Regeling vervallen per 11-08-2010

Verordening gemeentelijke ombudsman Druten 1998

Geldend van 26-03-1998 t/m 10-08-2010

Intitulé

Verordening gemeentelijke ombudsman Druten 1998

Artikel 1 Begripsbepalingen:

  • 1 ombudsman: degene die door de raad van de gemeente Druten is benoemd om klachten te behandelen;

  • 2 klacht: een uiting van onvrede over een gedraging van een bestuursorgaan of een ambtenaar;

  • 3 bestuursorgaan:a. de gemeenteraad;b. het college van burgemeester en wethouders;c. de burgemeester;d. een commissie waaraan bevoegdheden van de gemeenteraad of van het college van burgemeester en wethouders zijn toegekend;

  • 4 ambtenaar: ieder die onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan bij de gemeente Druten werkzaam is met uitzondering van onderwijzend personeel, alsmede een gewezen ambtenaar;

  • 5 gedraging:het in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijke persoon of rechtspersoon handelen of nalaten te handelen door:a. een bestuursorgaan;b. de voorzitter of een lid van een bestuursorgaan;c. een (gewezen) ambtenaar;

  • 6 klager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een klacht heeft ingediend;

  • 7 rechtelijke instantie: personen of college, bij of krachtens de wet geheel of ten dele met rechtspraak belast en te dien aanzien van het openbaar bestuur onafhankelijk, voorzover het deze rechtspraak betreft;

  • 8 wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening: een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening als bedoeld in de Wet Nationale Ombudsman, met uitzondering van de klachtenregeling in Hoofdstuk II van deze wet;

  • 9 een gedraging van een ambtenaar kan tevens worden toegerekend aan het daarvoor verantwoordelijke bestuursorgaan.

Artikel 2 Ombudsman:

  • 1 er is een ombudsman voor de gemeente Druten;

  • 2 de ombudsman wordt voor een termijn van twee jaren benoemd door de gemeenteraad op voordracht van burgemeester en wethouders;

  • 3 de ombudsman wiens benoemingstermijn eindigt, is terstond herbenoembaar;

  • 4 de ombudsman is voor wat betreft de taakuitoefening niet ondergeschikt aan enig gemeentelijk orgaan.

Artikel 3 Onverenigbare betrekkingen:

  • 1 tot ombudsman zijn niet benoembaar:a. de burgemeester;b. degenen die lid zijn van een der in artikel 1.3. genoemde organen of van overige gemeentelijke commissies;c. ambtenaren bedoeld in artikel 1.4.;d. bestuurders en personeelsleden van enig publiekrechtelijk of privaatrechtelijk samenwerkingsverband waarin de gemeente deelneemt;e. degenen die een functie, beroep of bedrijf uitoefenen waarvan de gemeenteraad oordeelt, dat die onverenigbaar zijn met de functie van ombudsman;f. degenen die het beroep van advocaat, procureur of notaris uitoefenen, behoudens verkregen toestemming van het college van burgemeester en wethouders, gehoord de functionele raadscommissie.

Artikel 4 Eed of belofte en geheimhoudingsplicht:

  • 1 Alvorens zijn functie te aanvaarden legt degene die benoemd is tot ombudsman in handen van de voorzitter van de gemeenteraad de eed of belofte af, inhoudende dat hij:a. tot het verkrijgen van zijn benoeming aan niemand iets heeft gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven;b. van niemand enige belofte, gunst of geschenk zal aannemen om in zijn functie iets te doen of na te laten;c. getrouw alle plichten zal vervullen, die hem bij of krachtens deze verordening zijn opgedragen.

  • 2 De ombudsman- onverminderd het bepaalde in artikel 162 van het Wetboek van Strafverordening- is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in zijn functie ter kennis komt en waarvan openbaarmaking de privacy van klager of van andere belanghebbenden op onevenredige wijze zou kunnen schaden, tenzij die openbaarmaking in verband met de rapportage van de ombudsman wenselijk is en klager en andere belanghebbenden vooraf schriftelijke instemming daarmee hebben betuigd.

Artikel 5 Ontslag.

  • 1 De ombudsman is van rechtswege van zijn functie ontheven wanneer de benoemingstermijn is verstreken.

  • 2 De ombudsman kan door de gemeenteraad worden ontslagen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden:a. op eigen verzoek;b. wegens opheffing van de functie van ombudsman;c. wanneer hij uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen.

