Regeling vervallen per 01-01-2021

Regeling Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regeling Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden

Het Drechtstedenbestuur,

overwegende

  • de op 12 juli 2012 vastgestelde wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • het DSB op grond van art.1.13 van voornoemde wet aan doelgroepouders een tegemoetkoming kan verstrekken in aanvulling op de kinderopvangtoeslag;

  • het beleid met betrekking tot deze tegemoetkoming nu geregeld is in de Regeling compensatie eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden en de Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden;

  • het gewenst is om het beleid met betrekking tot deze tegemoetkoming rechtmatiger, doeltreffender en efficiënter in te richten;

  • de bestaande regelingen daarom samen te voegen in één regeling nl. Regeling tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden.

omdat het gewenst is om vanwege rechtmatig, doeltreffend en efficiënt beleid één regeling op te stellen;

gelet op

• artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

b e s l u i t:

vast te stellen, de navolgende regeling 'Regeling tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden'.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze Regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      het Drechtstedenbestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Drechtsteden;

    • b.

      gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden;

    • c.

      de wet: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • d.

      ouder(s): degene(n) die juridisch of feitelijk verantwoordelijk is (zijn) voor de dagelijkse zorg van het kind, waaronder worden begrepen ouders, pleegouders, grootouders en voogden;

    • e.

      eigen bijdrage: eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang conform de geldende kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst.

    • f.

      tegemoetkoming: tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag bedoeld als (gedeeltelijke) compensatie van de wettelijk bepaalde eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang en uitgedrukt in een aan de ouder of kinderopvanginstelling maandelijks beschikbaar te stellen financiële vergoeding.

    • g.

      kwalificatieplicht: de verplichting voor jongeren zoals vastgelegd in hoofdstuk 2a van de Leerplichtwet 1969

    • h.

      vermogen: vermogen zoals omschreven in artikel 34 Participatiewet

  • 2.

    De in de wet gebruikte definities en begrippen zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Aanvraag van de tegemoetkoming

Artikel 2.1 Criteria voor de tegemoetkoming

  • 1.

    Een ouder komt in aanmerking voor een tegemoetkoming indien hij behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c, e of j van de wet of;

  • 2.

    Het een minderjarige of meerderjarige ouder betreft jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die reguliere arbeid verricht, waarbij het inkomen niet hoger is dan 110% van het van toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum of,

    het een minderjarige of meerderjarige ouder betreft jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die,

    • -

      een individuele studietoeslag op basis van artikel 2.11 van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden 2015 ontvangt en

    • -

      die in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en

    • -

      geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en

    • -

      niet behoort tot de doelgroep van de regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid wordt een tegemoetkoming voor de groep personen als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j uitsluitend verstrekt aan ouders die jonger zijn dan 27 jaar en die een rijksbekostigde opleiding volgen ten behoeve van een startkwalificatie.

  • 4.

    Een tegemoetkoming wordt alleen verleend aan ouders die hun woonplaats hebben in een gemeente die deel uitmaakt van de gemeenschappelijke regeling.

  • 5.

    Een tegemoetkoming wordt alleen verleend wanneer het toetsingsinkomen, als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid van deze regeling maximaal 110% van het wettelijk sociaal minimum bedraagt.

  • 6.

    Een tegemoetkoming wordt alleen verleend over de periode dat kinderopvangtoeslag wordt verleend.

Artikel 2.2 Bij de aanvraag te verstrekken gegevens

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming bevat:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 2.1 van deze regeling;

    • e.

      gegevens op basis waarvan de duur en de hoogte van de tegemoetkoming kunnen worden vastgesteld.

