Regeling vervallen per 01-03-2018

Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden

Geldend van 14-07-2017 t/m 28-02-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2017

Intitulé

Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden

Het Drechtstedenbestuur,

overwegende dat

  • -

    het gewenst is om een beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Participatiewet in de Drechtsteden, omdat hiermee inwoners ondersteund kunnen worden die niet zelfstanding het minimumloon kunnen verdienen of omdat zij niet in staat zijn gebleken zelfstandig betaald werk te vinden; de Participatiewet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden;

gelet op

  • -

    artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • -

    artikel 7 Participatiewet;

  • -

    artikel 2.5 van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden 2017;

  • -

    het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociaal d.d. 4 juli 2017;

  • -

    de afstemming met de Cliëntenraad Regio Drechtsteden, waaraan de beleidsregels d.d. 20 juni 2017 zijn gezonden met verzoek om advies;

b e s l u i t:

vast te stellen, de navolgende beleidsregels Participatiewet Drechtsteden

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als benoemd in artikel 7: 610 Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      Belanghebbende: de persoon behorend tot de doelgroep van de Participatiewet die woonachtig is binnen de Drechtsteden en aanspraak maakt op voorziening(en) of aan wie voorziening(en) wordt geboden

    • c.

      Belanghebbende met een arbeidsbeperking: de belanghebbende die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of een structurele functionele beperking heeft als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek;

    • d.

      DSB: Drechtstedenbestuur;

    • e.

      Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk): de door werkgevers te betalen aan de loonsom gekoppelde belastingpremie waarvan uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en de Ziektewet worden gefinancierd. Deze premie wordt jaarlijks vastgesteld door UWV.

    • f.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • g.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • h.

      Max WW-er: Inwoner die recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, waarvan de uitkering binnen drie maanden beëindigd wordt en waarvan het naar oordeel van DSB aannemelijk is dat die na beëindiging van de Ww-uitkering aanspraak maakt op de voorzieningen in het kader van de participatiewet;

    • i.

      Proefplaatsing: fase voorafgaand aan een arbeidsovereenkomst;

    • j.

      UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen;

    • k.

      Verordening: Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden 2015;

    • l.

      Werkgever: een natuurlijk persoon of rechtspersoon in de publieke of in de commerciële sector die met de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aangaat;

    • m.

      Werknemer: een persoon met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten;

    • n.

      Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • o.

      Wsw: Wet sociale werkvoorziening.

Hoofdstuk 2. Werkvoorzieningen

Artikel 2. Doelstelling en reikwijdte

  • 1. In deze beleidsregels wordt de ondersteuning die het DSB biedt bij de inzet van werkvoorzieningen ten behoeve van arbeidsinschakeling van werkloze belanghebbenden behorende tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, nader uitgewerkt.

  • 2. De opdracht om de ondersteuning als bedoeld in het eerste lid te bieden vloeit voort uit artikel 7 van de Participatiewet.

Artikel 3 Vervoersvoorziening

  • 1.

    Het DSB kan een vervoersvoorziening toekennen aan een belanghebbende die door zijn of haar beperking niet zelfstandig kan reizen.

  • 2.

    Het DSB biedt een vervoersvoorziening aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Noodzakelijkheid: de werkzoekende kan door zijn/haar beperking niet zelfstandig reizen en/of niet zelfstandig gebruik maken van het openbaar vervoer; en

    • b.

      Alleen voor woon/werk verkeer;

    • c.

      De belanghebbende behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of heeft een structurele functionele beperking als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek;

    • d.

      Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Een vervoersvoorziening kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing;

    • e.

      Een eventuele vervoersvoorziening van de werkgever wordt in mindering gebracht op de toe te komen vervoersvoorziening;

    • f.

      De belanghebbende kan geen aanspraak maken op de reguliere vervoersvoorziening van het DSB of een voorliggende voorziening zoals bijvoorbeeld vervoersvoorziening Wmo, UWV, Wsw, Wmo of via een zorgverzekeraar; en

    • g.

      Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de vervoersvoorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de vervoersvoorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:

      • .

        de kosten van de vervoersvoorziening;

      • .

        de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden / jaren / bepaalde tijd / onbepaalde tijd);

      • .

        de omvang van de arbeidsovereenkomst in termen van het aantal uren/dagen per week dat de belanghebbende gaat werken;

      • .

        de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de Wmo) in relatie tot de kosten van de vervoersvoorziening.

  • 3.

    Aan alle voorwaarden onder lid 2 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor een vervoersvoorziening.

Artikel 4 Werkplekaanpassingen

  • 1.

    Het DSB kan een aanpassing van de werkplek aanbieden aan een belanghebbende, als dit noodzakelijk is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om zijn/haar werk uit te voeren. Voorbeelden van een werkplekaanpassing zijn een rolstoeltoegankelijke werkruimte of een traplift. Er is geen limitatieve lijst van werkplekaanpassingen. In principe kan elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.

  • 2.

    Het DSB biedt een werkplekaanpassing aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Noodzakelijkheid: de werkplekaanpassing is nodig om de belanghebbende zijn/haar werk te kunnen laten uitvoeren; en

    • b.

      De belanghebbende behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of heeft een structurele functionele beperking als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek; en

    • c.

      Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het toekennen van een werkplekaanpassing gedurende de proefplaatsing behoort tot de mogelijkheden op voorwaarde dat er zekerheid is dat na de proefplaatsing er een arbeidsovereenkomst volgt; en

    • d.

      Er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld een bouwbesluit waaruit blijkt dat de desbetreffende werkgever zelf verantwoordelijk is voor de werkplekaanpassing of een vergoeding via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw, Wmo of een andere regeling; en

    • e.

      Werkplekaanpassingen die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoren c.q. algemeen gebruikelijk zijn in het bedrijfsleven worden niet vergoed; en

    • f.

      Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de werkplekaanpassing dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:

      • .

        de kosten van de werkplekaanpassing;

      • .

        de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden / jaren / bepaalde tijd / onbepaalde tijd);

      • .

        de omvang van de overeenkomst in termen van het aantal uren dat de belanghebbende gaat werken;

      • .

        de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de Wmo) in relatie tot de kosten van de werkplekaanpassing.

  • 3.

    Aan alle voorwaarden onder lid 2 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor een werkplekaanpassing.

Artikel 5 Meeneembare voorzieningen

  • 1.

