikt voor breedbandinternet.

  • 2. De tegemoetkoming voor de aanschaf en het gebruik van computer- en communicatietoebehoren geschikt voor breedbandinternet bedraagt € 32,60 per maand.

  • 3. De redelijkerwijs noodzakelijke aanlegkosten van een breedband internetverbinding op het huisadres komen in het geheel voor rekening van de gemeente en worden gedeclareerd bij de griffier middels van het formulier opgenomen in bijlage 2 bij deze verordening.

Artikel 6. Compensatie bij korting wegens samenloop van het raadslidmaatschap met een WW of WAO uitkering

  • 1. Het raadslid dat een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontvangt en op deze uitkering gekort wordt wegens het bekleden van het ambt van raadslid, heeft een aanspraak op een vergoeding ten laste van de gemeente Dordrecht.

  • 2. De vergoeding wordt toegekend als de korting hoger is dan de vergoeding voor werkzaamheden die het raadslid ontvangt. Hierbij wordt de vergoeding voor werkzaamheden toegerekend aan het aantal uren waarover geen werkloosheidsuitkering wordt ontvangen.

  • 3. De vergoeding wordt berekend over de bruto verschillen, waarbij het verschil bruto wordt toegekend.

  • 4. De vergoeding wordt op aanvraag toegekend na het overleggen van de betreffende bewijsstukken.

  • 5. Op verzoek van een raadslid dat een uitkering ontvangt in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, kan de vergoeding voor werkzaamheden worden verlaagd.

Bijzondere vergoedingen

Artikel 7. Bijzondere vergoedingen

  • 1. De voorzitter van het dagelijks bestuur van de Sportraad ontvangt per kalenderjaar voor werkzaamheden een vergoeding van 50% van de maximum-vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden, vermeld in tabel I bij het rechtspositiebesluit, zoals is vastgesteld voor een gemeente in de klasse 14.

  • 2. De overige leden van het dagelijks bestuur van de Sportraad ontvangen per kalenderjaar voor hun werkzaamheden een vergoeding van 40% van de maximum-vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden.

  • 3. De voorzitter van het dagelijks bestuur van de Sportraad ontvangt per kalenderjaar als tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente, een vergoeding van 50% van de maximum-tegemoetkoming in onkosten voor raadsleden, vermeld in de bij het rechtspositiebesluit behorende tabel II.

  • 4. De vergoeding voor de overige leden van het dagelijks bestuur van de Sportraad bedraagt 20% van de maximum-tegemoetkoming in onkosten voor raadsleden.

Artikel 8. Slotbepalingen

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als “Rechtspositieverordening raads- en commissieleden.

  • 2. De verordening treedt na publicatie in werking en werkt terug tot 16 maart 2006.

  • 3. Met ingang van 16 maart 2006 worden de verordeningen “geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1996”, “Eerste wijzigingsverordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1996”, “Tweede wijzigingsverordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1996” en de ‘Verordening tot wijziging van de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1996” ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 februari 2006.

De griffier
De voorzitter

Toelichting

Algemeen

De rechtspositie van raads- en commissieleden heeft als basis drie niveaus van wet- en regelgeving. In de eerste plaats regelt de Gemeentewet een aantal aanspraken die een raadslid toekomen vanaf het moment dat de benoeming geaccepteerd is. In de tweede plaats geeft het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden aanspraken die deel verplicht en deels facultatief zijn. De faculatieve aanspraken hebben in de regel betrekking op secundaire voorzieningen. In de derde plaats worden aanspraken geregeld in gemeentelijke verordeningen. Gemeenten hebben enige mate van vrije keuzeruimte bij het bepalen van welke aanspraken een raads- of commissielid heeft en de wijze waarop dit wordt vormgegeven. Uitgangspunt hierbij is dat er naast hetgeen bij wet- of regelgeving aan het raads- of commissielid is toegekend, geen financiële aanspraken op de gemeente kunnen worden gedaan. Dit uitgangspunt is vastgelegd in artikel 99 van de Gemeentewet.

Het politieke ambt van raadslid is een taakfuntie. Dat wil zegen dat een raadslid zeven dagen per week, voor 24 uur raadslid is. De vergoeding voor werkzaamheden is hierbij gebaseerd op de invulling van het raadslidmaatschap als nevenfunctie, naast een hoofdfunctie. Nergens in de wet- of regelgeving is dan ook vastgelegd hoeveel tijd een raadslid aan de invulling van het ambt dient te besteden. Duidelijk is dat een raadslid geen arbeidsrelatie met de gemeente heeft. Er is geen gezagsverhouding op basis waarvan een raadslid aangesproken kan worden op het functioneren. Binnen ons staatsrecht wordt het raadslid eens in de vier jaar op het functioneren aangesproken: tijdens de gemeenteraadsverkiezingen.

