Regeling vervallen per 10-11-2011

Algemene subsidieverordening

Geldend van 01-01-2010 t/m 09-11-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening

Gemeenteblad2009, nr. 13

15 december 2009

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van het college van 6 oktober 2009, nr. B09.001165;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het advies van de raadscommissie van 12 november 2009;

B E S L U I T:

Vast te stellen de hierna volgende Algemene subsidieverordening.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      aanvrager:

      de belanghebbende die een subsidie heeft aangevraagd;

    • b.

      activiteit:

de prestatie, het product of de dienst die met gebruikmaking van de subsidie door de subsidieontvanger wordt geleverd;

c.college:

het college van burgemeester en wethouders;

d.incidentele subsidie:

subsidie voor activiteiten met een incidenteel of eenmalig karakter;

e.structurele subsidie:

subsidie voor activiteiten met een structureel karakter, dat wil zeggen dat deze activiteiten ieder jaar opnieuw plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren;

f.raad:

de gemeenteraad;

g.rekenkamercommissie:

de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor het verrichten van financieel onderzoek als bedoeld in de Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie;

h.subsidie:

de aanspraak op financiële middelen als bedoeld in artikel 4:21 van de wet;

i.subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is als bedoeld in artikel 4:22 van de wet;

j.uitvoeringsovereenkomst:

een overeenkomst tussen de gemeente en de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 4:36 van de wet;

k.voorschot:

de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling;

l.wet:

de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op alle door het college te subsidiëren activiteiten op de terreinen van de door de raad in de programmabegroting vastgestelde programma’s.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college bepalen dat de verordening niet geldt in de onder artikel 4:23, derde lid, van de wet genoemde gevallen.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is belast met het uitvoeren van deze verordening en kan terzake één of meer beleidsregels vaststellen.

  • 2. Het college kan, binnen de door de raad gestelde financiële kaders, subsidieplafonds vaststellen.

  • 3. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen, intrekken, terugvorderen en verrekenen van subsidies, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of, in het geval de begroting nog niet is vastgesteld, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 4. Het college besluit over de voorwaarden en verplichtingen die aan de verlening, vaststelling en betaling van subsidie verbonden worden, evenals over het aangaan en ontbinden van uitvoeringsovereenkomsten.

Artikel 4. Toezichthouders

Het college kan toezichthouders aanwijzen, als bedoeld in artikel 5:11 van de wet, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 5. Verslag

Artikel 4:24 van de wet is niet van toepassing.

Artikel 6. Soorten subsidie

  • 1. De volgende soorten subsidie worden onderscheiden:

    • a.

      incidentele subsidie;

    • b.

      structurele subsidie.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde soorten subsidie kunnen door het college nader worden onderverdeeld in categorieën subsidies.

Artikel 7. Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Structurele subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. Incidentele subsidie kan worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid en aan natuurlijke personen.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEVERLENING EN SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 8. De aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot verlening van incidentele subsidie dient schriftelijk te worden ingediend en in ieder geval te voldoen aan de eisen van artikel 4:2 van de wet.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van structurele subsidie dient schriftelijk te worden ingediend en ieder geval te voldoen aan artikel 4:2, artikel 4:61, artikel 4:62 en artikel 4:63 van de wet.

  • 3. Bij de aanvraag wordt een begroting ingediend voor de activiteiten en de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven met een onderbouwing daarvan.

  • 4. Een aanvraag voor incidentele subsidie dient tenminste twaalf weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

  • 5. Het college kan in afwijking van het vierde lid in bijzondere gevallen een kortere termijn toestaan dan twaalf weken.

  • 6. Een aanvraag voor structurele subsidie dient in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft te worden ingediend.

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen over het tijdstip waarop een aanvraag voor structurele subsidie moet zijn ingediend.

