Uitvoeringsbesluit jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020

Geldend van 12-06-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Uitvoeringsbesluit jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Drimmelen,

gelet op artikel 20 van de Verordening jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020,

besluit vast te stellen het volgende:

Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Besluit Jeugdwet en de Verordening. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Behandeling: behandeling door een jeugdhulpaanbieder, al. dan niet met verblijf.

  • b.

    Budgethouder: de persoon aan wie het budget wordt verstrekt.

  • c.

    BVO CJG Drimmelen Geertruidenberg: Centrum voor Jeugd en Gezin.

  • d.

    College: college van burgemeester en wethouders.

  • e.

    Gemeente: gemeente Drimmelen. De gemeente heeft de uitvoering van de gemeentelijke taken met betrekking tot de toegang tot jeugdhulp gemandateerd aan de BVO CJG Drimmelen Geertruidenberg.

  • f.

    Individuele voorziening: de gemeente biedt individuele (niet vrij-toegankelijke) jeugdhulpvoorzieningen, namelijk op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 tweede lid van de Verordening, waarvoor een beschikking van het college nodig is.

  • g.

    Logeerzorg: logeren in een zorginstelling of binnen het sociaal netwerk, maximaal 156 etmalen per jaar.

  • h.

    Ondersteuning: hulp in het dagelijks leven om zo zelfstandig mogelijk te (leren) leven.

  • i.

    Ondersteuningsplan: zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening.

  • j.

    Persoonlijke verzorging: hulp bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (bijvoorbeeld hulp bij het opstaan, wassen, aankleden en naar het toilet gaan), hulp op het vlak van zelfverzorging (bijvoorbeeld haren kammen, mondverzorging of hoortoestel aan-/uitzetten) en het geven van advies, instructie en voorlichting met betrekking tot persoonlijke verzorging.

  • k.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • l.

    Verordening: Verordening jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020.

  • m.

    ZIN: zorg in natura.

Artikel 2 Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp aan jeugdigen is de ondersteuning, persoonlijke verzorging en/of opvoeding die in redelijkheid mag worden verwacht van de (pleeg)ouders.

  • 2. De gemeente onderzoekt de hulpbehoefte van een jeugdige mede op basis van het in de bijlage opgenomen “Afwegingskader gebruikelijke hulp”.

Artikel 3 De zorgovereenkomst bij pgb

  • 1. De budgethouder en/of diens vertegenwoordiger komt met de zorgverlener een zorgovereenkomst overeen.

  • 2. De toetsing van de zorgovereenkomst op arbeidsrechtelijke zaken wordt uitgevoerd door SVB. De gemeente is verantwoordelijk voor de goedkeuring van de zorgovereenkomst. Daarbij worden zowel de inhoud als de financiën beoordeeld.

Artikel 4 Evaluatie pgb

  • 1. Het college kan aan de budgethouder en/of diens vertegenwoordiger verzoeken om in een (tussen)evaluatie van het pgb aan te geven wat de behaalde resultaten zijn van de met het pgb ingekochte jeugdhulp en of deze voldoen aan de in het ondersteuningsplan gestelde doelen.

  • 2. Bij onderbesteding kan het college een onderzoek instellen naar de oorzaak van de onderbesteding.

  • 3. Het college kan op basis van de evaluatie besluiten tot aanpassing van de beschikking conform artikel 14 van de verordening.

Artikel 5 Vervoersvoorziening

  • 1. Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet.

  • 2. Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt.

  • 3. Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen aan de jeugdige wanneer aantoonbaar is gemaakt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van deze voorziening en dat bij gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden. Er is sprake van een vervoersprobleem indien:

    • a.

      de jeugdige niet op eigen gelegenheid naar de locatie kan reizen vanwege een medische beperking of beperking in de zelfredzaamheid; en

    • b.

      er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid van de ouders waardoor zij zelf niet kunnen voorzien in het vervoer; en

    • c.

      er geen sprake is van mogelijkheden in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen; en

    • d.

      geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 4. Er is sprake van een medische noodzaak, als de jeugdige indien nodig gebruik maakt van het openbaar vervoer of eigen vervoer, een beperking heeft met lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie.

