Regeling vervallen per 15-03-2018

Algemene Subsidieverordening gemeente Druten 2012

Geldend van 22-10-2015 t/m 14-03-2018

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Druten 2012

De raad van de gemeente Druten

Besluit vast te stellen de:

Algemene Subsidieverordening gemeente Druten 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalin­gen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan on­der:

  • a.

    de budgetsubsidie: een subsidie, waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk wil sturen op prestaties en resultaat;

  • b.

    de exploitatiesubsidie: een subsidie waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht tot stand wil brengen dan wel in stand wil houden, door bij te dragen in het exploitatietekort;

  • c.

    de investeringssubsidie: een subsidie in de stichtingskosten of in de kosten ten behoeve van herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of inrichtingen;

  • d.

    de stimuleringssubsidie: een op grond van een beleidsregel of op grond van art.2, derde lid, vastgestelde regeling verstrekt subsidie, waarbij vrijwilligersorganisaties een subsidie ontvangen voor activiteiten die worden uitgevoerd, op basis van een vaste tel-eenheid of een andere verdeelmaatstaf;

  • e.

    de projectsubsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit, die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan;

  • f.

    de subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge afdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit dan wel de investering verricht, en zich aan de eventueel aan hem opgelegde overige verplichtingen houdt;

  • g.

    de subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge afdeling ­4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het bestuursorgaan tot uitbetaling verplicht;

  • h.

    de directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

  • i.

    de subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie, in de vorm van subsidieverlening (zie onder f) of van directe subsidievaststelling (zie onder h);

  • j.

    het activiteitenplan: een over­zicht van de acti­viteiten waar­voor sub­sidie wordt aange­vraagd en de daarmee na­ge­streefde doel­stellingen, en dat tevens de relatie met het gemeentelijk be­leid aangeeft;

  • k.

    de reserve: het eigen vermogen van de subsidieaanvrager niet zijnde een voorzie­ning, zoals bedoeld in dit artikel onder l;

  • l.

    de voorziening: een voorziening als bedoeld in art. 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burger­lijk Wetboek, voor­zover deze tijdens het overleg, als bedoeld in art. 12, als zodanig door het college is aan­ge­merkt;

  • m.

    het subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

  • n.

    de gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die voorname­lijk dient ter financiële onder­steuning of buffer van de subsidieaanvrager, tot uitdruk­king komend in een of meerdere van de vol­gende kenmerken:

    1. een rechtspersoon waaraan in het verleden door de subsidieaan­vrager een gro­ter bedrag dan 1.000 Euro om niet ter be­schikking is ge­steld, waarover de subsidieaanvra­ger op enig moment weer de beschik­king kan krijgen;

    2. een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslis­sen­de invloed heeft op de be­steding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoe­ming van één of meer bestuursleden;

    3. een rechtspersoon, die statutaire bepalingen kent op grond waarvan bij liqui­datie gelden aan de sub­sidieaanvrager kunnen toe­vloeien;

    4. een rechtspersoon, waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel heeft de subsi­dieaanvrager fi­nancieel te ondersteunen.

  • 0.

    raad: de raad van de gemeente Druten.

    Het college: burgemeester en wethouders van Druten

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door het ge­meen­te­bestuur van Druten te ver­strekken subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van Druten, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. De raad kan bepalen, dat deze verordening niet of slechts ten dele van toepassing is op bepaalde subsidies dan wel soorten van subsidies voor activiteiten in.

  • 3. De raad kan voor soorten van subsidies een deelverordening vaststellen.

  • 4. De deelverordening beschrijft het subsidiebeleid van de gemeente Druten.

Artikel 3 Subsidiebudget en -plafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begro­tingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring be­schikbaar zijn.

  • 2. De raad kan jaarlijks een subsidieplafond instellen voor bepaalde subsidies, dan wel soorten van subsi­dies.