    Het DSB kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Meeneembare voorzieningen zijn bijzondere hulpmiddelen die een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft. Denk bijvoorbeeld aan orthopedische schoenen, voorleesapparatuur, spraakversterkers of een aangepaste bureaustoel. De belanghebbende met een arbeidsbeperking kan deze meeneembare voorzieningen ook op een andere werkplek of bij een andere werkgever gebruiken.

  • 2.

    Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.

  • 3.

    De volgende (niet limitatieve opsomming van) voorzieningen worden niet verstrekt: brillen en contactlenzen, hoortoestellen, hulpmiddelen tegen stotteren en paradigm real-time meting.

  • 4.

    Het DSB biedt een meeneembare voorzieningen aan de belanghebbende als aan dede volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Noodzakelijkheid: de meeneembare voorziening is naar verwachting minimaal 6 maanden nodig om de belanghebbende zijn/haar werk te kunnen laten uitvoeren; en

    • b.

      Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Een meeneembare voorziening kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing; en

    • c.

      De belanghebbende behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub e van de Participatiewet en/of heeft een structurele functionele beperking als gevolg van een ziekte of handicap/gebrek; en

    • d.

      Er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw, Wmo of een andere regeling; en

    • e.

      Meeneembare voorzieningen die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoren c.q. algemeen gebruikelijk zijn in het bedrijfsleven worden niet vergoed; en

    • f.

      Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de meeneembare voorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:

      • .

        de kosten van de meeneembare voorziening;

      • .

        de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden / jaren/ bepaalde tijd / onbepaalde tijd);

      • .

        de omvang van de arbeidsovereenkomst in termen van het aantal uren per week dat de belanghebbende gaat werken;

      • .

        de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de Wmo) in relatie tot de kosten van de meeneembare voorziening.

  • 5.

    Aan alle voorwaarden onder lid 4 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor een meeneembare voorziening.

  • 6.

    De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld aan de belanghebbende. In specifieke gevallen kan besloten worden de meeneembare voorziening in eigendom te verstrekken.

Artikel 6 Tolkvoorziening

  • 1.

    Het DSB kan een tolkvoorziening toekennen als een tolkvoorziening nodig is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. De tolkvoorziening is een bijzonder hulpmiddel dat een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft.

  • 2.

    Het DSB biedt de tolkvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      Noodzakelijkheid: de tolkvoorziening is nodig om de belanghebbende zijn/haar werk te kunnen laten uitvoeren;

    • b.

      Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Een tolkvoorziening kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing;

    • c.

      Er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw, Wmo of een andere regeling;

    • d.

      De belanghebbende is doof, slechthorend of doofblind; en:

    • e.

      De belanghebbende kan een verklaring van de huisarts of behandelend medisch specialist overleggen, waaruit blijkt dat hij/zij op deze dienstverlening is aangewezen. Dit hoeft slechts éénmalig te geschieden;

  • 3.

    Aan alle voorwaarden onder lid 4 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor een tolkvoorziening.

  • 4.

    Er kan een beroep worden gedaan op een tolkvoorziening voor maximaal 15% van de werktijd.

  • 5.

    Nadat de toegekende uren zijn verbruikt, kan een onderbouwd beroep worden gedaan op meer uren tolkvoorziening.

Artikel 7 Jobcoaching

  • 1.

    Het DSB kan jobcoaching toekennen als dit nodig is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Jobcoaching heeft tot doel de belanghebbende te begeleiden naar een situatie waarin hij/zij uiteindelijk met zo min mogelijk begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.

  • 2.

    Het DSB biedt jobcoaching aan de belanghebbende met een arbeidsbeperking als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Noodzakelijkheid: de jobcoach is voor de belanghebbende van belang omdat hij/zij zonder deze tijdelijke begeleiding niet naar een situatie kan toegroeien waarin hij/zij uiteindelijk zonder begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn;

    • b.

      Is van toepassing voor een belanghebbende met een arbeidsbeperking (artikel 1, lid c)

    • c.

      Er is sprake van de intentie tot een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Jobcoaching kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing; en

    • d.

      Er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw of een andere regeling.

  • 3.

    Aan alle voorwaarden onder lid 2 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor jobcoaching.

  • 4.

    Jobcoaching wordt jaarlijks toegekend of voor een kortere periode wanneer slechts voor een kortere periode jobcoaching noodzakelijk wordt geacht. Ieder jaar wordt geëvalueerd of jobcoaching nog langer noodzakelijk is.

  • 5.

    Het DSB besluit, op advies en in overleg met de belanghebbende, werkgever en jobcoach wat de noodzakelijke ureninvestering is om het doel te realiseren. Daarbij geldt een maximumbedrag van 4.500 euro per jaar dat geïnvesteerd kan worden in jobcoaching: dit bedrag is exclusief eventueel verschuldigde BTW.

  • 6.

    De vergoeding voor jobcoaching wordt uitbetaald op basis van werkelijke gewerkte uren binnen het gestelde maximum bedrag in artikel 7 lid 5.

  • 7.

    Het in lid 5 van dit artikel genoemd bedrag is een maximaal bedrag per jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van minimaal 24 uur per week. Bij minder uren worden de bedragen naar rato bijgesteld.

  • 8.

    Bij een proefplaatsing met intentie tot een halfjaarcontract geldt het volgende bedrag als maximaal bedrag dat geïnvesteerd kan worden in jobcoaching (ongeacht het regime): maximaal € 750 voor de gehele duur van de proefplaatsing (max. 3 maanden).

  • 9.

    Het DSB beslist welk begeleidingsregime wordt toegepast, waarbij de volgende (niet-limitatieve) input kan worden benut:

    • .

      informatie over de mate van behoefte aan jobcoaching vanuit een eventuele proefplaatsing;

    • .

      (beargumenteerd) voorstel van de jobcoach;

    • .

      de richtinggevende uitslag van het loonwaarde-instrument op de ondersteunings-/begeleidingsbehoefte (additionele kosten). Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. Er zijn twee verschillende manieren waarop jobcoaching kan worden ingezet

      • a.

        Jobcoach in dienst van of door de werkgever (interne jobcoach).

        Hieraan worden de volgende minimale eisen gesteld:

        • .

          de jobcoach heeft een hbo-opleiding met succes afgerond of heeft een hbo werk- en denkniveau;

        • .

          de jobcoach heeft een opleidingsmodule voor jobcoach gevolgd (diploma/certificaat behaald); of

        • .

          de jobcoach is in de praktijk binnen een organisatie opgeleid tot jobcoach (in company training).

