Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels Verhaal Drechtsteden

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels Verhaal Drechtsteden

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN REGELING

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen, alsmede in de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de begrippen die in deze regeling worden gebruikt.

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      WI: Wet inburgering;

    • e.

      WMO: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • f.

      Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • g.

      WKO: Wet kinderopvang;

    • h.

      BW: Burgerlijk Wetboek;

    • i.

      Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • j.

      Drechtstedenbestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Drechtsteden;

    • k.

      Debiteur: degene van wie wordt teruggevorderd, dan wel degene op wie wordt verhaald;

    • l.

      Regeling: onderhavige beleidsregels terugvordering en verhaal Drechtsteden

HOOFDSTUK 2 (vervallen m.i.v. 1 januari 2013)

HOOFDSTUK 3: BELEIDSREGELS VERHAAL

Artikel 17 Verhaalsbevoegdheid

Het Drechtstedenbestuur maakt in alle gevallen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 61 tot en met 62i van de wet, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 18 Verhaal van bijstand

Het Drechtstedenbestuur verhaalt kosten van bijstand op degene en in de situaties zoals genoemd in artikel 62 en 62f van de wet, met uitzondering van de persoon in de situatie genoemd in artikel 62, aanhef en sub c in de wet.

Artikel 19 Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62 of artikel 62f van de wet, indien het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 45,- per maand dan wel € 540,- per jaar.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor gelet op de omstandigheden van de debiteur of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 20 Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 van de wet wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving van de debiteur.

Artikel 21 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

  • 1.

    In afwijking van artikel 17 van deze regeling, kan Het Drechtstedenbestuur op verzoek van de debiteur, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur trekt het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal in of wijzigt dit besluit ten nadele van de debiteur, indien:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen, die voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 1 van dit artikel;

    • b.

      de debiteur de vordering niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 22 Kwijtschelding van een verhaalsvordering die een afgesloten periode betreft

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan van verdere inning van de verhaalsvordering afzien, voor zover het een eenmalige vordering over een afgesloten bijstandsperiode betreft, indien de debiteur:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    Onder een afgesloten bijstandsperiode wordt verstaan de periode waarover aan de bijstandsgerechtigde aaneengesloten bijstand is verleend, welke bijstandsverlening inmiddels is beëindigd.

Artikel 23 Verhaal in rechte en op grond van rechterlijke uitspraak

  • 1.

    Indien de debiteur niet uit eigen beweging bereid is het verschuldigde te voldoen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het Drechtstedenbestuur tot verhaal in rechte.

  • 2.

    Een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, die uitvoerbaar is en niet wordt nagekomen, wordt verhaald.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur neemt het besluit tot verhaal met de aanmaning het verschuldigde bedrag binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.

Artikel 24 (Her-) onderzoek naar draagkracht

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verricht één keer per 36 maanden een onderzoek naar de draagkracht van de debiteur voor het voldoen van een verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 van de wet. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, vindt binnen 36 maanden een heronderzoek plaats. Het Drechtstedenbestuur stelt als gevolg van dit onderzoek bij wijziging van de draagkracht de verhaalsbijdrage gewijzigd vast.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur gaat niet over tot een nieuw verhaalsbesluit ingevolge artikel 62 van de wet indien:

    • a.

      uit het draagkrachtonderzoek blijkt dat de draagkracht met € 45,00 per maand of minder is vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek; of

    • b.

      het woonadres en de gezinssamenstelling van de debiteur ten opzichte van het laatstelijk verrichte onderzoek gelijk zijn gebleven en het gezinsinkomen van de debiteur ten opzichte van het laatstelijk verrichte onderzoek met minder dan 15 % bruto is gestegen.

Artikel 25 Invordering van verhaalsbijdragen

Indien de debiteur een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage ingevolge de artikelen 62 of 62f van de wet of een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b van de wet niet voldoet, zijn de artikelen 6 tot en met 15 uit de Beleidsregels Terugvordering Drechtsteden overeenkomstig van toepassing.

HOOFDSTUK 4: SLOTBEPALINGEN REGELING

Artikel 26 Nadere invulling van beleid

Het Drechtstedenbestuur kan deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en verhaal.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het Drechtstedenbestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de debiteur afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 28 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 en vervangt de bestaande beleidsregels op het gebied van verhaal.

  • 2.

    Voor zover de debiteur zijn aflossingsverplichting blijft voldoen, blijven de oude regelingen van toepassing.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels verhaal Drechtsteden.

Toelichting beleidsregels Verhaal Drechtsteden

ALGEMEEN

De wet maakt onderscheid in terugvordering en verhaal van kosten van bijstand.

Terugvordering heeft betrekking op het terughalen van teveel of ten onrechte verleende bijstand. Ook bij het niet nakomen van de aflossingsverplichtingen van een verstrekte leenbijstand is er sprake van terugvordering. De bijstand wordt teruggevorderd van degene aan wie de bijstand is uitbetaald, dus van de (voormalige) uitkeringsgerechtigde zelf.

