Regeling vervallen per 20-12-2014

Bezoldigingsverordening

Geldend van 01-05-1996 t/m 19-12-2014

Intitulé

Bezoldigingsverordening

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 26 maart 1996, no. 103078/ca;

gelezen de ledenbrief van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden d.d. 20 december 1996;

gelet op het advies/de adviezen van de Commissie(s) "II" d.d. 10 april 1996;

gelet op artikel 3:1 van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

B E S L U I T:

I. in te trekken de Bezoldigingsverordening, vastgesteld bij besluit van 21 december 1995;

II. vast te stellen de volgende Bezoldigingsverordening.

AFDELING I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

ambtenaar:

  • a.

    hij die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling in openbare dienst van de gemeente is aangesteld, met uitzondering van hen, wier salaris bij of krachtens de wet is geregeld;

  • b.

    de werknemer in de zin van artikel 2:5 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

bestuursorgaan:

het college van burgemeester en wethouders;

bezoldiging:

de bezoldiging bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

conversietabel:

de tabel die de versnelde toekenning van periodieke verhogingen regelt;

functie:

het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten, krachtens hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen en te onderscheiden in:

  • a.

    volledige functie: gemiddeld 38 werkuren per week;

  • b.

    deeltijdfunctie: minder dan gemiddeld 38 werkuren per week;

functiewaardering:

het op methodische wijze naar zwaarte rangordenen van functies met als criterium de relatieve zwaarte van het werk;

functionele schaal:

de naar aanleiding van het functiewaarderingsonderzoek aan de functie verbonden salarisschaal;

maximum salaris:

het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen;

salaris:

het voor de ambtenaar geldende bedrag van de op zijn ambt betrekking hebbende salarisschaal, zoals vermeld in bijlage II en IIa behorende bij de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

salarisnummer:

een aanduiding, bestaande uit een getal of een letter en een getal, die in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

salaris per uur:

1/165 deel van het salaris bij een volledige werktijd (een 38-urige werkweek);

salarisschaal:

de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, van de gemeentelijke Arbeidsvoorwaardenregeling, opgenomen in bijlage II en IIa van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

AFDELING II. SALARISSEN

Artikel 2. Tijdstip ingang, einde en uitbetaling bezoldiging

  • 1. Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling ingaat. Indien in het bericht van aanstelling geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht van de bezoldiging aan met de dag, waarop met de aan de betrekking verbonden werkzaamheden feitelijk is begonnen.

  • 2. Het recht op bezoldiging eindigt op de dag van ingang van het ontslag of met ingang van de dag, na het overlijden van de ambtenaar.

  • 3. De bezoldiging wordt als regel per maand uitbetaald op een door het bestuursorgaan te bepalen dag, doch uiterlijk op de laatste dag van de maand.

Artikel 3. Vaststelling salarisniveau, instroom in nieuwe structuur per 1 april 1996

  • 1. De ambtenaren worden aangesteld of in dienst genomen in één der schalen, genoemd in de bijlagen II en IIa van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling, rekening houdend met het gemeentelijk functiewaarderingssysteem.

  • 2. Bijlage II omvat de indeling van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling en is van toepassing op die ambtenaar die ook op 31 maart 1996 reeds een salaris genoot op grond van deze bijlage, tenzij op grond van het gestelde in lid 3 bijlage IIa op hem van toepassing is.

  • 3. Bijlage IIa omvat de indeling van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling en is van toepassing op:

    • -

      de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een betrekking aanvaardt in de zin van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling, zonder direct daaraan voorafgaand een betrekking in de zin van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling of CAR te hebben vervuld en

    • -

      de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een nieuwe betrekking in de zin van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling aanvaardt, direct voorafgaand door een andere betrekking in de zin van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling of CAR, waarbij aan die nieuwe betrekking een beter salarisperspectief is verbonden. Hierbij wordt een betrekking mede als nieuw aangemerkt ingeval een bestaande aanstelling of arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd, als gevolg van een wijziging in de uit te voeren taken.

  • 4. Het bedrag der bezoldiging van de ambtenaar wordt met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde vastgesteld door burgemeester en wethouders.

