Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene subsidieverordening Drenthe 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening Drenthe 2012

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

b.    subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet;

c.    activiteiten: de verzamelterm voor zo meetbaar mogelijk omschreven te verrichten prestaties;

d.    subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie, in de vorm van subsidieverlening (zie onder e) of van directe subsidievaststelling (zie onder f);

e.    subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge Afdeling 4.2.3 van de wet), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt;

f.     subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge Afdeling 4.2.5 van de wet) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen gedeputeerde staten tot uitbetaling verplicht;

g.    directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak of de te subsidiëren activiteit, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

h.    activiteitenplan: een inhoudelijk werkplan, inhoudende een overzicht van de in meetbare prestaties geformuleerde te ondernemen activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen;

i.     activiteitenverslag: een inhoudelijk verslag, inhoudende de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen en geeft aan in hoeverre is voldaan aan de verplichtingen die over de aard en omvang van de activiteiten zijn gesteld;

j.     subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens een wettelijk voorschrift.

Artikel 2, Reikwijdte ASV

1.    Provinciale staten stellen vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

a.     algemeen bestuur

b.     openbare orde en veiligheid

c.     verkeer en vervoer

d.     waterhuishouding

e.     milieubeheer

f.      recreatie en natuur

g.     economische en agrarische zaken

h.     welzijn

i.      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting

2.    Gedeputeerde staten zijn bevoegd nadere regels te stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, met inbegrip van de criteria, de specifieke grondslagen en voorwaarden bij de verdeling van subsidies worden omschreven, waaronder mede wordt begrepen het bepalen van de wettelijke termijnen.

3.    Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat deze verordening niet of slechts ten dele van toepassing is op bepaalde subsidieontvangers c.q. de subsidiëring op een of meer beleidsterreinen.

Artikel 3, Bevoegdheid tot subsidieverstrekking en -vaststelling

1.    Provinciale staten stellen jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de financiële middelen vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

2.    De bevoegdheid tot het verstrekken, dan wel weigeren van een subsidie berust bij gedeputeerde staten, met inachtneming van de in de provinciebegroting opgenomen financiële middelen en indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

3.    Gedeputeerde staten nemen over de verlening van incidentele prestatiesubsidies van € 150.000,-- en meer geen besluit, dan nadat provinciale staten hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van gedeputeerde staten hebben kunnen brengen.

4.    Gedeputeerde staten publiceren eenmaal in de 4 jaar een verslag over de uitvoering van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 4:24 van de wet.

Artikel 4, Subsidieplafond

1.    Gedeputeerde staten kunnen jaarlijks een subsidieplafond instellen voor bepaalde subsidies, dan wel categorieën van subsidies.

2.    Gedeputeerde staten maken tijdig bekend op welke wijze het per activiteit beschikbare bedrag wordt verdeeld in geval van overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 5, BTW

BTW als onderdeel van de kosten van activiteiten is niet subsidiabel indien het door de aanvrager van een subsidie kan worden teruggevorderd of verrekend.

Artikel 6, Algemene criteria

1.    Subsidie kan slechts worden verstrekt wanneer de aanvrager voldoet aan de criteria gesteld bij of krachtens deze verordening of in nadere regels.

2.    Subsidie kan slechts worden verstrekt indien:

a.     de behoefte aan de activiteit is aangetoond;

b.     de activiteit past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie;

c.     een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de beoogde doelstellingen kunnen worden bereikt.

Artikel 7, Algemene weigeringsgronden

1.    Een aanvraag tot het verlenen van subsidie wordt geweigerd indien:

a.     door verstrekking het subsidieplafond wordt overschreden;

b.     de te verstrekken subsidie minder zou bedragen dan € 1.000,--.

2.    De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien de subsidie een steunmaatregel vormt in de zin van artikel 107, eerste lid, van het EU-Werkingsverdrag, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 8, Prioriteit

Indien een subsidieplafond dreigt te worden overschreden geven gedeputeerde staten, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 6 en 7, bij de verdeling van de beschikbare bedragen aan die aanvragen voorrang, die vergeleken met andere aanvragen naar verwachting:

a.    van meer belang zijn voor het provinciaal beleid; en

b.    meer zullen bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 9, Rechtspersoonlijkheid

1.    Alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen in aanmerking komen voor een subsidie per boekjaar.

2.    Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen van het in het eerste lid bepaalde afwijken.

Artikel 10, Meerjarige subsidies

1.    Met toestemming van provinciale staten kunnen gedeputeerde staten voor een tijdvak langer dan 1 jaar, maar niet langer dan 3 jaar, een subsidie per boekjaar verstrekken.

2.    Provinciale staten kunnen criteria vaststellen voor de gevallen dat gedeputeerde staten gebruik willen maken van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid.

3.    Indien van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar aanspraak kan maken of op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

HOOFDSTUK 2, AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11, Mogelijkheid voor meerdere subsidieaanvragen

1.    Gedeputeerde staten kunnen ervoor kiezen meerdere partijen uit te nodigen om een subsidieaanvraag in te dienen.

2.    Indien gedeputeerde staten van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, gebruik willen maken, stellen zij daartoe regels op indien het een (openbare) aanbestedingsprocedure betreft. In deze procedure kan afgeweken worden van de bepalingen, zoals beschreven in dit hoofdstuk.

