Nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten

Geldend van 05-10-2020 t/m heden

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten

Inleiding

In de nadere regels Jeugdhulp vind je regels en afspraken die zijn gemaakt rondom jeugdhulp in de gemeente Dronten. Je kunt lezen wat je van de gemeente Dronten kunt verwachten, maar je leest ook wat wij van jou en jouw ouders verwachten (hoofdstuk 1). De regels en afspraken in deze nadere regels vullen de verordening sociaal domein aan. De begrippen en afkortingen die wij gebruiken, leggen wij uit in hoofdstuk 6.

Wij spreken kinderen en jongeren graag aan met je en jij, vandaar dat wij dit in deze nadere regels ook doen.

Ondersteuning op maat

De Jeugdwet is een kaderwet. Dat betekent dat de gemeente veel ruimte heeft bij het maken van regels over deze wet. De gemeente biedt jou maatwerkondersteuning als dat noodzakelijk is voor jou om gezond en veilig op te groeien, te kunnen groeien naar zelfstandigheid, je voldoende te kunnen redden en mee kunnen doen in de maatschappij. Dit betekent ook dat er allerlei vormen van hulp en ondersteuning bestaan die goed en zinvol kunnen zijn voor jou, maar waarbij de gemeente jou geen maatwerkondersteuning biedt.

In de hoofdstukken 2 en 3 kun je lezen welke hulp en ondersteuning wij niet, of alleen in uitzonderlijke gevallen bieden. Dit zijn de zogenaamde buitengrenzen van de regels op het gebied van jeugdhulp in Dronten. Wij kijken altijd naar jouw specifieke situatie. Zo gebruiken wij zo nodig de omgekeerde toets. Dit is een werkwijze waarbij wij onderzoeken of wij toch maatwerkondersteuning of een andere vorm van ondersteuning moeten inpassen. Ook als jouw situatie niet past binnen de regels van de wet.

Bovendien hebben wij een hardheidsclausule. Een hardheidsclausule is een mogelijkheid om af te wijken van de wet. Hierover vind je meer informatie in hoofdstuk 6.

Het kan zijn dat jij hulp vraagt, maar dat de gemeente jou die hulp niet kan bieden. In die gevallen ondersteunen wij jou om jouw vraag ergens anders te stellen. Als dat nodig is brengen wij je in contact met mensen of organisaties die jou wel kunnen helpen.

Samen met jou

Vaak is het nodig om over jouw hulpvraag te overleggen binnen de gemeente. Dit doen wij met mensen die het belangrijk vinden dat het goed met jou gaat of met bijvoorbeeld jouw school of hulpverleners die bij jou betrokken zijn. In verreweg de meeste gevallen doen wij dat samen met jou of in overleg met jou en/of jouw ouder(s). Heel soms komt het voor dat wij niet van tevoren met jou en/of jouw ouder(s) hierover kunnen overleggen, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een onveilige situatie voor jou. Zodra het mogelijk is, zullen wij jou alsnog vertellen met wie en waarover wij hebben gesproken.

Inwoners die het niet eens zijn met de beslissingen van de gemeente, kunnen dit voorleggen aan de rechter. De rechter doet dan uitspraak in de zaak. Dit wordt jurisprudentie genoemd. Deze jurisprudentie verwerken wij in de nadere regels. Ook merken wij soms dat de regels die wij gemaakt hebben in de praktijk niet zo werken zoals wij graag willen. Ook die ervaringen verwerken wij in de nadere regels. Dit is de reden waarom nadere regels in de toekomst kunnen worden aangevuld of aangepast.

Hoofdstuk 1

Verzoek om ondersteuning

1.1 Jouw rol

  • Je bent in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om jouw probleem op te lossen en/of kansen te pakken. Dit doe je samen met de mensen uit je omgeving die het belangrijk vinden dat het goed gaat met je.

  • Je kunt vaak al een deel van jouw problemen oplossen door erover te praten met mensen uit je omgeving, die je goed kennen en dicht bij je staan. Je kunt samen met deze mensen een plan maken, waarin staat wat je zelf kunt doen om jouw situatie te verbeteren. Vervolgens ga je aan de slag gaan met dit door jullie bedachte plan.

  • Je kunt gratis gebruik maken van cliëntondersteuning als je het moeilijk vindt om jouw problemen goed te verwoorden of toe te lichten.

1.2 De rol van de gemeente

  • Wij kunnen je – als dat nodig is – helpen bij het zoeken naar naar mogelijkheden om jouw situatie te verbeteren. Je kunt jouw hulpvraag aan de gemeente vertellen door een brief of e-mail te sturen, te bellen of door aan te kloppen bij de praktijkondersteuner van de huisarts of je schoolmaatschappelijk werker. Wij gaan dan met jou praten over jouw hulpvraag.

  • Wij gaan met je in gesprek over jouw hulpvraag en vragen bijvoorbeeld wat je zelf al hebt gedaan om jouw situatie te verbeteren en wie je daarbij hielp of kan helpen. Samen met jou bekijken wij wie het belangrijk vindt dat het goed met jou gaat. Wij gaan samen met jou met die mensen in gesprek.

  • Als dat nodig is, doen wij nog verder onderzoek. Daarna bedenken wij samen een plan waarin staat wat je zelf kunt doen om jouw situatie te verbeteren. Ook kijken wij wat je samen met de mensen die het belangrijk vinden dat het goed met jou gaat kunt doen om jouw situatie te verbeteren.

  • Als het je zelf niet lukt om de situatie te verbeteren, helpen wij je bij het zoeken naar oplossingen. Denk bijvoorbeeld aan ondersteuning die vrij toegankelijk is, zoals (school)maatschappelijk werk, de jeugdgezondheidszorg en maatschappelijke organisaties, zoals De Meerpaal. Er zijn ook oplossingen vanuit andere wetten mogelijk. Een voorbeeld daarvan is de Zorgverzekeringswet. Als je nog andere ondersteuning nodig hebt, kunnen wij maatwerk-ondersteuning bieden.

  • Als maatwerk-ondersteuning voor jou noodzakelijk is, dan krijg je die. Wij gaan dan samen met jou onderzoeken wat voor soort ondersteuning bij jou past. Het kan zijn dat je om een bepaalde vorm van hulp vraagt, terwijl uit ons onderzoek blijkt dat deze hulp niet noodzakelijk is voor je. Er zijn een paar vormen van hulp waarvoor je niet bij de gemeente kunt aankloppen. Hierover lees je meer in hoofdstuk 2.

1.3 Onderzoek

Als je vraagt om maatwerk-ondersteuning, onderzoeken wij eerst wat de kern van jouw probleem is. Daarbij betrekken wij mensen die het belangrijk vinden dat het goed met jou gaat. Soms zijn er problemen in jouw gezin, waardoor het niet goed met jou gaat. Het kan ook zo zijn dat niet alleen jij problemen hebt, maar ook een van jouw ouders of een broertje of zusje. De gemeente heeft de taak om dat allemaal te onderzoeken.

Het kan zijn dat uit ons onderzoek blijkt dat er iets anders of iets meer aan de hand is dan de hulpvraag die je ons hebt gesteld. Wij zullen dat dan met jou bespreken. Als blijkt dat er een verband is tussen jouw probleem en andere problemen binnen het gezin, kunnen wij ook daar meekijken en als dat nodig is ondersteuning bieden.

Dat doen wij op de volgende manier:

  • Wij bespreken jouw hulpvraag.

  • Wij onderzoeken of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen en stoornissen. Eventueel vragen wij deskundigen om ons hierbij te helpen. Een arts, een psycholoog of een hulpverlener die jou eerder heeft geholpen, bijvoorbeeld.

