Regeling vervallen per 02-09-2006

Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000

Geldend van 01-01-2005 t/m 01-09-2006

Intitulé

Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000

Inhoud

HOOFDSTUK 1, INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   groep: een combinatie van enerzijds een natuurlijke persoon of rechtspersoon die direct of indirect de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aansprakelijk vennoot is van of overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen en vennootschappen;

b.   stuwende onderneming: een onderneming die naar aard niet aan enige plaats van vestiging is gebonden, die de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert en waarvan minimaal 50% van de omzet ter zake van de afzet van diensten buiten de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe, alsmede de gemeenten IJsselham, Steenwijk, Brederwiede, Staphorst, Avereest, Ommen, Hardenberg, Gramsbergen, Den Ham en Vriezenveen in de provincie Overijssel wordt gerealiseerd;

c.   hoofdkantoor: kantoor van een groep waarin de centrale leiding of een zelfstandig onderdeel daarvan is gehuisvest;

d.   proeffabriek: productie-eenheid van een stuwende onderneming uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van een nieuwe productiemethode die met technisch-economische risico's gepaard gaat;

e.   laboratorium: een onderneming of niet-zelfstandig onderdeel van een stuwende onderneming binnen een groep op het gebied van technisch of fysisch onderzoek die c.q. dat een belangrijke functie vervult voor de ontwikkeling van voor de groep of de onderneming nieuwe producten;

f.    duurzame bedrijfsuitrusting: bedrijfsuitrusting die geactiveerd wordt op de balans van de onderneming en die niet binnen twee jaar wordt afgeschreven, alsmede bedrijfsuitrusting waarvan de investeringskosten op grond van de artikelen 3:31 tot en met 3:35 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vrij kunnen worden afgeschreven;

g.   project: een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen in bedrijfsuitrusting eventueel in combinatie met investeringen in bedrijfsgebouwen, waarbij de investeringen in bedrijfsuitrusting en die in bedrijfsgebouwen in redelijke verhouding tot elkaar staan;

h.   vestigingsproject: een project inhoudende het stichten van een stuwende onderneming, een hoofdkantoor, een proeffabriek of een laboratorium of het verplaatsen daarvan van buiten het onder b vermelde gebied, alsmede de door de Europese Commissie goedgekeurde overige steunkaartgebieden in Nederland, naar de op grond van artikel 6 van deze regeling aangewezen gemeenten;

i.    uitbreidingsproject: een project dat omvat de uitbreiding van de capaciteit van een stuwende onderneming, een hoofdkantoor of een laboratorium;

j.    herstructureringsproject: een project inhoudende een zodanige ingrijpende wijziging van het productieprogramma van een stuwende onderneming dat met een nieuwe productiemethode nieuwe producten worden geproduceerd waarmee een markt wordt bereikt die vóór de realisering van het project niet binnen de mogelijkheden van de onderneming lag en waarbij het huidige productie- of dienstenpakket niet of nauwelijks wordt voortgezet;

k.   arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis;

l.    voortbrengingskosten:

1.   loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon berekend op basis van het brutojaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolommen 3, 4 en 13 van de loonstaat van het direct betrokken personeel, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1.600 productie-uren per jaar;

2.   algemene kosten ten bedrage van 20% van de onder 1 bedoelde kosten;

3.   kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep.

Artikel 2

1.   Ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt tot welk plafond in dat begrotingsjaar premies kunnen worden verleend.

2.   Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde plafond kan worden bepaald welke plafonds van toepassing zijn voor respectievelijk vestigingsprojecten, uitbreidingsprojecten en herstructureringsprojecten.

HOOFDSTUK 2, AANVRAAG

Artikel 3

Voor de aanvraag wordt een formulier vastgesteld. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij dienen te worden overgelegd.

Artikel 4

1.   Aan de aanvrager wordt een bericht van ontvangst gezonden.

2.   Indien op de aanvraag niet binnen 13 weken na ontvangst zal worden beslist, wordt de uiterste datum waarop een besluit op de aanvraag wordt genomen, in de ontvangstbevestiging vermeld.

Artikel 5

1.   Omtrent de aanvraag kan advies ingewonnen worden van daartoe aan te wijzen adviseurs.

2.   Daarbij wordt de termijn waarbinnen het advies dient te worden ingezonden, bepaald.

3.   Van de toepassing van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.

HOOFDSTUK 3, HET BESLUIT OP DE AANVRAAG

Artikel 6

1.   Een premie kan worden verleend aan de ondernemer die:

a.   een vestigingsproject uitvoert in de nader aan te wijzen gemeenten in de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe of Overijssel of op een in een andere gemeente gelegen op grond van deze regeling aangewezen bedrijfsterrein in de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe of Overijssel;

b.   een uitbreidingsproject of een herstructureringsproject uitvoert in de nader aan te wijzen gemeenten in de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe of Overijssel.