  • 3. Het college maakt tijdig bekend, op welke wijze de beschikbare subsidie wordt verdeeld ingeval van overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 4 Bevoegdheid tot subsidieverstrekking en uitvoering van deze verordening

  • 1. Het college is bevoegd tot het verstrekken van alle vormen van subsidies die onder deze verordening vallen.

  • 2. Het college is bevoegd tot het verstrekken van stimuleringssubsidies en projectsubsidies.

  • 3. Het college is bevoegd om, ter uitvoering van de beschikking tot het verstrekken van subsidie, een overeenkomst te sluiten ingevolge artikel 4:36 Awb.

  • 4. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en van de ingevolge artikel 2, derde lid vastgestelde deelverordening, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden.

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Alleen subsidieaanvragers met volledige rechtspersoonlijkheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. De raad respectievelijk het college kunnen in bijzondere gevallen subsidie verstrekken aan subsidieaanvragers die geen volledige rechtspersoonlijkheid bezitten of aan natuurlijke rechtspersonen. De bepalingen van deze verordening zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6 Gronden om subsidie te weigeren

  • 1. De subsidieverstrekking kan naast de in art. 4:25 en art. 4:35 Awb ge­noemde gevallen gewei­gerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet in belangrijke mate ten goede komen aan ingezetenen van Druten;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen midde­len, hetzij uit mid­delen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken; dit geldt niet voor stimuleringssubsidies;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt, indien doelstellingen, activiteiten, statuten of regle­menten van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsi­die discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezind­heid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

Hoofdstuk 2 Algemene verplichtin­gen van de subsidieontvanger

Artikel 7 Democratisering

  • 1. De inrichting en werkwijze van bestuur en eventuele andere organen van de subsidieontvanger dienen te voldoen aan democratische principes: het personeel en de vrijwilli­gers, alsmede degenen ten behoeve van wie activi­teiten worden georganiseerd, dienen in de gelegenheid te zijn invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.

  • 2. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Artikel 8 Administratie en onderzoek

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2. De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onder­zoeken, die door het bevoegd gezag nodig worden ge­acht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstan­digheden mogelijk is.

Artikel 9 Verzekering

De subsidieontvanger is verplicht de bezittingen, in dienst zijnd personeel en bij de activi­teiten betrokken vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aan­sprakelijkheid.

Artikel 10 Kennisgeving

De subsidieontvanger stelt het college onver­wijld op de hoogte van:

a. het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

b. zijn fail­lis­sement dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van beta­ling;

Hoofdstuk 3 Budgetsubsidies

Artikel 11 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voor­afgaand aan de periode ten behoeve waarvan subsi­die wordt gevraagd schriftelijk bij het college in­gediend te worden.

  • 2. Bij de indiening van de aan­vraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    a. een activiteitenplan, met een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in art. 6 genoemde gronden;

    b. een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkom­sten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrek­king hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en waarbij de inkomsten en kos­ten gespecificeerd zijn per activiteit of cluster van activitei­ten. Verder geeft de begroting een (globa­le) vergelijking aan met de begroting van het lo­pende boekjaar en de gerea­liseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar;

    c. een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzienin­gen de subsidieaanvrager meent te moeten tref­fen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen;

    d. de balans van het voorafgaande jaar met toelich­ting;

    e. een opgave van met de instelling gelieerde rechts­personen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.

  • 3. Voorzover de subsidieaanvrager voor dezelfde activitei­ten tevens subsi­die heeft aangevraagd bij een of meer andere be­stuursorganen, doet hij daar­van medede­ling in de aan­vraag, onder vermelding van de stand van zaken met be­trek­king tot de beoor­deling van die aan­vraag of aanvra­gen.

  • 4. Het college kan modellen c.q. richtlij­nen vaststel­len voor de bescheiden, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Bij een eerste subsidieaanvraag legt de subsidieaanvra­ger te­vens over:

    a. een kopie van de statuten;

    b. een beschrijving van de organisatievorm, voorzover deze al niet in de statuten is opgenomen;

    c. het adres van de subsidieaanvrager;

    d. een actuele opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 6. Een wijziging van de in het vijfde lid genoemde gegevens wordt onverwijld ter kennisneming ge­bracht aan burgemees­ter en wet­houders.