Artikel 12, Aanvraagtermijn

1.    Een aanvraag voor een subsidie per boekjaar wordt voor 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft schriftelijk bij gedeputeerde staten ingediend.

2.    Gedeputeerde staten kunnen andere termijnen stellen voor het indienen van de in het eerste lid bedoelde aanvraag voor daarbij aan te wijzen aanvragers

3.    Tenzij bij verordening of nadere regels anders is bepaald, kan een aanvraag voor een incidentele subsidie gedurende het gehele kalenderjaar schriftelijk bij gedeputeerde staten worden ingediend.

Artikel 13, Inhoud subsidieaanvraag

1.    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij gedeputeerde staten met behulp van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

2.    Bij de indiening van de aanvraag worden in ieder geval overgelegd:

a.     een activiteitenplan

b.     een begroting, omvattende een overzicht van alle geraamde baten en lasten, voor zover betrekking hebbend op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het overzicht bevat een opgave van bij andere bestuursorganen, respectievelijk private organisaties of personen aangevraagde subsidies of financiële bijdragen ten behoeve van dezelfde of vergelijkbare activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

c.     indien van toepassing bij een subsidie per boekjaar, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

3.    Indien een aanvrager voor de eerste maal een subsidie per boekjaar aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar, als bijlagen toe aan de aanvraag.

4.    Gedeputeerde staten zijn bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het eerste tweede en derde lid genoemde gegevens te vragen, indien die voor het nemen van een beslissing noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

5.    Gedeputeerde staten kunnen formulieren en richtlijnen vaststellen voor de bescheiden, zoals bedoeld in dit artikel.

Artikel 14, Beslistermijn

1.    Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag voor een subsidie per boekjaar uiterlijk 31 december van het jaar, waarop de aanvraag is ingediend.

2.    Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag voor een incidentele subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn.

3.    Indien gedeputeerde staten, alvorens te beslissen, over een aanvraag advies inwinnen bij een met dat doel ingestelde commissie, bedraagt de beslistermijn als bedoeld in het tweede lid uiterlijk 22 weken.

4.    Indien de subsidie moet worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de beslistermijn opgeschort tot het moment dat de Europese Commissie heeft beslist omtrent de goedkeuring.

HOOFDSTUK 3, VERLENING EN VERPLICHTINGEN

Artikel 15, Verlening

1.    In de beschikking tot subsidieverlening geven gedeputeerde staten aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt en welke voorwaarden en verplichtingen aan de subsidie worden verbonden.

2.    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, kunnen aan de beschikking worden verbonden indien en voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

3.    Indien door of namens de subsidieontvanger publicaties worden gedaan of openbaar kennis wordt gegeven van de gesubsidieerde activiteiten, kunnen gedeputeerde staten aan de subsidie de verplichting verbinden dat daarbij wordt vermeld dat de activiteit met subsidie van de provincie Drenthe is of wordt gerealiseerd.

Artikel 16, Uitbetaling en bevoorschotting

1.    Voor subsidies van minder dan € 25.000,-- wordt het gehele subsidiebedrag in een keer uitbetaald.

2.    Voorschotten voor de overige subsidies worden automatisch verstrekt volgens een in de subsidieverordening of nadere regel of verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme, tenzij de eerste betaling van de subsidieontvanger voor de activiteiten pas na 2 jaar plaatsvindt.

3.    Ritme en hoogte van de bevoorschotting kunnen worden aangepast naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 18.

Artikel 17, Tussentijdse rapportage

De subsidieontvanger hoeft geen tussentijdse rapportages bij gedeputeerde staten aan te leveren omtrent de verrichtte activiteiten en de daaraan verbonden baten en lasten, tenzij de subsidie een looptijd heeft van langer dan 1 jaar. Dergelijke rapportage wordt niet vaker dan 1 keer per jaar gevraagd.

Artikel 18, Meldingsplicht

Als blijkt dat de activiteit die wordt gesubsidieerd wijzigt of als de subsidieontvanger zich niet aan de verplichtingen houdt die in de subsidieverlening zijn gesteld, heeft de subsidieontvanger de plicht dit te melden bij gedeputeerde staten. Deze meldingsplicht geldt tot aan de vaststelling van de subsidie.

Artikel 19, Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1.    De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

2.    De subsidieontvanger stelt gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

a.     besluiten gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel het ontbinden van de rechtspersoon;

b.     relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c.     ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d.     wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3.    De subsidieontvanger verleent medewerking aan een door of vanwege gedeputeerde staten gevorderde controle van de administratie of een ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang geacht kunnen worden. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.