2.   Bij de in het eerste lid onder a en b bedoelde aanwijzing van gemeenten kan worden bepaald dat uitsluitend vestigingsprojecten dan wel uitbreidings- en herstructureringsprojecten in een gemeente voor premie in aanmerking komen.

3.   Premie wordt niet verleend ten behoeve van een onderneming in de primaire sector, ten behoeve van een onderneming waarvoor op grond van de Wet personenvervoer 2000 vergunning moet worden verleend of ten behoeve van een onderneming van openbaar nut.

4.   In bijzondere gevallen kan een project met een vestigings-, een uitbreidings- of een herstructureringsproject worden gelijkgesteld.

      Een aanvraag om het project met een vestigingsproject, een uitbreidingsproject of een herstructureringsproject gelijk te stellen wordt slechts dan door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland in behandeling genomen indien gedeputeerde staten van de provincie waarin het project wordt uitgevoerd daartoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 7

1.   Aan de hand van de aanvraag wordt het totaal van de begrote premiabele kosten van het project vastgesteld.

2.   Onverminderd de artikelen 10 en 11 omvatten de premiabele kosten:

a.   kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting, voor zover deze permanent op de bedrijfslocatie aanwezig is;

b.   kosten van verwerving van bedrijfsgebouwen.

3.   Kosten die niet worden geactiveerd op de fiscale balans van de onderneming en kosten die binnen 2 jaar worden afgeschreven, zijn geen premiabele kosten.

4.   De kosten van investeringen in immateriële activa als bedoeld in artikel 365, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn geen premiabele kosten.

5.   De premiabele kosten bedragen niet meer dan de waarde van de duurzame bedrijfsuitrusting en de bedrijfsgebouwen in het economisch verkeer.

6.   De kosten van investeringen waartoe verplichtingen zijn aangegaan vóór de ontvangst van de aanvraag zijn geen premiabele kosten.

7.   Het zesde lid is niet van toepassing, indien het kosten voor de verwerving van bestaande bedrijfsgebouwen betreft waartoe de aanvrager zich minder dan 13 weken vóór de ontvangst van de aanvraag heeft verplicht, en deze bestaande bedrijfsgebouwen worden geleverd na de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8

1.   Kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting zijn in afwijking van artikel 7, derde lid, premiabel, indien deze kosten op grond van de artikelen 3:31 tot en met 3:35 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn aangewezen.

2.   De premiabele kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting zijn:

a.   de koopsom, exclusief de winstopslag indien de duurzame bedrijfsuitrusting wordt gekocht van een persoon binnen dezelfde groep;

b.   in geval van huurkoop of lease de aanschafwaarde van de duurzame bedrijfsuitrusting of, indien de aanschafwaarde niet kan worden bepaald, de som van de termijnbedragen;

c.   de voortbrengingskosten.

3.   Kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting zijn niet premiabel, indien de duurzame bedrijfsuitrusting wordt verworven vanuit een tot dezelfde groep behorende onderneming binnen het in artikel 1, onder b, bedoelde gebied.

Artikel 9

De premiabele kosten van verwerving van bedrijfsgebouwen en de daartoe te rekenen centrale voorzieningen zijn:

a.   de koopsom, de aan derden verschuldigde bouwkosten en de overdrachtskosten met uitzondering van de overdrachtsbelasting, de financieringskosten en de winstopslag indien het gebouw is verkregen van een persoon die tot dezelfde groep behoort;

b.   de voortbrengingskosten.

Artikel 10

1.   De premiabele kosten worden rechtevenredig verlaagd, indien gedurende het tijdvak tussen 1 jaar voor de ontvangst van de aanvraag en 1 jaar na de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de premie als bedoeld in artikel 25 binnen de onderneming van de premieontvanger of binnen de groep waartoe die onderneming behoort, duurzame bedrijfsuitrusting of bedrijfsgebouwen worden verkocht dan wel buiten gebruik worden gesteld.

2.   In bijzondere gevallen kan worden besloten tot een langere termijn dan de in het eerste lid bedoelde termijn.

3.   Het eerste lid is niet van toepassing, indien de aanvraag een herstructureringsproject betreft of indien de buitengebruikstelling buiten het in artikel 1, onder b, bedoelde gebied plaatsvindt.

4.   Voor zover in de onderneming van de premieontvanger in de periode van 3 jaar voorafgaande aan de ontvangst van de aanvraag bedrijfsgebouwen in gebruik zijn geweest die geen eigendom zijn of waren van de (toenmalige) eigenaar van de onderneming dan wel de groep waartoe deze behoort of behoorde, kan van het eerste lid worden afgeweken.

