Regeling vervallen per 01-01-2006

Verordening regelende de taak, de bevoegdheden en de samenstelling van de Bestuurscommissie Kunstzinnige Vorming

Geldend van 11-03-1998 t/m 31-12-2005

Intitulé

Verordening regelende de taak, de bevoegdheden en de samenstelling van de Bestuurscommissie Kunstzinnige Vorming

HOOFDSTUK I. BEGRIPSOMSCHRIJVING, TAAK EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    kunstzinnige vorming: het geheel van buitenschoolse activiteiten in de vorm van lessen en cursussen, zowel individueel als in groepsverband gegeven door bevoegde docenten in de disciplines beeldend, muziek, dans, drama, audiovisueel en literatuur, alsmede de uitvoering van de steunfunctie kunstzinnige vorming;

  • -

    steunfunctie: het geheel van activiteiten die tot doel hebben de kunstzinnige vorming zoals die in de gemeente Dronten wordt aangeboden te ontwikkelen, te vernieuwen, beleidsmatig te onderbouwen danwel uit te voeren, inclusief de verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van het werk;

  • -

    cultuureducatie: alle vormen van educatie waarbij de disciplines van de kunstzinnige vorming en het materiële culturele erfgoed als middel of doel worden ingezet in een actieve en een receptieve component;

  • -

    commissie: Bestuurscommissie Kunstzinnige Vorming;

  • -

    het instituut: het Centrum voor Kunstzinnige Vorming zoals dat bij raadsbesluit van 29 mei 1997 werd ingesteld, danwel de organisatie die ontstaat als gevolg van uitbreiding van het takenpakket met nog andere disciplines van de kunstzinnige vorming;

  • -

    docenten: de door burgemeester en wethouders of hun rechtsopvolgers aangestelde medewerkers die belast zijn met de daadwerkelijke uitvoering van de activiteiten op het gebied van de kunstzinnige vorming;

  • -

    directeur: de door burgemeester en wethouders of hun rechtsopvolgers aangestelde medewerker die belast is met de dagelijkse leiding van het instituut.

  • -

    niet onderwijzend personeel: de medewerkers van het instituut met een andere taak dan die van directeur of docent.

Artikel 2. Taakstelling

De commissie heeft tot taak:

  • a.

    het besturen van het instituut, alsmede het verder initiëren, stimuleren en coördineren van activiteiten op het gebied van de kunstzinnige vorming en de ondersteuning daarvan of de cultuureducatie binnen het model van de culturele loopbaan voor inwoners van de gemeente Dronten;

  • b.

    burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd adviseren over de kunstzinnige vorming of de cultuureducatie.

Artikel 3. Bevoegdheden

  • 1. De commissie oefent de bevoegdheden van de gemeenteraad en van burgemeester en wethouders uit met betrekking tot:

    • a.

      het te voeren beleid en beheer van het instituut bedoeld in artikel 1, binnen de grenzen van het bedrag zoals dat door de gemeenteraad is opgenomen in de gemeentebegroting;

    • b.

      het vaststellen van bijdragen ter zake van het gebruik van de diensten van het instituut.

  • 2. De commissie heeft ten aanzien van het bij het instituut werkzaam zijnde personeel alle bevoegdheden die, welke krachtens de van kracht zijnde rechtspositieregelingen toekomen aan de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders.

    Zij kan een of meer van deze bevoegdheden bij schriftelijk besluit opdragen aan of doen uitvoeren door de directeur van het instituut.

  • 3. De commissie kan evenzeer andere taken en bevoegdheden die haar bij of krachtens deze verordening worden opgedragen bij schriftelijk besluit opdragen aan of doen uitvoeren door de directeur van het instituut.

  • 4. Van besluiten als bedoeld in de leden 2 en 3 geeft de commissie kennis aan burgemeester en wethouders en aan het personeel dat bij het instituut werkzaam is.

  • 5. De commissie kan voor de uitoefening van haar taken adviescommissies of werkgroepen in het leven roepen.

Artikel 4. Rekening en verantwoording

  • 1. De commissie is voor haar handelingen, beleid en beheer verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad. Dit geschiedt door middel van het vaststellen van een meerjarenbeleidsplan en middels een jaarlijks aan de gemeenteraad uit te brengen schriftelijk verslag van de werkzaamheden met betrekking tot de haar opgedragen taken.