    • f.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen en waarin in ieder geval wordt aangegeven het aantal uren kinderopvang per maand, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • g.

      overige gegevens die het Drechtstedenbestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het Drechtstedenbestuur vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Hoofdstuk 3 Verlening van de tegemoetkoming

Artikel 3.1 Beslistermijn

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur besluit over de aanvraag na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Zij stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 3.2 Weigeringsgrond

Het Drechtstedenbestuur wijst de aanvraag af indien:

  • a.

    de ouder niet behoort tot de doelgroep zoals geformuleerd in artikel 2.1, eerste tot en met derde lid;

  • b.

    het toetsingsinkomen van de ouder hoger is dan 110% van het wettelijk sociaal minimum;

  • c.

    de ouder niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 3.3 Aanvraag, ingangsdatum en looptijd

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de volledige aanvraag voor de tegemoetkoming door het Drechtstedenbestuur in ontvangst is genomen.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor de ouder die reguliere arbeid verricht en/of een individuele studietoelage ontvangt, wordt verleend op aanvraag en kan conform de regels bijzondere bijstand met terugwerkende kracht tot 6 maanden worden aangevraagd.

  • 3.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de aanvangsdatum van de kinderopvang.

  • 4.

    De periode van toekenning kan nooit langer zijn dan een jaar. Jaarlijks dient er opnieuw te worden aangevraagd.

Artikel 3.4 De hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    De grondslag voor de tegemoetkoming wordt, uitgedrukt als vast percentage in de kosten van kinderopvang, aan de hand van de kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst jaarlijks vastgesteld.

  • 2.

    Bij het vaststellen van de grondslag, als bedoeld in het eerste lid, wordt ervan uitgegaan dat de ouder geen eigen bijdrage heeft in de kosten van kinderopvang. De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op het feitelijke aantal uren, vermeerderd met reistijd, dat voor kinderopvang als gevolg van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, scholing of een opleiding, of het verrichten van arbeid noodzakelijk is, alsmede de feitelijke prijs die de ouder en de kinderopvanginstelling zijn overeengekomen.

  • 3.

    De uurprijs die bij de hoogte van de tegemoetkoming in aanmerking wordt genomen gaat het door de wetgever gestelde maximum, dat per soort kinderopvang kan variëren, niet te boven.

  • 4.

    Het aantal uren dat bij de hoogte van de tegemoetkoming in aanmerking wordt genomen gaat het door de wetgever gestelde maximum, dat per soort kinderopvang of per leeftijdsgroep kan variëren, niet te boven.

  • 5.

    De verhouding tussen het aantal uren waarover tegemoetkoming wordt aangevraagd en het aantal uren dat de ouder en zijn partner gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, scholing of een opleiding volgen, of arbeid verrichten, inclusief de in verband daarmee benodigde reistijd, gaat het door de wetgever daarover bepaalde, niet te boven.

Artikel 3.5 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot de door het Drechtstedenbestuur vastgestelde doelgroep behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de omvang van de kinderopvang (per maand per kind) die noodzakelijk wordt geacht;

  • f.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • g.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • h.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 3.6 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur kan nadere regels stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 3.7 Subsidieplafond

Het Drechtstedenbestuur kan een subsidieplafond vaststellen.

Hoofdstuk 4 Vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 4.1 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, aan het Drechtstedenbestuur, middels overlegging van kopieën van bewijsstukken, een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur kan afwijken van de gestelde termijn indien nader onderzoek gewenst is.

  • 4.

    Indien de ouder niet voldoet aan de in het eerste lid bedoelde verplichting wordt de tegemoetkoming op € 0 (nihil) vastgesteld.

Artikel 4.2 Verrekening met voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken na vaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 4.3 Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan besluiten de beschikking tegemoetkoming kinderopvang in te trekken of te wijzigen indien de hoogte van de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en de ouder zijn inlichtingenplicht niet nakomt.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur kan besluiten de betaling van de tegemoetkoming voor een bepaalde periode op te schorten indien de rechtmatigheid van de verstrekking nader onderzoek vergt.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur kan besluiten de tegemoetkoming kinderopvang terug te vorderen voor zover de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de ouder

Artikel 5.1 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder doet het Drechtstedenbestuur onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die van belang zijn voor de aanvraag en eventuele toekenning, of die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder verstrekt desgevraagd aan het Drechtstedenbestuur, binnen een door het Drechtstedenbestuur te stellen termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Artikel 5.2 Bewaarplicht

De ouder bewaart alle bewijsstukken die aan de verstrekking van de tegemoetkoming ten grondslag liggen tenminste gedurende één jaar na de vaststelling en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het Drechtstedenbestuur voor controledoeleinden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Uitvoering

De directeur Sociale Dienst Drechtsteden is belast met de uitvoering van deze regeling.

