Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels Participatie- en Vrijwilligersbonus Drechtsteden

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels Participatie- en Vrijwilligersbonus Drechtsteden

Het Drechtstedenbestuur;

overwegende dat

·het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de participatie- en vrijwilligersbonus, omdat hiermee inwoners ondersteund en gestimuleerd kunnen worden bij hun participatie en re-integratie.

gelet op

  • ·

    artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • ·

    artikel 10a, zesde lid Participatiewet;

  • ·

    artikel 2.5 van de verordening Werk en Inkomen Drechtsteden 2015;

  • ·

    het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociaal d.d. 12 december 2017;

  • ·

    de afstemming met de Cliëntenraad Regio Drechtsteden, waaraan de beleidsregels zijn gezonden met verzoek om advies;

b e s l u i t:

vast te stellen, de navolgende

Beleidsregels Participatie- en Vrijwilligersbonus Drechtsteden

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      SDD: Sociale Dienst Drechtsteden.

  • 2. De begripsbepalingen van de Participatiewet alsmede van de verordening zijn op deze beleidsregels van toepassing, tenzij daarvan in de begripsbepalingen uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Hoofdstuk 1. Participatiebonus

Artikel 2. Doelgroep

  • 1.In aanmerking voor de Participatiebonus komt de belanghebbende die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de belanghebbende is woonachtig binnen de Drechtsteden; en

    • b.

      de belanghebbende ontvangt geen vrijwilligersbonus van de SDD; en

    • c.

      de belanghebbende behoort tot de doelgroep participatie van de SDD; en

    • d.

      de belanghebbende verricht onbetaalde activiteiten in het kader van participatie middels:

      • -

        de Drechtstedelijke participatieplekken zoals deze worden uitgevoerd door de SDD; of

      • -

        vrijwilligerswerk in het kader van participatie met behoud van uitkering krachtens de Participatiewet; en

    • e.

      de onbetaalde activiteiten (vanuit vrijwilligerswerk of participatieplek) zijn gemiddeld minimaal 4 uur per week verricht gedurende minimaal 6 maanden.

      • 2.

        Ten aanzien van de belanghebbenden die een participatieplek vervullen in het kader van

        participatie geldt de volgende aanvullende voorwaarde:

        Het participatieproject c.q. leerwerkbedrijf verklaart bij een aanvraag participatiebonus dat de participant gemiddeld minimaal 4 uur per week gedurende minimaal 6 maanden activiteiten in het kader van een participatieplek verricht.

      • 3.

        Ten aanzien van de belanghebbenden die vrijwilligerswerk in het kader van participatie verrichten gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      de belanghebbende behoort tot de doelgroep van de Participatiewet; en

    • b.

      de belanghebbende ontvangt een (aanvullende) uitkering krachtens de Participatiewet, Ioaw of Ioaz; en

    • c.

      tussen de organisatie en de vrijwilliger is een overeenkomst opgemaakt, waarin de taken en de omvang van de activiteiten zijn vastgelegd; en

    • d.

      het vrijwilligerswerk wordt verricht in enig georganiseerd verband. Er is sprake van 'enig georganiseerd verband' indien er een getekende overeenkomst is tussen de belanghebbende en de organisatie zoals vermeld in lid 3c van dit artikel.

      • 4.

        De bonus is níet bedoeld voor activiteiten die voortvloeien uit een overeengekomen traject naar werk (zoals bijv. werken met behoud van uitkering, vrijwilligerswerk in het kader van re-integratie of proefplaatsing).

Artikel 3. Hoogte en verstrekking

  • 1. De hoogte van de bonus bedraagt € 250 per persoon per 12 maanden.

  • 2. De bonus wordt eenmaal per 12 maanden verstrekt aan de belanghebbende.

  • 3. De bonus staat los van, en wordt niet in mindering gebracht op eventuele andere tegemoetkomingen zoals een onkostenvergoeding, andere bonussen en een PMB, die de belanghebbende ontvangt.

  • 4. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk – voor zover hij/zij een uitkering anders dan vanuit de Participatiewet, Ioaw of Ioaz ontvangt – om de bonus door te geven aan de uitkeringsinstantie in verband met eventuele verrekening.