  • 3 De ombudsman kan voorts door de gemeenteraad worden ontslagen:a. bij de aanvaarding van een ambt of betrekking bij deze verordening onverenigbaar verklaard met het ambt van ombudsman;b. bij het verlies van Nederlandschap;c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;d. wanneer hij ingevolge onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;e. wanneer hij naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.

Artikel 6 Rechtspositie.

  • 1 De rechtspositieregelingen, die op ambtenaren in dienst van de gemeente van toepassing zijn, gelden niet ten aanzien van de ombudsman.

Artikel 7 Ondersteuning.

  • 1 De ombudsman wordt bijgestaan door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar. Bij verhindering wordt hij vervangen door een door de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaar. Aanwijzing vindt plaats na overleg met de ombudsman. Indien de ombudsman een klacht behandelt waarbij de aangewezen ambtenaar op enigerlei wijze direct of indirect betrokken is, wordt deze eveneens vervangen.

Artikel 8 Taak.

  • 1 De ombudsman onderzoekt ingediende klachten over gedragingen.

  • 2 De ombudsman kan gedurende het onderzoek aan klager, het bestuursorgaan en/of ambtenaar voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing te komen.

  • 3 De ombudsman toetst de gedraging die aan de klacht ten grondslag ligt aan het criterium van behoorlijkheid. Al naar gelang de uitkomst van deze toets spreekt de ombudsman het oordeel uit of een klacht geheel of gedeeltelijk gegrond of ongegrond is. Indien het onderzoek naar het oordeel van de ombudsman onvoldoende zekerheid verschaft over de feitelijke toedracht van de gedraging, waarop de klacht betrekking heeft, wordt geen oordeel uitgesproken.

  • 4 De ombudsman kan aan een bestuursorgaan aanbevelingen doen om maatregelen te nemen.

Artikel 9 Klachtenbehandeling.

  • 1 Eenieder heeft het recht bij de ombudsman klachten in te dienen over gedragingen als bedoeld in artikel 1.5.

  • 2 Een klacht dient op schrift te worden gesteld, ondertekend en tenminste te bevatten:a. de naam en het adres van de klager;b. een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft en mededeling wie zich aldus gedragen heeft en waar, wanneer en jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;c. de reden waarom klager bezwaar heeft tegen de gedraging.

  • 3 De ombudsman geeft klager een behandelingsbericht.

Artikel 10 Onbevoegdheid.

  • 1 De ombudsman is niet bevoegd een klacht in behandeling te nemen, of de behandeling daarvan voort te zetten:a. indien de klacht betrekking heeft op:   1. het algemeen gemeentebeleid;   2. algemeen verbindende voorschriften;   3. handelingen en werkzaamheden die niet vallen onder de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur;b. zolang ten aanzien van de gedraging een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening openstaat of ingevolge een zodanige voorziening procedure aanhangig is;c. zolang ten aanzien van de gedraging, anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening, een procedure bij een rechtelijke instantie aanhangig is, dan wel beroep openstaat tegen een uitspraak die in een zodanig procedure is gedaan;d. indien ten aanzien van de gedraging ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie of door de Kroon uitspraak is gedaan.

  • 2 De ombudsman is voorts niet bevoegd een klacht in behandeling te nemen, zolang ten aanzien van de gedraging de gemeentelijke procedure voor behandeling van klachten in eerste instantie openstaat of heeft opengestaan.

  • 3 Een klacht als bedoeld in het vorige lid dient binnen zes weken, na de datum van ontvangst te zijn afgehandeld.

Artikel 11 Niet verplicht tot onderzoek.

  • 1 De ombudsman is niet verplicht een klacht in behandeling te nemen of de behandeling daarvan (voorlopig) voort te zetten indien:a. op het moment van de indiening van de klacht een jaar is verstreken na de gedraging;b. de klacht niet voldoet aan de vereisten vermeld in artikel 9, tweede lid;c. de klacht kennelijk ongegrond is;d. de klager een andere is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;e. over de klacht door de ombudsman reeds een oordeel is uitgesproken, behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en zulks tot een ander oordeel over de klacht zou hebben kunnen leiden;f. het belang van de klager of het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;g. ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt;h. ten aanzien van de gedraging anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie uispraak is gedaan.

  • 2 De ombudsman is voorts niet verplicht een klacht in behandeling te nemen of de behandeling van een klacht voort te zetten:a. zolang ten aanzien van een behandeling die naar zijn oordeel nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht een procedure aanhangig is bij een rechtelijke instantie, dan wel ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening bij een andere instantie, dan wel ingevolge een gemeentelijke verordening bij een gemeentelijk orgaan of een gemeentelijke functionaris;b. zolang ten aanzien van de gedraging of een handeling die nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht een procedure in het kader van de opsporing van strafbare feiten aanhangig is.

