Regeling vervallen per 05-11-2014

Verordening maatschappelijke ondersteuning Dronten 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 04-11-2014

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Dronten 2015

Geconsolideerde tekst van de regeling

De raad van de gemeente Dronten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2014, No. B14.001200

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2.1.3, 2.1.4,eerste, tweede, derde enzevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Raadsvoorstel, No. B14.001200;

gezien het advies van de commissie van 18 september 2014

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Dronten 2015

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • -

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • -

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

-inwoner: cliënt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet die voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 1.2.1 van de wet;

  • -

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • -

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de inwoner uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de inwoner en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

Hoofdstuk 2: Procedure

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek naar aanleiding van de hulpvraag als bedoeld in artikel 2 lid 1 en zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de inwoner het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De inwoner verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Het college kan nadere regels stellen over identificatie van een andere persoon dan de inwoner die namens de inwoner een hulpvraag als bedoeld in artikel 2 lid 1 meldt of heeft gemeld.

  • 3. Als de inwoner genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de inwoner afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de inwoner op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding van de hulpvraag is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de inwoner met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de inwoner een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de inwoner over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de inwoner toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de inwoner afzien van een gesprek.

Artikel 6. Plan van aanpak

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid aangevuld met een schriftelijk oordeel van het college over de eventueel benodigde voorzieningen.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het onderzoek verstrekt het college aan de inwoner het in lid 1 bedoelde plan van aanpak.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner worden aan het verslag toegevoegd.

  • 4. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de inwoner dat op het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk 3: maatwerkvoorzieningen

Artikel 7. criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt, voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:

    • a.

      Op eigen kracht;

    • b.

      Met gebruikelijke hulp;

    • c.

      Met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk;

    • d.

      Met gebruikmaking van voorzieningen die voor de inwoner algemeen gebruikelijk worden geacht; dan wel

    • e.

      Met gebruikmaking van algemene voorzieningen, kan verminderen of wegnemen

  • 2.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerst lid levert, rekening houdend met het plan van aanpak als bedoeld in artikel 6 , een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Een inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet:

    • a.

      Op eigen kracht;

    • b.

      Met gebruikelijke hulp;

    • c.

      Met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk; dan wel

    • d.

      Met gebruikmaking van algemene voorzieningen,

kan verminderen of wegnemen

  • 4.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdend met het plan van aanpak als bedoeld in artikel 6 , een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 5.

    Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover:

    • a.

      Deze noodzakelijk is om de inwoner in staat te stellen tot zelfredzaamheid en participatie mede met het oog op zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

    • b.

      Deze als goedkoopst passende resultaat aan te merken is;

    • c.

      Deze in overwegende mate op de inwoner gericht is

  • 6.

    Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:

    • a.

      Indien in de hulpvraag van de inwoner met een voor hem als algemeen gebruikelijk te beschouwen voorziening kan worden voorzien;

    • b.

      Voor zover de inwoner aanspraak kan maken op een algemene voorziening;

    • c.

      Voor zover er aan de zijde van de inwoner geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan diens behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      Indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verleend en daarvan de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verleende voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • e.

      Indien de inwoner in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden had om zelf voor een passende oplossing te zorgen voor de beperkingen in zijn zelfredzaamheid en participatie;

    • f.

      Indien de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de inwoner liggen.

  • 7.

    De aanvraag om een maatwerkvoorziening dan wel pgb kan worden geweigerd indien de maatwerkvoorziening is gerealiseerd vóór de melding dan wel de aanvraag, tenzij de noodzaak achteraf door het college kan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 4: persoonsgebonden budget

Artikel 8. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. Aan het pgb zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. het pgb mag niet worden besteed aan een voorziening die voor de inwoner algemeen gebruikelijk

    is;

  • b. uit het pgb mogen geen (administratieve) bemiddelingsbureaus worden betaald;

  • c. de inwoner die is aangewezen op maatschappelijke ondersteuning besteedt het pgb niet aan een

    persoon welke tot zijn leefeenheid behoort die feitelijk gebruikelijke hulp op zich moet nemen,

    maar daartoe niet in staat is wegens overbelasting of dreigende overbelasting;

  • d. de inwoner komt met de aanbieder in een schriftelijke overeenkomst overeen, waar ten minste

    afspraken zijn opgenomen over kwaliteit en het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning

    en de wijze van declareren.

  • 4. Het tarief voor een pgb:

  • a. is gebaseerd op een door de inwoner opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

  • c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

  • 5. De hoogte van een pgb voor dienstverlening door een professional is maximaal de hoogte van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

  • 6. De hoogte van een pgbvoor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 7. De hoogte van het pgb voor het betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk bedraagt 50% van het tarief in lid 3 van dit artikel.

Hoofdstuk 5: Advisering en besluit

Artikel 9. Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

  • d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. voor welk beoogd resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

  • e. welke verplichtingen zijn verbonden aan het pgb

  • f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb, en indien van toepassing

  • g. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • h. dat het pgb wordt overgemaakt aan de Sociale Verzekeringsbank

  • 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de inwoner daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 6: overige bepalingen

Artikel 11. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn echtgenoot.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

  • a. voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de inwoner een bijdrage is verschuldigd;

  • b. wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is.

  • 3. De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:

  • a. door een aanbesteding;

  • b. na een consultatie in de markt, of

  • c. in overleg met de aanbieder.

  • 4. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5. Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.

Artikel 12. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

  • a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

  • b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

  • c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • d. te voldoen aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • e. personeel in te zetten dat beschikt over de gangbare competenties en vaardigheden die nodig zijn om de benodigde activiteiten uit te voeren; en

  • f. bij de uitvoering van hun werkzaamheden systemisch en relationeel te werken.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks klantervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een inwoner aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d. de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

  • e. de inwoner de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 14. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente bestaat.

Artikel 15. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een nader te normeren inkomen heeft, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Het college stelt nadere regels omtrent de hoogte van het inkomen om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; d. kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; 2o. instructie over het gebruik van de voorziening; 3o. onderhoud van de voorziening, en

4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 17. Klachtregeling

  • 1. Aanbieders leveren elk jaar eenmaal een totaalrapportage aan van ontvangen klachten naar aard en oorzaak, inclusief een overzicht van afwikkeling en op basis van klachten getroffen maatregelen

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks klantervaringsonderzoek.

Artikel 18. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks klantervaringsonderzoek.

Artikel 19. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college heeft nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het tweede en derde lid in de Verordening cliëntenparticipatie 2015.

Hoofdstuk 7: slotbepalingen

Artikel 20. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

  • 2. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Dronten 2015.

Dronten, 25 september 2014

De raad van Dronten,

D.Petrusma mr. A.B.L. de Jonge

griffier voorzitter