Hoofdstuk 2. Vrijwilligersbonus

Artikel 4. Doelgroep

  • 1. Het Drechtstedenbestuur verleent een stimuleringspremie aan de belanghebbende indien aan de volgende criteria is voldaan:

    • a.

      de belanghebbende is ouder dan 27 jaar, maar heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt,

    • b.

      de belanghebbende heeft een inkomen dat lager is dan 110% van het wettelijk sociaal minimum,

    • c.

      de onbetaalde activiteiten zijn gedurende ten minste 6 maanden verricht;

    • d.

      de activiteiten beslaan wekelijks gemiddeld ten minste 6 uur;

    • e.

      tussen de organisatie en de belanghebbende is een overeenkomst opgemaakt, waarin de taken en de omvang van de activiteiten zijn vastgelegd;

    • f.

      de belanghebbende is woonachtig in een gemeente die deel uitmaakt van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden.

  • 2. Voor klanten gelden aanvullend op het genoemde in het eerste lid, de volgende criteria om voor de stimuleringspremie in aanmerking te komen: a. de onbetaalde activiteiten vormen geen belemmering voor werkaanvaarding, en/of het volgen van een re-integratietraject, maar dragen hieraan bij;

    • b.

      voor de onbetaalde activiteiten is toestemming van de Sociale Dienst Drechtsteden verkregen;

    • c.

      Belanghebbende heeft zicht op inkomensverbetering.

  • 3. Voor IOAW-klanten, IOAZ-klanten en niet-klanten gelden aanvullend op het genoemde in het eerste lid, de volgende criteria om voor de stimuleringspremie in aanmerking te komen:

    • a.

      het vermogen bedraagt niet meer dan de grenzen genoemd in artikel 34 van de wet;

    • b.

      het inkomen is gedurende minimaal 3 maanden niet hoger dan 110% van het toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum.

Artikel 5. Hoogte en verstrekking

  • 1. De vergoeding wordt op aanvraag eenmaal per 12 maanden verstrekt en is gelijk aan het in de bijlage genoemde bedrag.

  • 2. De vergoeding wordt per persoon maximaal eenmaal per 12 maanden toegekend.

  • 3. Onbetaalde activiteiten in het kader van dit artikel is het geheel van activiteiten uitgevoerd door een belanghebbende zonder betaling of salaris met een maatschappelijk doel en voor anderen, hetzij individuen, groepen of de samenleving in haar geheel (maar zonder familieband) binnen een organisatie met een maatschappelijk doel.

  • 4. De vergoeding staat los van, en wordt niet in mindering gebracht op eventuele andere tegemoetkomingen zoals voor gemaakte onkosten, die de belanghebbende ontvangt.

  • 5. De IOAW-klant, de IOAZ-klant en de niet-klant zijn zelf verantwoordelijk voor het afstemmen van het verrichten van vrijwilligerswerk met de uitkeringsinstantie in verband met mogelijke consequenties voor het recht op uitkering.

Artikel 6. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. De SDD kan, indien de toepassing van bepalingen in deze beleidsregels in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze beleidsregels, afwijken van deze beleidsregels.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Drechtstedenbestuur.

Artikel 7. Intrekking Beleidsregels

Het Drechtstedenbestuur trekt per 1 januari 2018 de volgende beleidsregels in:

a.Beleidsregels Participatie- en Vrijwilligersbonus 2016.

Artikel 8. Citeertitel en datum inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Participatie- en V rijwilligersbonus Drechtsteden.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 13 december 2017.
de secretaris, de voorzitter,
mr. drs. P.I.M. van den Wijngaart mr. A.W. Kolff

Toelichting

In deze toelichting worden alleen die artikelen toegelicht die een verdere toelichting behoeven.

Algemene toelichting

De al bestaande vrijwilligersbonus kan aangevraagd worden door personen ouder dan 26 jaar die vrijwilligerswerk verrichten dat bijdraagt aan re-integratie en zicht hebben op inkomensverbetering. Dit is ook als zodanig verankerd in de Participatiewet (artikel 10a, lid 6 & artikel 31, lid 2, onderdeel j).

Hiermee kan de vrijwilligersbonus níet ingezet worden voor personen tot 27 jaar en voor onbetaalde activiteiten in het kader van participeren (i.p.v. re-integreren).

