Beleidsregel tegenprestatie

Geldend van 21-06-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel tegenprestatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,

gelet op Artikel 160 van de Gemeentewet, artikel 9, eerste lid onder c van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).;

overwegende, dat het wenselijk is regels vast te stellen over het beleid ten aanzien van het verrichten van naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

B E S L U I T:

vast te stellen de hierna volgende Beleidsregel tegenprestatie

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.College

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten;

b.Wetten

De Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

c.Tegenprestatie

het verrichten van naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

d.Verzorger

Verzorgen van een zorgbehoeftige zoals bedoeld in artikel 4 lid 5 van de WWB;

Hoofdstuk 2. Uitvoeringsregels

Artikel 2. Doelgroep

Alle belanghebbenden die een beroep doen op de wetten, met uitzondering van de verzorger.

Artikel 3. Gebruik tegenprestatie

  • 1. Het college motiveert de doelgroep als genoemd in artikel 2 een tegenprestatie te leveren door hen bij de informatieverstrekking over de wetten te wijzen op het belang van een tegenprestatie;

  • 2. Het college vermeldt daartoe de tegenprestatie zoveel mogelijk in de schriftelijke en mondelinge communicatie richting de doelgroep.

Artikel 4. Voorwaarden

De tegenprestatie moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a)

    De tegenprestatie mag acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid of de re-integratie gericht op arbeidsinschakeling niet in de weg staan;

  • b)

    De tegenprestatie is incidenteel, het kent een beperkte duur en omvang;

  • c)

    De tegenprestatie wordt verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en leidt niet tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In situaties waar het voor de samenleving en/of betrokkene nodig wordt geacht kan het college de tegenprestatie verplichten.

  • 2. In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt inwerking op de eerste dag na de bekendmaking.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegenprestatie.

Dronten, 12 juni 2012

Het college van Dronten,

R.Kool mr. A.B.L. de Jonge

secretaris burgemeester

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

Per 1 januari 2012 is de tegenprestatie naar vermogen ingevoerd binnen de WWB, IOAW en IOAZ. Het college is daarmee bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten (artikel 9 lid 1 onderdeel c WWB 2012 en artikel 37 IOAW en IOAZ).

De werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie zijn bedoeld als tegenprestatie van mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving, waardoor deze tevens invulling geven aan hun maatschappelijke betrokkenheid.

Bij een tegenprestatie kan gedacht worden aan bijvoorbeeld activiteiten in een bejaardenhuis zoals het rondbrengen en schenken van koffie en thee, maar ook aan activiteiten in bijvoorbeeld een sportclub, kinderboerderij of speeltuin. 

 

Uitgangspunten beleidsregel

Bij deze beleidsregel is uitgegaan van de volgende politieke keuzes:

  • 1.

    Het verrichten van een tegenprestatie is geen verplichting;

  • 2.

    Alle mensen die een beroep doen op de WWB, IOAW of IOAZ worden gestimuleerd een tegenprestatie te verrichten;

  • 3.

    Een tegenprestatie is beperkt van duur en omvang;

  • 4.

    Het college heeft een faciliterende taak, geen regisserende.

  • 1.

    Geen verplichting

Er kleven diverse risico’s aan het opleggen van het verrichten van een tegenprestatie.

Zo kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld voor schade die een belanghebbende lijdt of toebrengt aan anderen bij het verrichten van de tegenprestatie. Daarnaast kan loon gevorderd worden als de gemeente de bijstand niet toekent of later terugvordert. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belanghebbende een voorliggende voorziening blijkt te hebben of als een gezinslid fraude heeft gepleegd. Tevens levert een verplichting extra werk op, waarvoor de gemeente geen extra geld heeft gekregen vanuit de wetgever. Tenslotte heeft de gemeente vanuit artikel 9 van de WWB al de mogelijkheid om de burger een maatregel op te leggen indien blijkt dat de burger geen gebruik wil maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder inbegrepen sociale activering (denk aan bijvoorbeeld vrijwilligerswerk). Deze trajecten, met behoud van uitkering, dienen primair nuttig te zijn voor de ontwikkeling van de betrokkene richting de arbeidsmarkt. Om deze redenen is er voor gekozen om het leveren van een tegenprestatie niet te verplichten.

2.Alle mensen die een beroep doen op de WWB, IOAW of IOAZ worden gestimuleerd

De tegenprestatie past in de visie van het gemeentebestuur, waarbij van iedere burger een bijdrage wordt gevraagd aan een verantwoordelijke samenleving. De belanghebbende wordt gevraagd actief te participeren. Later wordt de belanghebbende gevraagd of hij inderdaad een tegenprestatie heeft verricht. Indien er geen activiteiten vanuit de belanghebbende ondernomen zijn, wordt de belanghebbende aangesproken op zijn verantwoordelijkheden en motivatie.

3.Beperkte duur en omvang

De tegenprestatie hoeft naar zijn aard niets te maken te hebben met het re-integratietraject van de belanghebbende en is niet bedoeld als re-integratie instrument. Een belanghebbende kan dus totaal iets anders doen dan waar het re-integratietraject van de belanghebbende op gericht is.

