Regeling vervallen per 01-06-2013

Subsidieregeling Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit 2010

Geldend van 20-11-2009 t/m 31-05-2013

Intitulé

Subsidieregeling Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit 2010

Hoofdstuk

Artikel 1, Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.     onderneming: duurzame organisatie die:

-       erop is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijke productie- en/of handelsproces met het oogmerk om winst te behalen, waarbij het behalen van winst ook redelijkerwijs verwacht kan worden; en

-       voldoet aan de in bijlage 1 van de Verordening (EG) nummer 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard ("de Algemene groepsvrijstellingserordening), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Indien de definitie zoals vastgesteld door de Europese Commissie wordt gewijzigd, verandert de definitie van onderneming in deze regeling overeenkomstig; en

-       geen publiekrechtelijk lichaam is en niet voor meer dan 10% structureel wordt gefinancierd door overheidsbijdragen;

b.     groep: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

-       enerzijds een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijke rechtspersoon of een onderneming die direct of indirect:

-      meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan;

-      volledig aansprakelijk vennoot is van; of

-      overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen, vennootschappen of ondernemingen; en

-       anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen, vennootschappen of ondernemingen;

c.      deskundige: iemand die op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit. De deskundige is onafhankelijk;

d.     prototype: model dat aan productie of dienstverlening vooraf gaat, zoals proef- en demonstratieopstellingen, maar niet wordt gebruikt voor (industriële) toepassing en commerciële exploitatie;

e.     cluster: verband zonder rechtspersoonlijkheid van minimaal 2 deelnemers die samenwerken in een bepaald project, op basis van een overeenkomst;

f.      ontwikkelingsproject: systematische activiteit, erop gericht om voor de onderneming technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe systemen, nieuwe diensten dan wel wezenlijke onderdelen daarvan te ontwikkelen;

g.     kennisdrager: persoon die in het bezit is van een diploma van hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. De blijkens het behaalde diploma verworven kennis wordt in de onderneming ingezet voor het verrichten van fundamenteel of industrieel onderzoek of het uitvoeren van experimentele ontwikkeling;

h.     fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd;

i.      industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes;

j.      experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procédés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procédés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procédés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt.

Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

k.     loonkosten: brutoloon inclusief vakantiegeld;

l.      implementatie ontwikkelingstraject: de bouw van duurzame bedrijfsuitrusting op basis van een ontwikkelingsproject dat is uitgevoerd:

-       op grond van artikel 4, tweede lid, sub a, van deze regeling; of

-       door een kennisdrager die op grond van artikel 6 in dienst is genomen; of

-       door middel van afdrachtvermindering op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

m.    kennisinstelling: instelling voor fundamenteel of industrieel onderzoek ofwel experimentele ontwikkeling;

n.     duurzame bedrijfsuitrusting: bedrijfsuitrusting die geactiveerd wordt op de balans van de onderneming en die niet binnen 2 jaar wordt afgeschreven tenzij de bedrijfsuitrusting willekeurig kan worden afgeschreven op grond van de artikelen 3.31, 3.34, 3.34a en 3.35 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 2, Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel de subsidiëring van strategische activiteiten van de in artikel 3 opgenomen ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe op het gebied van innoveren, marktverkenning, haalbaarheidsonderzoeken en marketingplannen, ten einde de marktsector in Noord-Nederland te versterken.

Artikel 3, Bepaalde ondernemingsactiviteiten

1.     Subsidie kan worden verstrekt aan een onderneming die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

2.     Ten minste 1 keer per jaar worden ondernemingsactiviteiten aangewezen, waarvoor een subsidie kan worden verstrekt. Daarbij dient het project uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend betrekking te hebben op de desbetreffende ondernemingsactiviteit.

3.     Subsidie wordt niet verleend ten behoeve van een project dat verband houdt met de primaire productie van de in bijlage I van het EG-Verdrag opgenomen landbouwproducten.

4.     In afwijking van het derde lid kan wel subsidie worden verleend ten behoeve van een project dat verband houdt met de verwerking en afzet van landbouwproducten, met uitzondering van werkzaamheden op het gebied van producten die zijn bedoeld om melk en zuivelproducten te imiteren of te vervangen, zoals bedoeld in Verordening (EG) nummer 1234/2007 van de Raad.