Bij verhaal van bijstand gaat het om het terugkrijgen van de kosten van bijstand van een andere persoon dan de uitkeringsgerechtigde, bijvoorbeeld in verband met de onderhoudsplicht of schenkingen of door verhaal op nalatenschappen.

Vanaf de inwerkingtreding van de Participatiewet is terugvordering en verhaal geen verplichting meer maar een bevoegdheid. Hieruit volgt dat de sociale dienst de beleidsruimte heeft om zelf eigen afwegingen te maken over de wijze waarop zij hieraan invulling wil geven.

Het gaat dan niet alleen om het terugvorderen en verhalen op zichzelf maar ook om de wijze waarop de sociale dienst haar beleidsruimte invult met betrekking tot de invordering van vorderingen uit hoofde van terugvorderings- en verhaalsbesluiten alsook de wijze waarop zij vorm wil geven aan kwijtschelding.

Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt de Sociale Dienst Drechtsteden enerzijds een meer slagvaardiger en doelgerichter incasso- en uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop de Sociale Dienst Drechtsteden aan de gegeven beleidsruimte invulling geeft.

Bij de opmaak van de beleidsregels zijn nadrukkelijk de volgende uitgangspunten in ogenschouw genomen:

  • a)

    Hoofdregel is dat een schuld volledig moet worden terugbetaald. Eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop.

  • b)

    Altijd rigide vasthouden aan deze hoofdregel kan betekenen dat burgers (financieel) in de knel komen. Met name via de bepalingen over kwijtschelding, afkoop van schulden en de bepaling van de aflossingscapaciteit is dan ook getracht om een goede balans te vinden tussen de belangen van de Sociale Dienst Drechtsteden als schuldeiser enerzijds en de belangen van de burger als debiteur anderzijds. Iets abstracter beredeneert: de Sociale Dienst Drechtsteden dient een maatschappelijk (economisch) belang indien zij de belangen van de burger als debiteur nadrukkelijk in haar besluitvorming betrekt. Vooral ook bezien vanuit die invalshoek is het van belang om oog te hebben voor de persoonlijke situatie van de debiteur. Feitelijk gaat het dan ook om uitstroom naar werk en armoedebeleid.

  • c)

    Ook vanuit het oogpunt van efficiency en effectiviteit zijn beleidsmatig keuzes gemaakt. In de bepalingen met betrekking tot de zogenaamde kruimelbedragen voor het terugvorderen en het invorderen laat zich dat bijvoorbeeld heel expliciet voelen. Bij de opmaak van de beleidsregels is in die zin ook telkens een kosten-baten-analyse gemaakt ten aanzien van de inspanningen en activiteiten om te komen tot de invordering van schulden.

  • d)

    Fraude mag niet lonen. Ook hier is evenwel de balans gezocht in relatie tot efficiëntie en effectiviteit en de belangen van de debiteur. In de beleidsregels zie je dan ook terug dat bijvoorbeeld ook in geval van fraudeschulden mogelijkheden bestaan voor kwijtschelding en afkoop van schuld. Wel is er telkens, vanuit het benoemde principe dat fraude niet mag lonen, bewust voor gekozen om de terug- en invordering van fraude-schulden te verzwaren ten opzichte van niet-fraude-schulden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN REGELING

Toelichting op artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die noodzakelijk zijn voor het begrip van deze regeling.

HOOFDSTUK 2: vervallen per 1 januari 2013

HOOFDSTUK 3: BELEIDSREGELS VERHAAL

Toelichting op artikel 17 – Verhaalsbevoegdheid

Vergelijkbaar met artikel 3, wat de terugvorderingsbevoegdheid betreft, is in artikel 17 vastgelegd dat het Drechtstedenbestuur van de verhaalsbevoegdheid gebruik maakt als ware het een verplichting, tenzij de beleidsregels ander bepalen.

Toelichting op artikel 18 – Verhaal van bijstand

Hier is omschreven welke kosten worden verhaald. Onder a en b worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex) echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld tav zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.

Toelichting op artikel 19 – Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal

Ingevolge lid 1 wordt van verhaal afgezien indien het verhaalsbedrag lager is dan € 45,00 per maand of € 540,00 per jaar. De keuze voor deze beperking is, gelijk artikel 15 van deze beleidsregels, ingegeven door redenen van doelmatigheid c.q. een kosten-baten-analyse.

Let op: conform deze beleidsregel wordt afgezien van het nemen van een verhaalsbesluit. Dat is iets wezenlijks anders dan het afzien van verhaal in rechte. Bij dat laatste is wel een verhaalsbesluit genomen, maar wordt vervolgens geen procedure aanhangig gemaakt bij de rechter indien de debiteur nalaat tot betaling over te gaan.