  • 2. Burgemeester en wethouders oefenen op het in het eerste lid bedoelde beleid en beheer toezicht uit. De commissie verstrekt hun daartoe desgevraagd alle inlichtingen, waaronder eens per halfjaar rapportages over de stand van zaken van het beleid en beheer van het instituut. Deze rapportages bevatten tenminste:

    • -

      inzicht in het aanbod van het instituut en de belangstelling daarvoor bij de plaatselijke bevolking, zo mogelijk gecombineerd met het beslag dat met die activiteiten op de beschikbare middelen wordt gelegd, alsmede de eigen financiële inbreng van de betrokken deelnemers;

    • -

      een overzicht van wensen en verlangens en nieuwe op te zetten activiteiten, die al dan niet met extra middelen.

HOOFDSTUK II. BESTUURSCOMMISSIE

Artikel 5. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit vijf leden die belangstelling hebben voor één of meer gebieden van de kunstzinnige vorming en of terzake kundig zijn op het gebied van het besturen of leiden van een organisatie met professionele krachten in dienst

  • 2. De leden worden door het college van burgemeester en wethouders benoemd. Het college doet hiervan mededeling aan de gemeenteraad.

  • 3. De leden van de commissie, zoals vermeld in artikel 5, het eerste lid, dienen woonachtig te zijn in de gemeente Dronten, danwel economisch gebonden te zijn aan de gemeente.

  • 4. De commissie kiest voor elke zittingsperiode uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, alsmede een bestuurslid dat verantwoordelijk is voor het financiële deel van de uit te voeren taak.

Artikel 6. Duur lidmaatschap commissie, vacatures en onverenigbare betrekking

  • 1. De benoeming geschiedt voor de tijd van vier jaren.

  • 2. Aftredende leden zijn eenmaal terstond herbenoembaar.

  • 3. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien, waarbij de bestuurscommissie een voordracht doet aan burgemeester en wethouders.

  • 4.

    • a.

      Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

    • b.

      Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijk gesteld zij, die in dienst van de gemeente op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 7. Verboden handelingen

  • 1. De leden van de commissie mogen:

    • a.

      in rechtsgedingen, waarin de gemeente betrokken is, niet als advocaat of procureur werkzaam zijn;

    • b.

      noch middellijk, noch onmiddellijk deelnemen aan onderhandse pacht van gemeentegoederen of -inkomsten, aan leveringen of aannemingen ten behoeve van de gemeente, danwel aan het kopen van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

  • 3. Een lid dat in strijd met het bepaalde in het eerste lid handelt, kan door burgemeester en wethouders van zijn functie worden ontheven.

  • 4. Het lid dat op grond van het bepaalde in het derde lid, uit zijn lidmaatschap is ontheven, is gedurende twee jaren nadat dit besluit werd genomen niet tot lid van de commissie benoembaar.

Artikel 8. Ontslag leden commissie

  • 1. De leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven hiervan schriftelijk kennis aan de voorzitter van de commissie, die daarvan mededeling doet aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Het lidmaatschap houdt van rechtswege op te bestaan bij overlijden en bij verhuizing uit de gemeente Dronten, indien en voorzover men ook niet langer economisch gebonden is aan de gemeente Dronten.

Artikel 9. Secretaris commissie

  • 1. Het college van burgemeester benoemt, na de commissie te hebben gehoord, de ambtelijk secretaris van de commissie.

  • 2. De commissie wijst een functionaris van het in artikel 1 bedoelde instituut aan, die als plaatsvervangend secretaris kan optreden.

  • 3. De ambtelijk secretaris heeft in de vergaderingen van de commissie een adviserende stem.

HOOFDSTUK III. WERKWIJZE COMMISSIE

Artikel 10. Vergaderfrequentie, uitnodigingen en aankondigingen

  • 1. De commissie vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of tenminste drie leden het nodig oordelen.

  • 2. De voorzitter roept de leden schriftelijk voor een vergadering op onder opgave van de punten die behandeld zullen worden. Hiertoe worden, behoudens in spoedeisende gevallen, ten minste een week tevoren aan de leden de agenda, met de daarbij behorende stukken toegezonden.

  • 3. Hij zorgt dat tegelijk met deze oproeping dag en uur van de vergadering alsmede de agenda op de voor de gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis worden gebracht.