5.   De in het eerste lid bedoelde verlaging wordt berekend op basis van de capaciteit respectievelijk de vloeroppervlakte die wordt verkocht dan wel buiten gebruik wordt gesteld, in verhouding tot de capaciteit respectievelijk de vloeroppervlakte na de uitvoering van het project.

Artikel 11

De premiabele kosten worden eveneens rechtevenredig verlaagd, indien:

a.   anders dan bedoeld in het derde lid van het artikel 10, de uitvoering van het project plaatsvindt op een locatie waarop minder dan 6 maanden vóór de ontvangst van de aanvraag naar aard en omvang dezelfde activiteiten zijn verricht;

b.   de uitvoering van het project de verzelfstandiging omvat van een in het in artikel 1, onder b, bedoelde gebied gevestigde onderneming waarin naar aard en omvang dezelfde activiteiten worden verricht.

Artikel 12

Onverminderd artikel 6 wordt premie geweigerd, indien:

a.   vóór de ontvangst van de aanvraag verplichtingen tot uitvoering van wezenlijke onderdelen van het project zijn aangegaan. Dergelijke verplichtingen zijn niet verplichtingen tot het verwerven van bestaande bedrijfsgebouwen, mits deze verplichtingen niet langer dan 13 weken voor de ontvangst van de aanvraag zijn aangegaan en deze bestaande bedrijfsgebouwen worden geleverd na de ontvangst van de aanvraag;

b.   de premiabele kosten meer dan € 4.500.000,-- bedragen;

c.   de totale kosten van het project niet in redelijke mate met eigen middelen worden gefinancierd;

d.   de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming naar verwachting niet aanvaardbaar zal zijn, nadat de ondernemingsactiviteiten na de uitvoering van het project zijn begonnen;

e.   de structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen het project verzet;

f.    met ingang van de dag waarop de aanvraag in behandeling is genomen door verlening van de gevraagde premie het voor het desbetreffende jaar vastgestelde plafond zou worden overschreden;

g.   het project de vestiging of uitbreiding van een complex van vakantiewoningen of vakantieappartementen omvat;

h.   de aanvrager niet kan aantonen of op zijn minst aannemelijk kan maken dat de aard van het project zodanig is dat deze als zelfstandige activiteit minimaal 1 arbeidsplaats oplevert;

i.    tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 13

Een premie ten behoeve van een vestigingsproject wordt tevens geweigerd, indien:

a.   minder dan 1 arbeidsplaats wordt gecreëerd; of

b.   de premiabele kosten minder dan € 140.000,-- bedragen.

Artikel 14

1.   Een premie ten behoeve van een uitbreidingsproject wordt tevens geweigerd, indien:

a.   de premiabele kosten minder dan € 450.000,-- bedragen;

b.   het aantal arbeidsplaatsen niet met ten minste 30% van het aantal in de onderneming aanwezige arbeidsplaatsen zal toenemen, of

c.   de capaciteit van de onderneming niet met ten minste 40% wordt vergroot.

2.   Premie ten behoeve van een uitbreidingsproject wordt in ieder geval geweigerd, indien het aantal arbeidsplaatsen met minder dan een nader op basis van het aantal in de onderneming aanwezige arbeidsplaatsen te bepalen aantal zal toenemen.

3.   Indien de capaciteit niet bepaald kan worden op grond van de vergelijking van de producten van de onderneming voor en na de uitvoering van het project, wordt de capaciteitsvergroting bepaald op grond van de verhouding tussen de kosten van de uitbreiding van de duurzame bedrijfsuitrusting enerzijds en de verzekerde waarde van de totale duurzame bedrijfsuitrusting anderzijds.

4.   In afwijking van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel, wordt de premie ten behoeve van een uitbreidingsproject van een laboratorium geweigerd, indien:

a.   de premiabele kosten minder dan € 450.000,-- bedragen; of

b.   het aantal arbeidsplaatsen in het laboratorium zal afnemen.

Artikel 15

Een premie ten behoeve van een herstructureringsproject wordt tevens geweigerd, indien de premiabele kosten minder dan € 136.134,-- bedragen.

Artikel 16

1.   De premiegrondslag is de som van de premiabele kosten van verwerving van duurzame bedrijfsuitrusting en een voor de onderscheidene soorten van projecten nader te bepalen gedeelte van de kosten van verwerving van bedrijfsgebouwen.

2.   De premiegrondslag in geval van een uitbreidingsproject is maximaal € 3.600.000,--.

Artikel 17

Voor respectievelijk vestigings-, uitbreidings- en herstructureringsprojecten worden premiepercentages vastgesteld.

