Regeling vervallen per 06-01-2011

Verordening als bedoeld in art. 31 van de wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte wezen Zelfstandigen

Geldend van 15-02-1995 t/m 05-01-2011

Intitulé

Verordening als bedoeld in art. 31 van de wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte wezen Zelfstandigen

Hoofdstuk 1

Nr. 1994/XI-42

Voorstel tot vaststelling van een verordening als bedoeld in artikel 31 van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte wezen Zelfstandigen.

De raad van de Gemeente Duiven;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Duiven van 6 december 1994;

Besluit:

Vast te stellen de verordening als bedoeld in artikel 31 van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen betreffende de behandeling van aanvragen om een uitkering.

Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    wet : Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ);

  • b.

    burgemeester en wethouders : het college van burgemeester en wethouders van Duiven;

  • c.

    afdeling : de afdeling sociale zaken;

  • d.

    aanvrager : degene die voor zichzelf of voor zijn of haar gezin een uitkering aanvraagt of voor wie deze uitkering door een derde wordt gevraagd.

    Hoofdstuk 2

    De behandelingen van aanvragen om bijstand

    Artikel 2

    • 1.

      Een aanvraag om een uitkering ingevolge de IOAZ wordt schriftelijk of mondeling ingediend bij de afdeling.

    • 2.

      Een schriftelijke aanvraag wordt zo mogelijk gesteld op het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

    • 3.

      De afdeling stelt een mondelinge aanvraag op een daarvoor bestemd formulier.

    • 4.

      De afdeling stelt eveneens een schriftelijke aanvraag, welke niet op een aanvraagformulier is gesteld op een zodanig formulier.

    • 5.

      Zowel bij een schriftelijke of een mondelinge aanvraag, ondertekent degene, die de aanvraag indient, zo mogelijk het aanvraagformulier.

    • 6.

      De afdeling tekent de datum van indiening op het aanvraagformulier aan.

    • 7.

      Indien een derde de aanvraag indient, dient de instemming van de aanvrager te blijken of redelijkerwijs aannemelijk te zijn.

    • 8.

      De afdeling verstrekt een afschrift van het aanvraagformulier of een bewijs van ontvangst, waarop de datum van indiening van de aanvraag is vermeld aan degene, die de aanvraag indient.

    • 9.

      De afdeling stelt de aanvrager en degene, die de aanvraag namens hem indient, in de gelegenheid de aanvraag toe te lichten.

      Onderzoek

      Artikel 3

      • 1.

        De afdeling wint inlichtingen in betreffende de burgerlijke staat en het woonadres van de aanvrager en, indien deze in gezinsverband leeft, ook over de samenstelling van het gezin.

      • 2.

        De afdeling stelt een onderzoek in naar het inkomen en het vermogen van de aanvrager.

      • 3.

        Indien en voorzover de behandeling van de aanvraag dit op grond van de wet noodzakelijk maakt, wint de afdeling ook andere dan de in lid 1 bedoelde inlichtingen in of stelt zij ook een ander dan het in lid 2 bedoelde onderzoek in.

      Medewerking van aanvrager aan het onderzoek

      Artikel 4

      • 1.

        De aanvrager en/of degene die de aanvraag namens hem indient, is verplicht aan de afdeling de inlichtingen te verstrekken, die voor de behandeling van de aanvraag nodig worden geacht, zo mogelijk onder overlegging van bewijsstukken.

      • 2.

        De afdeling stelt deze inlichtingen op het daarvoor bestemde inlichtingenformulier.

      • 3.

        Het inlichtingenformulier wordt –na de invulling – zo mogelijk ondertekend door degene, die de inlichtingen heeft verstrekt.

      • 4.

        De aanvrager en degene die de aanvraag namens hem indient zijn verplicht ook overigens medewerking te verlenen op grond van artikel 3 nodig geachte inlichtingen en aan een op grond van dat artikel nodig geacht onderzoek

      • 5.

        De aanvrager en degene, die de aanvraag namens hem indient, zijn verplicht aan de afdeling inzage te verstrekken in bescheiden ter verifiëring van hetgeen op het aanvraagformulier en het inlichtingenformulier is gesteld.

      Inlichtingen van derden

      Artikel 5

      De afdeling is bevoegd aan derden inlichtingen te vragen, welke rechtstreeks verband houden met de aanvraag.

      Het horen van derden

      Artikel 6

      De afdeling geeft aan een derde, die bij de aanvraag om een uitkering betrokken is, op zijn verzoek gelegenheid daarover gehoord te worden.

      Artikel 7

      De aanvrager is bevoegd zich te doen bijstaan door een raadsman.

      Verplichting tot geheimhouding

      Artikel 8

      Zij, die met de behandeling van de aanvraag zijn belast, zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen bij de uitoefening van hun functie ter kennis komt, voorzover het belang van de aanvrager dit eist.

      Beschikking op de aanvraag

      Artikel 9

      Op een aanvraag om een uitkering wordt, door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen functionaris, zo spoedig mogelijk en met inachtneming van de in de wet gestelde termijnen beslist.

      Artikel 10

      • 1.

        De beschikking op de aanvraag wordt de aanvrager schriftelijk medegedeeld.

      • 2.

        De mededeling van de beschikking op een aanvraag om een uitkering vermeldt de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift tegen die beschikking of tegen de uitvoering daarvan.

      Machtiging tot inning en verrekening van inkomsten

      Artikel 11

      In de beschikking tot het verlenen van een uitkering kan –na voorafgaand overleg met de aanvrager- worden opgenomen, dat deze een machtiging geeft tot het innen van niet direct opeisbare inkomsten, welke hij over de periode van een uitkering te verwachten heeft en tot het verrekenen van deze inkomsten met de uitkering.

      Toezicht op naleving voorwaarden

      Artikel 12

      • 1.

        De afdeling ziet er –indien aard en doel van de uitkering dat met zich meebrengt- op toe dat verstrekte gelden worden besteed voor het doel waarvoor ze zijn aangegaan.

      • 2.

        De afdeling ziet er voorts op toe, dat –indien aan een beschikking tot het verlenen van een uitkering voorwaarden zijn verbonden- deze worden nageleefd.

      Slotbepalingen

      Artikel 13

      • 1.

        De verordening ligt bij de afdeling voor een ieder ter inzage.

      • 2.

        De verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging

      Aldus besloten in zijn openbare

      Vergadering van 19 december 1994

      De raad voornoemd,

      Secretaris, voorzitter,