Regeling vervallen per 01-10-2013

Verordening behandeling bezwaarschriften Dordrecht

Geldend van 25-03-2010 t/m 30-09-2013

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften Dordrecht

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 2 februari 2010, Nr. SBC/2010/274334;

 

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

  • 1.

    vast te stellen de volgende Verordening behandeling bezwaarschriften Dordrecht

  • 2.

    de "Verordening behandeling bezwaarschriften 1994" en de "Verordening op de commissie voor beroep- en bijzondere bezwaarschriften 1996" in te trekken met ingang van de datum waarop de "Verordening behandeling bezwaarschriften Dordrecht" in werking treedt.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: de adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    portefeuillehouder: lid van het college dat verantwoordelijk is voor de tot zijn portefeuille behorende onderwerpen.

  • d.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht.

  • e.

    de gemeente: de gemeente Dordrecht.

Artikel 2 Behandeling door commissie

  • 1.

    Er is een commissie ter advisering van de raad, het college en de burgemeester inzake beslissingen op bezwaar.

  • 2.

    De commissie is bevoegd te adviseren ten aanzien van bezwaarschriften tegen:

    • a.

      besluiten van de raad;

    • b.

      besluiten die tot de gemeente zijn gericht;

    • c.

      besluiten die zijn genomen op een aanvraag van een derde waarbij de aanvraag een zwaarwegend gemeentelijk belang dient;

    • d.

      besluiten die zijn gericht tot instellingen, bedrijven of organisaties op het bestuur waarvan het gemeentebestuur een overwegende invloed heeft of waarin de gemeente een bestuurlijk belang heeft;

    • e.

      handhavingsbesluiten, voor zover hierbij een ondernemersbelang in het geding is;

    • f.

      besluiten op het gebied van de ruimtelijke ordening, voor zover hierbij een ondernemersbelang in het geding is;

    • g.

      overige besluiten, voor zover behandeling door de commissie door het verwerend orgaan noodzakelijk wordt geacht.

  • 3.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken en besluiten inzake de rechtspositie van medewerkers in dienst van de gemeente.

Artikel 3 Behandeling door portefeuillehouder

  • 1.

    De bezwaarschriften die niet behoren tot de bevoegdheid van de commissie worden voor behandeling voorgelegd aan de portefeuillehouder.

  • 2.

    Het college is voor de bezwaarschriften die aan de portefeuillehouder worden voorgelegd bevoegd ten aanzien van het horen mandaat te verlenen aan door hem aan te wijzen ambtenaren, hetzij schriftelijk bij algemeen mandaat, hetzij mondeling voor een bepaald geval.

  • 3.

    Op de behandeling door de portefeuillehouder is het bepaalde over de behandeling door de commissie in de artikelen 8, 10, 11, 13, 14 en 15, derde lid van overeenkomstige toepassing, waarbij geldt dat de bevoegdheden van de voorzitter van de commissie dan bevoegdheden zijn van de portefeuillehouder.

Artikel 4 Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden worden door het college benoemd voor een periode van vier jaar. Zij kunnen eenmaal voor een periode van vier jaar worden herbenoemd.

  • 3.

    De voorzitter en de leden kunnen om dringende redenen door het college worden geschorst en ontslagen.

  • 4.

    Het college benoemt een door hem te bepalen aantal plaatsvervangende leden.

  • 5.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 6.

    Leden van de commissie kunnen geen raadslid en geen medewerker van de gemeente zijn.

Artikel 5 Secretaris

  • 1.

    De secretaris van de commissie is een door het Juridisch Kenniscentrum aangewezen medewerker.

  • 2.

    Het Juridisch Kenniscentrum wijst tevens de plaatsvervanger(s) van de secretaris aan.

Artikel 6 Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

  • 2.

    Het college voorziet zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden in de opvolging van de afgetreden leden.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a.

    artikel 2:1, tweede lid;

  • b.

    artikel 6:6, voor het aan de indiener stellen van een termijn;

  • c.

    artikel 6:17, voor de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie;

  • d.

    artikel 7:4, tweede lid;

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 9 Vooronderzoek

  • 1.