Artikel 6.2 Hardheidsclausule

Het Drechtstedenbestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien de toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 6.4 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als “Regeling Tegemoetkoming Eigen Bijdrage Kinderopvang Drechtsteden”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 5 december 2019,

drs. C.H.W.M. Post Mcm mr. A.W. Kolff

secretaris voorzitter

Toelichting

Algemene toelichting bij de regeling tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Drechtsteden

Deze regeling is bestemd voor gebruik door de Sociale Dienst Drechtsteden. De Sociale Dienst Drechtsteden maakt onderdeel uit van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden. De taken en bevoegdheden die in de Wet kinderopvang en diverse andere wetten - waaronder de Algemene Wet Bestuursrecht - toegedeeld zijn aan het college van burgemeester en wethouders, respectievelijk de gemeenteraad komen binnen deze gemeenschappelijke regeling te liggen bij het Drechtstedenbestuur en de Drechtraad.

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen regelt de verstrekking van toeslagen voor kinderopvang, stelt eisen aan de kwaliteit van de opvang en regelt de handhaving daarvan. Voor de sociale diensten zijn de bepalingen over de toeslagen van belang. Door middel van deze toeslagen wordt het ouders of verzorgers gemakkelijker gemaakt arbeid en zorg te combineren. De wet geldt niet alleen voor werkenden, maar ook voor personen die een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling of inburgering, of die scholing of een studie volgen. Op grond van de wet kunnen de doelgroepen, die zijn beschreven in artikel 1.6 van wet, aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze afdeling zijn definities en begripsbepalingen opgenomen die noodzakelijk zijn voor het begrip van deze regeling. De begripsbepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen en aanpalende regelgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening openbaar lichaam Drechtsteden zijn ook van toepassing op deze regeling.

Artikel 2.1 Criteria voor de tegemoetkoming

Het Drechtstedenbestuur heeft criteria opgesteld voor het bepalen van de noodzaak tot tegemoetkoming.

Voor een tegemoetkoming komen alleen die personen in aanmerking die staan vermeld in lid 1 en 2.

In het derde lid is de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j nader gespecificeerd. De tegemoetkoming geldt uitsluitend voor hen die een rijksbekostigde opleiding volgen ten behoeve van – het uiteindelijk behalen van – een startkwalificatie (een diploma havo, vwo of mbo niveau 2).

De ouder moet woonachting zijn in een van de Drechtsteden.

De tegemoetkoming moet worden gezien als een instrument ten behoeve van personen met een beperkte draagkracht. De gestelde grens van maximaal 110% van het wettelijke sociaal minimum is gelijk aan de inkomensgrens die geldt voor het minimabeleid binnen de Drechtsteden.

De tegemoetkoming wordt te allen tijde gezien als aanvulling op de kinderopvangtoeslag die via de Belastingdienst wordt verstrekt. De tegemoetkoming dient als een Drechtstedenspecifieke compensatie in de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang. Indien er geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag bestaat er ook geen recht op een tegemoetkoming.

Artikel 2.2 Bij de aanvraag te verstrekken gegevens

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het Drechtstedenbestuur en moet schriftelijk gebeuren. Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren kinderopvang per week, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het Drechtstedenbestuur.

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat de ouder gegevens moet overleggen waaruit blijkt dat hij behoort tot de doelgroep. In het geval dat de ouder bijstandsgerechtigd is en een op arbeidsinschakeling gericht traject volgt (onderdelen c en e van artikel 1.6, lid 1 van de wet), volstaat een door de Sociale Dienst Drechtsteden opgestelde en ondertekende verklaring. In het geval van scholing (onderdeel j van artikel 1.6, lid1 van de wet) gaat het om een geldig bewijs van inschrijving bij school of instelling. Tevens dienen de inkomensgegevens en – indien al beschikbaar – een beschikking van de belastingdienst met betrekking tot de toekenning van kinderopvangtoeslag te worden overlegd.