Daarnaast moet de tegenprestatie aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a)

    de tegenprestatie mag niet in de weg staan aan acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid of aan de re-integratie gericht op arbeidsinschakeling;

  • b)

    de duur en omvang van de werkzaamheden dienen in de regel beperkt te zijn;

  • c)

    het gaat om ‘additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden’. Onder additioneel wordt verstaan werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt

    • 4.

      Het college faciliteert (ondersteunt het proces)

Het college heeft een reactieve houding bij de uitvoering van de tegenprestatie. Het initiatief ligt bij de belanghebbende. De gemeente kan daarbij ondersteunen door de belanghebbende te adviseren. Echter, het college neemt geen besluiten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze beleidsregel. Dit voorkomt dat er verschillen in de wet en de beleidsregel kunnen ontstaan.

Het begrip ‘tegenprestatie’ omschrijft de wetgever in artikel 9, eerste lid, onderdeel c WWB. Vanwege het belang van dit begrip voor de beleidsregel, is gekozen om de omschrijving letterlijk over te nemen en niet te verwijzen naar het artikel. Het risico bestaat daarmee dat het begrip moet worden aangepast als de wet wordt aangepast. Echter, het belang van dit begrip is zodanig, dat in dat geval een aanpassing van de gehele beleidsregel wordt verwacht.

Mantelzorgers zijn een belangrijke doelgroep in de WWB. De mantelzorger wordt niet als begrip genoemd, maar de persoon die een zorgbehoeftige verzorgt (verzorger) wordt beschreven in artikel 4 lid 5.

Artikel 2. Doelgroep

In principe vraagt het college alle belanghebbenden een tegenprestatie te leveren. Echter, het college mag dit niet vragen aan verzorgers.

Dit wordt gezegd in artikel 9, zesde lid van de WWB: het college mag een tegenprestatie vragen te leveren “slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de mogelijkheid om die zorg te combineren met die verplichtingen”. Het college moet dus eerst zeker zijn dat de belanghebbende geen “verzorger” is, voordat het college een tegenprestatie vraagt te leveren.

Wat de WWB onder “verzorger” verstaat, wordt beschreven in artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, onder 3: een “persoon jonger dan 65 jaar, die aannemelijk maakt dat een of meer van diens meerderjarige kinderen die tot dat gezin behoren respectievelijk een of meer van diens ouders die tot dat gezin behoren in ieder geval tien van de uren zorg per week waarop hij op grond van het indicatiebesluit is aangewezen, aan die persoon verleent”.

Wat de WWB onder “indicatiebesluit” verstaat, wordt beschreven in artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, onder 1: een besluit waarin staat dat de zorgbehoeftige “is aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover het betreft persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, verblijf, of voortgezet verblijf, waarbij voor begeleiding, verblijf of voortgezet verblijf een dagdeel geldt als 4 uren en een etmaal als 24 uren”.

Vandaar dat deze uitzondering in de doelgroep is opgenomen.

Artikel 3. Gebruik tegenprestatie

Colleges zijn niet verplicht een tegenprestatie te vragen, het is hen wettelijk mogelijk gemaakt een tegenprestatie van uitkeringsgerechtigden te vragen. In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre het college gebruikt maakt van deze wettelijke mogelijkheid.

Het college onderschrijft zo vroeg mogelijk in het proces het belang van het leveren van een tegenprestatie, bij voorkeur bij het eerste gesprek over de wetten. Daarmee wordt op termijn een cultuurverandering beoogd. De tegenprestatie wordt echter niet verplicht. Dit betekent dat er wel nadrukkelijk om verzocht kan worden en enige hulp geboden kan worden om een belanghebbende te motiveren.

Artikel 4. Voorwaarden

Op pagina 14 van de Memorie van Toelichting bij de Wet Aanscherping WWB, officieel de “Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden” zijn de voorwaarden beschreven waaraan de tegenprestatie moet voldoen. Deze voorwaarden worden in dit artikel opgesomd.

Onder a is beschreven dat het leveren van een tegenprestatie geen onderdeel is van een re-integratietraject of plan van aanpak. De tegenprestatie staat los van het traject richting werk en is bedoeld als tegenprestatie voor het beroep dat de belanghebbende op de solidariteit van de samenleving doet.

De voorwaarde onder b is een logisch gevolg van de voorwaarde onder a. Als de belanghebbende ook moet werken aan zijn of haar re-integratie, is de tijd voor het leveren van een tegenprestatie beperkt. Dit kan bijvoorbeeld zijn als de belanghebbende moet wachten op een intake of als de belanghebbende tijdelijk is ontheven van een of meer van de verplichtingen als genoemd in artikel 9 van de WWB of artikel 37 van de IOAW of IOAZ.

De voorwaarde onder c geldt voor alle onbetaalde activiteiten van uitkeringsgerechtigden om aan Europese wetgeving te voldoen.

Hoofstuk 3. Slotbepalingen

Geen nadere toelichting.