    De voorzitter is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2.

    Ambtenaren die werken in opdracht of onder verantwoordelijkheid van de gemeente zijn verplicht om de door de voorzitter of de portefeuillehouder gevraagde informatie zo spoedig mogelijk te verstrekken.

Artikel 10 Hoorzitting

  • 1.

    De commissie kan een reglement van orde opstellen ten behoeve van het ordelijk verloop van de hoorzitting.

  • 2.

    De hoorzitting van de commissie is openbaar, tenzij een lid van de commissie of een belanghebbende om een hoorzitting achter gesloten deuren verzoekt en er naar het oordeel van de voorzitter gewichtige redenen zijn om de hoorzitting in beslotenheid te doen plaatsvinden.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 4.

    De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 5.

    Indien de voorzitter op grond van het derde lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11 Uitnodiging hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 2.

    Binnen drie dagen na de verzenddatum van de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de hoorzitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12 Quorum

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat tenminste de voorzitter of zijn plaatsvervanger, en één lid aanwezig zijn.

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3.

    Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de hoorzitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 4.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1.

    Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. Van de beslissing op bezwaar ontvangt de commissie een afschrift.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 18 Tegenadvies

  • 1.

    De directeur die verantwoordelijk is voor het bestreden besluit kan een advies van de commissie voorzien van een tegenadvies.

  • 2.

    De directeur zendt het tegenadvies aan het verwerend orgaan. De secretaris ontvangt een afschrift van het tegenadvies. De secretaris zendt een exemplaar van het tegenadvies aan de voorzitter en aan de belanghebbenden.

  • 3.

    Van de beslissing op bezwaar ontvangt de commissie een afschrift.

Artikel 19 Vergoeding

  • 1.

    Het college stelt de vergoeding van de voorzitter en de overige leden van de commissie vast.

  • 2.

    De vergoeding wordt jaarlijks herzien aan de hand van het indexcijfer als bedoeld in artikel 2, vijfde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 20 Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt elk jaar een jaarverslag uit over haar activiteiten in het voorgaande kalenderjaar.

  • 2.

    De commissie vermeldt daarin de zaken die zij het vermelden waard acht, doch tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      het aantal bezwaarschriften dat zij ter advisering heeft ontvangen.

    • b.

      het aantal inhoudelijke adviezen dat zij heeft uitgebracht.

    • c.

      De doorlooptijd van de behandelde bezwaarschriften.

Artikel 21 Overgangsregeling

Op de behandeling van de bezwaarschriften die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en die op dat moment nog in behandeling zijn, is deze verordening van toepassing.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van haar bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 maart 2010.
De griffier,                                De voorzitter,
 
 
 
 
M. van Hall                        A.A.M. Brok

Nota-toelichting

Toelichting

Verordening behandeling bezwaarschriften Dordrecht

 

In de aanhef van de verordening is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. De raad heeft de verordenende bevoegdheid. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

 

Hieronder volgt voor de artikelen waar dat relevant is geacht een toelichting.

 

Artikel 2 Behandeling door commissie

De behandeling van bezwaarschriften vindt in de gemeente Dordrecht op twee manieren plaats: door de commissie en door de portefeuillehouder. Wie in welk geval de behandeling op zich neemt, wordt in dit artikel en in artikel 3 omschreven. In artikel 2 wordt limitatief opgesomd ten aanzien van welke type bezwaarschriften c.q. besluiten de commissie wordt ingeschakeld. Alle overige bezwaarschriften worden voor behandeling aan de portefeuillehouder voorgelegd. Hieronder volgt voor alle onder artikel 2 sub a t/m f omschreven besluiten een korte toelichting om de toewijzing van de bezwaarschriften aan de commissie en de portefeuillehouder te vergemakkelijken.

  • a.

    besluiten van de raad: Sinds de dualisering zijn alle bestuursbevoegdheden bij het college neergelegd. Slechts bij uitzondering is nog sprake van primaire besluiten door de raad. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het nemen van besluiten op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten en de Wegenwet.