  • 5. Er is sprake van beperkingen in de zelfredzaamheid, wanneer:

    • i.

      de leeftijd van de jeugdige het niet toe laat zelfstandig te reizen met openbaar vervoer, nadat is aangetoond dat ouders of andere personen in de naaste omgeving niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor begeleiding, of

    • ii.

      sprake is van ernstige gedragsproblemen welke reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; of

    • iii.

      andere redenen van niet-medische aard, die het zelfstandig of onder begeleiding reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken.

  • 6. Onder geen enkele omstandigheid kan het ontbreken van financiële draagkracht van de ouder ten behoeve van de vervoerskosten worden beschouwd als een beperking in de zelfredzaamheid.

  • 7. De jeugdprofessional legt de noodzaak tot inzet van de vervoersvoorziening bij een vorm van jeugdhulp vast in het ondersteuningsplan, zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020.

  • 8. De duur van de vervoersvoorziening is gelijk aan de duur die in de beschikking is vermeld of korter indien de betreffende individuele voorziening eerder eindigt.

  • 9. Het inzetten van een vervoersvoorziening is beperkt tot het vervoer naar de meest dichtstbijzijnde aanbieder welke, naar redelijkheid, de meest minimaal noodzakelijke en passende zorg zou kunnen bieden. Dit is ter beoordeling van het college. De inhoud van de zorg is hierbij leidend.

Artikel 6 Uitvoering van de vervoersvoorziening

  • 1. Het vervoer kan worden uitgevoerd in drie vormen, te weten; via een kilometer vergoeding/ vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer, via een zorgaanbieder of via de inzet van taxivervoer.

  • 2. De hoogte van de kilometervergoeding zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt op basis van beschikkingstermijn, aantal dagen en kilometers vastgesteld. De vergoeding bedraagt maximaal €0,19 per kilometer voor de kortste route op basis van de ANWB-routeplanner als het een kilometervergoeding betreft. Bij flexibele inzet van jeugdhulp wordt uitgegaan van een gemiddelde.

  • 3. De hoogte van de vergoeding op basis van openbaar vervoer, zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt op basis van beschikkingstermijn, aantal dagen en kilometers vastgesteld. Er wordt hierbij gekeken naar de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer, dit op basis van OV 2e klas.

  • 4. Indien de zorgaanbieder geen vervoer kan regelen, openbaar vervoer niet mogelijk is en een kilometervergoeding niet mogelijk is, is vervoer via een taxibedrijf mogelijk. De jeugdige/gezin moet de noodzaak aantonen conform artikel 5 van dit uitvoeringsbesluit en een aanvraag indienen bij het college.

Artikel 7 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in dit uitvoeringsbesluit, als toepassing van het uitvoeringsbesluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kan het college advies vragen aan een door haar aangewezen adviesinstantie of deskundigen.

Artikel 8 Intrekking

Het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen die zijn ingediend onder het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van dit Uitvoeringsbesluit, worden afgehandeld krachtens de het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2018.

  • 2. Van het in lid 1 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Drimmelen 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders in zijn vergadering van 2 juni 2020

Secretaris,

Burgemeester,

Bijlage

Toelichting bij artikel 2 Afwegingskader

Bij iedere hulpvraag dient onderzocht te worden wat de eigen mogelijkheden zijn en het probleemoplossend vermogen is van de jeugdige en/of zijn ouders met inbegrip van het sociale netwerk om in de hulpvraag te voorzien.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp aan jeugdigen is de ondersteuning bij het dagelijkse leven, de persoonlijke verzorging en/of de opvoeding die in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders (zie artikel 2).

Voor deze gebruikelijk hulp wordt in beginsel géén individuele voorziening afgegeven. Het valt onder de opvoedende taak van de ouder(s).

Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook zorg omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomt. Het gaat dan om zorg die gebruikelijke zorg vervangt, zoals sondevoeding in plaats van eten, of om zorg die in samenhang met reguliere zorg kan worden geboden, zoals het geven van medicijnen.

