Referendumverordening 2006

Geldend van 19-10-2006 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening 2006

Referendumverordening 2006

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • a.

    referendum: een volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad voorgenomen of genomen besluit.

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Duiven.

  • c.

    genomen besluit: een schriftelijke beslissing van de raad.

  • d.

    voorgenomen besluit:

    • 1.

      een bij de raad aanhangig voorstel van het college van burgemeester en wethouders of van één of meer raadsleden tot het nemen van een besluit of

    • 2.

      een raadsuitspraak waarin het voornemen tot het nemen van een besluit, kenbaar wordt gemaakt.

  • e.

    groot project: maatschappelijk vraagstuk waarvan de oplossing veel tijd of geld kost, dat ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gehele Duivense samenleving of waarbij vele partijen zijn betrokken.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3 Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen, besluiten over rechtspositionele regelingen aangaande de griffier en/of de griffiemedewerkers;

  • b.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • c.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • d.

    in bezwaar of beroep;

  • e.

    in het kader van deze verordening;

  • f.

    waarvan de raad van mening is dat er andere - dan bovengenoemde - dringende redenen of spoedeisende gemeentelijke belangen zijn (bijvoorbeeld verplichtingen aan derden) om geen referendum te houden;

  • g.

    waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • h.

    inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

  • i.

    als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (i.c. treffen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling);

  • j.

    als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van de wet Algemene regels herindeling (i.c. grenscorrectie);

  • k.

    ter uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • l.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • m.

    die geen groot project betreffen.

Artikel 4 Initiatief van de raad

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum over een voorgenomen raadsbesluit.

  • 2. Het bepaalde in artikel 7 e.v. is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Initiatief van kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen over een door de raad genomen besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum indienen.

  • 2. Dit inleidend verzoek moet binnen vier weken nadat de raad het besluit heeft genomen schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 3. In het verzoek wordt duidelijk aangegeven om welk raadsbesluit het gaat.

  • 4. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden dat in aantal minstens gelijk is aan 0,7% van het totale aantal kiesgerechtigden.

  • 5. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 6. De in het vijfde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 7. Na afloop van de in het tweede lid gestelde termijn onderzoekt het college binnen twee weken of het inleidend verzoek binnen de termijn is ingediend, of het verzoek door voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden wordt ondersteund en of het verzoek een onderwerp betreft als bedoeld in artikel 3.

  • 8. Indien het inleidend verzoek niet binnen de termijn is ingediend, of niet door voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden wordt ondersteund, of indien er sprake is van een onderwerp als bedoeld in artikel 3, verklaart het college het verzoek niet-ontvankelijk.

  • 9. Indien het inleidend verzoek binnen de termijn is ingediend, door voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden wordt ondersteund en geen sprake is van een onderwerp als bedoeld in artikel 3, beslist het college dat het inleidend verzoek aan de gestelde eisen voldoet.

  • 10. De beslissing op het inleidend verzoek wordt zo spoedig mogelijk op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

Artikel 6 Steunverwerving en besluit definitief verzoek

  • 1.

    Kiesgerechtigden kunnen bij de raad een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum binnen vier weken na de dag waarop het college bekend heeft gemaakt dat het inleidend verzoek aan de gestelde eisen voldoet.

  • 2.

    Dit verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden dat in aantal minstens gelijk is aan 7 % van het totale aantal kiesgerechtigden.

  • 3.

    Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal worden de kiesgerechtigden die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4.

    In het verzoek wordt aangegeven om welk voorgenomen of genomen raadsbesluit het gaat.

  • 5.

    Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 6.

    De in het vijfde lid genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 7.

    De raad onderzoekt na binnenkomst van een definitief verzoek, of dit verzoek aan de hiervoor gestelde eisen voldoet. De raad stelt zo mogelijk in de eerstvolgende raadsvergadering na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn, vast of het definitieve verzoek aan de vereisten voldoet. Indien het definitieve verzoek niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn is ingediend, of niet voldoende wordt ondersteund door handtekeningen van kiesgerechtigden, verklaart de raad het verzoek niet-ontvankelijk.

  • 8.

    Indien het verzoek binnen de in het eerste lid gestelde termijn is ingediend en voldoende

wordt ondersteund door handtekeningen van kiesgerechtigden, neemt de raad, zo mogelijk in dezelfde vergadering als in het vorige lid bedoeld, een beslissing over het houden van een referendum. De raad kan zijn beslissing uiterlijk tot de volgende raadsvergadering verdagen.

Artikel 7 Aanhouden besluitvorming of opschorten inwerkingtreding

  • 1. Indien is besloten een referendum te houden over een door de raad voorgenomen besluit, dan wordt de behandeling aangehouden tot (zo mogelijk) de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden.