  • Wij onderzoeken wat je nodig hebt om gezond en veilig op te groeien, te kunnen groeien naar zelfstandigheid, jezelf voldoende te kunnen redden en mee te kunnen doen in de maatschappij.

  • Wij onderzoeken wat jij, anderen in jouw gezin of de mensen uit jouw omgeving kunnen doen om de situatie te verbeteren. Wij onderzoeken daarbij de mogelijkheden, draagkracht en belastbaarheid van jou, van anderen in jouw gezin en van de mensen uit jouw omgeving.

  • Het kan zijn dat wij jouw ouder(s) vragen om te helpen bij het oplossen van jouw probleem. Wij houden dan uiteraard rekening met het belang van jouw ouder(s) om voldoende zelfredzaam te zijn en mee te kunnen doen in de maatschappij. Hiermee bedoelen wij bijvoorbeeld dat ze zichzelf kunnen redden en geld verdienen/een (gezins)inkomen hebben.

  • Ook onderzoeken wij of er een andere manier is om jou te helpen en ondersteunen om je situatie te verbeteren. Met welzijnswerk, andere voorzieningen of hulp vanuit andere wetten bijvoorbeeld.

  • Wij bieden alleen maatwerk-ondersteuning als jouw eigen mogelijkheden, de hulp van mensen uit jouw gezin of jouw omgeving, vrij toegankelijke voorzieningen en voorliggende voorzieningen jou niet voldoende helpen om je probleem op te lossen.

1.4 Het besluit

Na jouw verzoek tot ondersteuning en onderzoek neemt de gemeente een besluit. Wij sturen je hierover een bericht.

Wij leggen in het besluit in elk geval vast:

  • Wat jouw hulpvraag was.

  • Welke problemen en/of stoornissen er spelen in jouw gezin.

  • Welk probleem er als eerste zou moeten worden aangepakt. Dit is het geval als er meerdere problemen spelen in jouw gezin.

  • Wat er nodig is om te zorgen dat je:

    • a.

      gezond en veilig opgroeit;

    • b.

      je kunt groeien naar zelfstandigheid;

    • c.

      je voldoende kunt redden;

    • d.

      mee kunt doen in de maatschappij.

  • Wat jezelf doet om jouw situatie te verbeteren.

  • Welke hulp er door anderen in jouw gezin en/of de mensen uit jouw omgeving geboden zal worden.

  • Welke vrij toegankelijke en/of voorliggende voorzieningen jouw situatie kunnen verbeteren.

  • Welke maatwerkondersteuning jij krijgt.

Soms verwijzen wij in ons besluit naar een verslag, rapport of ander schriftelijk stuk, omdat daarin de redenen staan voor ons besluit. In die gevallen sturen wij dat verslag, rapport of ander schriftelijk stuk mee met het besluit.

1.5 Maatwerkondersteuning

  • 1.

    Als jij maatwerk-ondersteuning nodig hebt onderzoeken wij samen met jou eerst of er een aanbieder is met een contract bij de gemeente die jou kan helpen.

  • 2.

    Niet-gecontracteerde aanbieders kunnen ingezet worden als:

    • wij dat noodzakelijk vinden; en

    • vaststaat dat gecontracteerde aanbieders jou niet kunnen helpen; en

    • de niet-gecontracteerde aanbieder aan alle wettelijke (kwaliteits)eisen uit de verordening voldoet; en

    • de niet-gecontracteerde aanbieder werkt volgens de verordening en deze regels.

  • 3.

    Wij spreken vooraf met jou en de aanbieder af welke resultaten gehaald moeten worden. Als iedereen het eens is met die resultaten, gaan jullie samen aan de slag.

  • 4.

    De hulp is altijd gericht op het verbeteren van jouw situatie. Maar ook op het versterken van jouw eigen kracht en die van de mensen uit jouw omgeving. Dit kan betekenen dat de hulp gericht is op het oplossen van het probleem. Als dat niet kan, wordt er ingezet op het normaliseren en stabiliseren van jouw situatie.

  • 5.

    De aanbieders kunnen gebruik maken van bijvoorbeeld e-health en groepsaanbod. Je kunt hierdoor bijvoorbeeld de aangeleerde vaardigheden oefenen.

  • 6.

    Het is vaak zo dat de ondersteuning die je krijgt na een tijdje niet meer nodig is. De aanbieders werken er naar toe dat de mensen die dichtbij jou staan, je kunnen ondersteunen.

  • 7.

    Als je geen maatwerk-ondersteuning meer nodig hebt, kun je nog wel gebruikmaken van vrij toegankelijke voorzieningen. Dit is ondersteuning waarvoor je geen besluit van de gemeente nodig hebt. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning door de gids zelf, door een jeugdwelzijnsorganisatie of via een stichting. Dit gaat altijd in overleg met de organisatie of persoon die de ondersteuning biedt.

  • 8.

    De aanbieders proberen toe te werken naar lichtere vormen van ondersteuning. Je kunt dan denken aan het stopzetten van de behandeling en verdergaan met begeleiding.

  • 9.

    De gemeente vraagt aanbieders van jeugdhulp om te voorkomen dat zij een wachtlijst hebben. Er kunnen zich 2 situaties voordoen waarbij er sprake is van een wachtlijst:

  • 1. De gemeente heeft al een besluit genomen dat je hulp krijgt van een bepaalde aanbieder. Als de aanbieder niet op tijd kan starten met de hulp, moet deze met jou afspreken wat jullie gaan doen in de periode voordat de hulp start.

  • 2. De gemeente heeft nog geen besluit genomen, maar de aanbieder die jou zou kunnen helpen heeft een wachtlijst. Als je hierdoor niet op tijd de hulp kunt krijgen die je nodig hebt, overleggen wij of een andere gecontracteerde aanbieder je kan helpen. Als dat niet zo is, kunnen wij samen met jou besluiten dat een aanbieder die geen contract met ons heeft, jou helpt.

1.6 Verval van recht

  • 1.

    Jouw recht op ondersteuning vervalt als je hier binnen 3 maanden na het besluit nog geen gebruik van hebt gemaakt (artikel 1.3.8 Verordening Sociaal Domein).

  • Daarvan is in elk geval sprake als:

    • De hulpverlener om informatie vraagt en jij die niet wilt geven, terwijl deze gegevens wel nodig zijn om jou te kunnen helpen.

    • Je 3 keer niet op jouw afspraak met je hulpverlener bent verschenen en je dit niet uiterlijk 24 uur van tevoren hebt laten weten. Het is belangrijk dat je de afspraken met jouw hulpverlener nakomt. Die meldt het namelijk bij de gemeente als je 3 keer niet bent komen opdagen, zonder je op tijd (uiterlijk 24 uur van tevoren) af te melden. Als je 3 keer zonder tijdige afzegging niet op de afspraak bent verschenen, gaan wij met jou in gesprek.

    • De situatie tijdens de inzet van hulp niet voldoende verbetert omdat jij en/of jouw ouder(s) er zelf er niet genoeg aan doen. Ook dan gaan wij met jou en/of jouw ouder(s) in gesprek.

  • 2.

    Nadat wij met jou en/of jouw ouder(s) gesproken hebben over de situaties die hierboven beschreven zijn, kunnen wij het besluit intrekken. In dat geval kun je geen gebruik meer maken van de hulp.

  • 3.