        óf de werkgever dient aan te tonen dat de jobcoach:

        • .

          een training heeft gevolgd om werknemers met een structureel functionele beperking te begeleiden op de werkplek (bijvoorbeeld een Harrie-training of via een kenniscentrum de training praktijkopleider-plus heeft gevolgd); en

        • .

          aantoonbare ervaring heeft met het geven van werkinstructies; en

        • .

          aantoonbare ervaring heeft met de werkzaamheden die de belanghebbende dient uit te voeren; en

        • .

          voor een deel van zijn werkuren vrijgesteld is om de begeleiding op zich te kunnen nemen.

      • b.

        Jobcoach in dienst van een jobcoachorganisatie (externe jobcoach).

        De jobcoachorganisatie waar de jobcoach in dienst is, dient te voldoen aan het erkenningskader uitvoering persoonlijke ondersteuning van het UWV.. De jobcoachorganisatie dient door middel van een bewijsstuk aan te tonen dat de jobcoachorganisatie door het UWV erkend is als jobcoachorganisatie op basis van dit erkenningskader.

  • 13.

    Het DSB besluit, op advies en in overleg met de werkgever en belanghebbende, de keuze voor de in te zetten jobcoach zoals aangegeven in lid 13 van dit artikel. Er zijn drie elementen die van belang zijn bij de keuze voor de jobcoach:

    • a.

      jobcoaching is een werknemersvoorziening. De werknemer c.q. belanghebbende moet zich goed, veilig en vertrouwd voelen bij de jobcoach, zodat de kans op succes vergroot wordt;

    • b.

      wanneer belanghebbende eveneens begeleiding ontvangt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt afstemming gezocht.

    • c.

      de werkgever heeft er baat bij dat het aantal jobcoaches in zijn bedrijf beperkt blijft. Daarom wordt gestreefd naar zo min mogelijk jobcoaches per bedrijf.

Artikel 8 No-risk polis

  • 1.

    Voor personen uit de doelgroep van de Participatiewet die:

    • .

      een indicatie Banenafspraak hebben c.q. behoren tot het doelgroepregister én een betaald dienstverband verkrijgen; en

    • .

      een dienstbetrekking beschut werk hebben op grond van artikel 10b van de Participatiewet

    wordt automatisch een No-riskpolis ingezet die uitgevoerd wordt door UWV. De werkgever kan bij UWV aanspraak maken op deze No-riskpolis.

  • 2.

    Het UWV vergoedt tijdens het dienstverband bij ziekte een groot deel van de loonkosten van de belanghebbende voor een periode van 5 jaar vanaf de eerste werkdag van de belanghebbende. Wanneer de werknemer ziek wordt binnen deze periode van 5 jaar, betaalt het UWV voor maximaal 2 jaar de Ziektewet-uitkering. In het eerste jaar ligt de uitkering tussen de 70% en 100% van het dagloon. In het tweede jaar is de uitkering 70% van het dagloon.

  • 3.

    Het betreft een vergoeding op basis van de Ziektewet. De Ziektewet kent twee wachtdagen. Dat betekent dat de Ziektewetuitkering pas vanaf de derde dag betaald wordt. In een aantal gevallen zijn er echter geen wachtdagen:

    • .

      voor zieke werklozen;

    • .

      als de belanghebbende een Wao- of Wia-uitkering ontvangt;

    • .

      als de belanghebbende ziek is als gevolg van een orgaandonatie;

    • .

      als de belanghebbende ziek is vanwege een zwangerschap of bevalling.

  • 4.

    De werkgever is vrijgesteld van de premieverplichting in het kader van de Whk.

  • 5.

    In geval de werknemer/belanghebbende ziek uit dienst gaat, heeft de werknemer/belanghebbende recht op een ziektewet-uitkering. Omdat er een No-riskpolis gold, wordt de werkgever ook dan vrijgesteld van de gedifferentieerde premie Whk.

  • 6.

    Over de periode waarin de werkgever gebruik kan maken van de No-riskpolis op grond van de Ziektewet, wordt geen loonkostensubsidie uitbetaald.

  • 7.

    De werkgever meldt elk ziektegeval van een belanghebbende bij het UWV, waarbij een bewijs gevoegd dient te worden dat de werknemer in de doelgroep valt, bijvoorbeeld:

    • .

      de beschikking loonkostensubsidie van het DSB;

    • .

      een verklaring van het DSB dat de werknemer onder de doelgroep valt;

    • .

      de beslissing van UWV waarin staat dat de werknemer een indicatie heeft voor de banenafspraak.

Artikel 9 Proefplaatsing

  • 1.

    Voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking kan een proefplaatsing ingezet worden om via de wettelijke loonwaardemeting inzicht te krijgen in de verdiencapaciteit. Een proefplaatsing vindt plaats met behoud van uitkering.

  • 2.

    Voor de belanghebbende met of zonder arbeidsbeperking kan een proefplaatsing ingezet worden als er bij de werkgever nog twijfels zijn over de geschiktheid van de belanghebbende en de werkgever dit kan motiveren.

  • 3.

    Het DSB biedt een proefplaatsing aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Een proefplaatsing kan alleen plaatsvinden als de werkgever de intentie heeft de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aan te bieden van tenminste 6 maanden;

    • b.

      De proefplaatsing duurt maximaal 3 maanden;

    • c.

      De duur van de proefplaatsing wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende en zolang als nodig is voor de werkgever en SDD om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de belanghebbende;

    • d.

      De belanghebbende gaat de werkzaamheden verrichten in de functie waar een vacature voor is; en

    • e.

      In uitzonderlijke gevallen (zoals bijvoorbeeld bij tijdelijke en niet verwijtbare uitval) kan de proefplaatsing met maximaal 3 maanden worden verlengd.

  • 4.

    Aan alle voorwaarden onder lid 3 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor een proefplaatsing.

  • 5.

    Met de werkgever en de belanghebbende wordt een schriftelijke proefplaatsingsovereenkomst gesloten.

  • 6.

    Gedurende de proefplaatsing krijgt de belanghebbende toestemming te werken met behoud van uitkering.

  • 7.

    Het DSB plaatst een belanghebbende alleen indien door plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door plaatsing geen verdringing van regulier werk plaatsvindt.

Artikel 10 Re-integratie Werkovereenkomst (RWO)

  • 1.

