Verordening Werkleeraanbod 2010

Geldend van 17-06-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Verordening werkleeraanbod 2010

De raad van de gemeente Drechterland

Gelezen het voorstel van het college van de gemeente Drechterland van 23 maart 2010;

Gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a,van de Wet Investeren in Jongeren;

Overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande deinhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet Investeren in Jongeren;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet Investeren in Jongeren (WIJ);

b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland;

c. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Drechterland;

d. jongere: een hier te lande woonachtige Nederlander van 16 jaar of ouder doch jongerdan 27 jaar, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de WIJ;

e. werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorzieninggericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of socialeactivering alsmede ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Onder scholing of opleiding wordt niet verstaan uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs;

f. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

g. arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid,onderdeel a, van de Wet Werk en Bijstand;

h. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma van het hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voorgezet onderwijs.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorzieningg ericht op de arbeidsinschakeling aan.

  • 2. Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig bedrijf en beroep, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4. Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op de arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 4 De voorzieningen

  • 1. Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren.

Artikel 5 Verplichting van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 6 Budgetplafond

  • 1. Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Subsidies en vergoedingen

Artikel 7 Subsidies

  • 1. Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten als tegemoetkoming in de loonkosten en in de kosten van voorbereiding op een beoogd dienstverband met de jongere.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 8 Vergoedingen

Het college kan aan de jongere die, ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod, noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jongere afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien de toepassing van de verordening leidt tot onrechtvaardige situaties.

  • 2. In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt een dag na publicatie in werking en werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Werkleeraanbod 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drechterland van 31 mei 2010
De griffier,
De voorzitter,

Toelichting Verordening Werkleeraanbod 2010

Algemene toelichting

De Wet Investeren in Jongeren (WIJ) is per 1 oktober 2009 in werking getreden. Op grondvan deze wet hebben jongeren van 16 tot en met 26 jaar recht op een werkleeraanbod van de gemeente. De gemeente is verplicht om jongeren van 16 tot 27 jaar een baan, een vorm van scholing of een combinatie van beiden aan te bieden.

Als vervolgens blijkt dat ze onvoldoende inkomsten hebben, dan komen ze in aanmerking voor een inkomensvoorziening. Met de komst van WIJ komt het recht op bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) voor jongeren tot en met 26 jaar te vervallen. Voor jongeren die vóór 1 oktober 2009 al bijstand op grond van de WWB ontvingen is een overgangsregeling in het leven geroepen. Deze jongeren hebben nog tot 1 juli 2010 recht op bijstand op grond van de WWB. Uiterlijk per 1 juli 2010 dient de bijstand aan deze jongeren beëindigd te worden en, indien nodig, een inkomensvoorziening op grond van de WIJ worden toegekend.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WIJ zijn omschreven, is een definitie gegeven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt als zodanig in de WWB gedefinieerd (artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de WWB). De omschrijving van het begrip ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag(Kamerstukken II 2008-2009, 31775, nr 7, pag. 28). Voor de leesbaarheid van de verordening zijn ook de in de wet opgenomen bepalingen inzake ‘jongere’ en ‘werkleeraanbod’ opgenomen.

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voorvloeit uit de artikelen 11, eerste lid, en 13, eerste lid, van de WIJ. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden. In het derde lid is vastgesteld dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig bedrijf of beroep. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend daarbij moet worden dat dit een ‘kan bepaling’ is wat betekent dat het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Het vierde lid beschrijft het belang van individueel maatwerk. De gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken worden beschreven. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, van de WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenvoudigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is bepaalt het college. Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht hebben op een werkleeraanbod. Dat is niet iedere jongere in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, van de WIJ kadert de doelgroep af. Dit artikel bepaalt dat recht op een werkleeraanbod hebben de jongeren van 16 en 17 jaar die geen scholing of opleiding volgen, minder dan 16 uur per week arbeid verrichten en die hebben voldaan aan de kwalificatieplicht zoals bedoeld in de Leerplichtwet 1969 of hiervan zijn vrijgesteld. Ook recht op een werkleeraanbod hebben de jongeren van 18 tot en met 26 jaar die een inkomen hebben dat lager is dan de op hun van toepassing zijnde norm zoals bedoeld in de artikelen 26 tot en met 29 van de WIJ waarbij het inkomen van de partner buiten beschouwing wordt gelaten. In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod.

Artikel 4 De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. De voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen. In het eerste lid is het maatwerkprincipe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming duurzame arbeidsparticipatie.

Artikel 5 Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (artikelen 44 en 45 van de WIJ). Daaraan is toegevoegd de verplichting dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die aan een bepaalde voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen zijn van uiteenlopende aard, die een verdere concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de jongere gedurende het traject periodiek de voortgang met de consulent bespreekt. Daar waar het recht op een werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan deze ook worden ingetrokken, op grond van artikel 21 van de WIJ. Met betrekking tot intrekking van het aanbod, in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het intrekken van het werkleeraanbod vindt met terughoudendheid plaats. Intrekking is slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan waarbij niet langer van de jongere kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via een gedeeltelijke herziening) evenmin mogelijk is. Gedacht wordt aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de leer/werkplek of veelvuldig verzuim.

Artikel 6 Budgetplafonds

De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan bijvoorbeeld in het beleidsplan of begroting. Het uitgeput zijn van bepaalde begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod aan te bieden. Wel kan de invulling van het aanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer, dan dient te worden nagegaan welk ander instrument beschikbaar is. Dit houdt in dat er geen algemeen plafond vastgesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er via een ander instrument tot duurzame arbeidsparticipatie wordt gekomen.

Artikel 7 Subsidies

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als een voorziening aangemerkt. In het eerste lid is vastgelegd dat de subsidie aan de werkgever kan bestaan uit een tegemoetkoming in de loonkosten of andere bijkomende kosten. Deze subsidie vormt als zodanig een noodzakelijke voorwaarde voor deze voorziening. Voor het verstrekken van deze subsidie is een wettelijke grondslag vereist (artikel 4:23, eerste lid, van de Awb). Om die reden is dit specifieke artikel opgenomen dat deze grondslag biedt. In het eerste lid worden loonkostensubsidies en subsidies ter voorbereiding van een dienstverband van een grondslag voorzien. De hoogte van de subsidies en de voorwaarden waaronder deze worden verleend dienen afzonderlijk te worden geregeld. Het college kan nadere regels stellen. De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen een subsidieplafond vaststellen. Om subsidies te kunnen weigeren is het een vereiste dat een dergelijk plafond is ingesteld. In het derde lid is de bevoegdheid van het college vastgesteld om een plafond in te stellen, bijvoorbeeld in het beleidsplan of de begroting.

Artikel 8 Vergoedingen

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening daarin onvoldoende voorziet. Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten (bijvoorbeeld kleding en schoeisel) kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn.

Artikelen 9 en 10

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.