    Jeugdhulp in Dronten zetten wij resultaatgericht in. Aan het traject van de aanbieder van maatwerk-ondersteuning is een bedrag gekoppeld, waarmee de afgesproken resultaten moeten worden bereikt. Anders gezegd: als je je afspraken niet nakomt, heeft de aanbieder hier financieel nadeel van. Daarom geldt dat je afspraken ten minste 24 uur van tevoren moet afzeggen. Zeg je de afspraak te laat af of kom je niet op de afspraak en heb je dit ook niet (op tijd) laten weten, dan mag de aanbieder de kosten van deze afspraak bij jou in rekening brengen.

Hoofdstuk 2

Wanneer bieden wij geen maatwerkondersteuning?

Wij vinden het belangrijk dat je weet wat je van de gemeente kunt verwachten. Daarom vertellen wij in dit hoofdstuk in welke gevallen wij geen maatwerkondersteuning bieden.

De gemeente biedt jou alleen maatwerkondersteuning als dat noodzakelijk voor je is om gezond en veilig op te groeien, te kunnen groeien naar zelfstandigheid, je voldoende te kunnen redden en mee te kunnen doen in de maatschappij. Dat betekent ook dat er allerlei vormen van hulp en ondersteuning bestaan die goed en zinvol kunnen zijn voor jou, maar waarbij de gemeente geen maatwerkondersteuning biedt.

De gemeente biedt in ieder geval geen maatwerkondersteuning als het gaat om:

  • ondersteuning die niet is gericht op het aanpakken van het belangrijkste probleem;

  • ondersteuning die niet evidence-based is (waarvoor geen wetenschappelijk bewijs is of het helpt);

  • voor- en vroegschoolse educatie;

  • kinderopvang;

  • hulp waarvoor je verzekerd bent;

  • hulp die valt onder de Wet langdurige zorg;

  • inzet van een niet-gecontracteerde aanbieder na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts;

  • zelfverwijzingen die niet volgens de Dronter Koers zijn gedaan;

  • inzet van meer dan één jeugd-GGZ traject voor dezelfde hulpvraag;

  • vaktherapie;

  • zwemles;

  • kindercoaching.

2.1 Ondersteuning die niet is gericht op het aanpakken van het belangrijkste probleem

  • 1.

    Als er verschillende problemen spelen in jouw gezin, en maatwerkondersteuning noodzakelijk is, kijken wij welke hulp wij het beste als eerste kunnen inzetten om de situatie te verbeteren.

  • 2.

    Naast de gemeente mogen ook de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts naar jeugdhulp verwijzen. Wij willen zorgen dat de hulp die jij en jouw gezin krijgen, zich richt op verbetering van het belangrijkste probleem. Als er meerdere vormen van hulp worden geboden, vinden wij het belangrijk dat er samenhang is tussen die hulp. Daarom onderzoeken wij, ook bij een verwijzing van de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts, altijd welke hulp er al in jouw gezin wordt ingezet. Vervolgens onderzoeken wij of het noodzakelijk is dat de hulp wordt ingezet.

  • 3.

    Een behandeling wordt alleen ingezet als er voldoende stabiliteit in een gezin is. Als je om behandeling vraagt en wij vinden dat dit niet kan worden ingezet, kijken wij samen met jou wat er nodig is om jouw situatie toch te verbeteren. Ook onderzoeken wij dan wat er nodig is om de situatie te stabiliseren zodat de noodzakelijke behandeling alsnog kan worden ingezet.

2.2 Ondersteuning die niet evidence-based is

Evidence-based houdt in dat er er wetenschappelijk bewijs is voor de werking van een behandeling of voorziening. Wij baseren ons daarbij in de eerste plaats op de gegevens die het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) hierover verzamelt.

De gemeente biedt geen maatwerkondersteuning voor hulp waarvan de werking uit medisch-wetenschappelijk onderzoek onvoldoende is gebleken. Dat betekent dat wij de hulp niet inzetten als er onvoldoende medisch-wetenschappelijk bewijs is dat het kan bijdragen aan het verbeteren van jouw situatie. Een voorbeeld hiervan is hulp waarbij dieren worden ingezet. Je kunt dan denken aan: therapie met dieren, begeleiding met dieren en begeleiding bij het verzorgen van dieren.

2.3 Voor- en vroegschoolse educatie

De gemeente biedt geen maatwerkondersteuning in de vorm van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is geen jeugdhulp, maar een onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid van de gemeente Dronten. Kleuters met een taalachterstand worden binnen de VVE voorbereid op de basisschool. De kinderopvang zorgt voor de voor- en vroegschoolse educatie. De jeugdgezondheidszorg in Dronten regelt de VVE.

2.4 Kinderopvang

  • 1.

    Als je alleen opvang nodig hebt omdat jouw ouders niet beschikbaar zijn (bijvoorbeeld omdat zij aan het werk zijn), dan biedt de gemeente daarvoor geen maatwerkondersteuning. Jouw ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het regelen en betalen van buitenschoolse opvang (BSO), een kinderdagverblijf of een gastouder. Als jouw ouders werken, hebben ze recht op kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Als jouw ouders om sociale- of gezondheidsredenen niet kunnen werken en niet voor je kunnen zorgen, dan kunnen zij bij de gemeente vragen om een sociaal-medische indicatie. Dit is geen vorm van jeugdhulp, maar een bijzondere regeling binnen de gemeente.

2.5 Hulp waarvoor je verzekerd bent

  • 1.

    De gemeente zet geen maatwerkondersteuning in als je de benodigde hulp kunt krijgen vanuit het basispakket van de zorgverzekering.

  • 2.

    Als je (of jouw ouders voor jou) een aanvullende zorgverzekering hebt afgesloten, dan kun je vanuit die aanvullende verzekering in sommige gevallen de nodige hulp krijgen. De gemeente biedt dan geen maatwerkondersteuning.

  • 3.

    Als uit ons onderzoek blijkt dat de hulp die je nodig hebt vermoedelijk in aanmerking komt voor vergoeding vanuit de Zorgverzekeringswet, dan doe je eerst een aanvraag voor hulp bij jouw zorgverzekeraar. Dit doe je voordat wij jouw verzoek om maatwerkondersteuning in behandeling nemen.

2.6 Hulp die valt onder de Wet langdurige zorg

  • 1.

    De gemeente zet geen maatwerkondersteuning in als je de benodigde hulp kunt krijgen vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • 2.

    Als uit ons onderzoek blijkt dat je vermoedelijk in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie, dan doe jij eerst een Wlz-aanvraag. Daarna nemen wij jouw verzoek voor maatwerkondersteuning in behandeling.

  • 3.

    Je doet in elk geval een aanvraag voor hulp vanuit de Wlz, als:

    • je een blijvende behoefte hebt aan permanent toezicht;

    • je 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebt vanwege een somatische, verstandelijke, lichamelijke, zintuigelijke of meervoudige beperking.

  • 4.

    Als je hulp krijgt vanuit de Wlz en een ggz-behandeling nodig hebt, dan kun je bij de gemeente hiervoor een verzoek indienen. In sommige gevallen valt zo’n behandeling namelijk niet onder de Wlz.

  • 5.

    Als je hulp krijgt vanuit de Wlz kun je bij de gemeente nog wel een verzoek doen voor pleegzorg.

2.7 Inzet van een niet-gecontracteerde aanbieder na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Als je door jouw huisarts, medisch specialist of jeugdarts wordt verwezen naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, dan nemen wij hierover contact op met jou. Wij onderzoeken dan samen met jou of je kunt worden geholpen door een gecontracteerde aanbieder. Als dat zo is (en je kiest toch voor een niet-gecontracteerde aanbieder) dan bieden wij daarvoor geen maatwerkondersteuning. Je moet dan zelf deze hulp betalen, eventueel samen met jouw ouders.