Artikel 4. Vaststelling salarisniveau, instroom in nieuwe salarisstructuur per 1 april 1997

De ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II, die voor 1 april 1997 reeds het maximum heeft bereikt van de schaal en die binnen die betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal gaat eerst per 1 april 1997 een salaris ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa;

Artikel 5. Vaststelling salarisniveau, instroom in nieuwe salarisstructuur op of na 1 april 1997

De ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II, die op of na 1 april 1997 het maximum bereikt van de schaal en binnen zijn betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal ontvangt op de datum van het bereiken van het maximum van de schaal een salaris op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa.

Artikel 6. Salaris bij aanstelling

Bij aanstelling kent het bestuursorgaan de ambtenaar het salaris toe dat:

  • a.

    wanneer hij 21 jaar of ouder is, in de voor hem geldende salarisschaal dat is vermeld achter salarisnummer 0 van bijlage II, respectievelijk IIa;

  • b.

    wanneer hij jonger is dan 21 jaar, in de voor hem geldende salarisschaal van de salaristabel jeugdsalarissen gemeenteambtenaren bijlage II, respectievelijk IIa, bestaande uit het getal dat overeenkomt met zijn leeftijd.

Artikel 7. Lagere vaststelling salaris

Het bestuursorgaan kan het salaris, hetzij bij aanstelling, hetzij nadien, vaststellen op een lager bedrag dan ingevolge de overige bepalingen van deze verordening voor de ambtenaar zou gelden op grond van:

  • a.

    niet volledige werktijd;

  • b.

    waarneming van een ambt te zamen met één of meer andere ambten;

  • c.

    andere gewichtige omstandigheden.

Artikel 8. Bijzondere gevallen

  • 1. Bij aanstelling van een ambtenaar beneden de leeftijd van 21 jaar kan het bestuursorgaan in bijzondere gevallen bepalen dat voor de vaststelling van zijn salaris wordt uitgegaan van een hogere leeftijd dan die welke de ambtenaar heeft bereikt.

  • 2. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van het bestuursorgaan, kan een ambtenaar van 21 jaar en ouder wiens schaal is genoemd in bijlage II, respectievelijk Iia worden aangesteld of in dienst genomen boven het minimum bedrag van de voor hem geldende schaal.

Artikel 9. Periodieke verhoging

  • 1. Op de eerste dag van elk kalenderjaar wordt bij gebleken geschiktheid en goede dienstijver aan een ambtenaar wiens schaal is vermeld in de bijlagen II en IIa, die 21 jaar of ouder is, een periodieke verhoging toegekend totdat het maximum van het aan zijn schaal verbonden salaris is bereikt. Vindt aanstelling plaats in de loop van het kalenderjaar dan gaat de eerstvolgende periodieke verhoging, onder gelijk voorbehoud, vermeld in de eerste volzin van dit artikel, in op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar.

  • 2. Het bij aanstelling van een ambtenaar wiens schaal is vermeld in bijlage II, respectievelijk IIa, die jonger is dan 21 jaar, toegekende salaris wordt bij gebleken geschiktheid en goede dienstijver verhoogd naar gelang de leeftijd toeneemt.

Artikel 10. Verlof

De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 3 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn, wordt voor de toekenning van het salaris als diensttijd in aanmerking genomen.

Artikel 11. Buiten beschouwing te laten tijd

  • 1. Bij het toekennen van periodieke verhogingen blijft buiten beschouwing de tijd, gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt is geschorst:

    • a.

      bij wijze van disciplinaire straf;

    • b.

      op grond van het feit dat een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf tegen hem is ingesteld of hem door het bestuursorgaan het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan dan wel dat hij zich in verzekerde bewaring bevindt;

    • c.

      omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde.

  • 2. Indien vaststaat dat een schorsing, als bedoeld onder het vorige lid onder b, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de voor periodieke verhoging geldende diensttijd.

Artikel 12. Afwijking van periodieke verhoging

  • 1. Bij buitengewone geschiktheid en dienstijver kan het bestuursorgaan bij de vaststelling van het salaris afwijken van de leeftijd van de ambtenaar dan wel de voor periodieke verhoging geldende diensttijd hoger vaststellen dan in artikel 7 is aangegeven.

