Verordening Commissiewezen 2006

Geldend van 03-04-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening Commissiewezen 2006

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid of buitengewoon lid van een raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

HOOFDSTUK 2 INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING

Artikel 2. Soort commissies

  • 1. De raad kan de volgende commissies instellen:

    • a.

      raadscommissies;

    • b.

      bestuurscommissies;

    • c.

      andere commissies.

  • 2. De raad kan tevens besluiten tot het instellen van subcommissies. Het bepaalde in dit artikel en in ieder ander artikel van deze verordening is op de subcommissies van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Bevoegdheden en samenstelling

De taak en/of bevoegdheden en de samenstelling van de commissies worden geregeld bij het besluit tot instelling, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 4. Benoeming leden

  • 1. De leden van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, worden door de raad uit zijn midden benoemd. De raad kan voor iedere commissie ten minste één plaatsvervangend lid per fractie benoemen.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de raad een niet-raadslid tot lid van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, benoemen ter ondersteuning van een fractie in de raad. Per fractie wordt niet meer dan één niet-raadslid benoemd. Het niet-raadslid moet vermeld staan op de kandidatenlijst van de laatstgehouden verkiezingen voor de gemeenteraad.

  • 3. Leden van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, kunnen zich bij verhindering of ontstentenis laten vervangen door een raadslid of een niet-raadslid-commissielid als bedoeld in lid 2 van dit artikel. Vervanging kan alleen door een raadslid of niet-raadslid-commissielid van dezelfde fractie.

  • 4. De leden van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b en c, worden door de raad al dan niet uit zijn midden benoemd. Van dergelijke commissies kunnen de burgemeester en de wethouders geen lid zijn.

  • 5. De leden van de commissies worden zo spoedig mogelijk, nadat de leden van de raad hun betrekking hebben aanvaard, benoemd.

Artikel 5. Zittingsduur en opengevallen plaatsen

  • 1. De zittingsduur van de leden van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gelijk aan die van de leden van de raad.

  • 2. Tussentijds opengevallen plaatsen in de commissies worden zo spoedig mogelijk opgevuld. Daartoe draagt de burgemeester er zorg voor, dat de vervulling van een opengevallen plaats tijdig wordt vermeld op de agenda van in de vergadering van de raad te behandelen onderwerpen.

Artikel 6. Aantal leden

  • 1. Voor een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, levert elke fractie ten minste één en maximaal drie leden.

  • 2. Een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b en c, bestaat uit minimaal vijf leden. Tenzij de raad voor een bepaalde commissie anders beslist.

  • 3. In het besluit tot instelling van de commissie wordt de vervanging van de leden van de commissies geregeld.

Artikel 7. Taken

  • 1. Een raadscommissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, heeft de volgende taken:

    • a.

      het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat door burgemeester en wethouders is voorbereid tenzij het raadspresidium van oordeel is dat, gezien de aard en/of strekking van het voorstel, behandeling in de commissie niet noodzakelijk is. Het advies wordt ter kennis gebracht aan het college van burgemeester en wethouders. Indien het advies van de raadscommissie daartoe aanleiding geeft, voegt het college van burgemeester en wethouders een reactie toe aan het commissieadvies;

    • b.

      het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in de Regeling instelling raadscommissies 2006 genoemde taken;

    • c.

      het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

    • d.

      voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in de Regeling instelling raadscommissies 2006 genoemde taken.

  • 2. Advies van een commissie, genoemd in lid 1, wordt in een zo vroeg mogelijk stadium van de besluitvorming ingewonnen.

  • 3. Tot de taak van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, behoort het uitoefenen van de bevoegdheden die haar door de raad zijn overgedragen.

  • 4. Tot de taak van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, behoort het uitbrengen van advies aan de raad ten aanzien van het onderwerp met betrekking tot hetwelk de commissie is ingesteld.

Artikel 8. Voorzitterschap

  • 1. De voorzitter van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, en zijn plaatsvervanger, worden door de raad uit zijn midden benoemd. De voorzitter is geen lid van de commissie. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

  • 2. Indien de raad een lid van een fractie met één raadszetel benoemt tot voorzitter van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, dan heeft die fractie het recht een extra niet-raadslid ter ondersteuning van die fractie door de raad te laten benoemen. Het niet-raadslid moet vermeld staan op de kandidatenlijst van de laatstgehouden verkiezingen voor de gemeenteraad.

  • 3. Een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b en c, benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 9. Griffier

  • 1. De griffier kan zich voor wat zijn taak ten aanzien van de commissies betreft, omschreven in artikel 107a van de Gemeentewet, doen bijstaan of vertegenwoordigen door een of meer op de griffie werkzame ambtenaren.

  • 2. De griffier of zijn vertegenwoordiger is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Elke commissie wordt voor de eerste vergadering in een nieuwe zittingsperiode van de leden van de raad bijeengeroepen door de griffier, indien op dat moment nog geen voorzitter is benoemd.

  • 4. Volgende bijeenroepingen geschieden door of op last van de voorzitter van de commissie.

HOOFDSTUK 3 AANWEZIGHEID COLLEGE, BURGEMEESTER EN SECRETARIS

Artikel 10. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

  • 1. De leden van het college van burgemeester en wethouders worden altijd uitgenodigd om de commissievergaderingen bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, voor zover één of meer onderwerpen van hun portefeuille aan bod komen in de vergadering. De commissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat leden van het college van burgemeester en wethouders bij één of meerdere onderwerpen niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen. Zij dienen dan de vergadering te verlaten en bij een openbare vergadering kunnen zij op de publieke tribune plaatsnemen.