4.    Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 5, VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 20, Verantwoording subsidies tot € 25.000,--

1.    Subsidies tot € 25.000,-- worden door gedeputeerde staten:

a.     direct vastgesteld of

b.     ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

2.    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kunnen gedeputeerde staten de aanvrager verplichten om op de door hun aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 21, Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,-- tot € 125.000,--

1.    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a.     bij een incidentele prestatiesubsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b.     bij een prestatiesubsidie per boekjaar, uiterlijk vóór 1 maart in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2.    De aanvraag tot vaststelling bevat een activiteitenverslag.

3.    Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

4.    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing indien verantwoording plaatsvindt in de SISA-bijlage bij de (reguliere) jaarrekening.

Artikel 22, Verantwoording subsidies vanaf € 125.000,--

1.    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 125.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a.     bij een incidentele prestatiesubsidie, uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten hebben plaatsgevonden;

b.     bij een prestatiesubsidie per boekjaar, uiterlijk vóór 1 maart in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2.    De aanvraag tot vaststelling bevat:

a.     een activiteitenverslag;

b.     een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

3.    Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

4.    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing indien verantwoording plaatsvindt in de SISA-bijlage bij de (reguliere) jaarrekening.

Artikel 23, Vaststelling subsidie

1.    Gedeputeerde staten stellen binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

2.    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, berichten gedeputeerde staten de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

3.    Gedeputeerde staten kunnen categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

4.    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, gaan gedeputeerde staten 6 weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 6, OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 24, Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

1.    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten voor te schrijven standaardberekeningswijze.

2.    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door gedeputeerde staten bepaalde definities.

Artikel 25, Afwijkingsbevoegdheid

Indien gedeputeerde staten subsidie verlenen voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kunnen zij afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen.

Artikel 26, Hardheidsclausule

Gedeputeerde staten kunnen de bepalingen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 27, Intrekking

De Algemene subsidieverordening 2004, Provinciaal blad 2007, nummer 38, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 28, Inwerkingtreding

Deze verordening treedt inwerking op 1 januari 2012.

Artikel 29, Overgangsbepaling

1.    Op de tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening verstrekte subsidies die nog niet voor die datum zijn vastgesteld, blijft de Algemene subsidieverordening, Provinciaal blad 2007, nummer 38, van toepassing.

2.    Gedeputeerde staten kunnen afwijken van het bepaalde in het eerste lid, indien verantwoording op grond van deze verordening voor een subsidieontvanger het meest eenvoudig is.

TOELICHTING OP DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING DRENTHE 2012

Wettelijke basis

Een belangrijk uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat subsidieverstrekking slechts mogelijk is als daaraan een wettelijk voorschrift ten grondslag ligt waarin wordt bepaald welke activiteiten subsidiabel zijn. Voor de provincie Drenthe is dit de ASV.

De Awb en deze verordening bieden samen derhalve de basis voor subsidieverstrekking. In aanvulling daarop kunnen door gedeputeerde staten nadere regels worden vastgesteld.

Deregulering

Deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk staat hoog in het vaandel van de provincie Drenthe. Daarom is in 2012 aansluiting gezocht bij het Rijksbrede subsidiekader. Door het Rijk is het Rijksbrede subsidiekader ontwikkeld met als doel te komen tot een efficiëntere en kleinere overheid. Het ontwikkelde subsidiekader uniformeert en vereenvoudigt de regels voor de verantwoording en het financiële beheer van subsidies.

Op basis van deze uitgangspunten zijn de volgende, met elkaar samenhangende maatregelen ontwikkeld.

-     Drie standaarduitvoerings- en verantwoordingsarrangementen, waarvan de toepassing wordt bepaald door de hoogte van het subsidiebedrag.

-     Uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces (onder andere termijnen, voorschotten en rapportages).

-     Beleid om misbruik te voorkomen.

Informatieverplichtingen voor de subsidieontvangers zijn verminderd doordat bijvoorbeeld de tussentijdse rapportages voor kortlopende subsidies zijn vervallen en doordat de procedure voor het ontvangen van een voorschot fors is vereenvoudigd door het invoeren van automatische bevoorschotting in plaats van bevoorschotting op aanvraag. De termijnen zijn daarbij zoveel mogelijk gestandaardiseerd.

De verordening geeft een in principe alles omvattende algemene subsidieregeling. De laatste jaren zijn in het kader van deregulering op met name de beleidsterreinen cultuur, welzijn en zorg al vele bijzondere subsidieverordeningen ingetrokken en vervangen door nadere regels van gedeputeerde staten.

De ASV wordt op deze manier uitgewerkt naar door gedeputeerde staten vast te stellen nadere regels, waarbij zoveel mogelijk sprake zal van dereguleringsuitgangspunten en vermindering van administratieve lasten. Niets regelen waar het niet nodig is en waar wel nodig: zoveel mogelijk beleidsterreinen bundelen. Op terreinen waar op basis van rijkswetgeving een specifieke verordening is voorgeschreven (zoals jeugdzorg en stedelijke vernieuwing) wordt een praktische werkwijze bereikt door in de ASV in delegatie van verordende bevoegdheid aan gedeputeerde staten te voorzien.