Hiermee is er ook geen direct verband tussen de rechtspositie van raadsleden en de rechtspositie van ambtenaren. Voor wethouders ligt dit genuanceerder omdat zij, in gemeenten groter dan 18.000 inwoners, wel geacht worden het ambt als hoofdfunctie te bekleden. Hierdoor wordt voor de rechtspositie van wethouders regelmatig aangesloten bij de rechtspositie van ambtenaren. Om de uitvoering en vormgeving van rechtspositionele aanspraken van raadsleden eenvoudig, efficiënt en uniform te houden, wordt echter wel gekeken naar de wijze waarop dit voor wethouders geregeld is. Daarom is ook in deze verordening op enkele punten een regeling getroffen die overeenkomt met die voor ambtenaren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.

In het eerste lid worden wethouders, die in de demissionaire periode tevens lid van de raad kunnen zijn, uitgesloten van de verordening.

Primaire vergoedingen

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding raadsleden

Lid 1.

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De maximale hoogte van de vergoeding wordt in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bepaald. In artikel 2, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Op grond van de artikelen 3 en 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de raad besluiten dat voor alle leden tot ten hoogste 20% naar beneden wordt afgeweken van de door de minister vastgestelde maximumbedragen.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Lid 2

In dit lid is de vaste vergoeding voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten geregeld. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • ·

    representatie

  • ·

    vakliteratuur

  • ·

    contributies, lidmaatschappen

  • ·

    telefoonkosten

  • ·

    bureaukosten, porti

  • ·

    zakelijke giften

  • ·

    bijdrage aan fractiekosten

  • ·

    ontvangsten thuis

  • ·

    excursies.

De hoogte van de onkostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de onkostenvergoeding aangegeven. Het bedrag van de onkostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd.

Lid 3

De vaste vergoeding voor werkzaamheden kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste vergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime (pseudowerknemerschap). Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

Lid 4

In het vierde lid van dit artikel is het moment vastgelegd waarop de raadsvergoeding aanvangt en eindigt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is, heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als de geloofsbrieven van zijn opvolger onherroepelijk (lees: goedgekeurd) zijn geworden.

Artikel 3. Presentiegeld commissieleden

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies ex art. 82 geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is het maximale bedrag aangegeven. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen.

Bij de jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting moeten de gelden opgegeven worden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de regeling vrijwilligers. Deze regeling verstaat onder een vrijwilliger: “degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht ten behoeve van doorgaans één privaat- of publiekrechtelijk lichaam dat niet onderworpen is aan de heffing van de vennootschapbelastingen”. De commissieleden vallen in deze categorie. Vanaf 1 januari 2006 geldt op grond van de vrijwilligersregeling dat presentiegelden tot een maximum van € 1.500,- per jaar belasting vrij mogen ontvangen, indien geen andere vergoedingen uit vrijwilligerswerk ontvangen worden.

Secundaire voorzieningen

Artikel 4. Reis– en verblijfkosten

Lid 1.

In dit lid is de aanspraak op de vergoeding van reis- en verblijfkosten buiten de gemeente geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester.

Lid 2.

Vergoed worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. Voor de verblijfkosten gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. De uitvoering van deze vergoeding is geregeld in het Reisbesluit binnenland.

Lid 3.

In overeenstemming met het Mandaatbesluit griffieaangelgenheden Dordrecht mandateert de raad de griffier om deze regeling uit te voeren. Hierbij kan een beroep worden gedaan op het hoofd van de afdeling P&O van de gemeente.

Artikel 5. Computer- en communicatieapparatuur

Lid 1.

Een computer met een breedbandinternet verbinding is een belangrijk hulpmiddel bij de uitoefening van het ambt van raadslid. Een raads- of commissielid heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf en het gebruik van computer- en communicatietoebehoren geschikt voor breedbandinternet. Het raads- of commissielid dat verklaart de tegemoetkoming te gebruiken voor een breedband internetverbinding, heeft aanspraak op de tegemoetkoming.

Lid 2.

Het bedrag van de tegemoetkoming is opgebouwd uit drie onderdelen. In de eerste plaats het vaste deel voor het gebruik van de infrastructuur. In de regel wordt dit betaald aan de KPN voor gebruik van de telefoonlijn, maar ook betalingen aan de kabelexploitant zijn denkbaar. Dit deel mag onbelast vergoed worden. Op basis van het ADSL lite abonnement van XS4All, dat op dit moment aan verschillende raadsleden ter beschikking gesteld wordt, bedraagt dit deel afgerond € 20,-.

