Regeling vervallen per 18-08-2020

Verordening commissie bezwaarschriften sociale zaken gemeente Duiven

Geldend van 01-04-2014 t/m 17-08-2020

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften sociale zaken gemeente Duiven

Verordening commissie bezwaarschriften sociale zaken gemeente Duiven

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 10 februari 2014

Vastgesteld bij collegebesluit d.d. 22 oktober 2013

Vastgesteld bij besluit van de burgemeester d.d. 22 oktober 2013

De bestuursorganen van de gemeente Duiven, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft, besluiten navolgende verordening vast te stellen:

Hoofdstuk I Instelling en samenstelling commissie

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Verwerend orgaan: bestuursorgaan van de gemeente Duiven dat het bestreden besluit heeft genomen.

  • -

    Commissie: de vaste gemeentelijke commissie voor de bezwaarschriften als bedoeld in artikel 84 Gemeentewet juncto artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Inleidende bepalingen Commissie

  • 1. Er is een commissie sociale zaken ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester op het gebied van maatschappelijke zorg en arbeid.

  • 2. De commissie adviseert tevens over de verzoeken om kostenvergoeding als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb.

  • 3. De commissie is bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op het gebied van:

    • a.

      de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO);

    • c.

      het leerlingenvervoer;

    • d.

      andere wet- en regelgeving op het gebied van maatschappelijke zorg en werk.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3. Het college benoemt uit de gezamenlijke leden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. Het college kan plaatsvervangende leden benoemen.

Artikel 4 Secretaris

  • 1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

  • 2. Het college kan meerdere secretarissen aanwijzen die elkaar eventueel kunnen vervangen.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1. De zittingsduur van de voorzitter en de leden van de commissie is gekoppeld aan de raadsperiode.

  • 2. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar en kunnen ten hoogste eenmaal voor de periode van vier jaar worden herbenoemd. Een tussentijdse benoeming tijdens een lopende raadsperiode telt niet mee als raadsperiode.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de raad. Zij kunnen terstond herbenoemd worden.

  • 4. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

  • 5. Bij het (tussentijds) aftreden van de voorzitter en/of leden van de ombudscommissie vervalt ook het lidmaatschap van de Commissie sociale zaken.

  • 6. In geval van (tussentijds) aftreden blijven de voorzitter en/of leden blijven hun functie vervullen tot het moment dat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 6 Vergoedingen

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van € 160,= netto.

  • 2. De voorzitter ontvangt daarnaast een vergoeding van € 35,= per maand.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie krijgen reiskosten voor het bijwonen van een vergadering van de commissie vergoed tot een bedrag van € 0,28 per kilometer dan wel de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer.

  • 4. De vergoedingen worden per kwartaal uitbetaald.

Hoofdstuk II Procedure behandeling van bezwaarschriften

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt onverwijld in handen van de commissie gesteld.

  • 3. De secretaris onderzoekt in overleg met bezwaarmaker en verwerend orgaan of het bezwaar in der minne kan worden bijgelegd en kan daartoe de nodige handelingen verrichten.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

  • 1. De navolgende bevoegdheden worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de (plaatsvervangend)voorzitter van de Commissie:

    • a.

      het verlangen van een schriftelijke machtiging van gemachtigden (artikel 2:1, tweede lid Awb);

    • b.

      het stellen van een termijn voor het herstel van verzuim (artikel 6:6 Awb);

    • c.

      het bevestigen van de ontvangst van het bezwaarschrift aan de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden (artikel; 6:14 lid 1 Awb);

    • d.

      de verzending van stukken naar een gemachtigde tijdens de behandeling door de Commissie (artikel 6:17);

    • e.

      het ter inzage leggen van stukken (artikel 7:4, tweede lid Awb);

    • f.

      het geheimhouden van het verhandelde tijdens het afzonderlijk horen van een andere belanghebbende (artikel 7:6, vierde lid Awb).

  • 2. De (plaatsvervangend)voorzitter kan de onder a, b, c , d en e genoemde bevoegdheden mandateren aan de secretaris.