    Voor de belanghebbende zonder arbeidsbeperking kan de Re-integratie Werkovereenkomst (RWO) ingezet worden als er bij de werkgever nog twijfels zijn over de geschiktheid van belanghebbende en de werkgever dit kan motiveren.

  • 2.

    Het DSB biedt de RWO aan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De RWO kan alleen plaatsvinden als de werkgever de intentie heeft de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aan te bieden van tenminste 6 maanden;

    • b.

      De RWO voor belanghebbenden duurt maximaal 3 maanden;

    • c.

      De duur van de RWO voor belanghebbenden wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende en zolang als nodig is voor de werkgever en SDD om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de belanghebbende; en

    • d.

      In uitzonderlijke gevallen (zoals bijvoorbeeld bij tijdelijke en niet verwijtbare uitval) kan de RWO voor belanghebbenden met maximaal 3 maanden worden verlengd.

  • 3.

    Aan alle voorwaarden onder lid 2 van dit artikel dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor de RWO.

  • 4.

    De belanghebbende wordt geplaatst tegen een inleentarief van € 8 excl. btw per gewerkt uur voor belanghebbenden > 27 jaar en € 6 excl. btw per gewerkt uur voor belanghebbenden < 27 jaar.

  • 5.

    Het DSB plaatst een belanghebbende alleen indien door plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door plaatsing geen verdringing van regulier werk plaatsvindt.

Artikel 11 Baanbonus

  • 1.

    Personen ten behoeve van wie het DSB een Baanbonus kan verstrekken behoren tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 lid sub b (met uitzondering van de niet-uitkeringsgerechtigden) en de doelgroep max-Ww zoals bedoeld artikel 1 lid sub h.

  • 2.

    Het DSB kan aan de werkgever die een persoon uit de doelgroep in dienst neemt een tegemoetkoming verstrekken. De toegekende tegemoetkoming wordt door het DSB forfaitair verstrekt.

  • 3.

    De baanbonus bedraagt € 2000,-.

  • 4.

    Er moet sprake zijn van een arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden zonder uitzendbeding. De werknemer moet op basis van de arbeidsovereenkomst uitkeringsonafhankelijk worden.

  • 5.

    De belanghebbende was voor ingang van de arbeidsovereenkomst uitkeringsafhankelijk, werkte via een Re-integratie Werkovereenkomst, via detacheringsorganisatie Werxaam BV of werkte maximaal 3 maanden bij de betreffende werkgever via een uitzendbureau.

  • 6.

    Partijen die door de Sociale Dienst Drechtsteden zijn gecontracteerd voor het uitvoeren van detacheringen, zoals Werxaam B.V., zijn uitgesloten voor de baanbonus.

  • 7.

    De aanvraag kan na afloop van de arbeidsovereenkomst schriftelijk worden ingediend bij het Drechtstedenbestuur door de werkgever middels het daartoe bestemde formulier.

  • 8.

    Bij de aanvraag dient de getekende arbeidsovereenkomst en de loonstrook van de zesde maand te worden overlegd.

  • 9.

    Een werkgever kan maximaal twee keer voor dezelfde werknemer deze vergoeding ontvangen, indien aansluitend op het vorige arbeidscontract een nieuw arbeidscontract wordt aangeboden van tenminste 6 maanden. Wanneer in eerste instantie direct een arbeidscontract voor een jaar wordt geboden, kan de werkgever na 6 maanden in aanmerking komen voor een baanbonus van €4000,-. Er wordt dan geen tweede maal een bonus verstrekt. Wanneer achteraf blijkt dat de bonus onterecht is verstrekt, wordt deze teruggevorderd.

  • 10.

    De uitbetaling van de Baanbonus vindt plaats 1 maand na ontvangst van de complete aanvraag.

  • 11.

    De aanvraag voor een baanbonus kan maximaal 12 maanden na start van het arbeidscontract worden ingediend.

Artikel 12 Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verstrekt de loonkostensubsidie voor personen zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub e van de Participatiewet. De maximale loonkostensubsidie bedraagt 70% van het wettelijk minimumloon(wettelijke norm).

  • 2.

    Voor personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie en waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst of een voornemen tot een arbeidsovereenkomst met een werkgever stelt het Drechtstedenbestuur de loonwaarde vast met gebruikmaking van een door het ministerie SZW goedgekeurde methodiek voor loonwaardebepaling.

  • 3.

    De loonkostensubsidie wordt op basis van de vastgestelde loonwaarde bepaald.

  • 4.

    Wanneer de werkgever een cao-loon betaalt dat hoger is dan het wettelijk minimum loon, dan komt dit verschil tussen het betaalde loon en het wettelijk minimumloon voor rekening van de werkgever.

  • 5.

    De loonkostensubsidie gaat in vanaf ingangsdatum dienstverband.

  • 6.

    De werkgeverslasten worden vergoed tot een maximumpercentage van de loonkosten waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt. De hoogte van dit percentage is geregeld in het "besluit loonkostensubsidie Participatiewet".

  • 7.

    Bij tussentijdse beëindiging van het dienstverband wordt de loonkostensubsidie betaald tot en met de laatste dag van loonbetaling.

  • 8.

    Wanneer de persoon niet meer tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, wordt de loonkostensubsidie door middel van een beschikking beëindigd.

  • 9.

    Onverschuldigd betaalde loonkostensubsidiebedragen worden door het Drechtstedenbestuur teruggevorderd op grond van artikel 4:57 van de Awb.

Artikel 13 Reiskostenvergoeding Woon-werkverkeer

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan een tegemoetkoming in de reiskosten verlenen aan de meerderjarige belanghebbende jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die vanuit een Participatiewet-, IOAW of IOAZ-uitkering, of als niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) die door middel van een re-integratietraject ondersteund worden bij de arbeidsinschakeling zoals vastgelegd in artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 7 Participatiewet, uitstroomt naar arbeid in loondienst, indien:

    • a.

      de belanghebbende een inkomen heeft dat niet hoger is dan 110% van het wettelijk sociaal minimum;

    • b.

      de belanghebbende geen in aanmerking te nemen vermogen heeft;

    • c.

      de belanghebbende is woonachtig in een gemeente die deel uitmaakt van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden.


  • 2.

    In afwijking van het eerste lid komt de persoon die vanuit een re-integratie werkovereenkomst (RWO) via Baanbrekend Drechtsteden (BBD) een reiskostenvergoeding ontvangt niet in aanmerking voor deze tegemoetkoming. 