  • 2. Indien de functievervulling daartoe aanleiding geeft, blijkende uit minimaal twee beoordelingen gedurende een beoordelingsjaar, kan het bestuursorgaan bepalen dat, in afwijking van artikel 7, aan de ambtenaar een periodieke verhoging onthouden wordt.

  • 3. Van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt ten aanzien van de ambtenaar die gedurende tenminste één jaar werkelijk dienst heeft gedaan in het door hem beklede ambt.

Artikel 13. Salaris bij bevordering binnen de oude structuur (bijlage II)

Voor de ambtenaar die bezoldigd wordt overeenkomstig bijlage II wordt bij bevordering het salaris in de nieuwe schaal zodanig vastgesteld dat een salarisverhoging wordt verkregen tot een bedrag overeenkomende met het gemiddelde bedrag van ten minste één periodieke verhoging in de nieuwe schaal.

Artikel 14. Salaris bij bevordering binnen de nieuwe structuur (bijlage IIa)

Voor de ambtenaar die bezoldigd wordt overeenkomstig bijlage IIa wordt bij bevordering het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal. In het geval dat het salarisverschil tussen dit naasthogere bedrag en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald dat direct volgt op het naasthogere bedrag.

Artikel 15. Conversietabel schalen 1 tot en met 5 (bijlage III)

Voor de ambtenaren die op 1 april 1996 bezoldigd worden overeenkomstig bijlage II en een salaris hebben op basis van:

  • -

    schaal 2 tabel jeugdsalarissen

  • -

    schaal 2 anciënniteit 0

  • -

    schaal 3 tabel jeugdsalarissen

  • -

    schaal 3 anciënniteit 0

  • -

    schaal 3 anciënniteit 1

  • -

    schaal 3 anciënniteit 2

  • -

    schaal 4 tabel jeugdsalarissen

  • -

    schaal 4 anciënniteit 0

  • -

    schaal 4 anciënniteit 1

  • -

    schaal 4 anciënniteit 2

  • -

    schaal 4 anciënniteit 3

  • -

    schaal 5 tabel jeugdsalarissen

  • -

    schaal 5 anciënniteit 0

  • -

    schaal 5 anciënniteit 1

  • -

    schaal 5 anciënniteit 2

wordt een versnelde toekenning van periodieke verhogingen toegekend overeenkomstig de conversietabel voor de schalen 1 t/m 5, bijlage III bij deze verordening.

Artikel 16. Aanvang bezoldiging

  • 1. Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling of indienstneming ingaat. Indien in het desbetreffende besluit geen datum van ingang is vermeld vangt het genot van de bezoldiging aan met de dag waarop het ambt is aanvaard.

  • 2. De bezoldiging wordt per maand uitbetaald.

  • 3. Het genot van de bezoldiging eindigt op de dag van ontslag uit de betrekking of met ingang van de dag na het overlijden van de ambtenaar.

Artikel 17. Berekening bezoldiging over gebroken tijdvakken

In de gevallen waarin de bezoldiging moeten worden berekend over een gedeelte van een maand wordt de bezoldiging per dag vastgesteld, door de bezoldiging of korting per maand te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand.

Artikel 18. Aanpassing van de salarissen aan de algemene salarismaatregelen

Indien in de salarissen een wijziging wordt aangebracht welke een algemeen karakter draagt, past het bestuursorgaan de in de bijlagen II en IIa genoemde bedragen overeenkomstig de aanpassing van de bijlagen II en IIa van de Gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling aan.

Artikel 19. Minimum inkomen

  • 1. Voor een ambtenaar van 23 jaar of ouder en werkzaam in een functie met een volledige dagtaak zijn de bij Algemene Maatregel van Bestuur vastgestelde of vast te stellen regelen omtrent minimum inkomen van overeenkomstige toepassing.

    Buiten aanmerking blijven hierbij overwerkgelden, vakantie-uitkering en bestemmingstoelagen, zoals rijwieltoelage en dergelijke.