Bevoegdheidsverdeling

In de ASV zijn gedeputeerde staten belast met de uitvoering, uiteraard binnen de door provinciale staten vastgestelde inhoudelijke en financiële kaders. Een en ander is in overeenstemming met de dualiseringsgedachte.

Relatie met het VWEU-verdrag

Naast de Awb moet de provincie zich bij subsidietoekenning ook houden aan staatssteunregels. Er is sprake van staatssteun als een overheid een financieel voordeel aan een bepaalde onderneming toekent die deze niet onder normale marktomstandigheden zou hebben gekregen. Daarmee wordt volgens de regels van de Europese Commissie de concurrentie vervalst en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloed. Als "onderneming" wordt beschouwd iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent, dat wil zeggen goederen of diensten op een bepaalde markt aanbiedt. Om een steunmaatregel wel te kunnen uitvoeren moet deze, op een aantal uitzonderingen na, vooraf worden gemeld bij de Europese Commissie.

De de-minimis-regel is een van de uitzonderingen. Er is geen sprake van staatssteun maar van de minimis-steun indien het totale bedrag van de minimis-steun aan een onderneming niet hoger is dan € 200.000,-- over een periode van 3 jaar. Onder deze grens gaat de Europese Commissie ervan uit dat de mededinging niet wordt vervalst en is geen sprake van niet toegestane staatssteun. Het plafond van € 200.000,-- geldt voor het totaal van alle als de minimis bestempelde bedragen die een onderneming heeft ontvangen, van welke overheid dan ook, gedurende de voorafgaande 3 jaar.

Een andere uitzondering is dat voor een aantal categorieën subsidies is bepaald dat aanmelding bij de Europese Commissie niet nodig is ( bijvoorbeeld milieu- of innovatiesubsidies). De provincie is dan wel gehouden aan de maximale subsidiepercentages en de subsidiabele kosten.

Ook kan er sprake zijn van een ander vrijstellingskader, bijvoorbeeld als de subsidieverlening geschiedt in het kader van de financiering van een "dienst van algemeen economisch belang".

Indien geen van de uitzonderingen van toepassing is, moet de voorgenomen subsidieverlening aangemeld worden bij de Europese Commissie. Het gevolg voor het subsidieproces is dat er een "standstill" intreedt van minimaal enkele maanden tot het moment waarop de commissie de steun (al dan niet fictief) heeft goedgekeurd.

Verantwoording

Het prestatiemodel betekent dat de subsidieverstrekking wordt gestuurd op rendement. Daarbij hoort per definitie verantwoording achteraf. Uitgangspunt daarbij is dat de verantwoording zich richt op de geleverde prestaties en activiteiten en de manier waarop die aansluiten bij het provinciaal beleid. Dat kan ook omdat bij de subsidieverlening afspraken zijn gemaakt tussen subsidieontvanger en aanvrager over wat en waaraan de subsidieontvanger gaat bijdragen en wat zij daarvoor gaat doen. Daarbij wordt tevens bepaald waarover en hoe en wat de mate de mate van verantwoording achteraf moet zijn. Vanaf € 125.000,-- moet ook over de kosten verantwoording worden afgelegd.

De verordening gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger is, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht. Dit leidt tot de volgende verdeling.

Tot € 25.000,--

Direct vaststellen of desgevraagd verantwoording over de prestatie

Vanaf € 25.000,-- tot € 125.000,--

Verantwoording over de prestatie

Vanaf € 125.000,--

Verantwoording over kosten en prestaties

Voor subsidiebedragen kleiner dan € 25.000,-- wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen; er wordt niet meer standaard om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de ontvanger. De verantwoordingsfocus bij kleine subsidies ligt op het leveren van de prestatie in plaats van op de kosten. Hierdoor kan het ook voorkomen dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het subsidiebedrag.

Verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie

De verordening gaat uit van vertrouwen in plaats van wantrouwen. Aan dit vertrouwensprincipe wordt vormgegeven door niet alle subsidieontvangers in alle gevallen te belasten met verantwoordingen, rapportages en controles. De aandacht van de provincie ligt in de uitvoering bij de risico's en de uitzonderingen. Dit betekent meer eigen verantwoordelijkheid bij de subsidieontvanger. De subsidieontvanger moet zelf melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet meer kunnen worden uitgevoerd of niet wordt voldaan aan de gestelde verplichtingen. De provincie kan hierop handelen en nieuwe afspraken maken, de subsidieverlening intrekken of de bevoorschotting opschorten.

Misbruik daarentegen wordt door de provincie hard aangepakt. Bij misbruik wordt consequent gehandhaafd. Dit kan betekenen dat subsidie vanuit een risicoanalyse of eerdere ervaringen preventief geweigerd wordt, de subsidie wordt ingetrokken of gewijzigd en op basis hiervan wordt teruggevorderd (inclusief wettelijke rente) en aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De verordening is in principe van toepassing op het verstrekken van subsidies op alle provinciale beleidsterreinen. De nadere uitwerking van de activiteiten in regels wordt overgelaten aan gedeputeerde staten.