  • 8. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van subsidie en het verstrekken van gegevens gebruik wordt gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 9. In de gevallen bedoeld in artikel 4:5 van de wet kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1. Op een aanvraag voor structurele subsidie beslist het college binnen acht weken nadat de raad de gemeentebegroting heeft vastgesteld.

  • 2. Op een aanvraag voor incidentele subsidie beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag.

  • 3. Het college kan de termijn genoemd in het eerste lid en de termijn genoemd in het tweede lid met maximaal acht weken verlengen onder mededeling van de verlenging van de termijn aan de aanvrager.

  • 4. In de gevallen bedoeld in artikel 4:15 van de wet kan het college de termijn voor het geven van een beschikking opschorten.

Artikel 10. Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente;

    • b.

      de activiteiten georganiseerd worden voor het bereiken van partijpolitieke of religieuze doelen;

    • c.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden aan de activiteiten of voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen

middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de

activiteiten te dekken;

  • e.

    de activiteiten, zoals blijkt uit de ingediende begroting, een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben;

  • f.

    de activiteiten van de aanvrager niet passen binnen het beleid van de gemeente;

  • g.

    de activiteiten in enig opzicht strijdig zijn met vigerende wetgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • h.

    de activiteiten in enig opzicht strijdig zijn met internationale verdragen of algemeen erkende rechten van de mens;

  • i.

    het voornemen tot subsidieverlening met het oog op artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag is aangemeld bij de Europese Commissie en daarop de goedkeuring hiervoor van de Europese Commissie niet is verkregen.

    • 2.

      Het college kan nadere weigeringsgronden vaststellen.

    • 3.

      Naast de in artikel 4:50 van de wet genoemde gevallen kan de subsidie worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd op grond van de in het eerste lid, onder a tot en met i genoemde gevallen.

Artikel 11. Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit gedurende zeven jaren na afloop van de gesubsidieerde activiteit de van belang zijnde rechten en verplichtingen, evenals de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek van het college, de raad of de rekenkamercommissie, wanneer het college, de raad of de rekenkamercommissie daarom verzoekt.

  • 4. Het college kan, naast de in artikel 4:37 van de wet bedoelde verplichtingen bij nadere regels of bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de overdracht van subsidie aan derden;

    • b.

      emancipatie, duurzaamheid en democratisch functioneren;

    • c.

      het werken met vrijwilligers;

    • d.

      het realiseren van het doel van de subsidie;

    • e.

      het informeren van het college over andere mogelijke inkomsten die kunnen worden aangewend voor de financiering van een activiteit;

    • f.

      het in kennis stellen van het college van wijzigingen die van belang zijn voor de subsidieverlening, zoals wijziging van de statuten, de bestuurssamenstelling of de organisatie;

    • g.

      de hoogte van de contributie voor de leden van de subsidieontvanger;

    • h.

      de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan gesubsidieerde activiteiten.

  • 5. Het college kan verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 12. Verantwoording

  • 1. Tenzij door het college anders is bepaald, legt de ontvanger van een incidentele subsidie binnen twaalf weken na afloop van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, rekening en verantwoording af aan het college over de uitgevoerde activiteit en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2. Tenzij door het college anders is bepaald, legt de ontvanger van een structurele subsidie voor 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend, rekening en verantwoording af aan het college over de uitgevoerde activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3. De jaarrekening omvat minimaal een staat van baten en lasten, een balans en toelichtingen daarop. De jaarrekening moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag tot subsidieverlening ingediende begroting.

  • 4. Het verantwoordingsverslag of jaarverslag bevat minimaal een beschrijving van de werkwijze en van de resultaten van de activiteiten.

  • 5. Bij subsidies hoger of gelijk aan 50.000 euro is de subsidieontvanger verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in accountantsrapport en een accountantsverklaring die inzicht geven in de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoording.

  • 6. Wanneer de subsidieontvanger de verantwoording niet tijdig of onvolledig indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

  • 7. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van de verplichting om voor een bepaalde datum rekening en verantwoording af te leggen.

