Regeling vervallen per 31-12-2011

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Druten 2009

Geldend van 22-10-2009 t/m 30-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Druten 2009

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, bij verordening te regelen;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 juli 2009;

Gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet Werk en Bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluiten vast te stellen:Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Druten 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. college: het college van burgemeester en wethouders van Druten.b. wet: de Wet werk en bijstand.c. WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.d. WSF 2000: de Wet Studiefinanciering.e. referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.f. peildatum: de dag waarop een aaneengesloten periode van 36 maanden is bereikt.g. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien. De in artikel 31, tweede lid van de wet genoemde vrijgelaten middelen worden voor het recht op langdurigheidstoeslag ook vrijgelaten.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1 Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een aaneengesloten periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet uitkomt boven de 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2 Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1 De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar 40% van: a. de norm bedoeld in artikel 21 onder a van de wet, vermeerderd met de toeslag genoemd in artikel 25 tweede lid van de wet, voor een alleenstaande;b. de norm bedoeld in artikel 21 onder b van de wet, vermeerderd met de toeslag genoemd in artikel 25 tweede lid van de wet, voor een alleenstaande ouder;c. de norm bedoeld in artikel 21 onder c van de wet, voor gehuwden; zoals deze artikelen gelden op 1 januari van het jaar waarin de peildatum valt.

  • 2 De hoogte van de toeslag wordt naar beneden afgerond op tientallen.

  • 3 Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 eerste lid van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als de toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag ná die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2009.

  • 2 De verordening Langdurigheidstoeslag 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Druten 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 oktober 2009.
De raad voornoemd,De raadsgriffier,                   de voorzitter,
drs. J.W. Meerbeek              drs. L.J.E.M. van Riswijk 

Toelichting 1 Toelichting Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Druten 2009

AlgemeenOp grond van artikel 8 eerste lid onderdeel d WWB dient de gemeenteraad vanaf 1 januari 2009 bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 eerste lid WWB worden gebruikt.

Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1. BegripsbepalingenBegrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis alsin de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig en laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 eerste lid WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 eerste lid WWB. Voor de definitie van het begrip inkomen wordt uitgegaan van artikel 32 WWB. De vrijgelaten middelen van artikel 31 tweede lid dienen daarom ook voor het recht op langdurigheidstoeslag te worden vrijgelaten. Artikel 2. DoelgroepEen referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 01-01-2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.Het begrip “langdurig, laag inkomen” wordt ingevuld als een inkomen dat niet uitkomt boven 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (rijksnorm plus maximale gemeentelijke toeslag). Voor de berekening wordt uitgegaan van de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. Door het aannemen van het amendement Spies c.s. (TK 2008-2009,31 441, nr.12) bij de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot decentralisatie van de langdurigheidstoeslag is het begrip “gebrek aan arbeidsmarktperspectief” uit de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag geschrapt. De meerwaarde van die voorwaarde werd te beperkt gevonden en overbodig in het licht van de toevoeging dat belanghebbende “geen uitzicht heeft op inkomensverbetering”. De intentie van de wetgever was om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag.Voor studenten geldt dit in het bijzonder. Zij mogen namelijk in staat worden geacht na afronding van hun studie door werkaanvaarding een inkomensstijging te realiseren. Om deze reden is in het tweede lid bepaald, dat de belanghebbende die een opleiding/studie volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel in de WSF 2000, niet voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komt. Artikel 3. Hoogte toeslagM.b.t. de hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt uitgegaan van een vast percentage van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld) verhoogd met de maximale gemeentelijke toeslag (voor gehuwden: zonder verlaging). Hierdoor hoeft het bedrag van de langdurigheidstoeslag in de verordening niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB of anderszins. Om praktische redenen vindt afronding op tientallen naar beneden plaats.Per 1 januari 2009 bedraagt de hoogte:- voor een alleenstaande € 350,-- per jaar- voor een eenoudergezin € 460,-- per jaar- voor een echtpaar € 510,-- per jaar Deze toeslag doet recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad om te reserveren voor onverwachte uitgaven. In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 eerste lid WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan (een van) de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op deze toeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen.Artikel 4. Onvoorziene omstandighedenDe uitvoeringspraktijk heeft uitgewezen dat er gevallen zijn die niet of nauwelijks met beperkte regelgeving te ondervangen zijn. Er moet daarom ruimte zijn om ook in deze (incidentele) gevallen een aanvraag te beoordelen.Artikel 5. HardheidsclausuleDit artikel geeft de mogelijkheid tot individualiserend handelen als strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden leidt. Door afwijking van de bepalingen worden de rechten van belanghebbende op basis van deze verordening niet aangetast.Artikel 6. Inwerkingtreding en intrekkingOmdat artikel 36 WWB per 1 januari 2009 in werking is getreden heeft deze Verordening terugwerkende kracht en wordt de verordening Langdurigheidstoeslag 2003 ingetrokken.Artikel 7. CiteertitelDit artikel spreekt voor zich zodat een nadere toelichting niet is vereist.