2.8 Zelfverwijzingen die niet volgens de Dronter Koers zijn gedaan

Bij sommige aanbieders van jeugdhulp werken medisch specialisten of jeugdartsen. Zij mogen verwijzen naar jeugdhulp. Daarbij kunnen zij ook naar zichzelf verwijzen. De aanbieders waarmee wij een contract hebben om behandeling te bieden sluiten zich aan bij de Dronter Koers. Als zo’n aanbieder toch naar zichzelf verwijst, dan nemen wij contact met je opom te bepalen wat noodzakelijk is. Het kan zijn dat daaruit blijkt dat maatwerkondersteuning niet noodzakelijk is. Of dat er andere ondersteuning nodig is. In die gevallen bieden wij geen of andere maatwerkondersteuning en nemen wij de verwijzing naar de eigen organisatie niet over.

2.9 Inzet van meer dan 1 jeugd-GGZ traject voor dezelfde hulpvraag

  • 1.

    De gemeente biedt geen maatwerkondersteuning als er al een jeugd-GGZ traject is afgerond en voor diezelfde hulpvraag opnieuw om een zelfde soort traject wordt gevraagd.

  • 2.

    De gemeente biedt ook geen maatwerkondersteuning als er al een jeugd-GGZ traject loopt en voor diezelfde hulpvraag daarnaast nog een jeugd-GGZ traject wordt gevraagd.

2.10 Vaktherapie

  • 1.

    De gemeente biedt vaktherapie als het onderdeel is van een breder, multidisciplinair behandeltraject. Dit betekent dat de gemeente geen maatwerkondersteuning biedt als het alleen gaat om vaktherapie. Wel bieden wij in de vorm van preventief aanbod vaktherapie aan binnen het primair onderwijs. Beeldende therapie, dans-, drama- en muzuekterhapie, psychomotorische (kinder)therapie en speltherapie vallen onder vaktherapie.

  • 2.

    Het kan zijn dat jij of jouw ouders vanuit een aanvullende verzekering een vergoeding voor vaktherapie kunnen krijgen. Voor de kosten die de verzekering niet vergoedt zijn jullie zelf verantwoordelijk.

2.11 Zwemles

  • 1.

    Het halen van een zwemdiploma is in Nederland gebruikelijk, maar niet verplicht. Jouw ouders mogen zelf besluiten of zij jou op zwemles doen en 1 of meer diploma’s laten halen. Jouw ouders zijn ook verantwoordelijk voor het betalen van de zwemles.

  • 2.

    Als er problemen zijn waardoor het voor jou lastig is om bij een reguliere zwemschool zwemles te volgen, kun je via de Stichting Onder Dak zwemles volgen in kleine groepen.

2.12 Kindercoaching

  • 1.

    Jouw ouders zijn in de eerste plaats verantwoordelijk om oog te hebben voor jouw belangen. Misschien heb je ook wel een leraar, familielid, kennis of iermand anders in jouw omgeving die dit voor jou kan doen. Als dat niet zo is, dan kunnen jouw ouders iemand vragen om dat voor je te doen. Als daar kosten aan verbonden zijn, dan betalen jouw ouders die zelf. De gemeente biedt geen maatwerkondersteuning in de vorm van kindercoaching.

  • 2.

    Als er problemen zijn waardoor maatwerkondersteuning nodig is, is binnen die hulp natuurlijk wel oog voor jouw belangen en word je (indien nodig) door jouw hulpverlener gecoacht.

Hoofdstuk 3

Mogelijke jeugdhulp in combinatie van bredere jeugdhulpinzet

Er zijn een paar situaties waarin slechts in uitzonderlijke gevallen door de gemeente maatwerkondersteuning wordt ingezet. De uitzondering wordt telkens in het artikel genoemd. De situaties waar het om gaat zijn:

  • als er sprake is van een ontheffing van de leerplicht;

  • kortdurend verblijf;

  • diagnostiek;

  • second opinion;

  • ondersteuning binnen de school, tijdens onderwijstijd;

  • ondersteuning bij dyslexie;

  • intelligentieonderzoek;

  • vervoer;

  • echtscheiding.

3.1 Als er sprake is van een ontheffing van de leerplicht

Als je een ontheffing van de leerplicht hebt en daardoor niet naar school gaat, betekent dat niet dat je dan automatisch maatwerkondersteuning krijgt. Als jij je met deze hulpvraag bij de gemeente meldt, onderzoeken wij deze. Daarbij volgen wij onze gebruikelijke werkwijze. Deze is beschreven in de verordening en in deze nadere regels. Uit dat onderzoek zal blijken of je maatwerkondersteuning nodig hebt tijdens een ontheffing van de leerplicht.

3.2 Kortdurend verblijf

De gemeente biedt kortdurend verblijf als deze ontlastingszorg onderdeel is van een bredere jeugdhulpinzet. Dit betekent dat de gemeente geen maatwerkondersteuning biedt als het alleen gaat om ontlastingszorg.

3.3 Diagnostiek

De gemeente biedt alleen diagnostiek als dit onderdeel is van een bredere jeugdhulpinzet. Denk hierbij aan behandeling en/of behandeladviezen. Diagnostiek houdt in dat er een beeld wordt gevormd van het probleem, de oorzaak en indien mogelijk een oplossing.

3.4 Second opinion

De gemeente biedt alleen een second opinion als nieuw diagnostisch onderzoek noodzakelijk is. Bij een second opinion wordt een tweede (onafhankelijke) deskundige om een diagnose gevraagd. Dit wordt gedaan wanneer er twijfel bestaat over de uitslag van een eerste onderzoek. Vraag je een second opinion bij de gemeente aan, dan zal er eerst bekeken worden in hoeverre dit gegrond is. Wij hebben daarbij het rapport van het eerste onderzoek nodig.

3.5 Ondersteuning binnen de school, tijdens onderwijstijd

  • 1.

    Het pedagogisch klimaat en de pedagogische vaardigheden van leerkrachten zijn de verantwoordelijkheid van de school en het samenwerkingsverband waar de school deel van uitmaakt. Het samenwerkingsverband heeft de kennis in huis om de leerkrachten te ondersteunen. De gemeente werkt samen met de school om de hulp rondom het kind goed te organiseren. Voor deze samenwerking is het niet mogelijk om een maatwerkvoorziening in te zetten.

  • 2.

    De gemeente biedt op verschillende manieren hulp op de scholen, bijvoorbeeld door inzet van de Sterk-producten, schoolmaatschappelijk werkers en GGZ op school in het voortgezet onderwijs.

  • 3.

    Maatwerkondersteuning binnen de school, tijdens onderwijstijd, wordt ingezet vanuit passend onderwijs en niet door de gemeente.

  • 4.

    Als je toch vindt dat maatwerkondersteuning moet worden ingezet binnen de school, tijdens onderwijstijd, dan kun je de gemeente daarom vragen. De gemeente neemt jouw verzoek alleen in behandeling als:

    • .

      je minimaal 2 keer bent besproken in het basisteam (primair onderwijs) of het zorgoverleg (voortgezet onderwijs);

    • .

      je school een dossier heeft met daarin alle belangrijke informatie over jou en hoe het met jou gaat;

    • .

      er een OPP(ontwikkelingsperspectief) is, dat minimaal een periode van 6 maanden actief is en maximaal 6 maanden geleden is geëvalueerd met jou en/of jouw ouder(s).

    • .

      het basisteam een aanvraagformulier heeft ingevuld;

    • .

      school voor jou een TLV (toelaatbaarheidsverklaring) of een arrangement toegekend heeft gekregen;

    • .

      alle hierboven genoemde gegevens (verslagen van het basisteam, jouw dossier, het OPP, de stukken rondom de aanvraag van een TLV of arrangement) en daarnaast alle andere stukken die van belang zijn voor het besluit van de gemeente, zoals handelingsplannen, aan de gemeente worden gegeven.