Onderdeel e geeft aan dat de ouder gegevens moet overleggen aan de hand waarvan de duur en de hoogte van de tegemoetkoming kunnen worden vastgesteld. In het geval dat de ouder bijstandsgerechtigd is gaat het in ieder geval om een opgave van het aantal uren dat per week kinderopvang in het licht van het traject noodzakelijk wordt geacht (inclusief reistijd), de aanvangsdatum van het traject alsmede de (voorgenomen) duur van het traject in maanden. In het geval van scholing of studie geldt de periode van inschrijving bij school of instelling.

Onderdeel f van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de Sociale Dienst Drechtsteden kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan het Drechtstedenbestuur de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (conform artikel 1.5, eerste lid van de wet).

Artikel 3.1 Beslistermijn

In de regeling wordt aangesloten bij de wettelijk bepaalde beslistermijn Awb van ten hoogste acht weken, die eventueel met vier weken kan worden verlengd. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.

Artikel 3.2 Weigeringsgrond

Dit artikel bevat een aantal weigeringsgronden, die corresponderen met de criteria in artikel 2.1.

Onderdeel b bepaalt dat een tegemoetkoming een vangnetvoorziening is. Indien de studerende ouder en/of partner voldoende (bij)verdient om zelf de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang te kunnen bekostigen, wordt geen tegemoetkoming verleend. De inkomensgrens hiervoor is, conform het Drechtstedelijke minimabeleid, gesteld op 110% van het wettelijk sociaal minimum.

Onderdeel c bepaalt dat een tegemoetkoming en kinderopvangtoeslag complementair zijn. Indien er geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag bestaat er ook geen recht op een tegemoetkoming. Indien niet kan worden aangetoond, of indien redelijkerwijs niet mag worden verwacht, dat de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt of zal gaan ontvangen, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 3.3 Ingangsdatum

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen.

De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag door het Drechtstedenbestuur in ontvangst is genomen.

Indien de kinderopvang pas start na het moment dat de aanvraag voor een tegemoetkoming bij het Drechtstedenbestuur is ingediend, geldt de datum waarop de kinderopvang een aanvang neemt als startdatum van de tegemoetkoming.

Artikel 3.4 De hoogte van de tegemoetkoming

Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van de feitelijke uren, inclusief reistijd, die voor de kinderopvang noodzakelijk worden geacht.

In het eerste lid wordt aangegeven dat het Drechtstedenbestuur jaarlijks de grondslag voor de tegemoetkoming vaststelt. Hiermee wordt bedoeld: een vast percentage als tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, geldend voor alle inkomenscategorieën die vallen binnen de reikwijdte van deze regeling. Dit percentage dient als aanvulling op het percentage dat de Belastingdienst hanteert bij de bepaling van de tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang. De kinderopvangtoeslagtabel is als bijlage bijgevoegd bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag. Bij de bepaling van het toetsingsinkomen wordt uitgegaan van de door de Belastingdienst gehanteerde methodiek.

In het tweede lid wordt de berekeningswijze van de grondslag voor de tegemoetkoming bepaald. De Drechtsteden hebben er voor gekozen dat voor ouders in de laagste inkomenscategorie geen eigen bijdrage geldt.

Het derde lid heeft betrekking op het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij wordt, zolang de wettelijke maxima niet worden overschreden, uitgegaan van de feitelijke kosten van de noodzakelijk geachte kinderopvang: prijs per uur * vermenigvuldigd met het noodzakelijk aantal uren. Bij de vaststelling van de prijs wordt uitgegaan van de feitelijke prijs die de ouder en de kinderopvanginstelling zijn overeengekomen. Het aantal uren is afhankelijk van het aantal feitelijke contacturen gedurende het traject of de scholing, vermeerderd met de reistijd. Aangezien deze uren per periode kunnen variëren, kan worden volstaan met een gemiddelde per maand over de totale periode. Het is aan de medewerker van de Sociale Dienst Drechtsteden om te bepalen hoeveel uren noodzakelijk worden geacht voor het traject of de scholing. De tegemoetkoming die de ouder uiteindelijk ontvangt is dus een percentage (= de grondslag) van noodzakelijk geachte kosten voor kinderopvang.