Ten tweede wordt aan de provider een deel voor het gebruik van de verbinding betaald. Dit bedraagt voor ADSL lite van XS4All op dit moment € 20,-. Dit deel van de tegemoetkoming kan fiscale gevolgen hebben en wordt daarom voor 50% in de tegemoetkoming opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de onderstaande tabel over de fiscale gevolgen van privé gebruik van de breedbandinternet verbinding. Zo ontstaat een netto bedrag, gebaseerd op de bestaande situatie, van de vergoeding van afgerond € 30,-.

Zakelijk gebruik

Vergoeding of verstrekking

90% of meer

Onbelast

10% of minder

Belast

meer dan 10% en minder dan 90%

50% onbelast. Als u een hoger percentage dan 50% aan zakelijk gebruik aannemelijk maakt, geldt dat hogere percentage

(bron: Handboek Loonheffing en premies werknemersverzekeringen 2005)

Het bedrag van netto € 30,- is een enigszins willekeurig bedrag. Er is aangesloten bij de bestaande situatie, maar voor de wetgever maakt dat geen verschil. Daarom zal een deel van het bedrag aan de fiscus opgegeven moeten worden. Uitgaande van 50% privé gebruik bedraagt dit deel de helft van de kosten voor het gebruik van de verbinding; € 5,- per maand.

Om de hoogte van de tegemoetkoming in takt te laten, biedt het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden de mogelijkheid om raads- en commissieleden te compenseren voor de belastingheffing. Daarbij gelden dezelfde fiscale regels als hierboven beschreven. Het deel dat voor het gebruik van de infrastructuur betaald wordt, blijft onbelast en bedraagt afgerond € 20,-. Het deel dat aan de provider betaald wordt, € 10,-, kan fiscale gevolgen hebben wanneer de verbinding voor privé doeleinden gebruikt wordt. Omdat afgesproken is dat de verbinding voor 50% privé gebruikt mag worden, dienen raadsleden voor 50% van de kosten van de provider voor het gebruik van de verbinding gecompenseerd te worden.

In overeenstemming met de regeling van de uitbetaling van de vergoeding voor werkzaamheden aan raadsleden die gekozen hebben voor het pseudo-werknemerschap wordt uitgegaan van een heffingspercentage van 52%. Daarmee komt de brutto vergoeding op:

€ 20,- onbelaste vaste kosten infrastructuur

€ 10,- 50% belastte kosten voor het gebruik van de verbinding aan de provider

€ 2,60 compensatie voor belastingheffing

€ 32,60 totale vergoeding, inclusief compensatie belastingheffing.

Lid 3.

De eventuele eenmalige aanlegkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6. Compensatie bij korting wegens samenloop van het raadslidmaatschap met een WW of WAO uitkering.

Lid 1. t/m 4.

Door de systematiek van de Werkloosheidswet zal de WW uitkering van een raadslid gekort worden wegens de vergoeding voor werkzaamheden die het raadslid ontvangt. In sommige gevallen kan deze korting hoger zijn dan de vergoeding voor werkzaamheden. Hierdoor ontstaat een (verdere) inkomensdaling vanwege de samenloop van een WW uitkering met het raadslidmaatschap. Dit verschil kan door de gemeente gecompenseerd worden. Dit artikel regelt deze compensatie.

Lid 5.

Ook voor raadsleden die geheel of gedeeltelijk een beroep doen op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen onevenredige nadelige inkomenseffecten ontstaan door de samenloop met het raadslidmaatschap. Deze kunnen niet worden gecompenseerd, maar het raadslid kan op verzoek afstand doen van een deel van de vergoeding voor werkzaamheden. Hierdoor kunnen onevenredige inkomenseffecten worden vermeden.

Bijzondere vergoedingen

Artikel 7. Vergoeding aan leden van de Sportraad

Volgens de wijzigingen door de Wet dualisering Gemeentebestuur ligt het niet meer voor de hand om vergoedingen voor bestuurscommissies in een verordening voor raads- en commissieleden op te nemen. Dit artikel is hier opgenomen om te voorkomen dat de grondslag voor de betaling van een vergoeding aan de leden van de Sportraad wegvalt.

Op dit moment is een afzonderlijke verordening voor de Sportraad in voorbereiding. Wanneer deze verordeningen vastgesteld zijn, komt dit artikel te vervallen.

Artikel 8. Slotbepalingen

De verordening treedt in werking op het moment dat de raad voor de periode 2006-2010 wordt beëdigd.