  • 3.

    De tegemoetkoming wordt op aanvraag verleend en kan met terugwerkende kracht tot zes maanden voorafgaande aan de aanvraag worden aangevraagd.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt per persoon toegekend voor de duur van het arbeidscontract waarop de belanghebbende is uitgestroomd met een maximum van 24 maanden. 


  • 5.

    De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt:

    • a.

      in het eerste jaar per maand 100% van de genoemde bedragen bij 5 dagen in de vastgestelde “reiskostenregeling re-integratietrajecten”.

    • b.

      in het tweede jaar per maand 50% van de genoemde bedragen bij 5 dagen in de vastgestelde “reiskostenregeling re-integratietrajecten”.

    • c.

      minus de eventuele reiskostenvergoeding van de werkgever en/of belastingdienst.


  • 6.

    Onder reiskosten wordt verstaan: de kosten die voortkomen uit het woon-werkverkeer van de belanghebbende van het adres waarop de belanghebbende in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven naar het werkadres en vice versa.

  • 7.

    Bij wisseling van werkgever tijdens de toekenningsperiode vindt er een nieuwe beoordeling van de hoogte van de tegemoetkoming plaats.

  • 8.

    Bij uitstroming naar arbeid in loondienst via het uitzendbureau wordt de hoogte van de tegemoetkoming berekend per maand aan de hand van het werkadres van de opdrachtgever waar de belanghebbende op de eerste van de betreffende maand werkzaam is. Zolang de belanghebbende geen ander werkadres doorgeeft, wordt gerekend met het bij ons laatst bekende werkadres. 


  • 9.

    Indien een belanghebbende zoals bedoeld in het achtste lid aangeeft in een maand meer dan 1 opdrachtgever te hebben wordt het gemiddelde aantal kilometers berekend van de opdrachtgevers tezamen en aan de hand daarvan de hoogte van de tegemoetkoming bepaald.

  • 10.

    De tegemoetkoming staat los van een eventuele reiskostenvergoeding die de belanghebbende van zijn/haar werkgever en/of de belastingdienst ontvangt.

Hoofdstuk 3 Verlaging bijstandsnorm

Artikel 14 Verlagen bijstandsnorm bij ontbrekende woonkosten

De bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 en 21 van de Participatiewet wordt op grond van artikel 27 van de Participatiewet verlaagd met 20 procent van het wettelijk sociaal minimum indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of als gevolg van het niet beschikken over een woning.

Artikel 15 Niet verlagen bijstandsnorm van schoolverlaters

Het Drechtstedenbestuur maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de bijstandsnorm van schoolverlaters op grond van artikel 28 van de Participatiewet te verlagen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het DSB kan, indien de toepassing van bepalingen in deze beleidsregels in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze beleidsregels, afwijken van deze beleidsregels.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Drechtstedenbestuur.

Artikel 17 (Slotartikel)

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden.

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn aanpassingen van de Beleidsregels Werkvoorzieningen 2017 en de naam is aangepast in Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden. De Beleidsregels Werkvoorzieningen 2017 komen hiermee te vervallen met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

  • 3.

    De Beleidsregels Participatiewet 2015 worden eveneens ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

  • 4.

    De Beleidsregels Tegemoetkoming in de reiskosten voor burgers die uitstromen naar arbeid in loondienst worden eveneens ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels werking treden.

  • 5.

    Deze beleidsregels treden per 1 juni 2017 in werking. Artikel 11.1 (Baanbonus voor de doelgroep max WW) is van toepassing op arbeidscontracten die gesloten zijn na 1 juni 2017. Artikel 11.5 treedt in werking per 1 januari 2017.

  • 6.

    Een belanghebbende die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van een van de hierboven genoemde beleidsregels, die moet worden beëindigd op grond van deze beleidsregels Participatiewet Drechtsteden, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de betreffende beleidsregels voor de duur van de ingezette voorziening, doch niet langer 12 maanden.

  • 7.

    Het DSB kan na afloop van de in het zesde lid bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 6 juli 2017,
de secretaris, de voorzitter,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA P.A.C.M. van der Velden

Toelichting

In deze toelichting worden alleen die artikelen toegelicht die een verdere toelichting behoeven.

Algemene toelichting

Eén van de doelen van de Participatiewet is dat er een zo eenvoudig en eenduidig mogelijk basispakket komt van voorzieningen voor werkgevers die banen beschikbaar stellen voor mensen.

Per 2015 zijn hier ook voorzieningen bij gekomen voor de nieuwe doelgroep van gemeenten, namelijk mensen met een arbeidshandicap. Het gaat daarbij om mensen met een arbeidsbeperking die voor ondersteuning een beroep doen op de gemeente en die volgens UWV niet 100% van het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. In dat kader heeft de ministerraad besloten om de harmonisatie in het aanbod voor werkgevers van UWV en gemeenten m.b.t. mensen met een arbeidsbeperking per 1 januari 2016 verplicht te stellen en wettelijk te regelen met de Wet harmonisering instrumenten Participatiewet. Deze wet voorziet in een uniforme no-riskpolis via UWV voor gemeenten en werkgevers voor de doelgroep Banenafspraak en de doelgroep beschut werk en een gelijke mobiliteitsbonus voor de doelgroep Banenafspraak voor de periode 2016 – 2020.

De voorzieningen voor werkgevers die werk bieden aan de doelgroep van de Participatiewet worden uiteengezet in deze beleidsregels. Bij de invulling van deze voorzieningen heeft zoveel mogelijk harmonisatie plaatsgevonden met het landelijk participatiebeleid en UWV-regelingen voor mensen met een arbeidsbeperking.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4. Werkplekaanpassingen

Voor belanghebbenden met een arbeidsbeperking kan een aanpassing van de werkplek noodzakelijk zijn. Voor de uitvoering hiervan wordt – in het kader van de harmonisering – zoveel mogelijk aangesloten bij de werkwijze van UWV.

Artikel 5. Meeneembare voorzieningen

De algemene ledenvergadering van de VNG heeft in juni 2014 besloten dat de VNG de meeneembare voorzieningen voor alle gemeenten regelt en de uitvoering organiseert. De landelijke regeling Meeneembare voorzieningen 2015 (gepubliceerd op 11 maart 2015) die met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 van kracht is, biedt het kader voor de ondersteuning via meeneembare voorzieningen. Er is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande UWV-regeling voor meeneembare voorzieningen in het kader van de Wet WIA. De regeling wordt gemonitord op gebruik en kosten.

