Regeling vervallen per 08-03-2008

Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 08-03-2008 t/m 07-03-2008 met terugwerkende kracht vanaf 19-02-2008

Intitulé

Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen maatschappelijke ondersteuning

Het college van de gemeente Dronten,

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning;

overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de financiële tegemoetkomingen en de persoonsgebonden budgetten die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning worden verstrekt;

B E S L U I T:

vast te stellen het volgende Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen maatschappelijke ondersteuning.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      gemaximeerde financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

    • b.

      peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

    • c.

      woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats (een kavel met aansluitmogelijkheid voor nutsvoorzieningen) en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

    • d.

      woonschip: een vaartuig dat in hoofdzaak wordt gebruikt – en dat naar constructie en inrichting geschikt is – voor dagverblijf en nachtverblijf van één of meer personen;

    • e.

      verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. De begripsbepalingen in artikel 1 van de verordening zijn van toepassing op de begrippen die in dit besluit worden gebruikt.

Artikel 2. Vaststellen inkomen

  • 1. Het inkomen van de aanvrager bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwde personen tezamen, en bedraagt:

    • a.

      indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

    • b.

      in de overige gevallen: het belastbaar loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, in het peiljaar.

  • 2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar tenminste € 1.816 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1.816 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van één van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.

Artikel 3. Keuzevrijheid

  • 1. Indien een voorziening wordt toegekend wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura, tenzij overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget.

  • 2. Van overwegende bezwaren als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake wanneer:

    • a.

      de aanvrager naar het oordeel van het college niet voldoende in staat is om het persoonsgebonden budget te beheren en de bestedingen te verantwoorden;

    • b.

      de toekenning van een persoonsgebonden budget het in stand houden van een adequate gemeenschappelijke voorziening ondergraaft.

  • 3. Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om zelf een aanbieder te kiezen.

HOOFDSTUK 2. VORM VAN TE VERSTREKKEN TEGEMOETKOMING

Artikel 4. Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget wordt de budgetontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de budgetontvanger gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      de budgetontvanger besteedt het persoonsgebonden budget uitsluitend aan een kwalitatief verantwoorde en adequate voorziening;

    • c.

      de budgetontvanger zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen en houdt deze gedurende een periode van vijf jaar beschikbaar.

  • 2. De budgetontvanger is een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld conform het gestelde in artikel 7.

  • 3. De gemeente bevoorschot de budgetontvanger het netto verleende persoonsgebonden budget, waarbij de volgende voorschotperiodes worden gehanteerd:

    • a.

      per jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget € 2.500,00 of minder bedraagt;

    • b.

      per half jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget € 5.000,00 of minder, maar meer dan € 2.500,00 bedraagt;

    • c.

      per kwartaal, indien het tot een jaarbedrag herleide budget € 25.000,00 of minder, maar meer dan € 5.000,00 bedraagt;

    • d.

      per maand, indien het tot een jaarbedrag herleide budget meer dan € 25.000,00 bedraagt.

  • 4. De budgetontvanger verantwoordt de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na afloop van de voorschotperiode waarop het budget betrekking heeft. Voor zover van toepassing wordt door de budgetontvanger aan het college verstrekt:

    • a.

      de nota of de factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie;

    • d.

      overige bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

  • 5. Indien de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt toegekend in meer dan een kalenderjaar gelegen is, wordt het persoonsgebonden budget voor het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het werd verleend, geïndexeerd conform het gestelde in artikel 46 van de verordening.

  • 6. In afwijking van het gestelde in het derde lid van dit artikel is bij een aantal voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 9, sprake van een gemaximeerde financiële tegemoetkoming dan wel persoonsgebonden budget.

Artikel 5. Voorwaarden financiële tegemoetkoming

  • 1. Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de ontvanger van de tegemoetkoming de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de ontvanger van de tegemoetkoming gebruikt de financiële tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      de ontvanger van de tegemoetkoming besteedt de financiële tegemoetkoming uitsluitend aan een kwalitatief verantwoorde en adequate voorziening;

    • c.

      de ontvanger van de financiële tegemoetkoming zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen;

  • 2. De ontvanger van een financiële tegemoetkoming is een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld conform het gestelde in artikel 7.

  • 3. De netto financiële tegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de bruto financiële tegemoetkoming en de eigen bijdrage.

  • 4. De gemeente betaalt de netto financiële tegemoetkoming uit aan de ontvanger van de tegemoetkoming.

  • 5. In afwijking van het gestelde in het derde lid van dit artikel is bij een aantal voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 9, sprake van een gemaximeerde financiële tegemoetkoming dan wel persoonsgebonden budget.