Lid 2 van dit artikel bepaalt dat het Drechtstedenbestuur geheel of gedeeltelijk van verhaal kan afzien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

In het algemeen kan er sprake zijn van dringende redenen indien bepaalde feiten ertoe nopen om af te zien van verhaal ter bescherming van lijf en geest van de debiteur of de bijstandspartij. In die zin heeft het begrip “dringende redenen” bij verhaal een ruimer bereik dan bij terugvordering. Uit de aard der zaak kan een dringende reden nimmer financieel van aard zijn: indien de onderhoudsplichtige niet in staat is om bij te dragen in de bijstandskosten is verhaal (tijdelijk) wegens het ontbreken van draagkracht niet mogelijk.

Toelichting op artikel 20 – Ingangsdatum verhaalsbijdrage

In het kader van de rechtszekerheid is bepaald om de (mogelijke) ingangsdatum van de verhaalsbijdrage te bepalen op de eerste van de maand volgend op de datum van de eerste aanschrijving van debiteur. Dit is het moment waarop de debiteur gevraagd wordt om inlichtingen te verstrekken op basis waarvan eventueel een verhaalsbijdrage vastgesteld kan worden.

Let wel: indien de debiteur niet overgaat tot betalen en de Sociale Dienst Drechtsteden een verhaalsprocedure start bij de rechtbank, zal de rechtbank de ingangsdatum van verhaal anders vast stellen, indien het tijdvak groot is tussen de door de Sociale Dienst Drechtsteden vastgestelde ingangsdatum van verhaal en het aanhangig maken van de procedure. De jurisprudentie van de Dordtse Rechtbank wijkt overigens met betrekking tot de ingangsdatum verhaalsbijdrage af van de landelijke jurisprudentie. Met vaststelling van dit artikel is rekening gehouden met deze afwijkende jurisprudentie.

Toelichting op artikel 21- Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Net als bij terugvordering kan ook de debiteur met een verhaalsvordering in een uitzichtloze schuldsituatie verkeren die alleen met een schuldenregeling opgelost kan worden. Dit artikel geeft aan hoe in deze situatie te handelen. Zie verder de toelichting bij artikel 14.

Toelichting op artikel 22 - Kwijtschelding van een verhaalsvordering die een afgesloten periode betreft

Het Drechtstedenbestuur kan van verdere inning van de verhaalsvordering afzien indien het een eenmalige vordering van een afgesloten bijstandsperiode betreft, onder de voorwaarden in dit artikel vermeld. Voor de duidelijk is aangegeven wat onder een afgesloten bijstandsperiode wordt verstaan.

Toelichting op artikel 23 - Verhaal in rechte en op grond van rechterlijke uitspraak

Bij gebreke van minnelijke voldoening van de verhaalsbijdrage wordt tot verhaal in rechte overgegaan. De rechterlijke uitspraak die volgt op de verhaalsprocedure in rechte levert een executoriale titel op. Een al aanwezige rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud wordt verhaald. Dit besluit tot verhaal levert een executoriale titel op. Beide executoriale titels worden op kosten van de schuldenaar betekend. Zie ook artikel 11 van deze regeling.

Toelichting op artikel 24– (Her-) onderzoek naar draagkracht

Verhaalsonderzoeken zijn intensief en blijken in de praktijk slechts in beperkte mate te leiden tot gewijzigde vaststelling van een verhaalsbijdrage. Om die reden is in dit artikel het uitgangspunt neergelegd dat een verhaalsonderzoek eenmaal per 36 maanden plaatsvindt. In lid 2 zijn aanvullende criteria benoemd.

Toelichting op artikel 25 – Invordering van verhaalsbijdragen

Op het moment dat de Sociale Dienst Drechtsteden een verhaalsbesluit heeft genomen en debiteur betaalt niet, dan is een uitspraak van de rechter nodig. De uitspraak van de rechter levert een executoriale titel op. Vanaf het moment van het verkrijgen van een executoriale titel is er geen reden om verhaalsvorderingen anders te bezien dan vorderingen die voortkomen uit terugvordering. Om die reden zijn op grond van dit artikel de invorderingsbepalingen terugvordering dan ook van toepassing op (afdwingbare) verhaalsvorderingen. Een verhaalsvordering is daarbij aan te merken als een niet-fraudeschuld.

HOOFDSTUK 4: SLOTBEPALINGEN REGELING

Toelichting op artikel 26 – Nadere invulling van beleid

Het Drechtstedenbestuur kan deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en verhaal.

Toelichting op artikel 27 – hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden leidt, kan het Drechtstedenbestuur ten gunste van de debiteur afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient terughoudend gebruik gemaakt te worden om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

Toelichting op artikel 28 – Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 en vervangt per die datum de bestaande beleidsregels en werkwijze inzake verhaal.

De hoofdregel is dus dat deze nieuwe regeling niet alleen geldt voor situaties van verhaal gelegen na datum inwerkingtreding, maar ook voor reeds bestaande rechtsverhoudingen, met dien verstande dat zolang de debiteur zich aan eerder gemaakte afspraken houdt, deze afspraken worden geëerbiedigd. Deze beleidsregels, voor zover ten nadele van de debiteur, blijven buiten toepassing.