  • 2. Ingeval de in het eerste lid bedoelde bezoldiging van de ambtenaar beneden het bedrag van het minimum inkomen mocht blijven ontvangt hij, gerekend van de eerste dag der maand waarin de aanspraak ontstaat, een toelage ten bedrage van het verschil.

  • 3. Voor ambtenaren die de leeftijd van 15 jaar, doch niet die van 23 jaar hebben bereikt en werkzaam zijn in een functie met een volledige dagtaak zijn de bij de Algemene Maatregel van Bestuur vastgestelde of vast te stellen regelen omtrent minimum jeugdloon van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien van de bezoldiging een gedeelte wordt ingehouden in verband met ziekte, schorsing of verlof wordt de toelage bepaald alsof de volle bezoldiging wordt genoten. Op de aldus vastgestelde toelage vindt een inhouding plaats overeenkomstig de inhouding op de rest van de bezoldiging.

  • 5. Onvoldoende geschiktheid en dienstijver, alsmede strafbepalingen - met uitzondering van schorsing - hebben geen invloed op het gedrag van het minimum inkomen.

AFDELING III. TOELAGEN EN VERGOEDINGEN

Artikel 20. Tijdelijke toelage

  • 1. Aan de ambtenaar, die binnen de functie bijzonder presteert, waarbij deze prestatie, naar het oordeel van het bestuursorgaan, een incidenteel karakter draagt, kan een tijdelijke toelage worden toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage wordt ineens en ten hoogste eenmaal binnen een tijdvak van één jaar uitgekeerd, voor ten hoogste 2 jaar en bedraagt maximaal 75% of 100% van het voor de ambtenaar geldende salarisbedrag per maand.

Artikel 21. Vaste toelage

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijk heeft gegeven van een langdurige bijzondere uitoefening van de functie kan een vaste toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal het verschil tussen het maximum van de voor hem geldende salarisschaal en het maximum, minus twee periodieken, van de daarop volgende salarisschaal.

  • 3. Voor de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid die is aangesteld in salarisschaal 5 bedraagt de toelage het verschil tussen het maximum van de diensttijduitloop van de voor hem geldende salarisschaal en het maximum van salarisschaal 6.

Artikel 22. Toelage ambtenaren in salarisschalen 1 tot en met 4

  • 1. Een ambtenaar aangesteld in één van de salarisschalen 1 tot en met 4, en die voldoet aan het tweede lid geniet een toelage gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de maximum diensttijduitloop van de voor hem geldende salarisschaal en de naast hogere diensttijduitloop van de naast hogere salarisschaal.

  • 2. De ambtenaar bedoeld in het eerste lid geniet bedoelde toelage indien:

    • a.

      hij de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt;

    • b.

      er sprake is van een goed functioneren, blijkende uit een beoordeling welke is gebaseerd op het Reglement individuele personeelsbegeleiding gemeente Dronten;

    • c.

      hij minimaal 2 jaar volgens de maximum diensttijduitloop van de voor hem geldende schaal is bezoldigd.

  • 3. De toelage wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan.

Artikel 23. Tijdelijke toelage vuil en zwaar werk

  • 1. Aan de ambtenaar, belast met zeer vuil, zeer zwaar, zeer gevaarlijk of zeer ongezond werk, kan het bestuursorgaan boven het salaris een tijdelijke toelage verstrekken.

  • 2. De toelage, bedoeld in het vorige lid, wordt bepaald op ten hoogste 10% van het salaris, met dien verstande, dat hierdoor het maximum van de volgende schaal niet wordt overschreden.

  • 3. Voor de uitvoering van dit artikel kan het bestuursorgaan nadere regelen vaststellen.

Artikel 24. Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Behoudens het bepaalde in de volgende leden wordt aan de ambtenaar wiens schaal is ingedeeld in bijlage I of II in een schaal met lager maximum salaris dan dat van schaal 12 van bijlage II en die anders dan bij wijze van overwerk geregeld of vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur deswege een toelage toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur op de werkdagen:

    • a.

      maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur: 20%;

    • b.

      zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur: 40%;

    • c.

      maandag tot en met zaterdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur: 40%;

    • d.

      de feestdagen als bedoeld in artikel 4:1:1, derde lid, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling, alsmede eerste Paasdag en eerste Pinksterdag, 45% van de bezoldiging per uur, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris behorende bij salarisnummer 10 van schaal 6 van bijlage II.