Artikel 6. De beschikking

  • 1. Wanneer een persoonsgebonden budget dan wel een financiële tegemoetkoming wordt verleend, bevat de beschikking, naast de motivering genoemd in artikel 39, lid 5 van de verordening, tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      de voorziening waarop het budget dan wel de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      de periode waarop het budget dan wel de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • c.

      het bruto persoonsgebonden budget dan wel de bruto financiële tegemoetkoming en de wijze waarop deze is berekend;

    • d.

      de hoogte van de eigen bijdrage en de wijze waarop deze bijdrage is berekend;

    • e.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget dan wel financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald en, indien van toepassing, wordt bevoorschot;

    • f.

      de verplichtingen van de ontvanger.

  • 2. De beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien het persoonsgebonden budget danwel de financiële tegemoetkoming niet wordt gebruikt voor de activiteiten waarop het budget danwel de tegemoetkoming betreking heeft;

    • b.

      indien de ontvanger van het persoonsgebonden budget danwel de financiële tegemoetkoming niet heeft voldaan aan de aan het budget danwel de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;

    • c.

      indien de ontvanger van het persoonsgebonden budget danwel de financiële tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • d.

      indien de verlening van het persoonsgebonden budget danwel de financiële tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger van het persoonsgebonden budget danwel de financiële tegemoetkoming dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de budgetontvanger dan wel de ontvanger van een financiële tegemoetkoming overlijdt;

    • f.

      met ingang van de dag waarop de budgetontvanger dan wel de ontvanger van een financiële tegemoetkoming langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ of de Zorgverzekeringswet;

    • g.

      met ingang van de dag vanaf welke de budgetontvanger dan wel de ontvanger van een financiële tegemoetkoming schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het persoonsgebonden budget;

    • h.

      met ingang van de dag waarop de budgetontvanger dan wel de ontvanger van een financiële tegemoetkoming de opgelegde verplichtingen uit artikel 4, eerste lid, niet nakomt.

HOOFDSTUK 3. EIGEN BIJDRAGE

Artikel 7. De hoogte van de eigen bijdrage

  • 1. Voor een voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd indien:

    • a.

      de voorziening een rolstoelvoorziening is;

    • b.

      de voorziening een verhuiskostenvergoeding is;

    • c.

      de voorziening in aanschaf minder dan € 300,00 kost;

    • d.

      het een vergoeding van onderhoud, keuring en reparatie betreft;

    • e.

      de aanvrager een ongehuwde persoon ouder dan 18 jaar en jonger dan 65 jaar is en zijn inkomen lager is dan € 16.137,00;

    • f.

      de aanvrager een ongehuwde persoon ouder dan 65 jaar is en zijn inkomen lager is dan € 14.162,00;

    • g.

      de aanvrager gehuwd is, beide partners ouder dan 18 jaar zijn en jonger zijn dan 65 jaar of één van beide partners jonger is dan 65 jaar en het gezamenlijke inkomen lager is dan € 20.810,00;

    • h.

      de aanvrager gehuwd is, beide partners ouder zijn dan 65 jaar en het gezamenlijk inkomen lager is dan € 19.837,00.

  • 2. De eigen bijdrage dan wel eigen aandeel in de kosten voor een voorziening, niet zijnde een voorziening als genoemd in lid 1 onder a en b, bedraagt per vier weken:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon ouder dan 18 jaar en jonger dan 65 jaar een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en het bedrag genoemd in het eerste lid, onder c;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon ouder dan 65 jaar een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en het bedrag genoemd in het eerste lid, onder d;

    • c.

      voor gehuwde personen indien beide partners ouder zijn dan 18 jaar en jonger zijn dan 65 jaar of één van beide partners jonger is dan 65 jaar een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en het bedrag genoemd in het eerste lid, onder e;

    • d.

      voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en het bedrag genoemd in het eerste lid, onder f.

  • 3. Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende woonvoorziening dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, kan gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht.

  • 4. De verschuldigde eigen bijdrage kan nooit meer bedragen dan de kosten van de voorziening.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van één van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.

Artikel 8. Niet opleggen eigen bijdrage

De eigen bijdrage wordt niet opgelegd voor zover:

  • a.

    binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden;

  • b.

    binnen een jaar nadat de aanbieder van de maatschappelijke ondersteuning de naam, het adres en de woonplaats alsmede de omvang van de maatschappelijke ondersteuning heeft aangeleverd bij de op grond van artikel 16 van de wet aangewezen rechtspersoon, deze rechtspersoon de naam, het adres en de woonplaats niet heeft teruggevonden in de gemeentelijke basisadministratie.

HOOFDSTUK 4. HOOGTE VAN DE TEGEMOETKOMINGEN

Artikel 9. Hoogte van persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning

Het bedrag per uur dat als persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning wordt verstrekt bedraagt per categorie huishoudelijke ondersteuning:

  • a.

    categorie 1: € 13,90 per uur;

  • b.

    categorie 2: € 19,22 per uur;

  • c.

    categorie 3: € 21,22 per uur.