  • 2. De leden van het college van burgemeester en wethouders hebben in de vergaderingen een raadgevende stem. Zij kunnen zich laten bijstaan door één of meer ambtenaren.

  • 3. De raad kan bij de instelling van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b of c, een afwijkende regeling treffen ten aanzien van het gestelde in het eerste lid.

HOOFDSTUK 4 VERGADERINGEN

Artikel 11. Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering van een commissie als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder a, de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Gelijktijdig met de oproep worden de agenda met bijbehorende stukken aan de leden verzonden.

  • 2. De voorzitter bepaalt in samenspraak met de griffier welke stukken gelijktijdig met de agenda schriftelijk worden toegezonden. In ieder geval worden toegezonden:

    • a.

      raadvoorstellen;

    • b.

      ontwerpverordeningen;

    • c.

      vast te stellen beleidsnota’s.

  • 3. De agenda met alle bijbehorende stukken van een vergadering van een commissie liggen vanaf de toezending van de oproep voor een vergadering bij de griffier ter inzage en worden gepubliceerd in het bestuursinformatiesysteem.

  • 4. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 12. Verslaglegging

  • 1. Een commissie brengt na elke vergadering schriftelijk verslag uit aan de raad. Ten aanzien van commissies als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder b en c kan de raad bij haar instelling anders bepalen.

  • 2. Een schriftelijk verslag bevat een advies waartoe de commissie, hetzij eenstemmig hetzij bij meerderheid van stemmen, heeft besloten.

  • 3. Indien de minderheid van de commissie zulks verlangt, wordt haar gevoelen in het verslag neergelegd.

  • 4. Indien geen meerderheid voor het uitbrengen van een bepaald advies kan worden gevormd, worden de onderscheidene meningen in het verslag vermeld.

  • 5. Het schriftelijk verslag wordt door de griffier ondertekend.

Artikel 13. Vergoedingen

  • 1. Tenzij de raad ten aanzien van een bepaalde commissie anders bepaalt, genieten de leden van de commissie voor het bijwonen van haar vergaderingen een vergoeding uit de gemeentekas waarvan het bedrag door de raad wordt vastgesteld, overeenkomstig het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties genomen op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de leden van de raad, de ambtenaren die zodanig als lid van een commissie zijn benoemd, de burgemeester, de wethouders, de gemeentesecretaris, de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren.

Artikel 14. Openbaarheid

  • 1. De vergaderingen van de commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, worden in het openbaar gehouden.

  • 2. In afwijking van deze bepaling wordt de vergadering niet in het openbaar gehouden, indien burgemeester en wethouders schriftelijk te kennen hebben gegeven tegen behandeling van een bepaalde zaak in een openbare vergadering bezwaar te hebben.

  • 3. Een commissie kan - eveneens in afwijking van het gestelde onder lid 1 - bij meerderheid van stemmen besluiten haar vergadering niet in het openbaar te houden.

  • 4. Een commissie kan geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en/of ten aanzien van de overgelegde stukken. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 5. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 6. Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 7. De voorzitter kan voorlopige geheimhouding opleggen. Deze blijft van kracht tot gehandeld is overeenkomstig de beide voorgaande leden.

Artikel 15. Opening vergadering en quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. De vergadering van een commissie wordt niet gehouden indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal leden, dat in de commissie zitting heeft, is opgekomen.

  • 3. Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, wordt een nieuwe vergadering belegd. Deze vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal leden dat is opgekomen.

HOOFDSTUK 5 INSPREEKRECHT EN BURGERRONDVRAAG

Artikel 16. Inspreekrecht burgers

  • 1. Burgers en groeperingen kunnen in openbare commissievergaderingen, als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder a, voorafgaand aan de behandeling van een op de agenda staand onderwerp hun mening geven over dat onderwerp, mits zij daartoe voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter van de desbetreffende commissie een verzoek hebben ingediend.

  • 2. De voorzitter kan over de inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste lid zelf een beslissing nemen, dan wel de beslissing aan de commissie overlaten.

  • 3. Een commissie kan besluiten dat voor een volgende vergadering van de desbetreffende commissie burgers en/of groeperingen worden uitgenodigd voor een toelichting en/of gedachtewisseling.

  • 4. In alle overige gevallen bestaat voor niet-leden van een commissie geen gelegenheid om in vergaderingen van commissies het woord te voeren.

Artikel 17. Burgerrondvraag

  • 1. Voor aanvang van de openbare commissievergaderingen, als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder a, kunnen de aanwezigen het woord voeren over niet op de agenda vermelde onderwerpen, mits zij daartoe voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter van de desbetreffende commissie een verzoek hebben ingediend.

  • 2. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten. Zij die zich als spreker hebben aangemeld, verkrijgen van de voorzitter successievelijk gedurende maximaal 5 minuten het woord. Indien zich meer dan 6 sprekers hebben aangemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld.

HOOFDSTUK 6 NAAM VERORDENING EN INWERKINGTREDING

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Commissiewezen 2006 en treedt met onmiddellijke ingang in werking. Met ingang van heden zal de voor deze datum geldende Verordening Commissiewezen 2002 ophouden te gelden.