Bovengebruikelijke hulp

Het is bovengebruikelijke hulp als de oorzaak van de extra begeleiding/verzorging ligt bij de problematiek van de jeugdige. Niet alle extra handelingen die gedaan worden ten behoeve van een jeugdige, leiden automatisch tot de noodzaak om een voorziening te treffen. Bedenk immers dat meer ouders hun kind naar een willekeurige vorm van therapie moeten brengen en halen en thuis hun kind moeten stimuleren om oefeningen te doen hiervoor (bijv. fysiotherapie of logopedie).

De bovengebruikelijke hulp kan bestaan uit:

  • toezicht op het gedrag van de jeugdige;

  • begeleiding en aansturing;

  • ondersteuning;

  • het overnemen van taken en handelingen;

  • het voorstructuren van de dagplanning of van activiteiten, als dit voor de leeftijd van het kind niet meer gebruikelijk is.

Vanuit het gesprek met ouders en jeugdige ontstaat voor de jeugdprofessional een beeld over het dagelijks functioneren van de jeugdige en de momenten waarbij deze extra begeleiding, toezicht, aansturing en verzorging nodig heeft in vergelijking met leeftijdgenoten.

Situaties waarin geen of minder gebruikelijke hulp wordt verwacht

In de volgende 2 situaties kan er mogelijk (casusafhankelijk te beoordelen) geen of minder gebruikelijke hulp van de ouder verwacht worden1:

  • als de ouder geobjectiveerde beperkingen heeft of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding of persoonlijke verzorging voor de jeugdige uit te voeren én deze vaardigheden niet kan aanleren. Er wordt van deze ouder geen of minder bijdrage verwacht in de gebruikelijke hulp.

  • als de ouder overbelast is of dreigt te raken. Het is belangrijk te onderzoeken of andere opties mogelijk zijn, zoals het inzetten van het eigen sociale netwerk, om de (dreigende) overbelasting op te heffen. Om zorg voor de jeugdige toe te kennen vanwege de (dreigende) overbelasting van de ouder, moet er wel verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die de ouder biedt aan de jeugdige.

Hoe ‘bepaal’ je (dreigende) overbelasting van ouders?

De (extra) zorg voor een jeugdige kan voor ouders zo zwaar worden dat sprake is van overbelasting. De draagkracht en draaglast zijn dan fors uit balans.

Het kan heel duidelijk zijn dat de ouder overbelast is of dreigt te raken. In andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit tijdens het gesprek en/of nader onderzoek moeten worden uitgediept. Overbelasting kan zich uiten door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft.

Om zorg voor de jeugdige toe te kennen vanwege de (dreigende) overbelasting van de ouder, moet er wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de zorg die de ouder biedt aan de jeugdige.

Niet alleen de omvang van de zorgtaken, maar ook de mate waarin het kind permanent toezicht nodig heeft, hebben invloed op de belastbaarheid van de ouder/verzorger. In de meeste gevallen is het afgeven van een beschikking voor (een deel van) de bovengebruikelijke hulp voldoende om de overbelasting van de ouder(s) te voorkomen of te reduceren. Als ouders zichzelf als zorgverlener inzetten en hierna aangeven dat er sprake is van overbelasting is het logischer dat zij de zorg in dit geval laten verlenen door iemand anders.

Schema gebruikelijke hulp

Onderstaand schema2 biedt een handvat voor de inschatting van gebruikelijke hulp en gaat uit van jeugdigen met een gezonde ontwikkeling. Hierbij geldt dat ook jeugdigen van dezelfde leeftijd kunnen verschillen; een kind kan meer of minder zorg of begeleiding vragen dan een leeftijdsgenoot. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of zelfstandiger dan het andere kind. En ook enige strubbeling is normaal of passend bij een leeftijdsfase. Voor kinderen van 0-5 jaar zal ongeveer alle zorg gebruikelijke hulp zijn3. Houdt bij de leeftijdsindeling in onderstaand schema de kalenderleeftijd van de jeugdige in gedachten; de verwachtingen bij een 7 jarige zijn anders dan bij een 11 jarige (zij staan wel in dezelfde leeftijdscategorie). Weeg ook de opvoedingsinsteek van ouders mee. Een zorgzame ouder neemt van nature sneller taken over van haar kinderen en levert mogelijk veel uren zorg en begeleiding. De oorzaak van deze tijdsinvestering ligt dan echter bij de ouder en niet bij het kind. Belangrijk is daarom te kijken waar ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige liggen.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • -

    Hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig.