Artikel 4, Ontwikkelingsprojecten van en vermarkting door ondernemingen

1.     Voor subsidie komen in aanmerking ontwikkelingsprojecten van en vermarkting door ondernemingen.

2.     Als subsidiabele kosten worden hierbij in aanmerking genomen voor wat betreft een:

a.     ontwikkelingsproject:

1.     kosten van het inschakelen van een deskundige voor een advies en voor het (laten) bouwen van een prototype. Overige uitvoerende werkzaamheden door de onafhankelijke deskundige zijn niet subsidiabel;

2.     de materiaalkosten voor het bouwen van een prototype;

b.     strategisch marketingplan: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het maken of herzien van een beleidsplan voor de afzet van de onderneming;

c.      marktverkenning: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het doen van onderzoek naar de afzetmogelijkheden van een product of dienst van de onderneming;

d.     haalbaarheidsonderzoek: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het doen van onderzoek naar de technische of bedrijfseconomische mogelijkheden voor en gevolgen van de uitbreiding van de productie met een voor de onderneming nieuw product, nieuwe dienst of technisch nieuwe werkwijze;

e.     bedrijfsovername: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het maken van een plan waarin de bedrijfseconomische haalbaarheid inzake de overname van een operationele onderneming in Fryslân, Groningen of Drenthe, behorende tot de doelgroep van deze regeling, wordt onderzocht. Daarbij is de overname gericht op voortzetting van de ondernemingsactiviteiten in Noord-Nederland. Ook het laten opstellen van een strategisch advies omtrent de betreffende overnamemogelijkheden is subsi-diabel;

f.      ontwikkelingsproject van een cluster: kosten van het inschakelen van een deskundige voor advies en voor het bouwen of laten bouwen van een prototype, alsmede de materiaalkosten voor het bouwen van een prototype. Hierbij geldt het volgende.

-       Deelnemers in een cluster kunnen uitsluitend zijn: ondernemingen, niet behorende tot dezelfde groep, en publieke en onafhankelijke private kennisinstellingen.

-       Minimaal 2 van de deelnemers dienen ondernemingen te zijn die volgens het handelsregister zijn gevestigd of een nevenvestiging hebben in de provincie

Fryslân, de provincie Groningen of de provincie Drenthe.

-       De beschrijving van het project en het aandeel van iedere clusterpartner dient in een samenwerkingsovereenkomst te zijn vastgelegd.

-       De ondernemingen die deelnemen in een cluster kunnen subsidie ontvangen voor hun aandeel in het ontwikkelingsproject van het cluster.

3.     Het bedrag aan subsidiabele kosten genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, dat per project minimaal vereist is en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor per project de subsidie maximaal wordt verleend, wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

4.     Het bedrag aan subsidiabele kosten genoemd in het tweede lid, onder f, dat per deelnemer in het cluster minimaal vereist is en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor de subsidie per deelnemer maximaal wordt verleend, wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

5.     De subsidie aan een onderneming bedraagt per kalenderjaar en per kostensoort ten hoogste en ten minste 1 keer per jaar vast te stellen en bekend te maken bedrag. 

6.     Het subsidiepercentage wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 5, Implementatie van een ontwikkelingstraject

1.     De kosten van implementatie van een ontwikkelingstraject zijn subsidiabel.

2.     Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de kosten van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting als deze op grond van een uitgevoerd ontwikkelingsproject wordt gebouwd.

3.     De onder het tweede lid genoemde duurzame bedrijfsuitrusting dient permanent op de bedrijfslocatie aanwezig te zijn.

4.     Aan een onderneming wordt per kalenderjaar voor niet meer dan 2 aanvragen subsidie verleend.

5.     Het bedrag aan subsidiabele kosten, genoemd in het tweede lid, dat minimaal vereist is en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor de subsidie maximaal wordt verleend, wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

6.     De subsidiepercentages voor de middelgrote en voor de kleine ondernemingen worden ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 6, In dienst nemen van een kennisdrager

1.     De kosten van het in dienst nemen van een kennisdrager zijn subsidiabel.

2.     Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de loonkosten van een in dienst te nemen kennisdrager. Reis- en verblijfkosten en kosten op het gebied van begeleiding en scholing zijn niet subsidiabel.

3.     De in het tweede lid bedoelde kosten zijn gedurende maximaal 1 jaar subsidiabel en worden gemaakt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst met een kennisdrager. De arbeidsovereenkomst dient een omvang van ten minste 20 uur per week te hebben.