    Ingeval van toepassing van artikel 5, op grond van deeltijdarbeid, wordt de noemer van bovenstaande breuk in evenredigheid met de verlaging van het salaris verminderd.

  • 3. Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend indien de arbeid is aangevangen vóór 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 4. In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan een regeling treffen welke het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 25. Overgangstoelage bij wegvallen/verminderen toelage onregelmatige arbeid

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage wegens onregelmatige dienst een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van zijn bezoldiging wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. Aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage wegens onregelmatige dienst een blijvende verlaging ondergaat wordt een blijvende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk vóór de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage onregelmatige dienst heeft genoten, over in een blijvende toelage, bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de vorige leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. De door de Minister van Binnenlandse Zaken voor de toepassing van artikel 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vastgestelde of nog vast te stellen nadere regelen zijn van overeenkomstige toepassing voor dit artikel.

Artikel 26. Vergoeding gebruik eigen vervoermiddel

Het bestuursorgaan kan aan de ambtenaar die voor de uitoefening van de dienst gebruik maakt van een eigen vervoermiddel een vergoeding toekennen naar door hem vast te stellen regelen.

AFDELING IV. GARANTIEREGELINGEN

Artikel 27. Garantieregelingen in verband met lagere inschaling als gevolg van herziening Ubink-normen

  • 1. In afwijking van het bepaalde in deze verordening behoudt de ambtenaar die vóór 1 januari 1981 in dienst is getreden, voorzover hij is ingedeeld in een salarisschaal waaraan een lager maximum bedrag is verbonden dan aan de salarisschaal waarin hij vóór 1981 werd ingedeeld, uitzicht op het maximumbedrag, verbonden aan laatstbedoelde salarisschaal.

  • 2. De ambtenaar die op of na 1 januari 1981 is benoemd, doch voor de vaststelling van de Bezoldigingsverordening 1981, behoudt, voorzover hij is ingedeeld in een salarisschaal waaraan een lager maximumbedrag is verbonden dan aan de salarisschaal waarin hij bij zijn benoeming is ingedeeld, uitzicht op het maximumbedrag verbonden aan laatstbedoelde salarisschaal.

Artikel 28. Garantieregeling toelage bode-conciërge

  • 1. In afwijking van het bepaalde in deze verordening behoudt de bode-conciërge, die vóór 1 januari 1996 in dienst is getreden boven zijn salaris voor het regelmatig verrichten van extra werkzaamheden buiten de normale kantooruren een vaste toelage van 15% van zijn salaris per maand.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in deze verordening behoudt de hulp-conciërge, die vóór 1 januari 1996 in dienst is getreden boven zijn salaris voor het regelmatig verrichten van extra werkzaamheden buiten de normale kantooruren een vaste toelage van 5% van zijn salaris per maand, met dien verstande, dat deze toelage niet lager is dan 5% van het in artikel 15, eerste lid bedoelde minimum loon voor 23-jarigen.

AFDELING V. SLOTBEPALINGEN

Artikel 29. Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treft het bestuursorgaan de nodige voorzieningen.

Artikel 30. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als Bezoldigingsverordening april 1996.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 1996 en werkt terug tot 1 april 1996.

Ondertekening

Dronten, 25 april 1996.
De raad van Dronten,
voorzitter
secretaris

BIJLAGE II BIJ DE BEZOLDIGINGSVERORDENING APRIL 1996

Conversietabel schalen 1 tot en met 5 (artikel 15)