3.6 Ondersteuning bij dyslexie

De gemeente biedt geen maatwerkondersteuning bij dyslexie als:

  • je jonger bent dan 7 jaar;

  • je ouder bent dan 12 jaar;

  • je naar een cluster-2 school gaat;

  • er bij jou geen ernstige enkelvoudige dyslexie is vastgesteld met het protocol ‘Dyslexie, Diagnose en behandeling’;

  • er andere ontwikkelingsproblemen zijn die eerst moeten worden verbeterd voordat de dyslexie behandeld kan worden.

3.7 Intelligentieonderzoek

  • 1.

    Als een intelligentieonderzoek nodig is, dan is jouw school hiervoor verantwoordelijk. Een intelligentieonderzoek geeft zicht op jouw niveau en leerproces en helpt bij het vaststellen van wat passend onderwijs voor jou is.

  • 2.

    Als jij en/of jouw ouders om andere redenen een intelligentieonderzoek willen, is dat jullie eigen verantwoordelijkheid. De kosten voor een dergelijk onderzoek betalen jouw ouders dan zelf.

  • 3.

    Tijdens de inzet van maatwerk-ondersteuning wordt soms een intelligentie-onderzoek afgenomen. Dit gebeurt als het intelligentieonderzoek onderdeel is van een diagnostisch onderzoek.

3.8 Vervoer

  • 1.

    Je zorgt zelf, samen met jouw ouder(s), dat je naar de jeugdhulpaanbieder kunt gaan.

  • 2.

    Kun je niet zelf of met jouw ouders of de mensen uit jouw omgeving voor vervoer naar jouw hulpverlener zorgen, dan kun je alleen een aanvraag doen voor een vervoersvoorziening als:

    • je vervoer nodig hebt naar en van de plek waar je maatwerkondersteuning krijgt;

    • je niet in staat bent om zelfstandig te reizen en/of er een medische noodzaak is voor (aangepast) vervoer;

    • jouw ouder(s) en de mensen uit jouw omgeving vanwege beperkingen in hun mogelijkheden, draagkracht en/of belastbaarheid jou niet kunnen helpen met het reizen naar en van de plek waar je maatwerkondersteuning krijgt. Bij het beantwoorden van deze vraag onderzoeken wij of:

      • a.

        jouw ouder(s) en de mensen uit jouw omgeving in staat zijn om jou te helpen met het reizen;

      • b.

        jouw ouder(s) en de mensen uit jouw omgeving beschikbaar zijn om jou te helpen met het reizen;

      • c.

        jouw ouder(s) en de mensen uit jouw omgeving overbelast raken als ze jou helpen met het reizen;

      • d.

        er financiële problemen in het gezin ontstaan als jouw ouder(s) en de mensen uit jouw omgeving jou helpen met het reizen.

  • 3.

    Als wij besluiten dat je een vervoersvoorziening nodig hebt voor het vervoer naar en van de plek waar je maatwerkondersteuning krijgt, dan leggen wij dat vast in hetzelfde besluit als waarin jouw maatwerkondersteuning staat.

3.9 Echtscheiding

  • 1.

    Alles wat te maken heeft met de echtscheiding van jouw ouders valt niet onder jeugdhulp. Soms is het zo dat een scheiding of de ruzie en spanningen tot problemen bij jou leiden, zoals een trauma of hechtings- en opvoedproblemen. Je kunt dan contact met ons opnemen. Ook als je problemen hebt door de echtscheiding, is het zo dat jouw ouders eerst de ruzies en spanningen moeten oplossen. De inzet van maatwerkondersteuning heeft namelijk vaak geen effect als de oorzaak van jouw problemen niet wordt weggenomen.

  • 2.

    Jouw ouders kunnen gebruikmaken van vrij toegankelijke voorzieningen om de situatie te verbeteren, zoals:

    • mediation (hiervoor is soms financiële ondersteuning mogelijk via rechtsbijstand);

    • ouderschapsbemiddeling;

    • begeleide omgang;

    • kindvertegenwoordiger;

    • ouderschapsbijeenkomsten;

    • kindtraining Twee Huizen.

  • 3.

    De gemeente werkt samen met de rechtbank Midden-Nederland. Als jouw ouders een echtscheidingsprocedure hebben bij de rechtbank, dan kan deze besluiten dat de gemeente jouw ouders maatwerk-ondersteuning moet bieden. De gemeente maakt dan aan de hand van het besluit van de rechtbank met jouw ouders afspraken over de hulp. Als jouw ouders niet meewerken aan die hulp, of als de hulp te weinig effect heeft, stuurt de gemeente een bericht naar de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming. Zij besluiten dan hoe het verder gaat.

Hoofdstuk 4

Nadere regels over maatwerkondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb)

In de verordening staan regels voor als je een persoonsgebonden budget (pgb) krijgt. In dit hoofdstuk lees je aanvullende regels voor een pgb.

Omdat de pgb-regels altijd door een volwassene moeten worden gevolgd, richten wij ons in dit hoofdstuk niet tot jou, maar tot jouw ouders, verzorgers en/of de beheerder van het pgb.

Een pgb is geen vorm van hulp. Nadat de gemeente heeft vastgesteld dat maatwerkondersteuning nodig is, onderzoeken wij in welke vorm dit moet worden verstrekt.

  • 1.

    Dat kan zijn in natura. In dat geval regelt de gemeente dat de aanbieder betaald wordt.

  • 2.

    Het kan ook zijn dat maatwerkondersteuning in de vorm van een pgb wordt ingezet. In dat geval is er een budgetbeheerder die namens de jeugdige zorgt dat de aanbieder betaald wordt. Andere belangrijke taken van de budgetbeheerder zijn:

  • contracten afsluiten;

  • de gemeente op de hoogte houden van de voortgang van de hulp;

  • zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is;

  • de administratie bijhouden en zorgen voor evaluatie- en eindverslagen.

Hiervoor schreven wij al dat een pgb geen vorm van hulp is, maar een van de manieren waarop de hulp betaald kan worden. Het onderzoek dat de gemeente doet bij een pgb-aanvraag is daarom ook niet anders dan het onderzoek bij een andere jeugdhulpaanvraag. Dat betekent dat wij dezelfde stappen doorlopen als bij maatwerkondersteuning in natura.

Waar wij in dit hoofdstuk over ‘u’ spreken bedoelen wij daarmee jouw ouder(s)/verzorger(s).

4.1 Een pgb voor maatwerkondersteuning door een persoon uit het gezin of de sociale omgeving van de jeugdige

Soms kan en wil iemand uit het gezin of de sociale omgeving van de jeugdige de maatwerk-ondersteuning bieden. Aan de hand van de regels in de wet, de verordening en deze nadere regels onderzoeken wij of deze persoon vanuit een pgb betaald kan worden:

  • 1.

    Wij onderzoeken of het bieden van de noodzakelijke hulp door u, al dan niet met behulp van de sociale omgeving, verwacht mag worden. Hierbij kijken wij naar:

    • de pedagogische kwaliteiten van u en/of uw omgeving;

    • hoe zwaar het is voor de persoon die de hulp gaat bieden;

    • welke impact de ondersteuning heeft op de andere gezinsleden van die persoon;

    • of bieden van de ondersteuning invloed heeft op het deelnemen aan de maatschappij van die persoon en zijn gezinsleden;

    • hoe lang de ondersteuning duurt;

    • hoe intensief de ondersteuning zal zijn.