4.     Geen subsidie wordt verstrekt indien de kennisdrager in het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag reeds werkzaam is geweest bij de onderneming of de groep waartoe de onderneming behoort.

5.     Aan een onderneming wordt per kalenderjaar voor niet meer dan 1 aanvraag subsidie verleend.

6.     Het bedrag aan subsidiabele kosten, genoemd in het tweede lid, dat minimaal vereist is en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor de subsidie maximaal wordt verleend, wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

7.     Het subsidiepercentage wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 7, Deelneming aan buitenlandse beurzen

1.     De kosten van deelname met een stand aan voor de onderneming nieuwe buitenlandse beurzen.

2.     Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de kosten van standbouw door derden en standhuur, het huren van een standplaats, het laten maken van presentatiemateriaal, huur van audiovisuele middelen, alsmede de kosten van ingehuurde sprekers en de kosten van transport en opslag ter plekke uitgevoerd door derden, voor de eerste keer dat de onderneming deelneemt aan een bepaalde beurs waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

3.     Aan een onderneming wordt gedurende een kalenderjaar voor niet meer dan 2 aanvragen subsidie verleend.

4.     Het bedrag aan subsidiabele kosten, genoemd in het tweede lid, dat minimaal vereist is en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor de subsidie maximaal wordt verleend, wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

5.     Het subsidiepercentage wordt ten minste 1 keer per jaar vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 8, Algemene bepalingen omtrent subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn:

a.     omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

b.     kosten in verband met nakoming van wettelijke verplichtingen;

c.      kosten van personeelsaangelegenheden, scholing, opleidingen en cursussen, reis- en verblijfkosten, tenzij deze een integraal en bescheiden onderdeel vormen (maximaal 10%) van de subsidiabele kosten van de advisering door een deskundige;

d.     kosten van projecten tot kwaliteitsverbetering of procesverbetering gericht op certificering of de verwerving van erkenningscertificaten of daarmee vergelijkbaar zijn en kosten van projecten voor de uitvoering van maatregelen van milieubescherming of energiebesparing.

Artikel 9, Algemene bepalingen omtrent de hoogte van de subsidie

1.     Indien voor dezelfde kosten van het project een of meer andere subsidies zijn of worden verleend, kunnen deze subsidies bij de verlening of ¿ indien deze na de verlening zijn toegekend ¿ bij de vaststelling op het bedrag van de subsidie in mindering worden gebracht.

2.     Het bedrag van de subsidie wordt rechtevenredig verlaagd indien de onderneming deel uitmaakt van een groep of een cluster en de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking hebben op de vestigingen van de groep of het cluster buiten de provincies

Fryslân, Groningen of Drenthe.

3.     Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese

Commissie daartoe nopen.

Artikel 10, Verdeelsystematiek

1.     Op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvraag wordt besloten, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, als datum van ontvangst geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen.

2.     Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 11, Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Awb in ieder geval geweigerd indien:

a.     ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan 4 weken vóór de ontvangst van de aanvraag;

b.     het project niet voldoet aan de voorschriften van deze regeling;

c.      het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

d.     tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan; of

e.     indien de aanvragende onderneming niet belastingplichtig is in de zin van Wet inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Artikel 12, Besluit op de aanvraag

1.     De termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag wordt gesteld op 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2.     Het besluit tot verlening van een subsidie vermeldt de begrote subsidiabele kosten, de subsidiegrondslag, het subsidiepercentage en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 13, Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening wordt in elk geval de verplichting opgelegd de kosten van de uitvoering van het project op eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weer te geven.

Artikel 14, Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Awb worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

a.     het project niet wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van deze regeling, of

b.     het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling.

Artikel 15, Voorschotten

Ten minste één keer per jaar wordt de mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 16, Subsidievaststelling

1.     De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 4 weken na afloop van het tijdvak waarin het project moet zijn uitgevoerd, een aanvraag tot subsidievaststelling in met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

2.     De subsidieontvanger dient ten minste `10 jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 17, Bedrag vaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die zijn gemaakt en betaald ten behoeve van het project.

Artikel 18, Termijnen

De termijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag tot subsidievaststelling wordt gesteld op 13 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 19, Toezicht

1.     Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb worden aangewezen.