  • 4 De voorzitter zorgt dat tegelijk met de toezending van de agenda aan de commissieleden de agenda en achterliggende stukken in tweevoud worden toegezonden aan burgemeester en wethouders.

  • 5. De commissie is bevoegd derden voor het deelnemen aan de commissievergaderingen uit te nodigen.

Artikel 11. Vergaderquorum

  • 1. De commissie vergadert slechts als behalve de voorzitter of diens plaatsvervanger tenminste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, wordt een nieuwe vergadering belegd op de in artikel 10, tweede lid, voorgeschreven wijze, met aanhaling in de convocatie van de bepalingen van dit artikel.

    Evenwel behoeven er slechts tweemaal vierentwintig uren tussen de toezending van de convocatie en het uur van de vergadering te verlopen. In deze vergadering worden geen punten behandeld die niet in de oproep voor de eerste vergadering vermeld zijn geweest.

  • 3. Deze laatste vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal leden dat is opgekomen.

Artikel 12. Openbaarheid, besloten vergaderingen

  • 1. De vergaderingen worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren van de vergaderingen worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde gedeelte der aanwezige leden het vordert of de voorzitter het nodig acht. De commissie beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Het besluit behoeft de stemmen van ten minste tweederde der aanwezige leden.

  • 3. De commissie kan omtrent het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken, welke aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Zij wordt zowel door de leden, die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door de leden, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft. De verplichting tot geheimhouding geldt mede voor de voorzitter.

  • 4. De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken als bedoeld in het derde lid, voorlopige geheimhouding opleggen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de commissie.

  • 5. De voorlopige oplegging van de geheimhouding vervalt, zo zij niet aan de commissie in de eerstvolgende vergadering, waarin meer dan de helft van het getal der zitting hebbende leden tegenwoordig is, ter bekrachtiging wordt aangeboden. In geval van niet-bekrachtiging vervalt de voorlopige oplegging.

Artikel 13. Over stemmingen

  • 1. Over alle zaken wordt mondeling bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten ongetekende briefjes.

  • 2. Indien bij het nemen van een besluit over een zaak door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

  • 3. Een stemming is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal leden, dat zitting heeft en zich niet op grond van artikel 16 van medestemmen moet onthouden, aan de stemming heeft deelgenomen.

  • 4. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, worden leden, die blanco briefjes hebben ingeleverd, voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 5. Een stemming is geldig, ongeacht het aantal leden dat daaraan heeft deelgenomen, ingeval er opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, ten aanzien waarvan in een vroegere vergadering een stemming op grond van het bepaalde in het derde lid van dit artikel nietig was. Hetzelfde geldt in een vergadering, als bedoeld in artikel 11, derde lid.

Artikel 14. Geldige besluitvorming, over het stemmen over personen

  • 1. Besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen.

  • 2. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, worden leden, die blanco briefjes hebben ingeleverd, voor de toepassing van dit artikel geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3. Wanneer omtrent het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, wordt tot een tweede vrije stemming overgegaan.

  • 4. Is ook bij deze stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een derde stemming plaats over de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen.

  • 5. Indien bij de tweede stemming niet is uitgemaakt tussen wie een herstemming moet plaatshebben, wordt door een tussenstemming beslist, wie van hen die een gelijk aantal stemmen op zich heeft verenigd, op de voordracht zal worden geplaatst.

  • 6. Indien, hetzij bij tussenstemming, hetzij bij de derde of vierde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 15. Het staken van stemmen

  • 1. Bij het staken van stemmen over zaken wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

  • 2. In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij het staken van de stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 16. Onthouding van stemmen

De leden onthouden zich van medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenoten respectievelijk partners, of hun bloed- en aanverwanten tot de derde graad ingesloten, persoonlijk aangaan of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

Artikel 17. Ondertekening stukken

Alle van de commissie uitgaande stukken worden door de voorzitter en de in artikel 9, eerste lid bedoelde ambtelijk secretaris ondertekend.

Artikel 18. Spreekrecht toehoorders

  • 1. In de publikatie als bedoeld in artikel 10, derde lid, wordt op de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht in de vergaderingen van de commissie gewezen. Voorts wordt aangegeven op welke plaats op de vergadering betrekking hebbende openbare stukken ter inzage liggen en verkrijgbaar kunnen worden gesteld.

