Regeling vervallen per 01-01-2007

Verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2006

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Nr. SD/2003/2146

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 21 november 2003, nr.

SD/2003/2146;

gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten, Stb. 1993, nr. 545 en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, Stb. 1993, 610;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;

besluit:

  • 1.

    In te trekken de Verordening voorzieningen gehandicapten, vastgesteld op 15 maart 1994, voor het laatst gewijzigd op 6 november 2001;

  • 2.

    In te trekken onderdeel 6 van het Raadsbesluit, nr. 2003/137, van 1 juli 2003 en dit te wijzigen in en vast te stellen als: “het verlenen van een aanvullende restvergoeding voor Wvg-geïndiceerden voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004”;

  • 3.

    en vast te stellen de navolgende

Verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Afdeling I Algemeen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Voorziening:

een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.

b.

Inkomen:

1.

het bruto inkomen van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot of geregistreerde partner heeft in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 7 Wvg;

2.

het gezamenlijk bruto inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot of geregistreerde partner heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 Wvg;

3.

het gezamenlijk bruto inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot of geregistreerde partner indien de gehandicapte een echtgenoot of geregistreerde partner heeft in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 7 Wvg; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering.

c.

Norminkomen

het inkomen zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg;

d.

Woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

e.

Standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

f.

Woonschip:

elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

g.

Ligplaats:

een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.

h.

Hoofdverblijf:

de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is ingeschreven.

i.

Gemeenschappelijke ruimte:

gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang tot de woning te bereiken.

j.

Woningaanpassing

ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte en waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,02 niet te boven gaan.

k.

Wet:

de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg).

l.

Protocol Wvg:

een in maart 2002 gesloten overeenkomst tussen de Rijksoverheid, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de gebruikersorganisaties.

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht, en

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen, en

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. In afwijking op hetgeen in het eerste lid onder a. is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a.

  • 3. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeienuit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

HOOFDSTUK 2. Woonvoorzieningen

Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen

  • 1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing;

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving;

    • g.

      verwijderen van voorzieningen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder b. en c. genoemde voorziening ook als voorziening in natura of in bruikleen verstrekken.

Artikel 2.2 Het recht op een woonvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, lid 1, onder a. genoemd in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, lid 1, onder b. en c. genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Artikel 2.3 Uitsluitingen

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 2.4 Hoofdverblijf

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De financiële tegemoetkoming, bedoeld in lid 2, betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.

  • 6. Indien een gehandicapt kind in het weekeinde en of de gebruikelijke schoolvakanties thuis wordt opgevangen, kunnen tevens de slaapverdieping en de natte cel bezoekbaar en bruikbaar worden gemaakt.

Artikel 2.5 Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    indien de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.

Artikel 2.6 Gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • c.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken en te betreden zijn met een rolstoel);

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Artikel 2.7 Nadere bepalingen

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b. en c. indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

    • e.

      de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is.

    • f.

      het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • 4. Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, worden de aanpassingskosten tot een vastgesteld maximum vergoed.

  • 5. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,466), van een binnenschip, dat:

    • g.

      in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992; en

    • h.

      bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder a. verstrekken aan de gehandicapte of aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

  • 7. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien de gehandicapte:

    • c.

      niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • d.

      de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • e.

      de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord;

    • f.

      indien in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

    • g.

      niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

  • 8. Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1. lid 1, onder b. het uitbreiden van bestaande woningen betreft, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in Bijlage 1.

  • 9. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder d indien de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend en de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage 1 van het ‘Besluit financiële tegemoetkomingen Voorzieningen gehandicapten’ genoemde lijst voorzieningen mits de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

  • 10. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, welke financiële tegemoetkoming uitsluitend wordt verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van 6 maanden.

  • 11. In geval van huurbeëindiging door de huurder van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 4.537,80 is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.

  • 12. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder g. indien:

    • a.

      de woning langer dan 6 maanden leeg staat èn

    • b.

      de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.

HOOFDSTUK 3. Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3.

      een open elektrische buitenwagen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • 3.

      gebruik van een taxi of een eigen auto;

    • 4.

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • 5.

      aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

    • 6.

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder a. vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder b. en c. vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer:

    • c.

      aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. onmogelijk maken, dan wel

    • d.

      een collectief systeem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. niet aanwezig is.

  • 3. Voor de bij artikel 3.1. onder b. sub 2, 3 en 4 en onder c. sub 5 en 6 genoemde voorzieningen geldt, in afwijking op het gestelde in het vorige lid onder b., dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. verstrekt kunnen worden.

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder c. sub 2, 3 en 4 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 5. Voor zover de behoeften van echtgenoten of geregistreerde partners niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

  • 6. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b. hoger is dan 1,5 x het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder c. sub 2 t/m 4, dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder c. sub 1 verstrekt.

  • 7. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 8. Indien het inkomen meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor gebruik rolstoeltaxi vergoed.

HOOFDSTUK 4. Rolstoelen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, gebruik en reparatie;

  • d.

    een tegemoetkoming in de kosten van accessoires;

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom

  • 1. Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt en kan na afloop van de bruikleenperiode op basis van een afgesloten bruikleenovereenkomst in eigendom worden overgedragen.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

HOOFDSTUK 5. Financiële tegemoetkomingen en forfaitaire, dan wel gemaximeerde vergoedingen

Artikel 5.1

Het college van burgemeester en wethouders stelt de hoogte van financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast en neemt dit op in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

Afdeling II Procedures

HOOFDSTUK 6. Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor het moment van beschikken heeft gemaakt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 6.3 Bijzondere bepalingen

  • 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

HOOFDSTUK 7. Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • c.

      het handelt om een aanvraag die een gehandicapte betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling, en de voorziening naar verwachting een bedrag van € 3.403 te boven zal gaan;

    • d.

      indien zij dat gewenst vinden;

    • e.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen.

  • 3. De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • f.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • g.

      sociale kennis;

    • h.

      ergonomische kennis en

    • i.

      technische kennis.

  • 4. Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 5. Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.2 Wijzigingen in de situatie

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gehandicapte, na verlening van een voorziening op grond van de verordening, op te roepen teneinde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn.

Artikel 7.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen twaalf maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Afdeling II Slot

HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,02 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1.1 onder k. besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 8.2 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.3 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal bureau voor de statistiek.

Artikel 8.4 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

  • 1. Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe binnen 12 maanden na het verstrijken van de bovengenoemde periode van 2 jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2. Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar, tegelijkertijd met de evaluatie in lid 1, getoetst op de inhoud van het Protocol Wvg; indien deze toetsing daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast.

Artikel 8.5 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 gemeente Dordrecht.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 januari 2004.

De voorzitter
De griffier