2.     De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Awb en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 20, Overgangsrecht

1.     De Subsidieregeling Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit 2008 wordt ingetrokken met ingang van 20 november 2009.

2.     Op aanvragen die zijn ingediend vóór 20 november 2009 blijft de Subsidieregeling Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit 2008 van toepassing.

Artikel 21, Afkondiging en inwerkingtreding

1.     Deze verordening wordt gepubliceerd en treedt in werking met ingang van 20 november 2009.

2.     Deze verordening werkt terug tot 20 november 2009 voor zover de afkondiging, bedoeld in artikel 136 van de Provinciewet, plaatsvindt na 20 november 2009.

Artikel 22, Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als NIOF 2010.

Toelichting

De artikelsgewijze toelichting van de NIOF 2010

Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van het SNN op 27 oktober 2009.

Artikel 1 onder a:

Hierin wordt aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van de regeling.

Conform de op 6 mei 2003 door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO¿s), ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort, wordt getoetst aan de MKB-normen. Er is sprake van een verband van ondernemingen indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen (bijvoorbeeld moedermaatschappijen, dochterondernemingen en zusterondernemingen).

Artikel 1 onder c:

Onder een onafhankelijk deskundige wordt in de regeling verstaan: een adviseur welke fungeert als een adviserend doorgeefluik van bestaande kennis op basis van scholing en ervaring. ¿Onafhankelijk¿ wil zeggen dat de deskundige in ieder geval geen belang mag hebben in de onderneming van de aanvrager.

De deskundige mag niet werkzaam zijn of zijn geweest bij de onderneming of de groep waartoe de onderneming behoort.

Artikel 1 onder f:

Onder technisch nieuwe werkwijzen wordt ook verstaan het efficiënter organiseren en stroomlijnen van logistieke processen en productieprocessen.

Artikel 1 onder k:

Een bonus of provisie kan tot het brutoloon worden gerekend voorzover de uitbetaling van een bonus of provisie is opgenomen in de arbeidsovereenkomst.

Artikel 1 onder l:

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen is de opvolger van de voormalige Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO).

Artikel 3:

Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

Per begrotingsjaar wordt in principe op basis van de activiteitencode volgens de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (de SBI-code) door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld welke ondernemingsactiviteiten voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen.

De betreffende ondernemingsactiviteit dient in principe met de bijbehorende SBI-code in de inschrijving van de Kamer van Koophandel te worden aangeduid.

De SBI-code die aan de onderneming wordt toegekend, wordt aan de hand van de feitelijke ondernemingsactiviteiten bepaald.

Binnen een onderneming kunnen verschillende activiteiten worden ontplooid die niet in alle gevallen met dezelfde SBI-code kunnen worden aangeduid. In dat geval kan de Kamer van Koophandel de onderneming voor de hoofd- en nevenactiviteit(en) aparte SBI-codes toekennen.

De code waaronder de onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat ingeschreven is een belangrijk gegeven, maar niet doorslaggevend. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland behoudt te allen tijde het recht om op basis van de feitelijke ondernemingsactiviteiten tot een ander oordeel te komen omtrent de zogenaamde SBI-codering.

Artikel 4:

Indien binnen dezelfde kostensoort verschillende aanvragen door één onderneming worden ingediend, dient te worden aangetoond dat elke aanvraag betrekking heeft op een zelfstandig adviseringsproject.

Uitvoerende werkzaamheden (bijv. het implementeren van het uitgebrachte advies) door de onafhankelijk adviseur zijn niet subsidiabel, daar de regeling zich in principe tot advisering beperkt. Het (laten) bouwen van een prototype door een onafhankelijke deskundige kan daarentegen wel subsidiabel worden gesteld.

Artikel 4 lid 2 onder a:

Subsidiabele kosten van ontwikkelingsprojecten zijn ook kosten van het inschakelen van een deskundige voor het ontwikkelen van software, met uitzondering van de (her)ontwikkeling van websites en de (her)ontwikkeling van administratieve softwarepakketten.