  • 2. Indien over een genomen besluit een referendum kan worden gehouden, wordt in het besluit opgenomen dat het niet eerder in werking treedt of wordt uitgevoerd dan zes weken nadat het besluit is genomen. Indien een inleidend verzoek wordt goedgekeurd, wordt de inwerkingtreding verder uitgesteld, totdat er een besluit over het houden van een referendum is genomen.

  • 3. Indien is besloten een referendum te houden over een door de raad genomen besluit, dan wordt de uitvoering of de inwerkingtreding van dat besluit opgeschort totdat de raad een definitief besluit, zoals omschreven in artikel 15, heeft genomen.

Artikel 8 Datum

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk 4 maanden na de dag waarop de raad besloten heeft tot het houden van een referendum op basis van artikel 6 lid 8, tenzij door de raad anders wordt bepaald.

  • 2. Indien binnen de in het eerste lid gestelde termijn reguliere verkiezingen plaatsvinden, zal het referendum zo mogelijk worden gehouden op de dag van die verkiezingen.

  • 3. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 9 Vraagstelling

  • 1. De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 10 Adviescommissie

  • 1. De raad kan zich bij het vaststellen van de vraagstelling laten adviseren door een commissie van advies en toezicht.

  • 2. De raad stelt deze commissie van advies en toezicht in en benoemt en ontslaat haar leden.

Artikel 11 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 12 Budget

  • 1.

    De raad stelt, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

  • 2.

    Indien het definitieve verzoek wordt ingewilligd, kan het college de indieners van het verzoek en maatschappelijke organisaties desgevraagd een tegemoetkoming toekennen in de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne over het besluit waarop het referendum betrekking heeft.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het tweede lid bedoelde tegemoetkoming.

Artikel 13 De stemming

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 15 Definitieve besluitvorming raad

Zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het voorgenomen of genomen raadsbesluit dat onderwerp was van het referendum.

Artikel 16 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

a.stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 17 Termijnen

De Algemene Termijnenwet is van toepassing op de in deze verordening gestelde termijnen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening 2006'.

Toelichting

Algemene toelichting Op grond van de bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend en/of raadgevend referendum over een te nemen of genomen besluit. Het kabinet heeft aangegeven geen uniforme regels voor het referendum te willen opstellen. Het kabinet is van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau raadplegende referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Bij de vernietiging van de referendumverordening van de gemeente Amsterdam in 1996 zijn deze randvoorwaarden nog eens onderstreept:

  • ·

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een raadplegend referendum wordt gehouden;

  • ·

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • ·

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

Bevoegdheid De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Samenloop met inspraak De onderwerpen waarover in de afgelopen jaren referenda zijn gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    In deze verordening gaat het om raadplegende en raadgevende referenda. Dat wil zeggen referenda die niet bij voorbaat bindend zijn voor de raad en plaatsvinden voordat door de raad een definitief besluit over het onderhavige onderwerp wordt genomen of nadat een besluit is genomen, maar waarvan de uitvoering is opgeschort. Een referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verwerpen, is wettelijk niet mogelijk.

  • b.

    Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de raadsverkiezingen zijn ook gerechtigd om deel te nemen aan een referendum. Daarom is aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet. Ook voor de genoemde termijn is aangesloten bij de Kieswet, artikel J1.

(initiatief bij de kiesgerechtigden) (initiatief bij de gemeenteraad)

e.groot project: de begripsbepaling van een groot project is opgenomen, omdat in artikel 3 sub m besluiten die geen groot project betreffen zijn uitgezonderd van het houden van een referendum.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden.

Artikel 3 Uitzonderingen

Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen zo beperkt mogelijk gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een 'leeg instrument' wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren. Het opnemen van een algemene uitzonderingsgrond voorkomt dat het voor de raad onmogelijk wordt een verzoek om een referendum af te wijzen.

De lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Omdat het de raad is die de uiteindelijke beslissing over het al dan niet houden van een referendum neemt, vormt een beperkte lijst met uitzonderingen geen probleem. Bij het nemen van de beslissing kan de raad immers ook andere relevante zaken, die niet expliciet in de lijst met uitzonderingen staan, in zijn overwegingen meenemen. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde. De meeste onderwerpen die in dit artikel zijn opgenomen, zijn door de in 1982 ingestelde Staatscommissie Biesheuvel genoemd, als niet geschikt als onderwerp voor een (correctief) referendum. Andere gangbare uitzonderingen luiden als volgt.

  • ·

    Beslissingen in het kader van deze verordening. Dit om te voorkomen dat de besluitvorming in een vicieuze cirkel terecht kan komen, zeker wanneer de raad negatief op een verzoek beslist. Tegen een dergelijke beslissing kan wel bezwaar en beroep worden aangetekend in de zin van de Awb. Dit vergt dus een zorgvuldige afweging en goede motivering door de raad.

  • ·

    Beslissingen waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden. Deze algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad.