Artikel 10. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

  • 1. Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1? maal het toepasselijke inkomen zoals genoemd in artikel 7, eerste lid, onder c tot en met f, van dit besluit wordt het gebruik van een eigen auto, een bruikleenauto, een taxi of een rolstoeltaxi algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

  • 2. Alleen personen met een inkomen lager dan 1? maal het toepasselijke inkomen zoals genoemd in artikel 7, eerste lid, onder c tot en met f, van dit besluit komen in aanmerking voor een deelnemerspas waarmee tegen gereduceerd tarief kan worden gereisd met een collectieve vervoersvoorziening.

Artikel 11. Hoogte van de gemaximeerde financiële tegemoetkomingen

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 17 van de verordening bedraagt maximaal € 3.259,00.

  • 2. Voor het vrijmaken van een met subsidie aangepaste woning waarvan de kosten in het verleden meer dan € 12.056,00 bedroegen kunnen burgemeester en wethouders in uitzonderlijke gevallen een financiële tegemoetkoming verlenen van maximaal € 3.259,00.

  • 3. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van € 517,00 per maand, als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 25, vierde lid, onder a en c, van de verordening, en met en maximum van € 258,00 per maand, als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 25, vierde lid, onder b, van de verordening.

  • 4. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een auto, bruikleenauto, taxi of rolstoeltaxi wordt uitgegaan van een aantal normbedragen op jaarbasis en wordt rekening gehouden met het inkomen van de gehandicapte, met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en met de mate waarin een systeem van collectief aanvullend vervoer in de vervoersbehoefte kan voorzien.

    Bij het vaststellen van de financiële tegemoetkoming wordt uitgegaan van de volgende bedragen:

    voor het gebruik van

    normbedrag per jaar

    normbedrag per maand

    een eigen auto

    € 1.208,66

    € 100,72

    een bruikleenauto

    € 852,27

    € 71,02

    een taxi of rolstoeltaxi

    € 1.208,66

    € 100,72

  • 5. De kosten van een sportrolstoel.

    De tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 3.285,00.

Artikel 12. Maximale vergoeding bouw of uitbreiding zelfstandige woning

  • 1. Ingevolge artikel 22 van de verordening is het mogelijk om een tegemoetkoming te verlenen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn.

  • 2. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek als volgt gemaximaliseerd:

    soort vertrek

    aantal m2 aanbouw nieuw vertrek

    aantal m2 uitbreiding bestaand vertrek

    woonkamer

    30

    6

    keuken

    10

    4

    eenpersoons slaapkamer

    10

    4

    tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    toiletruimte

    2

    1

    wastafelruimte

    2

    1

    doucheruimte

    3

    2

    entree/gang/hal

    5

    2

    berging

    6

    4

  • 3. Het aantal m2 verharding op eigen terrein dat ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is 20 m2.

Artikel 13. Maximale financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Ingevolge artikel 24 van de verordening komen alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, preventief periodiek onderhoud en reparatie aan de dit artikel tweede lid genoemde onderdelen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • 2. De volgende onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      zweefliften;

    • g.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • h.

      elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

    • i.

      toiletten voorzien van een onderspoel- en föhninrichting.

  • 3. De frequentie van onderhoud voor de diverse liften bedraagt:

    keuring van

    beginkeuring

    frequentie keuring

    frequentie onderhoud

    stoellift

    ja

    1 x per 4 jaar

    1 x per jaar

    rolstoel plateaulift

    ja

    1 x per 4 jaar

    1 x per jaar

    sta-plateaulift

    ja

    1 x per 4 jaar

    1 x per jaar

    woonhuislift

    hoort bij aanschafprijs

    1 x per 1,5 jaar

    2 x per jaar

    hefplateaulift

    hoort bij aanschafprijs

    1 x per 1,5 jaar

    2 x per jaar

    balanslift

    worden niet meer nieuw gemaakt

    1 x per 1,5 jaar

    1 x per jaar

  • 4. Het gestelde in lid 3 is niet van toepassing wanneer wettelijke bepalingen een andere frequentie vereisen.

Artikel 14. Kosten van woningaanpassing die in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding

  • 1. De onder het tweede tot en met elfde lid van dit artikel genoemde kosten van woningaanpassing kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de verordening.

  • 2. De aanneemsom voor het treffen van de voorziening komt in aanmerking voor een vergoeding. Onder de aanneemsom is begrepen:

    • a.

      de loon- en materiaalkosten;

    • b.

      de kosten voor demontage, opslag en revisie bij hergebruik van hulpmiddelen, apparatuur en installaties.

    Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.

