Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2008

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van het college van 9 oktober 2007, No. B07.001231

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1983;

gezien het advies van de raadscommissie van november 2007;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2008 (Verordening parkeerbelastingen 2008).

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren:

    het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen danwel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder:

    degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur:

    parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, danwel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, danwel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

      • 3.

        De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6. Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte danwel door middel van parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

    Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven. Het college geeft omtrent een en ander nadere regels.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9. Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen:

    • a.

      bij contante voldoening op de dag der aanzegging € 3,00;

    • b.

      bij latere voldoening, dan op de dag der aanzegging € 40,00.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van een wielklem bedragen € 45,38.

  • 3.

    • a.

      De kosten voor het overbrengen en bewaren bedragen € 113,45;

    • b.

      indien het bewaren langer geschiedt dan een dag, wordt het bedrag, genoemd onder a., verhoogd per dag met € 11,34; hierbij wordt een gedeelte van een dag voor een volledige dag gerekend.

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12. Inwerkingtreding, overgangsbepalingen en citeertitel

  • 1. De Verordening Parkeerbelastingen 2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening parkeerbelastingen 2008.

Ondertekening

Dronten, 29 november 2007

De raad van Dronten,

voorzitter

mr. A.B.L. de Jonge

griffier

D. Petrusma

TARIEVENTABEL behorende bij de "Verordening parkeerbelastingen 2008"

ONDERDEEL I Tarief van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a voor het parkeren

Het tarief voor het parkeren op voor het betaald parkeren aangewezen openbare wegen, weggedeelten, bermen en terreinen, daaronder begrepen parkeerplaatsen bedraagt:

voor het seizoen, lopende van 1 april tot en met 30 september van maandag tot en met zondag van 09.00 uur tot 21.00 uur per dag of gedeelte van een dag € 3,00.

ONDERDEEL II Tarief van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een parkeervergunning

Het tarief voor een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor het seizoen van 1 april tot en met 30 september, bedraagt:

voor een vergunning voor één motorvoertuig € 30,00.

Behoort bij raadsbesluit van 29 november 2007 tot vaststelling van de "Verordening parkeerbelastingen 2008".

De griffier van Dronten,