  • 2.

    Wij onderzoeken of de persoon die de ondersteuning gaat bieden voldoet aan de volgende kwaliteitseisen:

    • Uit het pgb-uitvoeringsplan blijkt dat de ondersteuning van goed niveau is. En dat de hulp in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend. De hulp is afgestemd op de werkelijke behoefte van de jeugdige.

    • De persoon die de ondersteuning verleent is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Onder recent wordt verstaan: in elk geval niet ouder dan 3 maanden. Deze eis geldt niet voor leden van het gezin van de aanvrager.

    • De kwaliteit van de ondersteuning is zodanig dat met die ondersteuning de afgesproken resultaten kunnen worden behaald.

    • De ondersteuning past bij de persoonlijke situatie van de jeugdige.

    • De ondersteuning is afgestemd met eventuele andere vormen van ondersteuning/hulp/zorg in het gezin.

    • De persoon die de ondersteuning verleent meldt iedere calamiteit of of vorm van geweld die bij de verlening van ondersteuning plaatsvindt.

    • De persoon die de ondersteuning verleent, stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.

  • 3.

    Als blijkt dat de ondersteuner overbelast raakt door het bieden van hulp, dan onderzoeken wij:

    • a

      of andere organisaties of personen ingezet kunnen worden om de noodzakelijke hulp te bieden;

    • b

      of met het verstrekken van een pgb voor de hulp de draagkracht/draaglastverhouding weer in balans kan worden gebracht.

  • 4.

    Als de mogelijkheid onder 3a zich voordoet en toch voor mogelijkheid 3b wordt gekozen, verlenen wij alleen een pgb als in het pgb-plan argumenten worden gegeven voor deze keuze. Uit deze argumenten moet dan blijken dat:

    • het bieden van de hulp niet ten koste gaat van de draagkracht/draaglastverhouding van de hulp biedende persoon en/of een ander gezinslid;

    • het bieden van de hulp niet ten koste gaat van de participatie van de hulp biedende persoon en/of een ander gezinslid;

    • de hulp biedende persoon bekend is met de resultaatgerichte werkwijze van de gemeente en in staat is volgens die werkwijze te werken;

    • de hulp biedende persoon in staat is samen te werken met eventuele andere hulpverleners;

    • de hulp biedende persoon voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor de hulp die geboden wordt;

    • voor het beheer van het pgb iemand wordt aangewezen die voldoet aan de regels die de gemeente daarvoor stelt.

  • 5.

    Wij onderzoeken ook of deze persoon de kwaliteiten heeft die nodig zijn om de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Wij hanteren de wettelijke kwaliteitseisen voor de geboden hulp. Daarbij passen wij de norm van de verantwoorde werktoedeling toe. Hierin staan de wettelijke kwaliteitseisen beschreven waaraan de hulp die geboden wordt moet voldoen.

  • 6.

    Wij onderzoeken in hoeverre een pgb noodzakelijk is om de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Wij onderzoeken of het ook mogelijk dat deze persoon ondersteuning biedt zonder dat wij daarvoor een pgb verstrekken.

  • 7.

    Als deze persoon door het bieden van de ondersteuning niet voldoende kan bijdragen aan het noodzakelijk gezinsinkomen, kan deze persoon met een pgb worden betaald om de ondersteuning alsnog te bieden.

  • 8.

    Bij het beoordelen van punt 7 onderzoeken wij:

    • of deze persoon kan werken naast de ondersteuning die wordt geboden;

    • wat het noodzakelijk gezinsinkomen is vergeleken met de uitgaven van vergelijkbare gezinnen. Hierbij wordt het 'persoonlijk budgetadvies' van het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) gebruikt voor de vaststelling van het huishouden, de gezinsinkomsten en wat een vergelijkbaar huishouden minimaal nodig heeft voor de uitgaven van het huishouden.

  • 9.

    Als uit dit onderzoek blijkt dat er geen pgb nodig is om de hulp te verlenen, dan verstrekken wij deze niet.

4.2 De inzet van een professionele hulpverlener, betaald vanuit pgb

Een aanbieder van maatwerkondersteuning beschouwen wij als professional als deze voldoet aan de eisen in dit artikel. Ook moet de aanbieder voldoen aan de kwaliteitseisen die de wet, de verordening en deze regels stellen aan professionele aanbieders van Jeugdhulp.

In aanvulling stelt dit artikel nog de volgende eisen:

  • De eigenaar en medewerkers van de aanbieder zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie ze ondersteuning bieden.

  • De aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waarbij de activiteiten en SBI-codes overeenkomen met de werkzaamheden die in het besluit van de gemeente staan.

  • De aanbieder en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen en beroepscodes die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan gecontracteerde aanbieders en hun medewerkers.

  • Het pgb-plan komt volledig overeen met het aanbod van de aanbieder.

  • De aanbieder beschikt over een goede klachtenregeling.

  • De aanbieder beschikt over een agressieprotocol.

  • Om de kwaliteit te waarborgen mag een zorgverlener structureel maximaal 48 uur ondersteuning verlenen. Een langere werkweek is niet toegestaan om overbelasting tegen te gaan.

  • De aanbieder voldoet aan de norm van verantwoorde hulp. Inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten.

  • De aanbieder gebruikt een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp.

  • De aanbieder maakt gebruik van systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • De aanbieder beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers.

  • De aanbieder houdt zich aan de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • De aanbieder houdt zich aan de meldplicht calamiteiten en geweld.

  • De aanbieder houdt zich aan de verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

De gemeente overweegt daarbij nog dat:

  • Voor jeugdhulp de beroepskracht staat (voor)ingeschreven in het SKJ (relevante opleiding op minimaal hbo-niveau) of een relevante opleiding op mbo-niveau heeft afgerond. De beroeskracht voert de werkzaamheden uit onder toezicht van een (voor)geregistreerde beroepskracht.

  • Voor jeugdhulp in de vorm van een specialistische behandeling, de beroepskracht als GZ-psycholoog is geregistreerd in het BIG-register. Of hij werkt onder de verantwoordelijkheid van een BIG-geregistreerde vakgenoot. Een orthopedagoog generalist is volgens de wet gelijkwaardig aan een GZ-psycholoog.

4.3 Het beheer van het pgb

De jeugdige die het pgb ontvangt, is de budgethouder. Het pgb moet ook beheerd worden. Dit doet de budgetbeheerder. Hij of zij beheert het pgb en de uitgaven hiervan.

4.3.1 Controle op het pgb

  • 1.

    De gemeente controleert:

    • of het pgb dat de jeugdige ontvangt bijdraagt aan de afgesproken resultaten;

    • of de kwaliteit van de hulp voldoende is;

    • of de administratie goed bijgehouden wordt.

  • 2.

    Daarom kunnen wij u vragen om de administratie van het pgb aan de gemeente te laten zien. Wij verwachten van de budgetbeheerder dat hij of zij binnen 24 uur de administratie aan ons kan overhandigen.

  • 3.

    Uit de administratie wordt duidelijk:

    • op welke tijdstippen/dagdelen de jeugdige ondersteuning ontving; en

    • hoe lang deze ondersteuning duurt; en

    • in hoeverre de resultaten inmiddels bereikt zijn.

  • 4.

    Als wij maatwerkondersteuning in de vorm van een pgb verstrekken, maken wij die over aan de sociale verzekeringsbank (SVB). Wij controleren vervolgens of de afspraken die u maakt met de SVB overeen komen met wat wij besloten hebben..