  • 2. De toehoorders bij een commissievergadering beschikken per persoon per agendapunt over 5 minuten spreektijd. Per vergadering is maximaal 15 minuten spreektijd beschikbaar die eventueel evenredig zal worden verdeeld indien meerderen het woord wensen te voeren.

  • 3. Een toehoorder die het woord wenst te voeren geeft zich daarvoor, tenminste 6 uren voorafgaand aan de vergadering, bij de ambtelijk secretaris van de commissie op. Deze verdeelt de beschikbare spreektijd in overleg met de voorzitter over de aangemelde sprekers.

  • 4. Het spreekrecht wordt voorafgaande aan het betreffende agendapunt uitgeoefend.

HOOFDSTUK IV. FINANCIËN

Artikel 19. Begroting en jaarrekening

  • 1. De commissie biedt jaarlijks voor 15 maart een concept-begroting voorzien van een toelichting voor het komende kalenderjaar aan aan het college van burgemeester en wethouders en houdt daarbij rekening met de door het college uit te vaardigen richtlijnen. In de toelichting worden ook afwijkingen ten opzichte van het lopende cursusjaar vermeld en de mate waarin er ruimte is voor het initiëren van nieuwe activiteiten.

  • 2. De commissie verstrekt tijdig informatie over de jaarrekening van het instituut, zodat het exploitatieresultaat, voorzien van een accountantsverklaring, kan worden opgenomen in de gemeentelijke jaarrekening.

Artikel 20. Relatie gemeentebegroting en -rekening

De begroting en de financiële verslaglegging van de commissie maken deel uit van onderscheidenlijk begroting en rekening van de algemene dienst van de gemeente.

Artikel 21. Huishoudelijk reglement

  • 1. De commissie stelt voor de uitoefening van haar werkzaamheden een huishoudelijk reglement op, dat aan burgemeester en wethouders ter goedkeuring wordt voorgelegd.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat het reglement niet goedgekeurd kan worden zal in overleg met de commissie een oplossing worden gezocht.

  • 3. Komen de in het tweede lid genoemde partijen niet tot overeenstemming, dan beslist de gemeenteraad.

HOOFDSTUK V. HET INSTITUUT

Artikel 22. Het instituut

  • 1. Het instituut is belast met de voorbereiding en de uitvoering van de door de commissie te nemen c.q. genomen besluiten.

  • 2. De dagelijkse leiding van het instituut berust, onder toezicht van de commissie, bij de directeur. De directeur geeft tevens leiding aan de in dienst zijnde medewerkers die de steunfuncties uitvoeren en het niet onderwijzend personeel van het instituut.

  • 3. Burgemeester en wethouders benoemen en ontslaan, de commissie gehoord, de in het tweede lid bedoelde directeur.

HOOFDSTUK VI. OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23. Wijziging verordening

Deze verordening wordt na overleg met de commissie gewijzigd.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening op de bestuurscommissie kunstzinnige vorming.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 11 maart 1998.

TOELICHTING

Algemeen

In algemene zin wordt opgemerkt dat deze verordening veel bepalingen bevat die overeenkomen met de bepalingen in de Gemeentewet ten aanzien van leden van de gemeenteraad. Dat is niet onlogisch indien men er zich rekenschap van geeft dat deze artikel 82-commissie de taken en bevoegdheden overgedragen krijgt van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders, voorzover het gaat over het besturen van het CMV.

Ter verdere positionering van taak en bevoegdheden is in het najaar 1997 een notitie "positionering CKV" vastgesteld. De inhoud van deze notitie kan niet los wordne gezien van de artikelsgewijze toelichting die hieronder wordt opgenomen. De notitie is dan ook als separatie toelichting bij deze stukken gevoegd.

Artikel 1

Veel van de in dit artikel opgenomen omschrijvingen lijken logisch. Bedacht moet worden dat door hier een omschrijving op te nemen, voorkomen kan worden dat de tekst van de verordening onnodig lang wordt. Iedereen weet nu dat als er in de verordening commissie staat, dat de bestuurscommissie wordt bedoeld, enz.

Voor de formulering van het begrip kunstzinnige vorming is aansluiting gezocht bij de omschrijving zoals die in publicaties van het Rijk wordt gebruikt.

