Regeling vervallen per 12-03-2009

Vaststelling delegatie operationele grondwatertaken

Geldend van 01-01-2009 t/m 11-03-2009

Intitulé

Vaststelling delegatie operationele grondwatertaken

Gedeputeerde staten van de provincie Drenthe, de provincie Overijssel en de provincie Groningen;

gelet op:

-     de Wet van 22 mei 1981, Staatsblad 393, houdende regelen inzake het onttrekken van grond-water en het kunstmatig infiltreren van water in de bodem;

-     de Provinciewet, in het bijzonder artikel 107 van de Provinciewet, Staatsblad 1993, nummer 667, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 24 november 2005, Staatsblad 666;

overwegende:

-     dat in de Grondwaterwet aan gedeputeerde staten verschillende taken ten aanzien van het grondwaterbeheer zijn opgedragen;

-     dat het in het belang van een integrale afweging van het waterbeheer gewenst is om zoveel mogelijk grondwatertaken binnen het operationele waterbeheer in één hand te brengen;

-     dat, gelet op de kaderstellende taken van de provincie, de samenhang tussen het operationele oppervlaktewater- en grondwaterbeheer en de daarbij horende wens van de waterschappen om (taken in) het grondwaterbeheer over te nemen, het de vraag is of (bepaalde onderdelen van) het operationele grondwaterbeheer kunnen worden overgedragen aan de waterschappen;

-     dat aan de waterschappen de reglementaire taak is opgedragen tot beheer van de kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater en de met het kwantiteitsbeheer samenhangende regeling van de freatische grondwaterstand;

-     dat artikel 107 van de Provinciewet voorziet in de mogelijkheid tot overdracht van bevoegdheden door het provinciebestuur aan de besturen van waterschappen, voor zover die bevoegdheden zich naar aard en schaal daartoe lenen en die besturen daarmee instemmen;

-     dat een aantal taken in het kader van het grondwaterbeheer geen brede belangenafweging vergt en zich derhalve naar zijn aard leent tot delegatie aan de dagelijkse besturen van de waterschappen;

-     dat, gelet op de omvang van de huidige waterschappen in Drenthe, Groningen en Overijssel, de taken zich naar hun schaal lenen voor delegatie;

-     dat provinciale staten van de provincies en de algemene besturen van de waterschappen kunnen instemmen met een overdracht van hierna genoemde taken;

BESLUITEN:

Inhoud

Artikel 1, Taken

1.   De volgende operationele taken ten aanzien van grondwateronttrekkingen op grond van de Grondwaterwet per 1 januari 2007 over te dragen aan de dagelijkse besturen van de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Hunze en Aa's en Noorderzijlvest, ieder voor wat hun beheersgebied betreft:

a.   de vergunningverlening als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet, met uitzondering van vergunningverlening ten behoeve van:

I.    de drinkwatervoorziening;

II.   de onttrekking van energie of de opslag van energie;

III. industriële toepassingen in te onttrekken hoeveelheden groter dan 150.000 m3 per jaar;

b.   het in ontvangst nemen en beoordelen van opgaven ter registratie van onttrekkingen als bedoeld in artikel 11 van de Grondwaterwet, tenzij bij provinciale verordening vrijstelling van deze verplichting is verleend;

c.   het in ontvangst nemen en beoordelen van opgaven ter registratie van onttrekkingen waarvoor krachtens artikel 15a van de Grondwaterwet, alsmede in de Verordening fysieke leefomgeving Overijssel, de Grondwaterverordening Groningen en de Provinciale omgevingsverordening van Drenthe algemene regels zijn gesteld;

d.   het opleggen van gedoogplichten als bedoeld in de artikelen 31 en 32 van de Grondwaterwet;

e.   de handhaving van de onder a, b en c bedoelde vergunningen, opgaven ter registratie en algemene regels;

f.    het aanwijzen van toezichthouders als bedoeld in artikel 49 van de Grondwaterwet.

2.   Tot de vergunningverlening als bedoeld in het eerste lid wordt mede begrepen:

a.   het in ontvangst nemen van aanvragen als bedoeld in artikel 16 van de Grondwaterwet;

b.   de besluitvorming omtrent tijdelijke vergunningen als bedoeld in artikel 14b van de Grondwaterwet;

c.   de besluitvorming omtrent proefvergunningen als bedoeld in artikel 21 van de Grondwaterwet;

d.   het wijzigen, aanvullen of intrekken van voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden als bedoeld in de artikelen 22 en artikel 23 van de Grondwaterwet;

e.   het intrekken van de vergunning als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Grondwaterwet;

f.    het verwerken van inschrijvingen in het register als bedoeld in artikel 11, juncto artikel 13 van de Grondwaterwet.