4.3.2 Eisen aan de budgetbeheerder

De gemeente gaat niet akkoord met een budgetbeheerder als:

  • er bij de inwoner eerder sprake is geweest van fraude/oneigenlijk gebruik.

  • de budgetbeheerder niet in staat is beheerstaken te vervullen, bijvoorbeeld vanwege:

    • a.

      verslaving;

    • b.

      schulden;

    • c.

      eerder faillissement/uitstel van betaling;

    • d.

      Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • e.

      zwervend bestaan;

    • f.

      onvoldoende taal-/rekenvaardigheid;

    • g.

      dementie.

  • de budgetbeheerder niet op de hoogte is van de eisen van de SVB, de Jeugdwet/Wmo, de verordening en nadere regels.

  • de budgetbeheerder een administratiekantoor is.

  • de budgetbeheerder ook de voorgesteldehulpverlener of huisgenoot van de voorgestelde hulpverlener is.

4.3.3 De keuze van een budgetbeheerder

Als de voorgestelde budgetbeheerder niet eerder een pgb-budget vanuit de gemeente heeft beheerd, vindt eerst een gesprek plaats. Hierbij zijn de voorgestelde budgetbeheerder, de pgb-aanvrager en/of zijn ouders/wettelijk vertegenwoordiger en de gemeente aanwezig.

De gemeente gaat akkoord met een budgetbeheerder als:

  • de budgetbeheerder ouder is dan 18 jaar, en

  • de budgetbeheerder in staat is de beheerstaken te vervullen, en

  • de budgetbeheerder op de hoogte is van de eisen van de SVB, de Jeugdwet/Wmo, de verordening en nadere regels, en

  • de budgetbeheerder de beheerstaken wil uitvoeren, zonder daarvoor een vergoeding te krijgen, en

  • de budgetbeheerder aantoont dat hij of zij in staat is:

    • a.

      een aanbieder te kiezen die jou de noodzakelijke hulp kan bieden;

    • b.

      sollicitatiegesprekken te voeren;

    • c.

      een contract aan te gaan;

    • d.

      de persoon die ondersteuning biedt aan te sturen;

    • e.

      de kwaliteit van de geleverde ondersteuning te controleren;

    • f.

      een juiste administratie bij te houden.

De budgetbeheerder ondertekent het pgb-plan en verklaart zich daarmee bereid, in staat en op de hoogte. De gemeente kan op elk moment onaangekondigd het beheer controleren.

4.4 Vervoer

Vervoer is bij het pgb inbegrepen in het budget. Als jij niet zelf of met behulp van de mensen om jou heen voor het vervoer naar de aanbieder kan zorgen, krijg je geen hoger pgb

Hoofdstuk 5

Doelgroep 16 tot 27 jaar

5.1 Aanvraag procedure bij 16 jaar en ouder

  • 1.

    Bij het kiezen voor een jeugdhulpaanbieder houdt de gids jeugd er rekening mee dat de hulp mogelijk na je 18e doorloopt. Als hij of zij verwacht dat de hulp daarna overgaat naar de Wmo, wordt eerst gekeken of een gecontracteerde aanbieder voor zowel jeugdhulp als hulp vanuit de Wmo jou kan helpen.

  • 2.

    Indien nodig wordt het routeplan binnen de gemeente afgestemd met gidsen vanuit de Wmo en de Participatiewet. De gids jeugd bepaalt of dit nodig is.

5.2 Overgang van hulp 18+

Vanaf jouw 18e verjaardag valt hulp in de meeste gevallen niet meer onder de Jeugdwet. Er kunnen zich 2 situaties voordoen:

  • 1.

    Na jouw 18e heb je geen hulp meer nodig. De jeugdhulp die je kreeg stopt dan.

  • 2.

    Na jouw 18e heb je nog steeds hulp nodig. Dan zal je in de meeste gevallen onder een andere wet dan de Jeugdwet vallen.

In bijlage 1 staat een overzicht dat aangeeft onder welke wetgeving de hulp valt en wanneer het stopt.

5.3 Verlengde jeugdhulp

  • Het is in sommige gevallen mogelijk om jeugdhulp te krijgen na jouw 18e verjaardag. Dit heet dan verlengde jeugdhulp. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten er resultaten vastgesteld zijn die alleen met jeugdhulp behaald kunnen worden. In de volgende drie situaties is verlengde jeugdhulp mogelijk:

    • a.

      Je kreeg voor je 18e jaar al jeugdhulp en deze moet doorgezet worden.

    • b.

      Je hebt jeugdhulp gekregen voor je 18e jaar. Deze was afgesloten, maar moet binnen 6 maanden na beëindiging weer gestart worden.

    • c.

      Voor jouw 18e verjaardag heeft de gemeente vastgesteld dat jeugdhulp na jouw 18e verjaardag noodzakelijk is.

  • Wanneer je op een groep woont is het mogelijk jeugdhulp na je 18e te krijgen, zolang er nog jeugdhulpdoelen gelden. De zorgaanbieder kijkt dan naar een invulling van jouw woonvraag.

  • Als je in een pleeggezin woont, loopt dit standaard door tot je 21e jaar. Tenzij je dit niet wilt. Heb je verdere hulp nodig om jouw zelfstandigheid te vergroten? Dan is dat na je 18e mogelijk vanuit de Wmo.

  • Wanneer je in een gezinshuis woont, kan dit doorlopen tot maximaal jouw 21e verjaardag. Samen met de gemeente en je gezinshuisouders maak je een plan om te kijken wat je nodig hebt om zelfstandig te wonen.

  • Krijg je jeugdhulp vanwege een strafrechtelijke beslissing, dan kan dit doorlopen tot maximaal jouw 23e verjaardag. De rechter bepaalt dan dat jeugdhulp noodzakelijk is. De jeugdhulp kan dan wel na jouw 18e verjaardag gestart worden, ook als je nog niet eerder jeugdhulp hebt gehad.

Hoofdstuk 6

Overige regels

AFWIJKEN VAN DEZE REGELS (HARDHEIDSCLAUSULE)

Als toepassing van deze regels voor jou gevolgen heeft die niet in verhouding staan

tot de doelen die met deze regels worden nagestreefd, kun jij de gemeente vragen

de hardheidsclausule toe te passen. Het is niet de bedoeling dat toepassing van deze

regels meer kwaad dan goed doet. Als jij vindt dat dat wel zo is, dan kun jij dat laten weten aan de gemeente. Als de gemeente ook vindt dat toepassing van deze regels in jouw geval meer kwaad dan goed doet, zal de gemeente de hardheidsclausule toepassen en afwijken van deze regels.

INWERKINGTREDING EN OVERGANG

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking een dag na de publicatie in het Gemeenteblad en treden in de plaats van de nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten 2017.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten 2020.

BEGRIPPENLIJST

Alle woorden die in deze regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten en de verordening sociaal domein gemeente Dronten.

Sommige woorden komen alleen in deze nadere regels voor. Er staan ook woorden in deze regels die ergens anders wel worden gebruikt maar niet uitgelegd. De betekenis van die woorden staat hieronder.

Aanbieder: Dit is een professionele organisatie of persoon die jou jeugdhulp biedt.

Afschaling: Als je de noodzakelijke ondersteuning krijgt, is het vaak zo dat die ondersteuning na een tijdje niet meer nodig is. Of dat een andere, vaak lichtere vorm van ondersteuning nodig is. Het omzetten van zware naar lichte ondersteuning of het helemaal stopzetten van de maatwerkondersteuning noemen wij afschaling. Als die helemaal stopt, is het vaak zo dat je nog wel hulp krijgt van de mensen die het belangrijk vinden dat het goed gaat met jou. Ook komt het voor dat wordt afgeschaald naar vrij toegankelijke voorzieningen.