  • b.

    besluiten die tot de gemeente gericht zijn: Hier worden de besluiten bedoeld waarvan de gemeente zelf geadresseerde en meestal ook aanvrager is. In deze gevallen wordt de commissie ingeschakeld om elke schijn van belangenverstrengeling bij de bezwarenbehandeling te voorkomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om aan de gemeente verleende kapvergunningen, sloopvergunningen en bouwvergunningen.

  • c.

    besluiten die zijn genomen op een aanvraag van een derde waarbij de aanvraag een zwaarwegend gemeentelijk belang dient:       Hieronder worden onder andere besluiten verstaan die voortvloeien uit grote, op initiatief van de gemeente uitgevoerde projecten en waarbij een zwaarwegend gemeentelijk belang in het geding is. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn de ondertunneling van de Laan der Verenigde Naties, de herinrichting van de Spuiweg, de herinrichting van de stationsomgeving en de aanleg van de Sportboulevard en het Gezondheidspark. Voorbeelden van appellabele, hiermee verbonden besluiten zijn verkeersbesluiten en besluiten over verzoeken om nadeelcompensatie.

  • d.

    besluiten die zijn gericht tot instellingen, bedrijven of organisaties op het bestuur waarvan het gemeentebestuur een overwegende invloed heeft of waarin de gemeente een bestuurlijk belang heeft: Deze omschrijving is deels overgenomen uit het rapport van TMOP van maart 2008. Voorbeelden van de hier bedoelde instellingen, bedrijven of organisaties zijn de Stichting Johan de Witt-gymnasium, Drechtwerk (de regionale instelling voor sociale werkvoorziening), en afvalverwerkingsbedrijf Gevudo, thans genoemd HVCafvalcentrale Dordrecht.

  • e.

    handhavingsbesluiten, voor zover hierbij een ondernemersbelang in het geding is: Dit is een vertaling van de categorie besluiten die ingevolge de huidige verordening het meest bij de commissie terechtkomt. Het gaat om besluiten tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom, indien daarbij een ondernemersbelang betrokken is. Het ondernemersbelang kan daarin liggen dat de geadresseerde van het besluit een bedrijf is of het verzoek om handhaving afkomstig is van een bedrijf. In plaats van een bedrijf kan het ook gaan om de uitoefenaar van een beroep,

  • f.

    besluiten op het gebied van de ruimtelijke ordening, voor zover hierbij een ondernemersbelang in het geding is: Op grond van dit artikelonderdeel komen bij de commissie terecht alle besluiten op gebied van de ruimtelijke ordening, ook weer voor zover daarbij een ondernemersbelang betrokken is.       In dit geval gaat het vooral om bouwvergunningen, sloopvergunningen, en monumentenvergunningen, die verleend zijn aan een bedrijf of die betrekking hebben op bedrijfsmatig object.

  • g.

    overige besluiten, voor zover behandeling door de commissie door het verwerend orgaan noodzakelijk wordt geacht:       Dit is een restcategorie. Het kan gaan om besluiten van het college en de burgemeester. De redenen voor deze bestuursorganen om de bezwaarschriften aan de commissie voor te leggen, kunnen divers zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om zaken die politiek of in de media gevoelig liggen en waarin een bezwarenbehandeling door de onpartijdige commissie kan bijdragen aan een oplossing van het geschil.

 

Artikel 3 Behandeling door portefeuillehouder

In artikel 2 is limitatief opgesomd ten aanzien van welke type bezwaarschriften c.q. besluiten de commissie wordt ingeschakeld. Alle overige bezwaarschriften worden voor behandeling aan de portefeuillehouder voorgelegd. Dit wil zeggen dat het horen door deze functionaris gebeurt.