Om toch een bonus mogelijk te maken voor de doelgroep participatie die onbetaald activiteiten verricht, waaronder ook jongeren tot 27 jaar, is de participatiebonus ontwikkeld. Deze bonus biedt een extra impuls aan participeren en is in die zin een stimuleringsbonus.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Participatiebonus

Artikel 2. Doelgroep

Dit artikel bakent de doelgroep af en geeft specifiek aan hoe een en ander is geregeld per groep.

De belanghebbende moet de onbetaalde activiteiten in het kader van participatie voor een periode van minimaal 6 maanden hebben verricht. De gedachte hierachter is dat er een zekere waarborg en continuïteit in moet zitten. Op deze manier wordt bovendien voorkomen dat een ieder voor een zeer korte tijd participeert om zo de bonus te ontvangen.

Daarnaast dient men per week gemiddeld minimaal 4 uur per week onbetaalde activiteiten te verrichten. Ook hier geldt weer dat op deze manier wordt voorkomen dat een ieder zich voor slechts zeer beperkte uren participeert om zo de bonus te ontvangen.

Tegelijkertijd geldt dat het bovenstaande kan benut worden als stimulans voor continuïteit van participatie.

Indien er sprake is van vrijwilligerswerk in het kader van participatie willen we borgen dat er ook daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt rondom het vrijwilligerswerk. Daarom wordt gevraagd naar een overeenkomst tussen de belanghebbende en de organisatie. Ook wordt deze groep begrensd met de voorwaarde dat de belanghebbende een uitkering krachtens de Participatiewet, Ioaw of Ioaz ontvangt.

Deze laatste voorwaarde geldt niet voor degenen die deelnemen aan een participatieplek zoals uitgevoerd door de SDD. Immers, de doelgroep van de participatieplekken is niet beperkt tot degenen die vallen onder de Participatiewet.

Tot slot geldt dat een belanghebbende woonachtig is in één van de gemeenten die tot de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden behoren.

Artikel 3. Hoogte en verstrekking

Dit artikel bepaalt de hoogte en verstrekking van de bonus.

Daarnaast wordt met dit artikel voorkomen dat een eventuele onkostenvergoeding die de belanghebbende ontvangt van de organisatie waar de belanghebbende de onbetaalde activiteiten verricht, wordt verrekend met de bonus.

Het kan zo zijn dat een belanghebbende met een uitkering anders dan krachtens de Participatiewet, Ioaw of Ioaz, de bonus moet doorgeven omdat deze verrekend moet worden met die uitkering. Het is aan de belanghebbende zelf om dit door te geven aan de instantie van wie hij/zij de maandelijkse uitkering ontvangt. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de belanghebbende zelf.

Hoofdstuk 2. Bonus Vrijwilligerswerk

Dit artikel is tot stand gekomen als gevolg van de notitie “Aan het werk met nieuw minimabeleid in Drechtsteden”, waarbij is geconstateerd dat het minimabeleid op bepaalde vlakken aanpassing behoefde opdat het minimabeleid activerend werd. Ook vanuit het minimabeleid worden belanghebbenden enerzijds gestimuleerd om aan het werk te gaan en anderzijds worden belanghebbenden die dat niet kunnen of niet meer hoeven extra financieel ondersteund.

De gedachte achter de stimuleringspremie is dat personen die (langdurig) een inkomen niet hoger dan 110% van het van toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum ontvangen (en geen vermogen hebben) en iets terug doen voor de samenleving op het gebied van vrijwilligerswerk gecompenseerd worden met een extra beloning. Dit geldt zowel voor personen die werken als personen met een uitkering anders dan de wet.