  • 7. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kan het college be­sluiten deze wel ontvankelijk te verklaren.

  • 8. Het college kan in bijzondere omstandigheden te hunner beoordeling van het in dit artikel gestelde afwijken; en kan ook andere dan in het tweede lid genoemde gegevens vragen teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.

Artikel 12 Overleg

  • 1. Het college treedt in overleg met de sub­sidieaanvrager tenein­de tot overeen­stemming te komen omtrent de gewenste activiteiten en presta­ties, de overi­ge sub­sidieverplichtingen als bedoeld in artikel 18, en de door de ­raad te verstrekken subsidie, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsi­dieaanvrager wordt afge­zien.

  • 2. Leidt zulks tot overeenstemming dan stelt het college de raad voor te besluiten tot sub­sidieverstrekking dienovereenkomstig.

  • 3. Leidt zulks niet tot overeenstemming dan maakt het college in het voorstel aan de raad om al dan niet tot subsidië­ring over te gaan, in ieder geval melding van de afwij­kende opvatting van de subsidieaan­vrager en geven zij gemo­tiveerd aan waarom zij die opvat­ting niet delen.

Artikel 13 Subsidieverstrekking: directe vaststelling of verlening

  • 1. De beschikking inzake directe subsidievaststelling, dan wel subsidieverlening ingevolge het vierde lid, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2. In de subsidiebeschikking wordt aange­geven welk be­drag voor welke activi­teit(en) wordt verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

  • 3. Indien de raad in afwijking van het voorstel van het college de subsidie verstrekt en de mogelijke consequenties daarvan voor de te leveren prestaties niet met de subsidieaanvrager zijn besproken, vindt daarover alsnog overleg plaats, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsi­dieaanvrager wordt afge­zien.

  • 4. In de subsidiebeschikking kan bepaald worden dat na afloop van de periode waarvoor de subsidie is ver­leend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maat­staven de vaststelling plaatsvindt.

Artikel 14 Voldoende gelden; reserves

  • 1. Gelet op het gestelde in art. 6, eerste lid, onder d, vindt subsidieverstrekking niet of slechts gedeeltelijk plaats indien de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen midde­len, hetzij uit mid­delen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2. Onder eigen middelen, zoals bedoeld in het eerste lid, worden de aanwe­zige reser­ves ver­staan, voorzover deze meer bedragen dan door het gemeentebestuur zijn toegestaan.

  • 3. Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het eerste lid, worden on­der meer ver­staan de reserve van door het college nader aan te wijzen ge­lieerde rechtspersonen.

Artikel 15 Meerjarige subsidie

De raad kan voor een langere periode dan een jaar subsidie verstrekken, doch ten hoogste voor vier jaren.

Artikel 16 Indexering

  • 1. Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de subsi­diebeschik­king aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 2. Indien er sprake is van een indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsrichtlijnen.

Artikel 17 Uitbetaling

In de subsidiebe­schikking wordt aangegeven op welke wijze tot uitbeta­ling van de sub­sidie zal worden overge­gaan, dan wel voorschotten worden gegeven.

Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 18 Prestaties

De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten te verrich­ten dan wel de prestaties te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsi­diebeschikking of – aanvullend – in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 19 Reactie bij vermoedelijk niet leveren van de prestaties

  • 1. Indien gedurende het subsidiejaar blijkt dat de te verrichten activiteiten dreigen niet plaats te zullen vinden dan wel de te leveren prestaties vermoedelijk niet zullen worden behaald, dient de subsidieontvanger hiervan het college onmiddellijk van op de hoogte te stellen, onder vermelding van oorzaak en genomen dan wel te nemen maatregelen om alsnog te voldoen aan art. 18.