Artikel 9 Vooronderzoek

  • 1. De (plaatsvervangend)voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De (plaatsvervangend)voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 10 Hoorzitting

  • 1. De (plaatsvervangend)voorzitter van de commissie bepaalt de plaats en het tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerende orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2. De (plaatsvervangend)voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 Awb (betreffende het afzien van het horen van belanghebbenden).

Artikel 11 Uitnodiging hoorzitting

  • 1. De (plaatsvervangend)voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting of de wijze van horen te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de (plaatsvervangend)voorzitter op een verzoek ingevolge het tweede lid wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De (plaatsvervangend)voorzitter is bevoegd om in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12 Vergadering en quorum

  • 1. De vergaderdata van de commissie worden jaarlijks vooraf vastgesteld, met een minimum van een zitting per maand.

  • 2. De (plaatsvervangend)voorzitter is bevoegd een extra vergadering te beleggen telkens als dit voor de behandeling van een of meer bezwaarschriften en met inachtneming van de in de wet gestelde termijnen noodzakelijk is.

  • 3. De (plaatsvervangend)voorzitter leidt de vergadering en ziet erop toe dat de in de wet geregelde procedure voor de behandeling van bezwaarschriften wordt gevolgd.

  • 4. De (plaatsvervangend)voorzitter draagt zorg voor de tijdige oproeping van de leden onder mededeling van de voor de vergadering opgestelde agenda.

  • 5. Voor het houden van een zitting is vereist dat ten minste twee leden, onder wie in elk geval de (plaatsvervangend) voorzitter, aanwezig zijn.

  • 6. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter in voorkomende gevallen.

  • 7. Als door verhindering van een commissielid het vereiste quorum niet wordt gehaald, dan kan een lid van de commissie algemene zaken als plaatsvervangend lid fungeren.

Artikel 13 Verschoning

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 14 Openbaarheid hoorzittingen

De hoorzittingen van de commissie zijn niet openbaar.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

  • 1. De secretaris maakt het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 3. Het verslag geeft een zakelijke weergave van het verhandelde ter zitting.

  • 4. Als de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden of hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 5. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 6. Het verslag wordt ondertekend door de (plaatsvervangend)voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies is uitgebracht, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de (plaatsvervangend)voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2. Als uit het nadere onderzoek nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden in de zin van artikel 7:9 van de Awb, dan wordt de verkregen informatie in afschrift aan de leden van de commissie, de belanghebbenden en het verwerend orgaan gezonden.

  • 3. In het geval als bedoeld in lid 2 kunnen de leden van de commissie het verwerend orgaan en de belanghebbenden binnen twee weken na de verzending van de nadere informatie daarop schriftelijk reageren of verzoeken om een nieuwe hoorzitting. De (plaatsvervangend)voorzitter beslist op het verzoek om een nieuwe hoorzitting en neemt daarbij de criteria als genoemd in artikel 7:9 van de Awb in acht. De (plaatsvervangend)voorzitter kan in voorkomende gevallen tevens uit eigen beweging beslissen tot het houden van een nieuwe hoorzitting.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de (plaatsvervangend)voorzitter.

  • 4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6. Het advies wordt door de (plaatsvervangend)voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1. Het advies wordt, onder meezending van het verslag van de hoorzitting, als bedoeld in artikel 15, en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, zodanig tijdig uitgebracht dat het bestuursorgaan binnen de wettelijke termijn op het bezwaarschrift kan beslissen.

  • 2. De secretaris bewaakt de termijn als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de Awb. Namens de voorzitter adviseert hij, indien nodig, het verwerend orgaan tijdig om de beslissing op bezwaar te verdagen.

  • 3. Het bestuursorgaan stelt belanghebbenden in kennis van het besluit tot verdaging.

Artikel 19 Ongevraagde adviezen en aanbevelingen

  • 1. De commissie is bevoegd ongevraagde adviezen en aanbevelingen uit te brengen aan het college.

  • 2. Als de commissie van de in lid 1 beschreven bevoegdheid gebruik maakt, draagt zij er zorg voor dat de adviezen en aanbevelingen niet herleidbaar zijn tot een door de commissie uitgebracht advies inzake een ingediend bezwaarschrift.

Artikel 20 Jaarverslag

  • 1. De commissie brengt jaarlijks verslag uit van haar werkzaamheden.