Het vierde tot en met zesde lid geven aan dat bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming de wettelijke maxima, zoals gesteld in artikel 1.7, tweede tot en met vierde lid, in acht moeten worden genomen. Indien deze wel worden overschreden geldt het wettelijk maximum als uitgangspunt voor de berekening. Dit betekent dat de meerkosten in dat geval voor rekening van de ouder komen.

Artikel 3.5 Inhoud van de beschikking

Besluiten over de toekenning van de tegemoetkoming worden in een beschikking vastgelegd.

De onderdelen a tot en met f spreken voor zich en zijn gebaseerd op de methodiek zoals vastgelegd in artikel 3.4.

Onderdeel g verwijst naar artikel 3.6.

Onderdeel h schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:

  • de verplichting om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het Drechtstedenbestuur een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;

  • de informatieplicht die is opgenomen in artikel 5.1;

  • de verplichting om alle bewijsstukken die aan de verstrekking van de tegemoetkoming ten grondslag liggen tenminste gedurende één jaar na de vaststelling te bewaren en deze op verzoek ter beschikking te stellen aan het Drechtstedenbestuur voor controledoeleinden.

Artikel 3.6 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

Het eerste lid regelt dat de subsidieverstrekking plaatsvindt in de vorm van maandelijkse voorschotten direct uitgekeerd aan de kinderopvanginstelling.

Het tweede lid geeft het Drechtstedenbestuur de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het Drechtstedenbestuur bepalen dat alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het Drechtstedenbestuur zou zo'n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.

Artikel 3.7 Subsidieplafond

Met het begrip “subsidieplafond” wordt bedoeld: het maximale bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak beschikbaar is voor de verstrekking van een bepaalde subsidie. Indien een subsidieplafond is vastgesteld moet de subsidie worden geweigerd wanneer bij verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4.25, tweede lid Awb).

Artikel 4.1 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het Drechtstedenbestuur een subsidie ook ambtshalve vaststellen. De ouders hoeven dan geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het Drechtstedenbestuur in te dienen. De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het Drechtstedenbestuur een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken.

In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is een maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het Drechtstedenbestuur de tegemoetkoming op een lager bedrag of op nul vaststellen (artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb). De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen'.

Artikel 4.2 Verrekening met voorschotten

Als het Drechtstedenbestuur bij de bevoorschotting op basis van de beschikking een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop de ouder recht blijkens de vaststelling recht heeft, kan het Drechtstedenbestuur het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 4.3 Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming

Conform de Awb kan een subsidie (tegemoetkoming) worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden:

  • a.

    de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld;

  • b.

    de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.

Ad a. De tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)

Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het Drechtstedenbestuur de beschikking tot verlening in of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;

  • c.

    de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;

  • d.

    de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)

Het Drechtstedenbestuur hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het Drechtstedenbestuur kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het Drechtstedenbestuur de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het Drechtstedenbestuur aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking over de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)

Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het Drechtstedenbestuur in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:

  • a.

    er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het Drechtstedenbestuur bij de vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de compensatie zou zijn vastgesteld;

  • b.

    de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger wist dit of behoorde dit te weten;

  • c.

    de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling niet voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen.

De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Terugvordering (artikel 4.57 Awb)

Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, vordert het Drechtstedenbestuur het reeds betaalde bedrag van de ouder terug. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de kinderopvanginstelling wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd, worden vermeld.

Artikel 5.1 Inlichtingenplicht

Om het recht en de hoogte van de tegemoetkoming te kunnen vaststellen, dient het Drechtstedenbestuur te beschikken over alle gegevens die daarvoor van belang zijn.

Het niet nakomen van de verplichtingen kan leiden tot intrekking en/of terugvordering van de tegemoetkoming zoals vastgelegd artikel 4.3.

Artikel 5.2 Bewaarplicht

Met het oog op de mogelijkheid van het Drechtstedenbestuur om ook na de vaststelling van de tegemoetkoming te controleren of de tegemoetkoming rechtmatig is verstrekt, is in dit artikel een bewaarplicht opgenomen.

Artikel 6.1 Uitvoering

De directeur van de Sociale Dienst Drechtsteden is belast met de uitvoering van deze regeling.

Artikel 6.2 Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.