Indien de belanghebbende die tot de doelgroep behoort in aanmerking komt voor een meeneembare voorziening kan door het DSB een aanvraag ingediend worden bij de uitvoerder van de regeling (voor 2016 is dit UWV) middels het formulier Verzoek voorzieningen bij een visuele auditieve of motorische handicap met daarop het logo van VNG. Zowel de handtekening van de belanghebbende als van het DSB is nodig op het formulier. Het formulier dient verstuurd te worden naar ‘Aanvraag Voorzieningen Gemeenten’.

Het UWV (als uitvoerder van deze regeling) beslist binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend. Dan moet het UWV wel alle noodzakelijke gegevens ontvangen hebben. Soms moet het UWV onderzoek doen. In dat geval laat het UWV dit weten.

Artikel 6. Tolkvoorziening

Voor de tolkvoorziening geldt hetzelfde als voor de meeneembare voorzieningen (artikel 5). Ook hier heeft de algemene ledenvergadering van de VNG in juni 2014 besloten dat de VNG de tolkvoorziening voor alle gemeenten regelt en de uitvoering organiseert. De landelijke regeling tolkvoorziening voor mensen met een zintuiglijke beperking 2015, biedt het kader voor de ondersteuning via een tolkvoorziening. Ook hier is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande UWV-regeling voor meeneembare voorzieningen in het kader van de Wet WIA. De VNG doet het contractbeheer en de tolken declareren bij UWV.

Indien de belanghebbende die tot de doelgroep behoort in aanmerking komt voor een tolkvoorziening kan door het DSB een aanvraag ingediend worden bij de uitvoerder van de regeling (voor 2016 is dit UWV) middels het formulier Verzoek voorzieningen bij een visuele auditieve of motorische handicap met daarop het logo van VNG. Zowel de handtekening van de belanghebbende als van het DSB is nodig op het formulier. Het formulier dient verstuurd te worden naar ‘Aanvraag Voorzieningen Gemeenten’.

Het UWV (als uitvoerder van deze regeling) beslist binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend. Dan moet het UWV wel alle noodzakelijke gegevens ontvangen hebben. Soms moet het UWV onderzoek doen. In dat geval laat het UWV dit weten.

Tolken die een tolkopdracht hebben uitgevoerd voor klanten van het DSB, kunnen hun kosten declareren met het formulier Declaratie kosten tolk gebarentaal of schrijftolk.

Een tolk kan alleen de getolkte tijd declareren. De maximale tijdsduur die gedeclareerd kan worden is de tijdsduur waarvoor de belanghebbende toestemming heeft verkregen. Deze tijdsduur staat in de brief met de beslissing die naar de belanghebbende is gestuurd.

Artikel 7. Jobcoaching (begeleiding op de werkplek)

De regering heeft er niet voor gekozen om het instrument jobcoaching te harmoniseren. De Participatiewet geeft gemeenten beleidsvrijheid bij het inzetten van re-integratie-instrumenten en voorzieningen. Gemeenten kunnen desgewenst de protocollen van UWV volgen bij de keuze voor inzet van het instrument jobcoaching.

Steeds meer gemeenten hebben eigen (gecertificeerde) jobcoaches in dienst en anderen zijn deels van plan dit te doen. Het instrument jobcoaching is daarmee sterk verbonden met de gemeentelijke (en regionale) processen. Gezien de pluriformiteit van uitvoering door gemeenten, zo stelt de VNG, is het niet mogelijk om hier een landelijke afspraak over te maken.

Zoals in de regels is opgenomen, dient er voor de inzet van een jobcoach, sprake te zijn van noodzakelijkheid. Dit houdt in dat de belanghebbende zonder de begeleiding van een jobcoach, de werkzaamheden op het werk niet of onvoldoende kan uitvoeren door bijvoorbeeld een lichamelijke handicap. Een arbeidsbeperking is echter geen noodzakelijke voorwaarde voor het inzetten van dit instrument. In elke situatie waarin de inzet van jobcoaching een gunstig effect heeft op duurzame uitstroom naar regulier werk, kan hier beroep op worden gedaan.

Artikel 8. No-risk polis

Voor 2016 heeft de VNG namens gemeenten de No-riskpolis van het UWV ingekocht voor de doelgroep van de Baanafspraak (doelgroepregister) en voor mensen in een dienstbetrekking beschut werk op grond van artikel 10b van de Participatiewet. Gemeenten hadden in 2015 de ruimte om zelf een no-riskpolis in het leven te roepen voor de overige doelgroepen van de Participatiewet. Hiertoe had het DSB de Achmea No-riskpolis die door Achmea per 1 oktober 2015 is beëindigd.

Vanaf 2016 is de situatie anders. Middels het wetsvoorstel Harmonisatie instrumenten wordt vanaf 2016 een meer permanente oplossing voor de No-riskpolis geregeld. Zoals het er nu naar uitziet, houdt deze oplossing in dat alleen nog voor de werknemers die behoren tot de doelgroep Banenafspraak de No-riskpolis van UWV beschikbaar is. De bevoegdheid van gemeenten om voor de overige doelgroepen van de P-wet een No-riskpolis vorm te geven vervalt dan.

In principe is dit bedoeld voor de periode 2016 tot 2021. Met ingang van 1 januari 2021 zal de uniforme no-riskpolis voor de gemeentelijke doelgroep dan vervallen en de oude bepalingen van de Participatiewet met betrekking tot de no-riskpolis door gemeenten weer gaan gelden. Echter, op basis van een evaluatie na drie jaar zal het ministerie SZW in overleg met gemeenten en sociale partners bezien of er aanleiding is de uniforme no-riskpolis via UWV voort te zetten of niet. In het eerste geval zal de regering het initiatief nemen tot een nieuw wetsvoorstel. In het tweede geval keert de regeling terug uit de Participatiewet en zijn gemeenten verplicht om bij verordening te voorzien in een gemeentelijke no-riskpolis.

Voor de uitvoering van de No-riskpolis door UWV zal in de periode van 2016 t/m 2020 een bedrag van € 8 miljoen oplopend tot € 23 miljoen terugvloeien van de Integratie-uitkering Sociaal Domein naar het Rijk (cijfers uit VNG ledenbrief d.d. 20 januari 2015).