Indien de portefeuillehouder verhinderd is en ook niet kan worden vervangen door een collega-wethouder, kan het college het horen schriftelijk of mondeling mandateren aan door hem aan te wijzen ambtenaren. Het ligt voor de hand dat dit een ambtenaar is, verbonden aan het Juridisch Kenniscentrum van het Servicecentrum Drechtsteden. Op deze wijze wordt de voortgang van de bezwaarprocedure niet gefrustreerd.

 

Artikel 4 Samenstelling van de commissie

De commissie heeft geruime tijd een samenstelling van externe leden en raadsleden gehad. Het TMOP-rapport van maart 2008 heeft de discussie over de wenselijkheid van de aanwezigheid van raadsleden in de commissie (opnieuw) aangezwengeld. Sinds de invoering van de dualisering in 2002 was een gemengde samenstelling van de bezwaarschriftencommissie weliswaar in overeenstemming met de Gemeentewet, maar het model werd vanuit dualistisch oogpunt als onzuiver beschouwd.

De samenstelling van de commissie is ook onderdeel van de "Staat van de dualisering 2008", een door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondernomen evaluatie van de werking van het dualisme. Een van de conclusies uit de "Staat van de dualisering" strekt tot het schrappen van de mogelijkheid in de Gemeentewet dat raadsleden lid kunnen zijn van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie die is ingesteld om te adviseren over de beslissing op ingediende bezwaarschriften. De gedachte is dat raadsleden als lid van een bezwaarschriftencommissie de gelegenheid krijgen op de stoel van het bestuur te gaan zitten, terwijl de politieke verantwoording en controle via de raad hoort te verlopen, en niet indirect via dergelijke commissies. De "Staat van de dualisering" zal leiden tot een aanpassing van de Gemeentewet.

Naar aanleiding van de behandeling van het TMOP-rapport heeft de raad uiteindelijk besloten dat er een commissie zonder raadsleden moet komen om de onafhankelijkheid van de commissie zo goed mogelijk te waarborgen. Het besluit ligt in lijn met de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gewenste wijziging van de Gemeentewet. Het onderhavige artikel 4 van de verordening vormt de neerslag van het raadsbesluit. In het vijfde lid wordt nog eens expliciet bepaald dat leden van de raad geen lid van de commissie kunnen zijn.

Er wordt voorzien in een commissie van drie leden. Het college zal daarnaast een aantal vervangende leden benoemen. Verwacht wordt dat de commissie vaker dan één keer per maand zal moeten vergaderen om de beslistermijnen te kunnen halen en de op grond van deze nieuwe verordening toegenomen werkvoorraad af te kunnen handelen. Gedacht wordt daarom aan een systeem waarbij de commissieleden rouleren, zoals in de gemeente Sliedrecht gebeurt. Een hogere vergaderfrequentie is dan minder belastend voor de leden.

 

Artikel 5 Secretaris

Het is gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. Het Juridisch Kenniscentrum van het Servicecentrum Drechtsteden wijst een secretaris aan en enkele plaatsvervangers. Het ligt voor de hand om bij deze vervanging te putten uit alle juristen van het Juridisch Kenniscentrum die de rol van secretaris van de bezwaarschriftencommissie hebben.

 

Artikel 6 Zittingsduur

Het was gebruikelijk om de leden van de commissie te benoemen voor een periode die gelijk is aan de zittingsduur van de leden van de gemeenteraad. Met deze werkwijze wordt in de onderhavige verordening gebroken teneinde de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken. De zittingsduur blijft er wel een van vier jaar.

Een lid van de commissie kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. Het derde lid bevat een opdracht aan het college om zo spoedig mogelijk in de opvolging van de afgetreden commissieleden te voorzien. Het is wenselijk dat de aftredende leden zoveel mogelijk hun functie blijven vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

 

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift moet worden ingediend en aan de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke artikelen het betreft:

a.   Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).

b.   De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):

  • -

    De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).

  • -

    De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).

  • -

    De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).

  • -

    Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).

  • -

    Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

c.    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):

  • -

    Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren (artikel 6:14).

  • -

    Doorzendplicht (artikel 6:15).

Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart.