  • 2. Art. 4:70 Awb is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Jaarverslag

  • 1. Uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar, dan wel twee maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, brengt de subsidieontvanger verslag uit van de in het subsidiejaar geleverde prestaties, conform eventueel daartoe door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 2. Een financieel verslag, een activiteitenverslag en een verantwoording van de overige subsidieverplichtingen dienen ui­ter­lijk 1 juni van het jaar volgend op het subsidie­jaar, dan wel drie maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, te wor­den ingediend, conform eventueel daartoe door het college vastge­stelde richtlij­nen.

  • 3. Het financieel verslag ingevolge het eerste lid omvat de balans en de exploitatiere­kening conform ar­t. 4:76, tweede, derde, vierde en vijfde lid Awb, en waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting.

  • 4. Op het activiteitenverslag is art. 4:80 Awb van over­eenkomstige toepassing.

  • 5. Indien de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van 50.000 Euro of meer ontvangt, dient het financieel verslag uiterlijk op 1 juli van het jaar vol­gend op het subsidie­jaar, dan wel zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend voorzien te zijn van accountantsverklaring. Art. 4:78 Awb is van overeenkomstige toepas­sing.

  • 6. Het college kan bepalen dat het onder­zoek en de getrouw­heids­verklaring van de accountant inge­volge het vijfde lid, zich ook uitstrekt tot de ver­antwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activi­teitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 21 Subsidievaststelling, -intrekking en -wijziging

  • 1. Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge art. 13, vierde lid, wordt de subsidie binnen uiterlijk een jaar na afloop van de subsidieperiode, door het college vastgesteld.

  • 2. De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in art. 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      bij de subsidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • f.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • g.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 3. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in art. 4:48, lid 1 en art. 4:50, lid 1 Awb, of een geval als genoemd in het vierde lid. In het geval van toepassing van art. 4:50 Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 4. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in art. 4:49, eerste lid Awb. Deze bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

Artikel 22 Controle

  • 1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de ge­trouw­heid van de in de art. 19, 20 en 21 bedoelde verslagen.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht door het college aan­gewezen ambtenaren of toezichthouders inza­ge te geven in haar boeken en an­dere zakelijke beschei­den en deze desgewenst te ver­strek­ken en toegang te verle­nen tot haar ge­bouwen voorzo­ver de in het eerste lid genoemde controle dat ver­eist.

Artikel 23 Toestemming

  • 1. Het college kan bepalen dat de subsi­dieontvanger de toestem­ming van het college nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsi­dieontvanger in de gewone uitoefening van zijn ge­subsidieerde activiteiten te ver­richten pre­staties.

  • 2. Op de beslissing van het college is art. 4:71, tweede, derde en vierde lid Awb van toepassing.

Artikel 24 Kennisgeving andere subsidie

De subsidieontvanger stelt het college onver­wijld op de hoogte van de verstrekking van subsidie door een of meer andere bestuursorganen, zoals bedoeld in art. 11, derde lid.

Artikel 25 Restitutie vermogensvorming

  • 1. De subsidieontvanger is een vergoeding aan de gemeente verschuldigd voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, indien sprake is van de in art. 4:41, tweede lid Awb genoemde geval­len.

  • 2. Indien de subsidieontvanger zijn vermogen geheel of in overwegende mate ont­leent aan de subsidie, is de maxi­male vergoeding verschuldigd.

  • 3. Indien het tweede lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar even­re­dig­heid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de in­kom­sten.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadever­goeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadever­goeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waarde­bepaling door een onaf­hankelijke deskundige.

Hoofdstuk 4  Exploitatiesubsidies

Artikel 26 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voor­afgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsi­die wordt gevraagd schriftelijk bij het college in­gediend te worden.

  • 2. Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aan­vraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkom­sten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrek­king hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd; verder geeft de begroting een (globa­le) vergelijking aan met de begroting van het lo­pende boekjaar en de gerea­liseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar; 

    • c.

      art. 11, tweede lid onder c, d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Subsidieverlening , -vaststelling en bevoorschotting

  • 1. De beschikking inzake subsidieverlening, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2. De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat van de activi­teiten, zoals opgenomen in de subsidieaanvraag, vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

  • 3. Ten aanzien van de subsidievaststelling, -intrekking en –wijziging is art. 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Art. 14 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Ten aanzien van het jaarverslag is art. 20, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De artikelen 22, 23, 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Investeringssubsidies

Artikel 29 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voor­afgaand aan het jaar dat de investering plaats vindt schriftelijk bij het college in­gediend te worden.