N.B. Werkgevers die in 2015 op grond van de Participatiewet in aanmerking kwamen voor een gemeentelijke no-riskpolis worden ook na 1 januari 2016 gevrijwaard van hogere WGA-lasten voor die werknemers.

Om de technische uitvoerbaarheid van de verrekening no-riskpolis met loonkostensubsidie te vergroten, zullen gemeenten van UWV een signaal gaan krijgen wanneer UWV de claim van een werkgever op een no-riskpolis honoreert. De gemeente kan dan de loonkostensubsidie stop zetten gedurende de ziekteperiode. De werkgever hoeft geen dubbele melding te doen bij ziekte.

Artikel 9. Proefplaatsing

Een proefplaatsing kan ingezet worden voor belanghebbenden mét en zónder arbeidsbeperking. Voor belanghebbenden met een arbeidsbeperking vindt gedurende de proefplaatsing de loonwaardemeting plaats, op de werkvloer bij de werkgever en evt. de aanvraag indicatie Banenafspraak.

Een van de voorwaarden voor de inzet van een proefplaatsing is dat de werkgever bij aanvang van de proefplaatsing de intentie uitspreekt om bij gebleken geschiktheid en voldoende werkzaamheden de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aanbiedt van minimaal een half jaar. Het is een intentieverklaring, dus de proefplaatsing wordt niet altijd gevolgd door een arbeidsovereenkomst. Het kan zijn dat er geheel geen dienstverband tot stand komt of dat de werkgever kiest voor detachering.

De periode van maximaal 3 maanden is genoeg om een realistische loonwaardemeting te kunnen doen. Bij een proefplaatsing van belanghebbenden met een arbeidsbeperking kunnen instrumenten ingezet worden die specifiek gelden voor personen met een arbeidsbeperking. Denk hierbij vooral aan jobcoaching en (in mindere mate) vergoeding van noodzakelijke werkvoorzieningen.

Wanneer een proefplaatsing wordt ingezet, ontvangt de belanghebbende van het DSB een brief als bevestiging van de start van de proefplaatsing met daarin de benodigde informatie.

Aan de proefplaatsing is de Praktijkervaringplek Polis van Achmea gekoppeld. De Praktijkervaringplek Polis bestaat uit een ongevallenverzekering, een aansprakelijkheidsverzekering en een werkgeversaansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders van motorrijtuigen.

Artikel 10. Re-integratie Werkovereenkomst (RWO)

Voor kandidaten uit de doelgroep 80-100% loonwaarde kan de Re-integratie Werkovereenkomst (RWO) ingezet worden. Hierbij wordt een belanghebbende uitgeleend aan een werkgever tegen een laag tarief. Het doel van de inzet van de RWO is uitstroom naar regulier betaald werk.

Artikel 11. Baanbonus

De baanbonus kan worden verstrekt voor personen uit de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 lid d van deze beleidsregels. Hierin wordt verwezen naar de doelgroep participatiewet. Binnen die omschrijving vallen ook de niet-uitkeringsgerechtigden. De baanbonus is niet voor deze doelgroep bestemd. Wel is de voorziening beschikbaar voor de doelgroep max WW. Dit zijn inwoners die recht hebben op uitkering uit de Werkloosheidswet, waarvan de uitkering binnen drie maanden beëindigd wordt en die na beëindiging van de ww-uitkering aanspraak maakt op de voorzieningen in het kader van de participatiewet. Het DSB bepaalt wie tot de doelgroep behoort.

De persoon die in dienst genomen wordt door de werkgever, moet door het dienstverband uitkeringsonafhankelijk worden om in aanmerking te komen voor de baanbonus door de werkgever. In het geval van een detacherings- of uitzendovereenkomst, dient de werknemer na afloop van deze overeenkomst uitkeringsonafhankelijk te zijn, terwijl deze werknemer ervoor in een uitkeringsafhankelijke situatie verkeerde. In dit geval, is de exclusie van niet-uitkeringsgerechtigden, zoals geregeld in artikel 1, lid d, niet van toepassing. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de boonbonus niet bedoeld is voor uitzend- en detacheringsbureaus, maar enkel voor de werkgever die de belanghebbende in dienst neemt. Uitzondering hierop is een situatie waarin een detacheerder een belanghebbende in dienst neemt, waarna deze belanghebbende bij werkgevers wordt geplaatst. Voorwaarde hierbij, is dat de detacheerder ook bij geen werk loon doorbetaalt. De arbeidsovereenkomst moet voor minimaal 6 maanden worden aangegaan. Of iemand onafhankelijk wordt van de uitkering wordt bepaald door de Sociale dienst Drechtsteden.

De Baanbonus kan door een werkgever worden aangevraagd wanneer er een arbeidsovereenkomst is en de werknemer minimaal drie maanden aan het werk is volgens de arbeidsovereenkomst. De baanbonus wordt pas uitbetaald wanneer de ondertekende arbeidsovereenkomst is overlegd.

De bonus kan voor dezelfde werknemer door dezelfde werkgever maximaal twee keer worden verstrekt bij een nieuwe arbeidsovereenkomst. Wanneer er direct een arbeidsovereenkomst voor een jaar wordt geboden, kan na 6 maanden een eenmalige bonus van €4000,- worden uitgekeerd. Een tweede bonus door dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer is dan niet mogelijk.

De baanbonus wordt na drie maanden na de start van de arbeidsovereenkomst aangevraagd en uitbetaald. Hierdoor wordt voorkomen dat de bonus uitbetaald wordt zonder dat de persoon daadwerkelijk is gestart op de arbeidsbetrekking.

Artikel 12 Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling

Het college stelt ambtshalve dan wel op aanvraag, conform het gestelde in artikel 10c van de Participatiewet vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Hierbij worden de volgende criteria in acht genomen:

  • .

    een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7 eerste lid onder a van de Participatiewet;

  • .

    die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het WML te verdienen en is dus verminderd productief;

  • .

    die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het WML, vermeerderd met een bedrag voor vergoeding van werkgeverslasten, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. Het bedrag voor deze vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, omdat dit bedrag fluctueert door jaarlijkse aanpassingen in de premies en bijdragen

Loonkostensubsidie is voor mensen met een beperkte loonwaarde bij uitstek het middel om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Zonder dit middel neemt die kans voor hen aanzienlijk af.