Artikelsgewijs

Artikel 4. Doelgroep

Lid 1 tot en met 3

Deze leden bakenen de doelgroep af en geven specifiek aan hoe e.e.a. is geregeld per groep. Specifiek geldt dat minimaal 6 maanden vrijwilligerswerk moet worden verricht op moment van aanvraag (voor de belanghebbenden met een wet, IOAW of IOAZ uitkering geldt dat eerst toestemming moet zijn verleend voor het vrijwilligerswerk door de regisseur. Daarna kan de bonus feitelijk pas worden aangevraagd. Er staat in dit artikel ook minimaal 6 maanden verricht, dat betekent dat het vrijwilligerswerk ook nog moet worden gedaan op moment van aanvraag. Op die manier wordt voorkomen dat een persoon op enig moment 6 maanden vrijwilligerswerk moet hebben verricht en hier vervolgens rechten aan kan ontlenen voor volgende jaren. De belanghebbende moet het vrijwilligerswerk voor een periode van 6 maanden hebben verricht. De gedachte hierachter is, is dat er een zekere waarborg en continuïteit in moet zitten. Op deze manier wordt bovendien voorkomen dat een ieder zich voor een zeer korte tijd voor vrijwilligerswerk kan aanmelden om zo de bonus te innen. Daarnaast dient men per week minimaal 6 uur vrijwilligerswerk te verrichten. Ook hier geldt weer dat op deze manier wordt voorkomen dat een ieder zich voor slechts zeer beperkte uren voor vrijwilligerswerk kan aanmelden om zo de bonus te innen. Om een borging te hebben dat er ook daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt rondom het vrijwilligerswerk wordt om een overeenkomst tussen de belanghebbende en de organisatie gevraagd.

Verder mag het inkomen niet meer zijn dan 110% van het van toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum dat voor de belanghebbende geldt. Het begrip “laag inkomen” wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110% van het van toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum. Door het inkomen 10% boven bijstandsniveau te stellen, worden burgers met een laag inkomen die vrijwilligerswerk verrichten in staat gesteld om een beroep te doen op de bonus.

Artikel 5. Hoogte en verstrekking

Lid 2

Wanneer een echtpaar beiden vrijwilligerswerk verrichten en beiden aan de voorwaarden voldoen, kan men dan ook allebei de bonus aanvragen en ontvangen. Daarbij geldt wel dat naar het gezamenlijke inkomen wordt gekeken, maar de bonus dus tweemaal kan worden toegekend als het om een echtpaar gaat en beide vrijwilligerswerk verrichten. De toekenning kan eenmaal per 12 maanden plaatsvinden (en dus niet per kalenderjaar). Tussen 2 aanvragen moet dus minimaal 12 maanden zitten.

Lid 3

Dit artikel geeft een omschrijving van wat onder vrijwilligerswerk wordt verstaan.

Voorbeelden van maatschappelijke organisaties zijn scholen, zorginstellingen (zoals ziekenhuizen en verzorgingstehuizen), jongerencentra, stichting blijf van m’n lijf, Leger des Heils, sportverenigingen, bibliotheken, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, musea, Rivas etc. De opsomming is niet limitatief, het gaat slechts om voorbeelden. Binnen de eerder genoemde organisaties kan men vrijwilligerswerk verrichten. Daar wordt onder verstaan: het verrichten van activiteiten met een maatschappelijk doel, binnen georganiseerd verband en zonder arbeidsovereenkomst.

Lid 4 t/m 5

Hier wordt voorkomen dat een eventuele onkostenvergoeding die de belanghebbende ontvangt van de vrijwilligersorganisatie wordt verrekend met de bonus.

Wel dient een belanghebbende met een uitkering anders dan de wet, IOAW of IOAZ (bijvoorbeeld. Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) of Algemene nabestaandenwet (Anw)) het verrichten van vrijwilligerswerk af te stemmen met de uitkeringsinstantie om eventuele problemen rondom het recht op uitkering te voorkomen. De verantwoordelijk hiervoor ligt bij de belanghebbende zelf.

Alle inlichtingen en gegevens die van belang zijn voor de aanvraag en de eventuele toekenning dient de aanvrager onverwijld uit eigen beweging te melden.

Tot slot kan het zo zijn dat een belanghebbende met een uitkering anders dan de wet, IOAW of IOAZ (bijvoorbeeld WW, ZW of ANW) de bonus moet doorgeven omdat deze verrekend moet worden met die uitkering ((bijvoorbeeld WW, ZW of ANW). Het is aan de belanghebbende zelf om dit door te geven aan de instantie van wie hij/zij de maandelijkse uitkering ontvangt. De verantwoordelijk hiervoor ligt ook bij dit punt bij de belanghebbende zelf.