  • ·

    Beslissingen waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Hoewel het de raad uiteraard vrij staat deze afweging bij zijn besluit te maken ook zonder dit expliciet in de verordening op te nemen, heeft dit criterium toch een zodanig belang dat het vermelding kan verdienen. Enerzijds dwingt dit de raad rekening te houden met het belang van deze groepen, anderzijds geeft een expliciete vermelding deze groepen ook betere rechtsbescherming omdat het een aanwijsbare grond voor bezwaar en beroep vormt.

Artikel 4 Initiatief van de raad

De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 3 ten aanzien van de onderwerpskeuze. In sommige gemeenten is in het Reglement van Orde een procedure voor een referenduminitiatief vanuit de opgenomen. Indien niets anders is bepaald, beslist de raad over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: 'voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht'.

Artikelen 5 en 6 kiesgerechtigden en steunverwerving Kiesgerechtigden kunnen een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Zij moeten eerst een inleidend verzoek doen tot het houden van een referendum en daarna voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De fase van verzoek en steunverwerving kan op twee manieren worden ingericht: een inleidend en een definitief verzoek of één verzoek. De eerste mogelijkheid wordt gehanteerd in bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam. De tweede optie wordt toegepast in Rotterdam. een inleidend en een definitief verzoek llereerst door een beperkte groep burgers een inleidend verzoek worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Het college beoordeelt vervolgens of het voor de burgers zin heeft om een definitief verzoek in te dienen bij de raad. Beoordeeld wordt of het aantal handtekeningen voldoende is. De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb. Bij de controle of er niet is gefraudeerd met de handtekeningen op de lijsten, volstaat een steekproefsgewijze controle. Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals bijvoorbeeld het gemeentehuis, dorpshuizen etc.

Wanneer het college tot het oordeel komt dat het gaat om een geldig inleidend verzoek, worden de burgers in de gelegenheid gesteld om het vereiste aantal handtekeningen te verzamelen voor het indienen van het definitieve verzoek aan de raad. Een redelijke termijn hiervoor is zes weken. Een andere periode is ook mogelijk. Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal burgers, beslist de raad of een referendum zal worden gehouden. Zowel het besluit van het college op het inleidende verzoek, als het besluit van de raad op het definitieve verzoek zijn besluiten in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open. Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, aangesloten bij de eze drempel niet te hoog om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking.

Artikel 7 Aanhouden

Indien een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit ligt het besluitvormingsproces tijdelijk stil. De eindbeslissing wordt na het referendum genomen. Als een referendum wordt gehouden over een reeds genomen besluit, dan wordt de uitvoering opgeschort. Na het referendum kan de raad het besluit heroverwegen (referendum is een nieuw feit) c.q. de uitvoering hervatten.

Artikel 8 Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden, is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Ook kunnen er meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Er zal dan wel een afzonderlijk kiesregister voor ieder referendum moeten worden bijgehouden en tevens dienen de kiesgerechtigden voor ieder onderwerp een aparte oproepingskaart te krijgen.

Artikel 9 Vraagstelling

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door een commissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

  • ·

    'ja' of 'nee';

  • ·

    een keuze uit alternatieven;

  • ·

    een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Artikel 10 Adviescommissie

In dit artikel wordt de mogelijkheid dat raadsleden zelf in de commissie zitting nemen opengelaten. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het echter de voorkeur dat er geen raadsleden in deze commissie worden benoemd. De raad kan zich ook laten adviseren door één persoon in plaats van een commissie.

  • ·

    formulering van antwoordcategorieën;

  • ·

    toezicht op de organisatie van het referendum;

  • ·

    toezicht op de objectiviteit van de voorlichting, bijvoorbeeld een folder of t.v.-spotje waarin de argumenten pro en contra worden genoemd

Artikel 11 Uitvoering

Het feit dat het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160 b). Het is het college toegestaan om een advies- en begeleidingscommissie in te stellen ter coördinatie van de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden. Het college wijst, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van (raads-)verkiezingen, de stemlokalen aan. In afwijking van de Kieswet mag zij wel besluiten dat er minder stemlokalen kunnen zijn dan bij reguliere verkiezingen.

Artikel 12 Budget

De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen (artikel 11). Ook kan de raad besluiten dat aan de groep burgers die om het referendum heeft verzocht, een bedrag voor promotiedoeleinden wordt verstrekt.

Artikel 13 De stemming

Voor de procedures rond de stemming kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.

Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

Wanneer 30 procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen.

Artikel 15 De beslissing van de raad

Indien mogelijk moet de raad in de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

Artikel 16 Strafsanctie

Er zijn enkele strafsancties opgenomen om fraude met stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten te proberen te voorkomen c.q. te kunnen bestraffen.

Artikel 17 Termijnen

Om te voorkomen dat een in de verordening gestelde termijn eindigt in een weekeinde of op een feestdag is de Algemene Termijnenwet van toepassing verklaard op deze verordening.