Wanneer de arbeidsovereenkomst tussentijds wordt beëindigd, vindt de uitbetaling van de loonkostensubsidie plaats tot en met de laatste dag van loonbetaling.

Artikel 13. Reiskosten woon-werkverkeer

Algemeen

Dit artikel voorziet in een tegemoetkoming in de reiskosten voor burgers die uitstromen naar arbeid in loondienst, en is tot stand gekomen als gevolg van de notitie “evaluatie minimabeleid in Drechtsteden” waarbij is geconstateerd dat het minimabeleid op bepaalde vlakken aanpassing behoeft, zodat de meest kwetsbare groepen gecompenseerd worden. Ook vanuit het minimabeleid worden belanghebbenden enerzijds gestimuleerd om aan het werk te gaan en anderzijds worden belanghebbenden die dat niet kunnen of niet meer hoeven extra financieel ondersteund. De tegemoetkoming is bedoeld om een eventuele terugval in inkomen (door het aanvaarden van arbeid in loondienst) te voorkomen.

Artikelsgewijs

Lid 1 en 2

Dit artikel bakent de doelgroep af en geeft specifiek aan hoe e.e.a. is geregeld. Specifiek wordt 1 groep uitgesloten, te weten de belanghebbenden die nog een reiskostenvergoeding via BBD ontvangen (in welke vorm dan ook, waaronder bijvoorbeeld een financiële vergoeding bij een RWO of een verstrekte OV chipkaart met saldo). Na deze vergoeding is er eventueel wel recht op de tegemoetkoming (als aan alle andere voorwaarden wordt voldaan).

Degene die als zelfstandige aan de slag is, is automatisch uitgesloten van de regel. Het moet immers gaan om arbeid in loondienst. Zelfstandige inkomsten zijn dit niet. Het inkomen mag niet meer zijn dan 110% van het wettelijk sociaal minimum dat voor de belanghebbende geldt.

Lid 4

De tegemoetkoming wordt voor de duur van het arbeidscontract toegekend. Het moet dan altijd gaan om het arbeidscontract waarop de belanghebbende is uitgestroomd. Daarmee voorkom je dat de regeling oneindig kan voortduren. Voor een ieder die een contract voor onbepaald tijd heeft, geldt een maximum van 24 maanden. Langer recht op de tegemoetkoming is niet mogelijk.

De tegemoetkoming wordt per persoon verstrekt. Wanneer een echtpaar beiden arbeid in loondienst verrichten en beiden aan de voorwaarden voldoen, kan men dan ook allebei de tegemoetkoming aanvragen en ontvangen. Daarbij geldt wel dat naar het gezamenlijke inkomen wordt gekeken.

Lid 5

De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de reiskostenregeling re-integratietrajecten, waarbij geldt dat in het eerste jaar 100% per maand wordt verstrekt van de genoemde bedragen bij 5 dagen in deze regeling (waarvoor de belanghebbende in aanmerking komt). In het tweede jaar wordt nog 50% per maand verstrekt van de genoemde bedragen bij 5 dagen in deze regeling (waarvoor de belanghebbende in aanmerking komt). Gekozen is voor de bedragen bij 5 dagen omdat uitstroom veelal minimaal 4 dagen werk betekent. Om de uitvoering te vereenvoudigen wordt standaard uitgegaan van de bedragen bij 5 dagen. De maximalisering tot 24 maanden en de afbouw in twee jaar heeft als reden dat nog altijd gestimuleerd wordt dat belanghebbenden hun eigen inkomenspositie verbeteren. Door de tegemoetkoming te beperken tot een periode en in die periode af te bouwen, blijven belanghebbenden zelf verantwoordelijk om de inkomenspositie na uitstroom verder te verbeteren.

Om te beoordelen of belanghebbenden gedurende de 24 maanden nog wel in aanmerking komen wordt automatisch na 12 maanden een vragenlijst naar de klant gestuurd. De belanghebbende dient deze in te vullen en terug te sturen. Op basis daarvan wordt beoordeeld of belanghebbenden nog aan de voorwaarden voldoen. Is dit niet het geval of wordt het formulier niet teruggestuurd, dan stopt de tegemoetkoming na deze 12 maanden.

Lid 6

Dit artikel geeft een omschrijving van wat onder reiskosten wordt verstaan. Het gaat daarbij specifiek om het woon-werkverkeer. Eventuele reiskosten onder werktijd worden hiermee uitgesloten. Door het werkadres te benoemen wordt geregeld dat ook de belanghebbende die via een uitzendbureau aan de slag is een tegemoetkoming kan krijgen (het werkadres is dan namelijk het adres waar de belanghebbende het werk daadwerkelijk uitvoert).

Lid 8 en 9

Probleem bij de groep die uitstroomt via werk bij het uitzendbureau geldt dat zij regelmatig kunnen wisselen van opdrachtgever. Op het moment dat dit elke keer gemeld moet worden en opnieuw beoordeeld moet worden, wordt een behoorlijk grote informatie- en administratiestroom van de belanghebbende naar de Sociale Dienst Drechtsteden en vice versa gecreëerd. Daarom geldt voor deze belanghebbenden dat de hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend per maand aan de hand van het werkadres van de opdrachtgever waar de belanghebbende op de eerste van de betreffende maand werkzaam is.

Indien een belanghebbende zoals in de vorige alinea aangeeft in een maand meer dan 1 opdrachtgever te hebben met diverse reisafstanden wordt het gemiddelde aantal kilometers berekend van de opdrachtgevers tezamen en aan de hand daarvan de hoogte van de tegemoetkoming bepaald. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk om deze informatie door te geven en aan te geven voor welke opdrachtgevers allemaal wordt gewerkt. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een verklaring van het uitzendbureau.

Lid 10

Omdat het hier om een extra tegemoetkoming in de reiskosten gaat (het gaat ook niet om de vergoeding van de gehele reiskosten die eventueel gemaakt worden) wordt geen rekening gehouden met eventuele andere vergoedingen die men reeds ontvangt of zou kunnen ontvangen voor reiskosten (bv via de werkgever zelf of van de belastingdienst).

Alle inlichtingen en gegevens die van belang zijn voor de aanvraag en de eventuele toekenning dient de belanghebbende onverwijld uit eigen beweging te melden. Dan kan gedacht worden aan wijzigingen in de woonsituatie, het inkomen, het vermogen of een wijziging qua werkgever. In de beschikking tot toekenning zal dit expliciet worden opgenomen.