Regeling vervallen per 01-01-2006

Subsidieregeling kinderopvang ten behoeve van personeel bij provinciale instellingen

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2005

Intitulé

Subsidieregeling kinderopvang ten behoeve van personeel bij provinciale instellingen

Inhoud

 BEGRIPSOMSCHRIJVING

Artikel 1

Deze regeling verstaat onder:

a.   instelling: instelling of organisatie die door de provincie uit de algemene middelen voor ten minste 90% wordt gesubsidieerd in de personeelskosten;

b.   kindplaats: opvang voor een kind in een kinderopvangvoorziening gedurende 10 dagdelen per week;

c.   kinderopvangvoorziening: een rechtspersoon die voldoet aan de (kwaliteits)eisen die door de desbetreffende gemeente met betrekking tot kinderopvang worden gesteld, inclusief gastouderopvang via een erkend gastouderbureau;

d.   gezinsinkomen: het totale netto-inkomen uit arbeid of uitkering van de verdienende ouder(s) of verzorger(s) vermeerderd met 8% vakantietoeslag.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2

Gedeputeerde staten kunnen met inachtneming van deze regeling aan een instelling een subsidie verlenen om een of meerdere (gedeelten van) kindplaatsen te huren bij een kinderopvangvoorziening zolang als wordt voldaan aan de in artikel 3 genoemde criteria.

Artikel 3

Subsidie wordt verleend op aanvragen die voldoen aan de volgende criteria.

a.   Het betrokken kind heeft de leeftijd van 4 jaar nog niet bereikt.

b.   De aanvraag moet ten minste een aaneensluitende periode van 4 maanden bevatten.

c.   De ouder of verzorger van het betrokken kind moet in dienst zijn van de instelling gedurende de volledige periode waarop de opvang betrekking heeft.

Artikel 4

De subsidie wordt verleend voor maximaal het aantal dagdelen dat de werknemer in dienst is bij de instelling.

Artikel 5

1.   De hoogte van de subsidie wordt aan de hand van de kostprijs van een kindplaats jaarlijks bepaald.

2.   Hierop wordt het volgende in mindering gebracht:

a.   de eigen bijdrage van de ouder(s) of verzorger(s) op basis van de door gedeputeerde staten vastgestelde ouderbijdragetabel voor kinderdagverblijven of voor gastouderopvang;

b.   de bijdragen verstrekt door overige overheden.

3.   Indien de werkgever van de andere ouder of verzorger een regeling heeft voor kinderopvang of in de CAO hieromtrent afspraken zijn gemaakt, wordt de helft van de volgens het eerste en tweede lid bepaalde subsidie verleend.

Artikel 6

1.   De aanvraag voor een nieuwe kindplaats dient door de instelling ten minste 3 maanden vóór de ingangsdatum van de gehuurde kindplaats te worden ingediend bij gedeputeerde staten.

2.   De instelling dient bij de aanvraag te overhandigen:

-     het volledig ingevulde aanmeldingsformulier zoals vastgesteld door gedeputeerde staten;

-     de loonstroken c.q. de aanslag inkomstenbelasting van de verdienende ouder(s) of verzorger(s).

Artikel 7

1.   Het subsidieplafond bedraagt € 44.000,-- per begrotingsjaar.

2.   De aanvragen worden behandeld in volgorde van voorgenomen plaatsing in een kinderopvangvoorziening.

3.   In afwijking van het tweede lid heeft een aanvraag voor een verhoging van het aantal dagdelen van een bestaande toegekende kindplaats prioriteit boven een aanvraag waarop nog niet door gedeputeerde staten is beslist, ingeval subsidieverlening leidt tot overschrijding van het in het eerste lid genoemde subsidieplafond.

Artikel 8

De instelling dient ieder kalenderjaar een nieuwe opgave van het gezinsinkomen te overhandigen.

Artikel 10

Een tussentijdse wijziging - zoals bijvoorbeeld een vermindering van het aantal te huren dagdelen of de beëindiging van de opvang - dient ten minste 2 maanden voordat deze plaatsvindt door de instelling te worden gemeld bij gedeputeerde staten.

Artikel 11

Aan de instelling kan een voorschot worden verleend van maximaal 80% van de voor het desbetreffende jaar verleende subsidie.

BEËINDIGING SUBSIDIE

Artikel 12

De subsidie eindigt aan het eind van de maand waarin niet meer wordt voldaan aan de criteria genoemd in artikel 3, onder a en b.

VASTSTELLING

Artikel 13

De instelling dient ten behoeve van de vaststelling aan gedeputeerde staten de navolgende bescheiden over te leggen: binnen 8 weken na afloop van het subsidiejaar een overzicht van werkelijke kosten over het subsidiejaar (januari tot en met december) met betrekking tot de kinderopvang, met een duidelijke en volledige toelichting.

Artikel 14

1.   Gedeputeerde staten stellen de subsidie jaarlijks vast binnen 13 weken na ontvangst van de laatste bescheiden die de subsidieontvanger ingevolge artikel 13 dient over te leggen.

2.   De vaststelling van het subsidiebedrag geschiedt met inachtneming van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum, op basis van de in de overgelegde bescheiden opgenomen werkelijke kosten.

Artikel 15

Op deze regeling is de Algemene subsidieverordening Drenthe niet van toepassing.

SLOTARTIKELEN

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling kinderopvang provinciale instellingen.

TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEREGELING KINDEROPVANG TEN BEHOEVE VAN PERSONEEL BIJ PROVINCIALE INSTELLINGEN

Artikel 7

Als gevolg van de gewijzigde regeling, waarin ook werkgevers van werkende partners verantwoordelijk zijn voor de kosten, alsmede van de variatie in inkomen en aanvraag voor eerste of tweede kinderen, is gebleken dat er bij een maximum van 8 kindplaatsen niet noodzakelijkerwijze het subsidieplafond wordt bereikt.

Door het maximaal voor subsidie beschikbare bedrag als subsidieplafond op te nemen in de verordening wordt de situatie vermeden dat het maximumaantal kindplaatsen is bereikt, waardoor geen subsidie meer kan worden verleend terwijl er nog voldoende financiële ruimte is om tot toewijzing over te gaan.