Door bij "het instituut" ook te verwijzen naar de mogelijke uitbreiding wordt voorkomen dat de verordening aangepast moet worden indien de commissie er in slaagt de andere vormen van kunstzinnige vorming te ontwikkelen.

De directeur wordt op grond van de huidige formulering benoemd door het college van burgemeester en wethouders zolang de artikel 82-status een feit is.

Artikel 2

De hier omschreven taak is gebaseerd op de opdracht die in de notitie positionering CKV is vastgelegd. Voorde goede orde is de samenvatting van deze notitie hieronder afgedrukt. De gehele notitie dient als toelichting bij deze verordening.

  • -

    Het verder positioneren van het CKV binnen de artikel 82 gemeentewet-constructie geschiedt door de taak van de bestuurscommissie te herformuleren.

  • -

    De commissie zal zich moeten inspannen het CKV te positioneren als spin in het web van de Drontense culturele infrastructuur. Een infrastructuur die zich kenmerkt door samenwerking en uitwisseling. Synergie tussen de eigen KV-disciplines (intern) en met andere culturele voorzieningen (extern) wordt tot stand gebracht.

  • -

    Marktgericht denken, slagvaardig handelen, in een flexibel opererende organisatie, in de wetenschap dat het instituut een maatschappelijke en culturele rol vervult is het uitgangspunt. Het ontwikkelen van een culturele loopbaan voor de inwoners van Dronten is het middel de doelen te bereiken.

  • -

    De commissie wordt hierdoor publiek ondernemer. Dat vergt een andere samenstelling van het bestuur dan de commissie thans kent. Gekozen wordt voor de KPMG-optie in het rapport privatisering CMV (mei 1997), het zogenaamde Raad van Commissarissen model.

  • -

    Binnen dit model dienen bestaande relaties met de gemeente te worden gewijzigd. Op managementniveau moeten daarover nadere besluiten worden genomen.

    Dit heeft betrekking op de overdracht van mensen en middelen naar het instituut, en de wijze waarop de gemeente facilitair diensten ten behoeve van het instituut uitvoert.

Artikel 3

In dit artikel wordt omschreven wat de commissie kan en mag. Als het gaat om leiding- geven aan het personeel en het aanstellen van nieuwe medewerkers dan worden alle bevoegdheden overgedragen. Uiteraard weet de commissie zich hierbij beperkt tot de financiële mogelijkheden in de begroting

Om het instituut slagvaardig te kunnen laten opereren is in deze verordening bepaald dat de directeur veel werkzaamheden kan uitvoeren.

Voorts wordt in dit artikel de mogelijkheid geopend om commissies of werkgroepen in het leven te roepen. Nu al zijn er werkgroepen actief bij het instituut. Bijvoorbeeld die ten aanzien van het aanbod kunstzinnige vorming schoolgaande jeugd. De algemene bepaling dat de commissie deze bevoegdheid toekomt maakt het mogelijk hierin te blijven voorzien. Hierbij zullen direct betrokkenen bij het instituut zoveel mogelijk worden ingeschakeld.

Het zal de taak van de commissie zijn om zorg te dragen voor de kunstzinnige vorming in het algemeen, om hierin verband aan te brengen, om nieuwe initiatieven zoal sbijvoorbeeld de kunsteducatie te ontwikkelen en een stimulans te zijn, een samenbindend element in de infrastructuur van de kunstzinnige vorming, doch met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de al bestaande werkvormen en gestarte initiatieven.

Artikel 4

Regelt de financiële relaties met de gemeente. Het moge duidelijk zijn dat het budget in de gemeentebegroting altijd de basis zal moeten zijn van waaruit de commissie heeft te werken. Daarbij staat het de commissie vrij in de voorfase van het tot stand brengen van die bedragen in de begroting een uiterste inspanning te leveren om dat budget zo hoog te krijgen dat men daarmee de geplande werkzaamheden kan uitvoeren.

Een goede beleidsvisie en een heldere omschrijving van het aanbod is daarbij essentieel. Overeenkomstig de gemeentebegroting zal het instituut werken met een produktbegroting.

Artikel 5

Op basis van het KPMG rapport wordt gekozen voor een slagvaardige commissie, bestaande uit maximaal 5 leden. In de meeste ideale situatie wordt hierbij vooral gedacht aan:

  • -

    een voorzitter die goed ingevoerd is in Drontense netwerken;

  • -

    een "penningmeester" die finaniceel onderlegd is (accountant ?);

  • -

    een cultuurwetenschapper;

  • -

    ee ontwikkelingspsycholoog of creatief therapeut;

  • -

    een deskundige op arbeidsvoorwaarden gebied.

