Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2006

1.1 Deze verordening verstaat onder:

• 1.1.1

  begraafrecht:

  het recht dat verschuldigd is voor de door of vanwege de gemeente bij het bezorgen van een lijk bewezen diensten;

• 1.1.2

  begraafplaatsrecht:

  het recht dat verschuldigd is voor het bezorgen van een lijk ter dekking van de kosten van aanleg en onderhoud van de algemene begraafplaats;

• 1.1.3

  grafrecht:

  het recht dat verschuldigd is wegens het verkrijgen van het uitsluitend recht tot het doen begraven en begraven houden van lijken in een huurgraf;

• 1.1.4

  urnrecht:

  het recht dat enerzijds verschuldigd is wegens het verkrijgen van het uitsluitend recht tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in een huur urnengraf of een huur urnennis en anderzijds voor het recht tot plaatsing van een door of vanwege de gemeente verstrekte gedenkplaat of gedenktegel;

• 1.1.5

  overboekingrecht:

  het recht dat verschuldigd is wegens het overboeken van een huurgraf of een huur urnengraf in het daartoe bestemde register op een andere rechthebbende;

• 1.1.6

  gedenktekenrecht:

  het recht dat enerzijds verschuldigd is voor het aanbrengen of hebben op een graf van een gedenkteken als bedoeld in de Regels grafbedekkingen en anderzijds voor het door of vanwege de gemeente laten schoonhouden en na verzakking opnieuw laten stellen van het gedenkteken;

• 1.1.7

  huurgraf, algemeen graf, huur urnengraf, algemeen urnengraf, huur urnennis, rechthebbende, gedenkteken, normaal graf en kindergraf:

  hetgeen daaronder wordt verstaan in de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats en de op grond daarvan vastgestelde besluiten;

• 1.1.8

  normaal graf:

  graf bedoeld voor het begraven/bijzetten van twee stoffelijke overschotten (hetzij lijken, hetzij asbussen, hetzij een combinatie daarvan) van personen van 12 jaar of ouder;

• 1.1.9

  kindergraf:

  graf op een apart deel van de begraafplaats bedoeld voor het begraven/bijzetten van twee stoffelijke overschotten (hetzij lijken, hetzij asbussen, hetzij een combinatie daarvan) van personen jonger dan 12 jaar.

1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van de in artikel 7 bedoelde schriftelijke kennisgeving.

2. De Algemene termijnwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

1. De “Verordening Begraafplaatsrechten 2005” van 23 december 2004 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening Begraafplaats-rechten 2006”.