De ASV krijgt, zoals vermeld in het algemene deel van de toelichting, een doorvertaling naar door gedeputeerde staten vast te stellen nadere regels. Op termijn is het de bedoeling dat de door provinciale staten vastgestelde bijzondere subsidieverordeningen worden vervangen door een beperkt aantal nadere regels, wat leidt tot een overzichtelijk aantal wettelijke regels op het terrein van subsidiëring. Dit geeft een krachtige impuls aan de door provinciale staten gewenste deregulering en vermindering van administratieve lasten.

Artikel 3

Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot het verstrekken van subsidies. Met verstrekken wordt het gehele subsidieproces bedoeld: besluiten tot verlenen, vaststellen als ook bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. Gedeputeerde staten moeten daarbij altijd de door provinciale staten vastgestelde provinciebegroting in acht nemen. Hebben provinciale staten (nog) geen financiële middelen beschikbaar gesteld, dan wordt subsidie alleen verleend onder de voorwaarde dat provinciale staten alsnog daarvoor geld beschikbaar zal stellen.

-     Derde lid

Sinds de Wet dualisering provinciebestuur geldt voor GS een actieve informatieplicht (artikel 1.67 Provinciewet). Bij vaststelling van de nieuwe algemene subsidieverordening van 2004 is in dat kader aan GS een relatief ruim mandaat verleend voor verlening van subsidies. Om PS in de gelegenheid te stellen met betrekking tot omvangrijke incidentele prestatiesubsidies toch op voorhand een oordeel uit te kunnen spreken, wordt voor dergelijke subsidies van € 150.000,-- en meer een voorhangprocedure geïntroduceerd.

Artikel 4

Met de regeling van het subsidieplafond wordt beoogd de vereisten van rechtszekerheid en begrotingsdiscipline met elkaar te verzoenen. Bij subsidiëring kan zich de situatie voordoen dat de beschikbare financiële middelen, bijvoorbeeld van een bepaalde begrotingspost, uitgeput zijn en weigering van de subsidie op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet goed mogelijk is.

Indien er een subsidieplafond is ingesteld en conform de vastgestelde inhoudelijke of financiële verdeelmaatstaven subsidies volledig zijn verdeeld (dat wil zeggen het plafond is bereikt), geldt het principe "op is op". Het facultatieve karakter van de regeling geeft gedeputeerde staten de ruimte per subsidiesoort te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond bestaat.

In Afdeling 4.2.2. van de Algemene wet bestuursrecht zijn dwingende bepalingen opgenomen omtrent de instelling van het subsidieplafond.

De belangrijkste bepalingen zijn:

-     een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4:25, tweede lid);

-     bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld (artikel 4:26, tweede lid);

-     het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld (artikel 4:27, eerste lid).

Artikel 5

Als de BTW deel uitmaakt van de subsidiabele kosten en de subsidieaanvrager dit op grond van de Wet op het BTW-Compensatiefonds, de Wet op de omzetbelasting 1968 of op grond van enige andere voorziening kan terugvorderen of verrekenen, is de BTW niet subsidiabel.

Artikel 7

-     Tweede lid

De de minimis-verklaring houdt verband met de Europese de minimis-regeling. Deze regeling houdt kort gezegd in dat steun die het bedrag van € 200.000,--, gerekend over een periode van 3 jaar, niet overschrijdt, niet aangemeld behoeft te worden bij de Europese Commissie. De de minimis-regeling werkt cumulatief, in die zin dat overheidssteun die de subsidieontvanger in de voorafgaande 3 jaar eventueel heeft ontvangen medebepalend is voor het al dan niet overschrijden van de drempel van € 200.000,--. Het gaat dan niet alleen om steun in de vorm van subsidies, maar ook om andere vormen van steun. Dit artikelonderdeel stelt de provincie in staat om na te gaan of in het geval van honorering van de voorliggende subsidieaanvraag de de minimis-drempel overschreden dreigt te worden. Als dit het geval is en er geen vrijstellingsregeling van toepassing is, moet de subsidie aangemeld worden bij de Europese Commissie (zie ook Algemene toelichting onder Relatie met het EG-Werkingsverdrag (steunmaatregelen).

Artikel 8

Gedeputeerde staten mogen bij een beperkt budget altijd voorrang geven aan aanvragen die volgens hen beter passen in de provinciale doelstellingen. Dit artikel is alleen van toepassing indien aanvragen tegelijkertijd moeten worden ingediend. Indien de van toepassing zijnde (beleids)regel bepaalt dat aanvragen op volgorde van binnenkomst worden behandeld geldt de regel: "Wie het eerst komt, die het eerst maalt".

Artikel 11

Naast de mogelijkheid waarbij slechts een aanvrager subsidie voor bepaalde activiteiten aanvraagt, zijn er mogelijkheden om meerdere aanbieders daartoe uit te nodigen. Dat kan door bij meerdere organisaties te vragen om een subsidieaanvraag te doen (feitelijk: bij meerdere instanties een "offerte" vragen) of via een (openbare) aanbestedingsprocedure.

Artikel 12

Hier worden de termijnen genoemd waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij het college.