3.   Uit de aard van de delegatie vloeit voort dat de waterschappen eveneens het bevoegd gezag worden voor de volgende taken ten aanzien van de gedelegeerde besluiten:

a.   het vaststellen en heffen van leges;

b.   het afwikkelen van bezwaar en beroepschriften;

c.   het afwikkelen van verzoeken om schadevergoeding of nadeelcompensatie, met uitzondering van de schadevergoeding als bedoeld in artikel 35 en volgende van de Grondwaterwet;

d.   het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van de Grondwaterwet.

Artikel 2, Wijziging en intrekking

1.   Gedeputeerde staten gaan niet over tot intrekking van het besluit tot overdracht van grondwatertaken dan nadat met de dagelijkse besturen van de waterschappen hierover overleg is gevoerd.

2.   Indien onvoorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen de dagelijkse besturen van de waterschappen in overleg treden met gedeputeerde staten omtrent een wijziging of intrekking van het delegatiebesluit, onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel. Onder onvoorziene omstandigheden worden in ieder geval verstaan:

a.   wijziging van nationale wetgeving waarbij de bestaande wettelijke attributie van grondwatertaken wordt gewijzigd of waarbij anderszins relevante wijzigingen voor de krachtens dit besluit te delegeren taken worden doorgevoerd;

b.   de situatie dat de ontwerp-Waterwet (november 2005) en/of de ontwerp-wijziging Waterschapswet (november 2005) niet in werking zal zijn getreden op 1 januari 2009;

c.   de aard en omvang van de krachtens de Europese Kaderrichtlijn Water te treffen maatregelen ter bescherming van onttrekkingen ten behoeve van menselijke consumptie (waaronder worden verstaan onttrekkingen voor drinkwaterproductie en voor de productie van voedingsmiddelen).

Artikel 3, Duur besluit

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007 en zal, behoudens tussentijdse intrekking, gelden voor een periode van 2 jaar, derhalve tot 1 januari 2009. Indien tussentijdse intrekking niet heeft plaatsgevonden, nemen gedeputeerde staten van de 3 provincies een besluit over het al of niet verlengen van de overdracht voor

1 oktober 2008, echter niet zonder overleg en met instemming van provinciale staten en de algemene besturen van de waterschappen.

Artikel 4, Overgangsrecht

In afwijking van artikel 1 besluiten gedeputeerde staten op alle aanvragen die voor 1 januari 2007 zijn ingediend.

TOELICHTING OP HET DELEGATIEBESLUIT OPERATIONELE GRONDWATERTAKEN

Aan het besluit gaat een aantal overwegingen vooraf die de basis vormen voor de overdracht van grondwatertaken aan de waterschappen.

In artikel 1 wordt opgesomd welke taken worden overgedragen aan de waterschappen. Het gaat om de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet en aanverwante bepalingen, inclusief de uitvoering van algemene regels en de bijbehorende handhaving. Uitzondering hierop zijn onttrekkingen ten behoeve van koude- en warmteopslag (in het delegatiebesluit geformuleerd als "de onttrekking van energie of de opslag van energie"), de drinkwatervoorziening en grote industriële onttrekkingen (> 500.000 m3/jaar).

Deze taken vergen namelijk vanwege de nauwe samenhang met ander provinciaal beleid een integrale belangenafweging die verder reikt dan het waterbeheer. Met het overdragen van de grondwatertaken komt ook de bevoegdheid tot het heffen van leges, het afhandelen van bezwaar- en beroepschriften en de afhandeling van schadevergoedingszaken bij de waterschappen te liggen, met uitzondering van het afhandelen van schadeverzoeken als bedoeld in artikel 35 en volgende van de Grondwaterwet. De betrokkenheid bij de afhandeling van schadevergoedingsverzoeken op grond van artikel 35 en volgende van de Grondwaterwet blijft bij de provincie. De reden daarvoor is dat de commissie van deskundigen, die op grond van artikel 37 en volgende van de Grondwaterwet wordt betrokken bij deze schadevergoedingen, is ingesteld door de provincies en wordt bekostigd uit de grondwaterheffing. Daarnaast hebben de schadevergoedingsverzoeken meestal betrekking op drinkwateronttrekkingen.

De Provinciewet schrijft in artikel 107, tweede lid, voor dat een delegatiebesluit tevens de gevolgen van intrekking van het besluit regelt. Dit om voldoende waarborgen te scheppen voor het geval de provincies de delegatie weer intrekken. Ook de waterschappen zouden van mening kunnen zijn dat de delegatie beëindigd moet worden. In artikel 2 is dat aangegeven. Een reden voor het wijzigen of intrekken van het delegatiebesluit kan zijn het wijzigen van nationale wetgeving waarbij (een deel van) de bestaande wettelijke attributie van grondwatertaken aan provincies wordt vervangen door de attributie aan waterschappen

In artikel 3 is de inwerkingtreding van het besluit, de duur en verlenging geregeld.