Schaal 2

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 2 jeugdsalarissen

* schaal 2 anciënniteit 0

anciënniteit

hoogte salaris

0

2404

1

2511

2

2609

3

2722

4

2796

5

6

2881

7

8

2983

9

10

3099

Schaal 3

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 3 jeugdsalarissen

* schaal 3 anciënniteit 0

anciënniteit

hoogte salaris

0

2457

1

2511

2

2609

3

2722

4

2881

5

2983

6

3083

7

8

3178

9

3274

10

3382

Schaal 3

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 3 anciënniteit 1

anciënniteit

hoogte salaris

1

2511

2

2609

3

2722

4

2881

5

2983

6

3083

7

8

3178

9

10

3274

11

3382

Schaal 3

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 3 anciënniteit 2

anciënniteit

hoogte salaris

2

2609

3

2722

4

2881

5

2983

6

3083

7

8

3178

9

10

3274

11

12

3382

Schaal 4

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 4 jeugdsalarissen

* schaal 4 anciënniteit 0

anciënniteit

hoogte salaris

0

2511

1

2561

2

2664

3

2796

4

2983

5

3083

6

3178

7

3274

8

3365

9

3457

10

3570

Schaal 4

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 4 anciënniteit 1

anciënniteit

hoogte salaris

1

2561

2

2664

3

2796

4

2983

5

3083

6

3178

7

3274

8

9

3365

10

3457

11

3570

Schaal 4

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 4 anciënniteit 2

anciënniteit

hoogte salaris

2

2664

3

2796

4

2983

5

3083

6

3178

7

3274

8

9

3365

10

11

3457

12

3570

Schaal 4

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 4 anciënniteit 3

anciënniteit

hoogte salaris

3

2796

4

2983

5

3083

6

3178

7

3274

8

9

3365

10

11

3457

12

13

3570

Schaal 5

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 5 jeugdsalarissen

* schaal 5 anciënniteit 0

anciënniteit

hoogte salaris

0

2609

1

2722

2

2881

3

3083

4

3178

5

3274

6

3365

7

3457

8

3547

9

3636

10

3761

Schaal 5

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 5 anciënniteit 1

anciënniteit

hoogte salaris

1

2722

2

2881

3

3083

4

3178

5

3274

6

3365

7

3457

8

3547

9

10

3636

11

3761

Schaal 5

Het salaris en de salarisontwikkeling van degenen die op 1 april 1996 zijn ingeschaald in:

* schaal 5 anciënniteit 2

anciënniteit

hoogte salaris

2

2881

3

3083

4

3178

5

3274

6

3365

7

3457

8

3547

9

10

3636

11

12

3761

Toelichting

Ondanks de verkorting van de wachtperioden in de schalen 1 tot en met 5 van de oude salarisstructuur, resteert er een groep van ambtenaren in het begin van de schalen 2 tot en met 5 dat zonder aanvullende maatregelen voor wat betreft het salaris ingehaald zou worden door die personen die op of na 1 april 1996 in dienst treden met een salaris op basis van anciënniteit 0 van dezelfde schaal van de nieuwe structuur.

De werknemers onder de oude salarisstructuur, die zonder aanvullende maatregelen zouden worden ingehaald door nieuwkomers, zijn de personen die op 1 april 1996 een salaris hebben op basis van:

* schaal 2 tabel jeugdsalarissen

* schaal 2 anciënniteit 0

* schaal 3 tabel jeugdsalarissen

* schaal 3 anciënniteit 0

* schaal 3 anciënniteit 1

* schaal 3 anciënniteit 2

* schaal 4 tabel jeugdsalarissen

* schaal 4 anciënniteit 0

* schaal 4 anciënniteit 1

* schaal 4 anciënniteit 2

* schaal 4 anciënniteit 3

* schaal 5 tabel jeugdsalarissen

* schaal 5 anciënniteit 0

* schaal 5 anciënniteit 1

* schaal 5 anciënniteit 2

Door de LOGA-partners is overeenstemming bereikt over een conversietabel waarin specifiek voor deze getroffen groep nog een versnelde toekenning van periodieke verhogingen is vastgelegd, waardoor een versnelde doorloop in de oude schaal ontstaat. Hierdoor wordt voorkomen dat deze groep, wat betreft het salaris, wordt ingehaald door het later toetredende personeel. Door de LOGA-partners wordt geadviseerd deze conversietabel op te nemen in de lokale Bezoldigingsverordening.

Let wel: de personen buiten de getroffen groep, te weten die personen die op 1 april 1996 een hogere anciënniteit hebben dan de personen uit de zojuist beschreven groep, volgen de systematiek zoals deze is vastgelegd in bijlage II van de CAR.