-     Derde lid

Een subsidie kan voorafgaand of, mits sprake is van een stimulerend effect van de subsidieregeling, na afloop van de subsidiabele activiteiten worden verstrekt. De provincie kan er ook voor kiezen om voor alle subsidies (dus ook voor de eenmalige subsidies) indiendata (deadlines) vast te stellen.

Artikel 13

-     Tweede lid, sub a

Het activiteitenplan bevat een uiteenzetting van in meetbare termen geformuleerde activiteiten die de aanvrager aanbiedt en zal antwoord moeten geven of er voldoende garanties bestaan of de prestaties ook kunnen worden gerealiseerd.

Welke prestaties?

Prestaties kunnen worden gedefinieerd in termen van:

-     throughput: de activiteit (in enge zin), ofwel: de inspanning

-     output: de geleverde dienst of het product

-     bereik: aantal deelnemers, cliënten, gebruikers

-     resultaat: het directe gevolg van de dienst of product bij de gebruiker of het maatschappelijke gevolg ervan

In principe zou van elk(e) activiteit/project of product/dienst aangegeven moeten worden wat de prestatie is in termen van voornoemde 4 aspecten.

Het is wel belangrijk welke prestatie(soort) het meest bepalend is voor het realiseren van de gevraagde prestatie. Dit is de producteenheid, waarop later de vaststelling van de subsidie gebaseerd is (hierop wordt "afgerekend"). Dit moet dan ook uitdrukkelijk in de subsidieverlening worden opgenomen.

-     Tweede lid, sub b

De in te dienen begroting volgt het gekozen sturingsniveau.

Bij prestaties die uitgedrukt worden in producten zal de begroting dus of opgesteld worden als een "echte" productbegroting, op het niveau van de producten en diensten of op het niveau van clusters van producten en diensten, zijnde het projectniveau. Meestal volstaat de laatste.

Bij prestaties die uitgedrukt worden in te verrichten activiteiten wordt subsidie verleend is niet het resultaat maar het werkproces (throughput) voorwerp van subsidie. Het is niet uit te drukken in eenheden product, zodat er geen afspraken worden gemaakt ten aanzien van prestaties en resultaten. De subsidieontvanger is gehouden tot het uitvoeren van de activiteiten, maar wordt niet afgerekend op het resultaat hiervan. Dit type subsidie is afhankelijk van de mogelijkheden om activiteiten duidelijk en verifieerbaar te formuleren. Dit kan gestalte krijgen in de vorm van afgeronde werkplannen, waarbij een prijs voor de activiteiten moet worden bepaald, bijvoorbeeld aan de hand van beschikbare uren. Inzicht in de activiteitenprijs kan worden verkregen via een kostenverdeelstaat.

Bij product- en activiteitensubsidies mag onbeperkt tussen kostensoorten geschoven worden, zolang dit geen gevolgen heeft voor de prijs van de uit te voeren activiteiten of te leveren prestaties.

Voor de berekening van uurtarieven hebben gedeputeerde staten uniforme tarieven en definities vastgesteld.

-     Tweede lid, sub c

Zie de toelichting op het vierde lid van artikel 21.

Artikel 15

-     Eerste lid

Zoals in de toelichting op artikel 13 verwoord, is het belangrijk welke prestatie(soort) het meest bepalend is voor het realiseren van de gevraagde prestatie. Dit is de producteenheid, waarop later de vaststelling van de subsidie gebaseerd is (hierop wordt "afgerekend"). Dit moet dan ook uitdrukkelijk in de subsidieverlening worden opgenomen.

Het besluit tot verlening van de subsidie moet ook aangeven op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen.

Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kunnen gedeputeerde staten daarvan eenvoudig afzien. In gevallen dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn.

In artikel 4:37 van de Awb staan de standaardverplichtingen vermeld die bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. De verplichtingen moeten strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Alleen die verplichtingen kunnen worden opgelegd die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken.

-     Tweede lid

Het tweede lid ziet op verplichtingen waarvan niet gezegd kan worden dat zij strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Met het opleggen van dergelijke verplichtingen moet terughoudend worden omgegaan omdat het niet gewenst is om beleidsdoelstellingen op deze manier te bewerkstellingen indien er geen verband is met de doelstelling van de subsidieregeling zelf. Het kan echter evenmin geheel worden uitgesloten.

Het derde lid regelt de wens van de provincie om bij publicatie over een gesubsidieerde activiteit aandacht te geven aan de financiële steun door de provincie.

Artikel 16

-     Eerste lid

Subsidies van minder dan € 25.000,-- worden in een keer uitbetaald. Er worden dus geen voorschotten verleend.

-     Tweede lid

Als de betaling van de subsidie pas na 2 jaar plaatsvindt, is het lastig om op voorhand al een bevoorschottingsritme vast te stellen. Vaak is het betalingsritme dan nog niet te bepalen. In dit geval moet de subsidieontvanger wel een aanvraag voor een voorschot doen.