  • 2. Het verslag als bedoeld in het eerste lid is openbaar.

    Artikel 21 Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking op 1 april 2014.

    • 2.

      Deze verordening is direct van toepassing op bezwaarschriften die voor de inwerkingtreding van de verordening zijn ingediend en waarover nog geen advies is uitgebracht aan het bestuursorgaan.

    Artikel 22 Intrekken oude regeling

    Met ingang van de in het vorige artikel genoemde datum wordt de Verordening bezwaarschriften en ombudscommissie Duiven 2008 ingetrokken.

    Artikel 23 Citeertitel

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening commissie bezwaarschriften sociale zaken ”.

TOELICHTING Verordening commissie bezwaarschriften sociale zaken gemeente Duiven

Aanhef

In de aanhef van de regelgeving is bepaald, dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de Commissie Bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Algemeen

Deze verordening voorziet in de instelling van een aparte commissie bezwaarschriften voor sociale zaken. Sinds 2008 bestond er binnen de huidige commissie bezwaarschriften reeds een scheiding tussen een kamer voor sociale zaken (maatschappelijke zorg en arbeid) en een kamer voor de overige zaken (met uitzondering van bezwaren op het gebied van ambtenarenzaken of de Wet WOZ). De scheiding tussen beide taakvelden wordt met het vaststellen van twee verschillende verordeningen nog duidelijker gemarkeerd.

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in het reglement aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

Al geruime tijd geleden is de keuze gemaakt voor het horen en adviseren door een onafhankelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig (weer) geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

De afgelopen jaren is het een trend dat er met name op het gebied van maatschappelijke en sociale aangelegenheden steeds vaker bezwaarschriften ingediend worden. Voor de behandeling van deze bezwaarschriften is bij voorkeur expertise op dit terrein gewenst. Hetzelfde geldt voor de overige terreinen waarop de bezwaarschriften betrekking hebben, waarbij een groot deel betrekking heeft op het gebied van de bouwregelgeving en ruimtelijke ordening. Sinds 2008 bestond de Commissie bezwaar om die reden uit twee gespecialiseerde kamers. Beide kamers hadden een gemeenschappelijke voorzitter. Om ook voor de rol van voorzitter meer vakinhoudelijke expertise te kunnen aantrekken, wordt thans voorgesteld twee aparte commissies in te stellen, met beide gespecialiseerde leden en voorzitters.

De raad delegeert de benoeming, de schorsing en het ontslag van commissieleden aan het college.

Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden

niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).

Artikel 4 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5 Zittingsduur

Het is mogelijk voor een ander moment van aftreden te kiezen dan bedoeld in het eerste lid. Een commissielid kan bij ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het lid kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het zesde lid is van orde.

De achterliggende gedachte van de regeling dat een commissielid maximaal voor twee raadsperiodes voor benoeming in aanmerking komt is dat een wijziging in de samenstelling van de commissie verfrissend en vernieuwend is. Bovendien kan de samenstelling periodiek aangepast worden aan actuele wensen qua profiel en expertise van de commissieleden.

De voorzitter en leden van de commissie sociale zaken worden ingevolge de verordening ombudscommissie gemeente Duiven tevens benoemd als voorzitter en leden van de gemeentelijke ombudscommissie. Voor die commissie geldt ingevolge artikel 81w lid 2 van de Gemeentewet een zittingsduur van zes jaar. Dit leidt ertoe dat de zittingsduur van de leden van de commissie sociale zaken en werk voor hun bezwaarschriftenfunctie en voor hun ombudsfunctie niet gelijk lopen; namelijk vier respectievelijk zes jaar. Om te voorkomen dat zij bij het aflopen van hun periode als lid van de ombudscommissie alleen het lidmaatschap vervullen van de commissie sociale zaken en werk, wordt het lidmaatschap van beide commissies aan elkaar gekoppeld. In de benoemingsbesluiten van de leden van de commissie zal dat tot uiting worden gebracht. Daarin zal als ontbindende voorwaarde worden opgenomen dat hun benoeming tot lid van de ombudscommissie automatisch komt te vervallen, zodra zij aftreden als lid van de commissie sociale zaken en werk. Alsmede dat hun benoeming tot lid van de commissie sociale zaken en werk komt te vervallen zodra zij aftreden als lid van de ombudscommissie.