  • 2. Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aan­vraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

    • b.

      een plan tot financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie, die uit de inves­tering voortvloeien;

    • c.

      een beschrijving hoe de investering past binnen het beleid van de gemeente;

    • d.

      art. 11, tweede lid onder d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30 Subsidieverlening , -vaststelling en bevoorschotting

  • 1. De beschikking inzake subsidieverlening, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het jaar dat de investering plaatsvindt.

  • 2. Bij de subsidieverlening wordt bepaald tot uiterlijk wanneer de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. De subsidie wordt vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

  • 3. Ten aanzien van de subsidievaststelling, -intrekking en –wijziging is art. 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Art. 14 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Ten aanzien van het verslag is art. 20, tweede, derde, vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De artikelen 22, 23, 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Stimuleringssubsidies

Artikel 32 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voor­afgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsi­die wordt gevraagd schriftelijk bij het college in­gediend te worden, tenzij een bijzondere regeling, ingevolge art. 2, derde lid, anders bepaalt.

  • 2. Bij de indiening van de aanvraag dient in ieder geval een activiteitenplan overlegd te worden, met daarin een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in art. 6 genoemde gronden:

  • 3. Bij bijzondere regeling dan wel beleidsregel wordt bepaald welke gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

  • 4. Art. 11, vierde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33 Directe subsidievaststelling en -uitbetaling

  • 1. De beschikking inzake directe subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2. Een subsidie kan voor meerdere jaren worden vastgesteld, met een maximum van 4 jaren.

  • 3. Art. 16, 17 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Projectsubsidies

Artikel 35 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag voor subsidie dient uiterlijk 12 weken voordat met de activiteit wordt gestart schriftelijk.

  • 2. Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aan­vraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle geraamde inkom­sten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrek­king hebben op de activiteiten dan wel de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 36 Directe subsidievaststelling of -verlening en –uitbetaling

  • 1. De beschikking inzake directe subsidievaststelling dan wel subsidieverlening ingevolge het derde lid, wordt gegeven binnen 10 weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het college kunnen verplichten dat na afloop van de activiteit binnen een nader te bepalen termijn de subsidieontvan­ger een financieel en een activiteitenverslag indient. Art. 20 kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 3. In de subsidiebeschikking kan bepaald worden dat binnen een door het college te bepalen termijn na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt. De subsidie kan worden vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten. Art. 21, derde en vierde lid, is dan van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Art. 14 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Art. 22 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De artikelen 23 en 25 kunnen bij de subsidiebeschikking van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen; voorlopige voorziening

Artikel 38 Ontheffing

  • 1. Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening ontheffing verle­nen.

  • 2. Artikel 6.2, 7 en 9 zijn van normatieve aard en zullen alleen dan gecontroleerd worden indien het college hiertoe in een specifiek geval besluit.

  • 3. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kan het college een voorlopige voorziening treffen. Zij doen daarvan terstond mededeling in de desbetreffende commissie van advies.

Artikel 39 Overgangsbepaling

  • 1. De Algemene subsidieverordening 2008 van de gemeente Druten wordt per ingang van 1 januari 2012 ingetrokken.

  • 2. Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, als op subsidieverstrekking voor het subsidiejaar 2011, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de verordening, zoals genoemd in het eerste lid, van toepas­sing.

Artikel 40 Inwerkingtreding en evaluatie

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. De evaluatie als bedoeld in art. 4:24 Algemene wet bestuursrecht zal eenmaal per 5 jaar plaatsvinden. Het college doet verslag van de resultaten daarvan en bepaalt de wijze waarop dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de "Algemene subsidieverordening gemeente Druten 2012".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 november 2011,
De raadsgriffier, drs. J.W. Meerbeek
De voorzitter, drs. L.J.E.M. van Riswijk