-     Derde lid

Indien de subsidieontvanger op grond van zijn meldingsplicht aangeeft dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit niet volgens de verleningsbeschikking wordt uitgevoerd, kunnen gedeputeerde staten ritme en hoogte van de bevoorschotting aanpassen. 

Artikel 17

Bij subsidies van minder dan € 25.000,-- en als de provincie de subsidie binnen 1 jaar vaststelt, hoeft de subsidieontvanger geen tussentijdse rapportages bij gedeputeerde staten aan te leveren. Bij andere subsidies kan de provincie maximaal een tussenrapportage per 12 maanden vragen. Hierbij sluiten gedeputeerde staten zoveel mogelijk aan bij de natuurlijke rapportage momenten van de subsidieaanvrager, zoals bijvoorbeeld het opstellen van de jaarrekening.

Artikel 18

Bij de financiële arrangementen wordt uitgegaan van vertrouwen in plaats van wantrouwen. Dit artikel geeft de tegenhanger van dit vertrouwensprincipe. De subsidieontvanger moet zelf melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet meer kunnen worden uitgevoerd of niet wordt voldaan aan de gestelde verplichtingen. De provincie kan hierop handelen en nieuwe afspraken maken, de subsidieverlening intrekken of de bevoorschotting opschorten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4: 49 van de Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de subsidieontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Gedeputeerde staten kunnen in zo'n geval overgaan tot terugvordering van de subsidie omdat de subsidieontvanger misbruik maakte van het gegeven vertrouwen.

Artikel 19

Dit artikel regelt de overige verplichtingen en de plicht om belangrijke wijzigingen door te geven aan gedeputeerde staten. Een melding per e-mail voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste. Gedeputeerde staten kunnen naar aanleiding van een melding contact opnemen met de subsidieontvanger en/of nadere stukken vragen.

Artikel 20

-     Eerste lid

Kenmerkend voor subsidies tot € 25.000,-- (arrangement I) is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan gedeputeerde staten. Het vaste bedrag is in een subsidieverordening of nadere regel vastgelegd of wordt bepaald op basis van een begroting die wordt ingediend bij de aanvraag.

Kenmerkend voor dit arrangement is dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan gedeputeerde staten. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de provincie bespaard.

In dit arrangement zijn 2 varianten mogelijk.

-     Sub a: directe vaststelling

De subsidie wordt afgehandeld op basis van de aanvraag en er vindt achteraf geen verantwoording plaats. Ook indien de activiteit nog niet heeft plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. In dat geval worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd en kunnen gedeputeerde staten vragen om een opgave van het totaal van de kosten. Dit kan namelijk van belang zijn voor subsidies waarvoor maximaal toegestane EU-steunpercentages gelden die niet overschreden mogen worden.

De toepassing van deze variant ligt voor de hand in situaties waarin de subsidie niet gebonden is aan specifieke verplichtingen (waarderingssubsidie) of bij (financieel) geringe incidentele subsidies. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

-     Sub b: verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling

De subsidie wordt verleend en direct voor 100% bevoorschot. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door gedeputeerde staten. Binnen deze termijn vragen gedeputeerde staten steekproefsgewijs aan de subsidieontvanger verantwoording af te leggen en/of controleren de subsidieontvanger (fysiek of administratief) of aan de subsidieverplichtingen is voldaan.

Gedeputeerde staten geven in de verleningsbeschikking aan wanneer de activiteiten moeten zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in zijn eigen administratie moet bewaren (bijvoorbeeld: deelnemerslijst congres of opleiding of een publicatie van een onderzoek).

Indien de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens de subsidieverplichtingen verricht, moet hij dit op grond van artikel 18 verplicht melden aan gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, nieuwe afspraken maken of de subsidie ambtshalve op een lager (of nihil) bedrag vaststellen. Een melding of een controle kan dus leiden tot terugvordering van de subsidie (inclusief wettelijke rente).

Artikel 21

Bij dit arrangement (subsidies tussen € 25.000,-- en € 125.000,--) is de hoofdregel dat het subsidiebedrag een vast bedrag is of een vast bedrag voor een nog te leveren prestatie-eenheid(/eenheden). In tegenstelling tot het eerste arrangement wordt wel standaard verantwoording afgelegd. De verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een congres of onderzoeksrapport) of over een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld het aantal bezoekers van een evenement) door middel van een activiteitenverslag Dit activiteitenverslag kan verschillende vormen hebben: bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, alternatieve toetsen, deskundigenverklaringen of bewijsstukken. De gewenste bewijsstukken worden in de subsidieverordening of beleidsregel opgenomen of in de subsidieverlening. Gedeputeerde staten vragen geen bijkomende financiële verantwoording over de werkelijke kosten.

Gedeputeerde staten kunnen steekproefsgewijs aanvullende informatie vragen of ter plekke controleren of de prestatie is verricht. Indien de prestatie niet, niet volledig of niet volgens de subsidieverplichtingen wordt uitgevoerd, kunnen gedeputeerde staten de subsidie lager vaststellen.