  • 3. Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom komt in aanmerking voor een vergoeding met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, komt in aanmerking voor een vergoeding tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening komen in aanmerking voor een vergoeding.

  • 6. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting komt in aanmerking voor een vergoeding.

  • 7. De prijs van bouwrijpe grond komt in aanmerking voor een vergoeding indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is artikel 11 van dit besluit.

  • 8. De door burgemeester en wethouders goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn komen in aanmerking voor een vergoeding.

  • 9. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing komen in aanmerking voor een vergoeding.

  • 10. De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening komen in aanmerking voor een vergoeding.

  • 11. De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte komen in aanmerking voor een vergoeding, voor zover de kosten onder het tweede tot en met tiende lid van dit artikel meer dan € 1.060,15 bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 397,26.

Artikel 15. Aanvang van werkzaamheden en inzicht in de woning

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder toestemming van het college;

  • b.

    door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d.

    de onder b. genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 16. Gereedmelding

  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 1 jaar na het verlenen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 16 van de verordening aan het college dat bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3. De gereedmelding bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 4. Diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 17. Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming

Het college zal de eigenaar-bewoner aan wie een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een woonvoorziening is verstrekt die leidt tot waardestijging van de woning, verplichten om 85% van de financiële tegemoetkoming terug te betalen, indien de aangepaste woning binnen 1 jaar na aanpassing wordt verkocht. Binnen 2 jaar na aanpassing dient 70% te worden terugbetaald, binnen 3 jaar 55%, binnen 4 jaar 40%, binnen 5 jaar 25% en binnen 6 jaar 10% van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 18. Woonwagen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond en

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen op een door de gemeente of corporatie verhuurde standplaats woont, waarvoor een huurovereenkomst is afgesloten.

Artikel 19. Woonschip

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 20. Technische levensduur

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 922,50.

Artikel 21. Binnenschip

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Staatsblad 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992; en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 22. Eisen aan de adviseur

De adviseur dient, afhankelijk van het soort aanvraag, te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

  • a.

    medische kennis op het niveau van een arts;

  • b.

    sociale kennis (in staat zijn om de sociale situatie van de aanvrager in te schatten en om op een juiste wijze te communiceren met aanvragers);

  • c.

    kennis van psychische en psychosociale beperkingen;

  • d.

    ergonomische kennis;

  • e.

    technische kennis.

Artikel 23. Nazorg

Het college kan een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een voorziening.

Artikel 24. Afstemming en afbakening met AWBZ

  • 1. Aanvragen voor individuele voorzieningen in het kader van de wet worden afgestemd op de situatie van de aanvrager en op de mogelijkheden die de AWBZ biedt. Indien van toepassing wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen, als gevolg van ziekte of gebrek, die de aanvrager ondervindt;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omgeving van de aanvrager;

    • f.

      de samenloop met ondersteuning vanuit de AWBZ;

    • g.

      het aanwezig zijn van ondersteuning of hulpmiddelen die krachtens andere wet- of regelgeving zijn verstrekt.

  • 2. Aanvragen voor individuele voorzieningen worden in het WMO-loket zo veel mogelijk integraal beoordeeld en bekeken in het licht van de mogelijkheden van andere regelgeving en voorzieningen die niet in het kader van de WMO worden verstrekt.

Artikel 25. Overgangsbepaling

  • 1. Tot 1 januari 2008 is de persoon aan wie een individuele voorziening is verleend geen eigen bijdrage verschuldigd, indien deze persoon of zijn echtgenoot een bijdrage als bedoeld in artikel 4 of artikel 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is.

  • 2. Tot 1 januari 2008 blijft op een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 19 van de wet geen eigen aandeel in de kosten van een individuele voorziening voor rekening van de persoon aan wie een zodanige tegemoetkoming is verleend, indien deze persoon of zijn echtgenoot een bijdrage als bedoeld in artikel 4 of artikel 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is.

Artikel 26. Indexering

  • 1. Het college wijzigt de in het kader van dit besluit geldende bedragen conform het gestelde in artikel 46 van de verordening.

  • 2. Het gestelde in het vorige lid geldt niet voor de bedragen genoemd in artikel 2 en artikel 7, lid 1. Deze bedragen worden gewijzigd zodra de rijksoverheid de hoogte van de bedragen wijzigt.

Artikel 27. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaand aan de toepassing van het eerste lid kan het college advies vragen.

Artikel 28. Intrekking

Het Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen maatschappelijke ondersteuning (Gemeenteblad 2006, nr. 24) wordt ingetrokken.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het moment dat de verordening in werking treedt.

Artikel 30. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen maatschappelijke ondersteuning.

Ondertekening

Dronten, 24 oktober 2006

Het college van Dronten,

loco-burgemeester

ing. J.Ph. Engelvaart

loco-secretaris

ing. J.E.C. Hiehle