Artikel 13. De vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient gelijk met de verantwoording als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, een verzoek in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. Tenzij door het college anders is bepaald, wordt incidentele subsidie vastgesteld binnen twaalf weken na ontvangst van de in artikel 12, eerste lid bedoelde verantwoording.

  • 3. Tenzij door het college anders is bepaald, wordt structurele subsidie per boekjaar vastgesteld binnen twaalf weken na ontvangst van de in artikel 12, tweede lid bedoelde verantwoording en, indien van toepassing, de in het vijfde lid bedoelde verklaring.

  • 4. Het college kan de termijnen als bedoeld in het eerste en het tweede lid met maximaal dertien weken verlengen onder mededeling van de verlenging van de termijn aan de subsidieontvanger.

  • 5. Het college kan categorieën van subsidies aanwijzen waarbij over de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd wordt besloten.

HOOFDSTUK 3. FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 14. Betaling

  • 1. De subsidie wordt in één of in meerdere termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan één of meerdere voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 4:57 van de wet kan het college vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot of met andere subsidies voor dezelfde subsidieontvanger verrekenen.

  • 4. Wanneer het college besluit tot terugvordering van een subsidie, dan kan het college tevens besluiten tot vordering van wettelijke rente.

Artikel 15. Algemene reserve

Het college kan regels stellen over de vorming van een algemene reserve, de maximale omvang van deze reserve en de uitgaven die met gebruikmaking van deze reserve kunnen worden gedaan.

Artikel 16. Bestemmingreserve en voorziening

  • 1. Het college kan regels stellen over de vorming van een bestemmingsreserve, de maximale omvang van deze reserve en de uitgaven die met gebruikmaking van deze reserve kunnen worden gedaan.

  • 2. Het college kan regels stellen over de vorming van een voorziening, de maximale omvang van deze voorziening en de uitgaven die met gebruikmaking van deze voorziening kunnen worden gedaan.

Artikel 17. Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald door het college, doch bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie van de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4. Wanneer het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.

  • 5. Wanneer de subsidieontvanger wordt ontbonden vervalt het batig saldo van de liquidatierekening aan de gemeente, tot maximaal het bedrag dat is opgebouwd met de subsidie van de gemeente, en zal het college daar een bestemming aan geven in overeenstemming met het doel van de subsidie.

  • 6. Wanneer de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan de andere rechtspersoon in eigendom worden overgedragen, dan is de subsidieontvanger, in afwijking van het bepaalde in het derde lid, geen vergoeding aan het college verschuldigd.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 18. Staatssteun

Een subsidie of een subsidieregeling die aan de criteria voor meldingsplichtige staatssteun lijkt te voldoen, zal door het college worden gemeld bij de Europese Commissie.

Artikel 19. Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, gelet op het belang van een aanvrager, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010 en is vanaf dat tijdstip van toepassing op subsidieverleningen, subsidievaststellingen en subsidiebetalingen.

  • 2. De Algemene subsidieverordening Dronten 2003, vastgesteld door de raad op 28 augustus 2003, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepaling

  • 1. Op aanvragen tot verlening van subsidie die op basis van de in artikel 21, tweede lid, genoemde verordening zijn ingediend en waarover voor de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, blijft die verordening van toepassing.

  • 2. Op aanvragen tot vaststelling van subsidie die op basis van de in artikel 21, tweede lid, genoemde verordening zijn verleend, blijft die verordening van toepassing.

  • 3. Op subsidies die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend en vastgesteld, blijft de verordening genoemd in artikel 21, tweede lid, van toepassing.

  • 4. Op bezwaar tegen een besluit, genomen op basis van de verordening genoemd in artikel 21, tweede lid, wordt beslist met toepassing van die verordening.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene subsidieverordening’.

Dronten, 25 november 2009

De raad van Dronten,

mr. A.B.L. de Jonge D. Petrusma

voorzitter griffier