-     Derde lid

Soms blijkt het niet mogelijk om de prestatie(eenheid) vooraf te definiëren. In deze gevallen is het ook niet goed mogelijk een (vast) subsidiebedrag hieraan te koppelen omdat de kosten dan vooraf moeilijk zijn in te schatten. Dit artikellid biedt voor die gevallen de mogelijkheid om te verantwoorden op basis van een opgave van de totale kosten. Het gaat dan niet om een gedetailleerde kostenverantwoording, maar om een globaal overzicht waarin de subsidieontvanger verklaart dat de activiteiten hebben plaatsgevonden en tegen welke baten en lasten. Gedeputeerde staten kunnen voor een dergelijke (bestuurs)verklaring een format verplicht stellen onder bijvoeging van minimale bewijsstukken.

In geval van per boekjaar verstrekte subsidies kunnen gedeputeerde staten ook om de stand van de egalisatiereserve vragen (artikel 14, tweede lid, sub c) De opgave van de gerealiseerde baten en lasten leidt tot het totale subsidiebedrag. Hierdoor worden detaildiscussies over onderliggende financiële posten voorkomen. Indien de kosten lager zijn dan begroot, wordt de subsidie lager vastgesteld en eventueel teruggevorderd. Vallen de kosten hoger uit, dan wordt ten hoogste het maximaal verleende subsidiebedrag uitgekeerd. Indien de activiteiten niet volledig zijn uitgevoerd, maar het bedrag wel is besteed, is het aan gedeputeerde staten of het gehele subsidiebedrag wordt uitgekeerd. Deze wijze van verantwoorden door middel van een (bestuurs)verklaring dient alleen in uitzonderingsgevallen te worden toegepast. Ook voor subsidies waarvoor maximale toegestane EU-steunpercentages gelden die niet overschreden mogen worden, kan dit van belang zijn.

Ook kunnen gedeputeerde staten op grond van artikel 23 bepalen dat bepaalde categorieën van subsidies, dan wel subsidieontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan.

-     Vierde lid

Indien subsidies vallen onder (rijks)regelingen waarop de SISA-regels van toepassing zijn, houdt dat in dat de noodzakelijke financiële verantwoordingsinformatie moet worden opgenomen in de SISA-bijlage bij de (reguliere) jaarrekening. Binnen de SISA-systematiek wordt de financiële verantwoording beperkt tot enkele gegevens per uitkering, die in een bijlage wordt toegevoegd aan de jaarrekening en door de accountant wordt gecontroleerd.

Artikel 22

Dit arrangement (subsidies vanaf € 125.000,--) sluit aan bij de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten.

-     Tweede en derde lid

De vaststelling vindt plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording (gerealiseerde kosten).

Ook hier kunnen gedeputeerde staten ingevolge artikel 23 categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor een aanvraag moet worden ingediend.

-     Vierde lid

Zie de toelichting op het vierde lid van artikel 21.

Artikel 23

-     Derde lid

Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt.

Artikel 24

Het subsidiebedrag kan op verschillende wijzen worden bepaald. De eenvoudigste vorm is het toekennen van een vast bedrag (lumpsum) voor een prestatie(-eenheid). Dit bedrag kan in een verordening of beleidsregel zijn bepaald of in de subsidieverlening op basis van een ingediende begroting. Een vast bedrag ligt het meest voor de hand bij kleinere subsidies (arrangementen 1 en 2) en is nooit meer dan de werkelijke kosten. Dit betreft voornamelijk subsidies waarbij de prestatie goed gedefinieerd kan worden.

Een andere methode is dat het subsidiebedrag een bijdrage is aan de werkelijke kosten van gesubsidieerde activiteiten. Dit gebeurt bij de subsidies van meer dan € 125.000,--. De inzet van personeel is dan bijvoorbeeld een belangrijke kostengrondslag. De subsidieontvanger moet zich dan verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Om de totstandkoming van het subsidiebedrag van uurtarieven te vereenvoudigen, hebben gedeputeerde staten bij beleidsregel standaardberekeningswijzen vastgesteld, gaan zij uit van eenduidige definities voor kostenbegrippen en gelden er uniforme forfaitaire elementen voor de berekening van uurtarieven.

Artikel 25

Het kan zijn dat een subsidieaanvrager ook een aanvraag om subsidie heeft ingediend bij een ander bestuursorgaan, zoals het Rijk, de SNN of de gemeente. Dit artikel voorziet erin dat samenwerking met dat andere bestuursorgaan kan worden gezocht om te voorkomen dat de subsidieaanvrager aan allerlei verschillende administratieve procedures moet voldoen en daarvoor bij elk bestuursorgaan andere stukken moet indienen. Gekozen kan bijvoorbeeld worden voor de procedure van het bestuursorgaan dat de grootse subsidie verstrekt.

Artikel 29

Omdat de verantwoordingsregels in deze verordening eenvoudiger zijn dan onder het oude recht, hebben gedeputeerde staten de bevoegdheid om deze regels toch toe te passen op subsidies die zijn verleend onder het oude recht. Uiteraard wegen zij de (financiële) risico's van een dergelijk besluit voor de provincie af tegen het gemak van de aanvrager.