 

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 van de Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. De in het onderhavige artikel van de verordening aangehaalde bepalingen worden aangemerkt als bevoegdheden van de voorzitter:

•   Verlangen van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid).

•   Verzuimen herstellen (artikel 6:6).

•   Toezending stukken aan gemachtigde (artikel 6:17).

•   Indiening en inzage van stukken (artikel 7:4, tweede lid).

•   Afzonderlijk horen (artikel 7:6, vierde lid).

Artikel 9 Vooronderzoek

De voorzitter van de commissie dient er zorg voor te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden.

 

Artikel 10 Hoorzitting

De commissie kan, indien gewenst, een reglement van orde opstellen ten behoeve van het ordelijk verloop van de hoorzitting. Hierin kunnen bijvoorbeeld termijnen worden opgenomen ten behoeve van het aanleveren van stukken bij de commissie.

Artikel 7:5, tweede lid van de Awb bepaalt dat, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, het bestuursorgaan besluit of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend. De hoorzittingen van de commissie zijn in beginsel openbaar. Via de schakelbepaling van art 3 lid 3 van de verordening geldt deze regel ook voor de behandeling van bezwaarschriften door de portefeuillehouder. Openbaarheid vergroot de doorzichtigheid en controleerbaarheid van het werk van de commissie en het bestuursorgaan. Uitzondering op de regel van openbaarheid blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. De hoorzitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter. In het uiteindelijk uit te brengen advies zal hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Ingevolge artikel 7:12 van de Awb moet bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven worden op welke grond dat is geschied.

 

Artikel 11 Uitnodiging hoorzitting

De termijn tussen het sturen van de uitnodiging en de hoorzitting moet dusdanig zijn dat de bezwaarmaker en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de hoorzitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 van de Awb).

Er is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de hoorzitting. Uitstel hoeft niet altijd te worden verleend. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden. Betrokkene dient tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen.

 

Artikel 12 Quorum

Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3).

 

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100). Zie ook artikel 2:4 van de Awb.

 

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand dat het verslag uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden.

 

Artikel 15 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de hoorzitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe hoorzitting te houden. Zie ook artikel 7:9 van de Awb. Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

 

Artikel 16 Raadkamer en advies

De hoorzitting is in principe openbaar. De hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 13 (niet-deelneming aan de behandeling)) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

 

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging (6 weken). De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen. Het besluit tot verdaging is een beschikking.

 

Artikel 18 Tegenadvies

De commissie brengt advies uit aan het verwerend orgaan. De voor het bestreden besluit verantwoordelijke directeur ontvangt een afschrift van dit advies. Het staat het bestuursorgaan vrij van het advies af te wijken. Uit artikel 7:13, vijfde lid van de Awb volgt dat dit afwijken speciaal moet worden gemotiveerd. Het ligt voor de hand dit op basis van een ander, zogenaamd tegenadvies te doen. Het onderhavige artikel van de verordening schept hiervoor de basis. De sectordirecteur bepaalt of hij aan het bestuursorgaan een tegenadvies wil uitbrengen.

 

Artikel 19 Vergoeding

Het college stelt voor de voorzitter en overige leden van de commissie een vergoeding vast. Deze wordt jaarlijks herzien aan de hand van het indexcijfer als bedoeld in artikel 2, vijfde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Dit is het indexcijfer waarmee o.a. de onkostenvergoedingen aan raadsleden worden herzien.

 

Artikel 20 Jaarverslag

Met het jaarverslag legt de commissie verantwoording over haar werk af en doet zij naar aanleiding hiervan aanbevelingen aan het gemeentebestuur. Op deze manier kan het inzicht in en de bekendheid met het werk van de commissie worden vergroot. Het verdient de voorkeur het jaarverslag zo snel mogelijk na het einde van het kalenderjaar, liefst voor 1 juni van het volgende jaar, uit te brengen.

 

Artikel 22 Inwerkingtreding

Op grond van artikel 139, eerste lid van de Gemeentewet verbinden besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking van de verordening geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

 

 

 

- - - - - - - -