Artikel 6

De formulering die hier gebezigd is ten aanzien van onverenigbare betrekkingen is niet van toepassing op die medewerkers van de gemeente Dronten die in het openbaar onderwijs functioneren. Deze zijn immers op grond van de Gemeentewet ook benoembaar als raadslid. Analoog zal men dan ook lid kunnen zijn van deze commissie.

Artikel 7

Op grond van de nieuwe Gemeentewet behoeven voor een bestuurscommissie de bepalingen van belangenverstrengeling niet te worden geformuleerd. Maar omdat met de komst van deze verordening er formeel geen nieuwe rechtspersoon ontstaat, het instituut blijft een gemeentelijke instelling, is de bepaling vanuit de oude gemeentewet toch opgenomen. Wel is direct in lid 2 bepaald dat burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van het verbod om leveringen aan de gemeenten te doen.

Dit is noodzakelijk omdat in de bestuurscommissie wellicht ook leden zitting nemen die als zelfstandige persoon leveringen doen aan de gemeente. Hierbij wordt met name gedacht aan opdrachten vanuit de gemeente aan kunstenaars. Alle leden van de initiatiefgroep zijn van mening dat van hen leveringen aan de gemeente mogelijk moeten zijn, of men nu wel of geen lid is van deze commissie. Dat ligt anders indien geleverd zou worden aan de muziekschool. Dat moet onmogelijk zijn. Gelet op het juridische feit dat de muziekschool geen zelfstandige rechtspersoon is of wordt bij vaststelling van de verordening, is gekozen voor het opnemen van de formulering en ontheffingsmogelijkheid.

Artikel 9

De secretaris heeft een adviserende stem. Dat is de algemeen gebruikelijke juridische bewoording voor het feit dat de secretaris wel mag proberen invloed uit te oefenen, maar dat dat niet verder gaat dan een advies. Stem mag hier niet worden uitgelegd als een stem in de deelname aan stemmingen. Het gaat om de rol en positie van de secretaris.

Artikel 10

Wat de vergaderfrequentie betreft: hier is als minimumeis geformuleerd dat men twee keer vergadert. In die vergaderingen worden dan begroting en rekening vastgesteld. Overigens kan niemand zich voorstellen dat in de toekomstige turbulente tijd die het CMV ingaat, zo weinig vergaderd zal worden!

De in het derde lid omschreven gebruikelijke wijze van openbare aankondiging van een vergadering is een advertentie in de krant, met een afkondiging in de publikatiekast.

Daarnaast kan de commissie er voor kiezen ook de ouders via bijvoorbeeld de schoolkrant te informeren.

Gelet op de hechte banden met "de gemeente" worden alle stukken in tweevoud naar het gemeentehuis gezonden. Een set zal voor de verantwoordelijke beleidsafdeling zijn, de andere set verdwijnt in het gemeentelijk archief.

Artikel 13 en artikel 14

Ogenschijnlijk zit er een tegenstrijdigheid in de artikelen 13, lid 4 en artikel 14, lid 2. Gewezen wordt op het feit dat in artikel 13 alleen maar de rechtsgeldigheid van stemmingen in het geding is, terwijl er in artikel 14 daarnaast wordt aangegeven hoe er, als er een rechtsgeldige stemming heeft plaatsgevonden, moet worden omgegaan met blanco stemmen.

Artikel 18

Hier is de woordelijke omschrijving van het spreekrecht dat de gemeenteraad in zijn eigen commissievergaderingen heeft geregeld, opgenomen.

Artikel 21

In het huishoudelijk reglement zal onder meer het volgende geregeld moeten worden.

Het moment van aftreden van de eerstbenoemde commissieleden. Dit zal moeten afwijken van de regel die in de verordening is opgenomen om te voorkomen dat het voltallige bestuur op hetzelfde moment vertrekt. Hier zal dus in moeten worden afgeweken van de letter van de verordening.

Voorts zal in dit reglement worden opgenomen hoe de betrokkenheid van (ouders van) leerlingen bij het schoolbeleid is geregeld. Hier wordt gedacht aan het instellen van een ouderraad.