  • -

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig.

  • -

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand zijn (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer).

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • -

    Kunnen zelf zitten, op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen.

  • -

    Hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang.

  • -

    Hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen.

  • -

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding.

  • -

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

  • -

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week.

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand zijn (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is).

  • -

    Hebben vanaf 8 jaar minder zorg en begeleiding in directe nabijheid nodig.

  • -

    Hebben tot 8 jaar op geplande en soms ongeplande momenten hulp bij of overname van persoonlijke verzorging nodig.

  • -

    Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie.

  • -

    Zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers.

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling.

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • -

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

  • -

    Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

  • -

    Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden.

  • -

    Kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen.

  • -

    Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig.

  • -

    Hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig.

  • -

    Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding.

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • -

    Hebben tot en met 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jong volwassenen van 18 tot 23 jaar

  • -

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen; hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding / arbeid.

Toelichting bij artikel 3

Zorgovereenkomst

Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger van een budgethouder niet zelf ook ondersteuning aan de budgethouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.

Toelichting bij artikel 4

In het uitvoeringsbesluit is een maximumperiode van 2 jaar opgenomen. In de praktijk blijkt echter dat het merendeel van de beschikkingen voor een kortere periode wordt afgegeven, afhankelijk van bijvoorbeeld de bekwaamheid van de budgethouder om zelf zorg in te kopen, leeftijd en ontwikkeling van het kind of een (niet-stabiele) hulpbehoefte.

Toelichting bij artikel 5

Uitgangspunt is dat er alleen een vervoersvoorziening wordt afgegeven van en naar een jeugdhulplocatie. Hiermee wordt aansluiting gezocht met artikel 2.3 lid 2 Jeugdwet. Het toekennen van een vervoersvoorziening is alleen mogelijk indien er een aantoonbare noodzaak bestaat omdat er sprake is van een vervoersprobleem. Artikel 5 geeft weer wanneer er sprake is van een vervoersprobleem. Er is sprake van een vervoersprobleem indien de jeugdige niet op eigen gelegenheid naar de locatie kan reizen vanwege een medische beperking of beperking in de zelfredzaamheid; en er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid van de ouders waardoor zij zelf niet kunnen voorzien in het vervoer; en er geen sprake is van mogelijkheden in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen; en geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

Toelichting bij artikel 6

Een vervoersvoorziening kennen we in drie vormen, namelijk via een kilometervergoeding/ vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer, via een zorgaanbieder of de inzet van taxivervoer. Bij de hoogte van een kilometervergoeding wordt op basis van een beschikkingstermijn, aantal dagen en kilometers vastgesteld. Het gaat hier om een vergoeding van € 0,19 cent per kilometer voor de kortste route op basis van de ANWB-routeplanner. Omdat het bij flexibele inzet van jeugdhulp moeilijk is om de kilometers vast te stellen, wordt er daarbij uitgegaan van een gemiddelde.

Bij de hoogte van de vergoeding van openbaar vervoer wordt de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer vergoed op basis van OV 2e klas.

Toelichting bij artikel 7

Indien de toepassing van de regels uit dit uitvoeringsbesluit leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kan het college in bijzondere gevallen besluiten ten gunste van de jeugdige of zijn ouders af te wijken van de bepalingen uit dit uitvoeringsbesluit. Het is ter afweging aan het college om hier al dan niet gebruik van te maken. Indien nodig kan het college ook om advies vragen aan een door haar aangewezen adviesinstantie of deskundigen.


Noot
1

De jeugdige moet, op basis van de genoemde voorwaarden PGB, wel tot de doelgroep behoren om in aanmerking te komen voor PGB (zie artikel 3).

Noot
2

Gebaseerd op schema ‘Protocol gebruikelijke zorg CIZ’

Noot
3

Wel kan er sprake zijn van (dreigende) overbelasting van ouders waarvoor mogelijk begeleiding (als respijtzorg) ingezet kan worden.