E-health: E-health is het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën. En dan vooral internet-technologie, om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren. Zo zijn er online programma’s en apps die jou kunnen helpen jouw situatie te verbeteren.

Evidence-based: Dit betekent dat de werking van de voorziening gebaseerd is op gegevens uit wetenschappelijk onderzoek. Wij baseren ons daarbij in de eerste plaats op de gegevens die het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) hierover verzamelt.

Gezin: In deze nadere regels spreken wij soms over jouw gezin. Hiermee bedoelen wij de mensen bij wie je opgroeit en die betrokken zijn bij jouw opvoeding. Dit kunnen jouw ouder(s) en/of broer(s) en zus(sen) zijn, maar het kan ook zijn dat jij opgroeit bij je opa en/of oma of een ander familielid of bekende. Als je niet opgroeit in een gezin, lees dan waar gezin staat: de mensen in jouw omgeving die het belangrijk vinden dat het goed gaat met jou.

Groepsaanbod: Ondersteuning of hulp die je krijgt samen met anderen die een vergelijkbaar probleem hebben.

Kortdurend verblijf: Dit is jeugdhulp die wordt ingezet ter ontlasting van jouw ouder(s)/verzorger(s). Je logeert dan korte tijd (meestal een of een paar nachten per maand) ergens anders dan thuis.

Maatwerkondersteuning: Dit is ondersteuning waarvoor je een besluit van de gemeente nodig hebt.

Multidisciplinair behandeltraject: Hierbij wordt behandeling vanuit verschillende invalshoeken gecombineerd ingezet om de behandeling succesvol te laten zijn. Je krijgt dan bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie (gesprekken met een psycholoog), EMDR (een vorm van traumaverwerking) en daarnaast (een vorm van) vaktherapie.

Niet-gecontracteerd aanbod: Dit zijn aanbieders van jeugdhulp die geen contract hebben afgesloten met de gemeente. Wij hebben met hen dus geen afspraken gemaakt over zaken als de kwaliteit en de prijs van de hulp of ondersteuning.

Normaliseren: Hieronder verstaan wij het bereiken van een situatie, waarbij:

  • het goed genoeg gaat in het gezin;

  • gewone obstakels niet worden ervaren als een probleem:

  • het gezin samen met de sociale omgeving zoveel mogelijk de situatie verbetert.

Onderzoek: Het verzamelen van de informatie die de gemeente nodig heeft om een besluit te kunnen nemen over de hulp die je nodig hebt. Dit kan zijn:

  • praten met jouw school;

  • informatie opvragen van jouw school;

  • praten met jouw huisarts;

  • praten met hulpverleners die bij jou of jouw gezin betrokken zijn of zijn geweest;

  • informatie opvragen van hulpverleners die bij jou of jouw gezin betrokken zijn of zijn geweest;

  • praten met mensen in jouw omgeving.

Wij vertellen je met wie wij praten en waarom wij dat doen. Tenzij dit niet kan ter bescherming van jezelf (bijvoorbeeld in geval van spoed). In die gevallen vertellen wij je achteraf met wie wij gepraat hebben en waarom wij dat deden.

Het maken van een verklarende analyse of een holistische theorie kan hierbij een hulpmiddel zijn. Dit doen wij samen met jou en jouw gezin.

OPP: Ontwikkelingsperspectief. Dat is het niveau dat uiteindelijk van het kind verwacht wordt. Scholen voor speciaal basisonderwijs moeten voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief vaststellen. Dit geldt ook voor leerlingen in het reguliere basisonderwijs met een onderwijsachterstand. Vanuit het ontwikkelingsperspectief worden doelstellingen bepaald. De school kijkt of de leerling zich volgens dit perspectief ontwikkelt en past het onderwijs- en leerstofaanbod hierop aan. Door deze manier van werken worden de talenten en mogelijkheden van de leerlingen beter benut. In het speciaal basisonderwijs kan dit een belangrijke bijdrage leveren aan het opbrengstgericht werken. Ook voor ouders en inspectie is het inzichtelijk aan welke doelen gewerkt wordt.

Plan: Het plan dat je met jouw omgeving en eventueel met de bij jou betrokken professionals en de gemeente maakt om tot verbetering van jouw situatie te komen. Denk bijvoorbeeld aan een familiegroepsplan, een routeplan of een plan van aanpak.

Sterk-producten: Hiermee bedoelen wij Sterk voorschools, Sterk in de klas en Sterk op school. Deze vallen onder de vrij toegankelijke ondersteuning.

TLV: Toelaatbaarheidsverklaring. Om te worden toegelaten tot het speciaal (basis)onderwijs heeft een kind een toelaatbaarheidsverklaring nodig.

Vaktherapie: Hiermee worden de volgende vormen van therapie bedoeld: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische (kinder)therapie en speltherapie.

Verordening: Als wij in deze nadere regels spreken over de verordening dan bedoelen wij daarmee de Verordening Sociaal Domein gemeente Dronten 2020.

Vertrouwenspersoon: Hiermee bedoelen wij de vertrouwenspersoon op grond van de Jeugdwet (artikel 1a.1 en 4.1.9 Jeugdwet).

Voorliggende voorziening: Als je jouw doel niet op eigen kracht of met hulp van mensen om je heen kunt behalen, maar wel met ondersteuning die je krijgt vanuit een andere wet, dan kiezen wij voor die ondersteuning. Dat noemen wij een voorliggende voorziening.

Vrij toegankelijke ondersteuning: Dit is ondersteuning waarvoor je geen besluit van de gemeente nodig hebt. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning door de gids zelf, door een jeugdwelzijnsorganisatie of via een stichting. Inzet van deze ondersteuning gaat altijd in overleg met de organisatie of persoon die de ondersteuning biedt.

Wmo: De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Dronten, 22 september 2020

Het college van Dronten,

drs. T. van Lenthe

secretaris

drs. J.P. Gebben

burgemeester

Bijlage 1 overgang van zorg 18-/18+

Soort Jeugdhulp

Wmo

ZVW

Verlengde jeugdhulp

Stopt

Jeugd-ggz

 

X

·    Indien de zorgaanbieder niet gecontracteerd is door de verzekeraar dan zijn er twee opties:

o  De jeugdige moet wisselen van zorgaanbieder

o  Gebruik maken van de overgangsregeling (Regeling overgang Jeugdwet naar ZVW bij bereiken 18 jaar)

 

 

Behandeling

 

 

X

Alleen als er nog jeugdhulpdoelen gelden

X

Begeleiding

X

 

 

 

Kortdurend verblijf

X

 

 

 

Pleegzorg

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen bij het pleeggezin en niet klaar is om zelfstandig te wonen:

o   Begeleid wonen

o   Kamertraining

 

X

Standaard tot 21 jaar, mits de jeugdige dit wilt.

 

 

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen bij het pleeggezin en zelfstandig kan wonen

 

 

Gezinshuis

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen in het gezinshuis en niet klaar is om zelfstandig te wonen:

o   Begeleid wonen

o   Kamertraining

 

X

Standaard tot 21 jaar, mits de jeugdige dit wilt.

 

 

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen in het gezinshuis en zelfstandig kan wonen

 

 

 

Wonen in een instelling

 

 

X

Indien de volgende woonvormen passend zijn:

o   Begeleid wonen

o   Kamertraining

 

 

 

 

X

Alleen als er nog jeugdhulpdoelen gelden

 

 

X

Indien het passend is voor de jeugdige om zelfstandig te wonen, verdere individuele begeleiding valt onder de Wmo

 

 

Ondertekening