Artikel 12 Informeren van klager.

  • 1 Indien de ombudsman op grond van de artikelen 10 of 11 een klacht niet of niet verder in behandeling meent, doet hij daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan klager en het betrokken bestuursorgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.5 onder vermelding van de reden.

Artikel 13 Toelichting standpunt.

  • 1 De ombudsman stelt het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.5, op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid kennis te nemen van de klacht. Het orgaan en/of de personen, bedoeld in artikel 1.3, alsmede de klager worden in de gelegenheid gesteld schriftelijk dan wel mondeling al dan niet in elkaars aanwezigheid - een en ander ter beoordeling van de ombudsman - hun standpunt toe te lichten.

  • 2 De ombudsman kan, indien zulks ter beoordeling van een klacht noodzakelijk wordt geacht, ook anderen in de gelegenheid stellen van een klacht kennis te nemen en daaromtrent mondeling of schriftelijk verklaringen af te leggen.

  • 3 Van een mondelinge toelichting wordt een verslag gemaakt.

  • 4 De betrokkenen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen zich ter behartiging van hun belangen laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

Artikel 14 verstrekken van inlichtingen.

  • 1 De ombudsman is bevoegd bij de organen en personen, als bedoeld in artikel 1.5 alle inlichtingen te vragen dan wel bescheiden op te vragen of in te zien, die een aangelegenheid betreffen waarop een klacht betrekking heeft.

  • 2 Organen en personen, als bedoeld in het vorige lid, zijn, behoudens het bepaalde in het derde en vierde lid, verplicht binnen de door de ombudsman aangegeven termijn, te voldoen aan een verzoek als bedoeld in het vorige lid.

  • 3 Organen kunnen bepalen dat inlichtingen, waarvan naar het oordeel van het orgaan om gewichtige redenen geheimhouding geboden is, slechts worden verstrekt aan de ombudsman onder de voorwaarde dat het geheime karakter daarvan door de ombudsman wordt gehandhaafd. Zodanige gewichtige redenen zijn in ieder geval niet aanwezig voor zover dat orgaan op grond van een wettelijk voorschrift verplicht is aan een verzoek om inlichtingen te voldoen.

  • 4 AmBtenaren kunnen, naar aanleiding van een aan hen gericht verzoek om inlichtingen, uitsluitend een beroep doen op een verschoningsrecht voorzover het verstrekken van de verlangde inlichtingen in strijd is met enige wettelijke bepaling.

Artikel 15 Bevindingen en oordeel.

  • 1 De ombudsman deelt, alvorens het onderzoek naar een klacht te beëindigen, zijn bevindingen schriftelijk mede aan het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.3 en 1.5 en de klager. Het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.3 en 1.5 en de klager worden daarbij in de gelegenheid gesteld zich binnen een aangegeven termijn omtrent deze bevindingen te uiten.

  • 2 Een onderzoek naar een klacht wordt in beginsel binnen drie maanden afgesloten met een rapport, waarin de ombudsman verslag doet van zijn bevindingen en waarin zijn oordeel over de klacht is neergelegd. Indien dit onderzoek niet binnen de genoemde termijn met een rapport kan worden afgesloten rapporteert de ombudsman zulks schriftelijk aan de klager.

  • 3 De ombudsman voorziet zijn rapport zo nodig van aanbevelingen, die de klacht kunnen verhelpen of soortgelijke klachten kunnen voorkomen.

  • 4 De ombudsman zendt het rapport aan klager, het orgaan en/of de personen bedoeld in artikel 1.3 en 1.5 en zonodig aan anderen die bij het onderzoek zijn betrokken. De ombudsman verstrekt desgevraagd aan een ieder een afschrift of uittreksel van het rapport, als bedoeld in het tweede lid. In laatstbedoeld geval dient de anonimiteit van de in het rapport genoemde personen te zijn gewaarborgd.

  • 5 De vorige leden zijn eveneens zoveel mogelijk van toepassing indien de ombudsman zich geen oordeel heeft kunnen vormen.

Artikel 16 Jaarverslag.

  • 1 De ombudsman brengt jaarlijks een schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden uit aan de gemeenteraad.

  • 2 Het verslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 17 Slotbepaling.

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening gemeentelijke ombudsman Druten 1998".

  • 2 Zij treedt in werking op de dag waarop zij wordt vastgesteld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 1998
De secretaris, de voorzitter, R.J.H.M. Huisman A.P.M. Aelberts
JR98.053