Artikel 4 lid 2 onder f:

In ieder geval kunnen als kennisinstelling worden aangemerkt de universiteiten, hogescholen en de grote technologische instituten (GTI¿s). In alle andere gevallen is het dienstig contact op te nemen met de Uitvoeringsorganisatie van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Deelnemende bedrijven aan een cluster kunnen individueel een aanvraag indienen voor hun aandeel in het project. Ook de vaststelling van de subsidie wordt individueel afgehandeld. Elke deelnemer zal individueel moeten aantonen waaruit de door hem gemaakte en betaalde kosten in het project bestaan. Clusterpartners mogen de door hen verrichte interne werkzaamheden voor de samenwerking niet in rekening brengen bij elkaar of bij de ingehuurde deskundige.

Artikel 6 lid 4:

De beoogde aan te stellen kennisdrager mag in het jaar voorafgaand aan de aanstelling niet werkzaam zijn geweest voor de onderneming of groep. Dat deze werkzaamheden eventueel niet in het kader van een arbeidsovereenkomst met de onderneming werden verricht, is daarbij van wezenlijk minder belang. Werkzaam zijn is niet in het kader van een opleiding aanwezig zijn op een bedrijf, zoals stage of afstudeeropdracht.

Artikel 9 lid 2:

Subsidie kan slechts worden verleend ten behoeve van ondernemingsactiviteiten die in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe worden verricht.

Als het project mede betrekking heeft op bedrijfsactiviteiten van groepsonderdelen of van nevenvestigingen buiten de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe zijn niet alle projectkosten subsidiabel. Voor het deel van de projectkosten dat betrekking heeft op de activiteiten van deze groepsleden/nevenvestiging wordt een correctie toegepast.

Artikel 11 onder a:

De aanvraag moet zijn ontvangen binnen vier weken nadat verplichtingen zijn aangegaan ter zake van de uitvoering van het project. Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een onafhankelijke deskundige, een ondertekening voor akkoord van een offerte of het sluiten van een arbeidsovereenkomst.

Indien deze termijn niet in acht wordt genomen, wordt géén subsidie verleend.

Artikel 11 onder e:

De onderneming dient belastingplichtig te zijn voor de Inkomstenbelasting of de Vennootschapsbelasting en dient niet in aanmerking te kunnen komen voor één van de vrijstellingsbepalingen uit genoemde belastingwetten. Indien nodig zal aan de ondernemer een kopie van het aangifte- dan wel het aanslagbiljet worden gevraagd.

Stichtingen en verenigingen zijn in het algemeen niet vennootschapsbelastingplichtig en worden in dat geval niet als onderneming in de zin van de NIOF 2010 aangemerkt. Indien de stichting of de vereniging van de Belastingdienst géén (definitieve) aanslag over winst uit onderneming in het kader van voornoemde belastingen ontvangt, is deze géén onderneming in de zin van de NIOF 2010.

Artikel 16 lid 1:

Projecten die vallen onder de kostensoorten genoemd in artikel 4 lid 2 onder a tot en met e hebben een realisatietermijn van 18 maanden gerekend vanaf de datum van de subsidieverlening.

Ontwikkelingsprojecten van een cluster genoemd in artikel 4 lid 2 onder f hebben een realisatietermijn van 24 maanden gerekend vanaf de datum van de subsidieverlening.

Projecten m.b.t. implementatie van een ontwikkelingstraject genoemd in artikel 5 hebben een realisatietermijn van 24 maanden gerekend vanaf de datum van de subsidieverlening.

Projecten m.b.t. het in dienst nemen van een kennisdrager genoemd in artikel 6 hebben een realisatietermijn van 12 maanden gerekend vanaf de datum van indiensttreding.

Projecten m.b.t. deelneming aan buitenlandse beurzen genoemd in artikel 7 hebben een realisatietermijn van 12 maanden gerekend vanaf de datum van de subsidieverlening.

Artikel 19:

In de artikelen 5:11 e.v. van de Algemene Wet Bestuursrecht is opgenomen, wie toezichthouders zijn en wat hun bevoegdheden zijn. Verder is in artikel 5:20 van die wet voorzien, dat iedereen verplicht is om medewerking te verlenen aan een toezichthouder in functie, tenzij de betrokkenen uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daarvan zijn vrijgesteld.

Er worden toezichthouders aangewezen. De toezichthouders beschikken over een legitimatiebewijs dat zij op verzoek moeten tonen. Toezichthouders zijn bevoegd tot het betreden van elke plaats met medeneming van de benodigde apparatuur, tot het vorderen van inlichtingen, tot het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en het maken van kopieën daarvan en tot het onderzoeken van zaken, die zaken aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.