Artikel 18

1.   Het maximale premiebedrag wordt vastgesteld door toepassing van het in artikel 17 bedoelde percentage op de premiegrondslag.

2.   In afwijking van het eerste lid wordt het maximale premiebedrag verlaagd, indien de normen van de Europese Unie daartoe nopen.

3.   Het besluit tot verlening van een premie vermeldt de begrote premiabele kosten, de premiegrondslag, het premiepercentage en het maximale premiebedrag.

Artikel 19

1.   Bij een besluit tot verlening van een premie kunnen verplichtingen worden opgelegd.

2.   Bij iedere premieverlening wordt de verplichting opgelegd dat na de uitvoering van het project en de ingebruikneming van de gerealiseerde productiecapaciteit, doch in ieder geval binnen 18 maanden na de verzending van het verleningsbesluit, een aanvraag tot vaststelling van de premie is ontvangen.

3.   In bijzondere gevallen kan een langere termijn voor de inzending van de in het tweede lid bedoelde aanvraag worden vastgesteld.

4.   Bij de verlening van een premie wordt in ieder geval de verplichting opgelegd dat de met de verleende premie te realiseren investeringen niet binnen 5 jaar na de verzending van het vaststellingsbesluit binnen de onderneming van de premiegerechtigde of binnen de groep waartoe de onderneming behoort, voor zover die onderneming of die groep is gevestigd in het gebied waarbinnen deze regeling van toepassing is, buiten gebruik worden gesteld.

Artikel 20

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot premieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de premieontvanger worden gewijzigd, indien de premieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze regeling of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze regeling zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK 4, VOORSCHOTTEN

Artikel 21

1.   Op aanvraag van de premieontvanger kunnen voorschotten tot ten hoogste 80% van het maximale premiebedrag worden verleend telkens wanneer ten minste 40% van de premiabele kosten zijn gemaakt en betaald.

2.   Ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt een formulier vastgesteld, waarop is vermeld welke bijlagen gelijktijdig met het formulier dienen te worden ingezonden.

Artikel 22

1.   Bij de voorschotverlening wordt de verplichting opgelegd dat als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk worden terugbetaald, indien:

a.   de premie lager wordt vastgesteld dan het totaal aan uitbetaalde voorschotten;

b.   na de uitbetaling van het voorschot het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.

2.   Bij de verlening van een voorschot kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd.

HOOFDSTUK 5, DE AANVRAAG EN HET BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE PREMIE

Artikel 23

Voor de aanvraag tot vaststelling van de premie wordt een formulier vastgesteld. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij dienen te worden overgelegd.

Artikel 24

1.   Op een aanvraag tot vaststelling van de premie wordt binnen 6 maanden beschikt.

2.   In bijzondere gevallen kan het besluit worden aangehouden tot een nader vast te stellen later tijdstip. Van een bijzonder geval als bedoeld in de eerste volzin is in ieder geval sprake, indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de betrokken onderneming.

Artikel 25

1.   De premie wordt vastgesteld op basis van de ten behoeve van de uitvoering van het project gemaakte en betaalde kosten die op eenduidige wijze uit de administratie van de ondernemer zijn af te leiden.

2.   Het vastgestelde premiebedrag is niet hoger dan het bedrag, bedoeld in artikel 18, of dan het bedrag dat op grond van de door de Europese Commissie vastgestelde maximale premiepercentages mag worden verleend.

HOOFDSTUK 6, ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

1.   Op deze verordening is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur van toepassing.

2.   Een aanvraag kan worden geweigerd dan wel een verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

3.   Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

Artikel 27

1.   Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen.

2.   De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 28

Deze verordening is gelijkluidend vastgesteld en kan in gelijkluidende zin worden gewijzigd door provinciale staten van Fryslân, Groningen, Drenthe en Overijssel.

Artikel 29

1.   De taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze verordening behoren aan gedeputeerde staten.

2.   Geen bezwaar bestaat tegen de overdracht van de uit deze verordening voortvloeiende taken en bevoegdheden van gedeputeerde staten aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 30

Deze verordening wordt aangehaald als: Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000 (IPR 2000).

Artikel 31

1.   Dit besluit wordt geplaatst in het provinciaal blad, nadat de Europese Commissie heeft bericht, dat zij geen bezwaar heeft tegen de invoering van deze regeling.

2.   Gedeputeerde staten zijn tot het tijdstip van uitgifte van het provinciaal blad bevoegd om dit besluit te wijzigen, indien opmerkingen van de Europese Commissie daartoe aanleiding geven.

Artikel 32

1.   Dit besluit treedt in werking op een nader door gedeputeerde staten te bepalen tijdstip.

2.   Dit besluit is van toepassing op aanvragen die op het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt, in behandeling zijn.