Artikel 6 Vergoedingen

De bezwarencommissie is een commissie in de zin van artikel 84 Gemeentewet. In het eerste lid van artikel 96 Gemeentewet is bepaald dat de leden daarvan een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding ontvangen. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is de op artikel 96 gebaseerde algemene maatregel van bestuur waarin de nadere regels zijn gesteld betreffende deze vergoeding. In artikel 14 van het Rechtspositiebesluit is bepaald dat de raad bij verordening kan

bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximumbedrag, genoemd in tabel IV van het Rechtspositiebesluit. Tabel IV van het Rechtspositiebesluit ziet op jaarlijks geïndexeerde

maximumvergoedingen voor commissieleden en is in zes gemeenteklassen ingedeeld op basis van het inwoneraantal. Gemeenteklasse 3 is voor Duiven toepasselijk; voor het jaar 2013 geldt € 75,05 als normbedrag.

Voor de voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie is een vergoeding van € 75,05 niet marktconform. Het is daarom wenselijk om tot een hogere, wel marktconforme, vergoeding te komen. Daarbij wordt, gelet op het verschil in verantwoordelijkheid, onderscheid gemaakt tussen de voorzitter en de leden van de commissie. De voorzitter heeft tijdens de hoorzitting een leidende rol en is verantwoordelijk voor het rechtmatige en ordentelijke verloop van de hoorzitting. Daarnaast draagt hij de eindverantwoordelijkheid voor de uit te brengen adviezen.

Op grond van artikel 15 van het Rechtspositiebesluit kan de raad bij verordening bepalen dat de vergoeding naar boven afwijkt. Hierbij past dat het commissieleden betreft die zijn benoemd op grond van bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie. Aan deze voorwaarde is voldaan; de Commissie bestaat uit deskundige juristen. In het tweede lid van artikel 6 is, teneinde tot een marktconforme vergoeding te komen die recht doet aan de verschillen tussen de voorzitter en de leden van de commissie, toepassing gegeven aan artikel 15 van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidvragen.

Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen.

De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot tien weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10).

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden genoemd in de in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb kunnen door de voorzitter van de Commissie worden uitgeoefend.

Artikel 9 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10 Hoorzitting

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 11 van deze verordening.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Ingevolge artikel 7:12 Awb moet bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzittingen van de commissie sociale zaken en werk achter gesloten deuren plaatsvinden. Dit in verband met de privacygevoeligheid van de zaken die bij de commissie voorliggen.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 16 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor).

De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.

Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek.

Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken.

Artikel 17 Raadkamer en advies

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige Commissie. De advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven.

Artikel 18 Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb twaalf weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De bepaling in de voorheen geldende verordening verlangde van de (vice)voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan adviseert de beslissing op het bezwaar te verdagen. In de praktijk is het echter altijd de secretaris die de termijnen bewaakt en zorgt dat het college tijdig een verdagingsbesluit neemt. Daarom is in deze verordening opgenomen dat de secretaris optreedt namens de voorzitter.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingbesluit toe te zenden.

Artikel 19 Ongevraagde adviezen en aanbevelingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20 Jaarverslag

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 21 Inwerkingtreding

In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals genomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb).

Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet in werking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door middel van integrale publicatie van de tekst van de verordening in een van gemeentewege uitgegeven blad, dan wel op de in de gemeente gebruikelijke wijze, te weten in het huis-aan-huisblad.

Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen op de achtste dag na bekendmaking in werking, tenzij een ander tijdstip is aangewezen. In dit geval is er voor gekozen om de datum van inwerkingtreding te stellen op 1 april 2014. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat na de raadsverkiezingen op 19 maart 2014 de nieuwe commissie sociale zaken en werk zal aantreden.

De verordening zal daags na de vaststelling worden gepubliceerd in de Duiven Post en opnieuw daags voor de inwerkingtreding op 1 april 2014.

Voorts zal de verordening conform de daarvoor geldende regeling worden geplaatst op www.overheid.nl.

Artikel 22 Intrekken oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 23 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.