Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten

Geldend van 01-01-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten

Verordening (re)integratie arbeids- gehandicapten

De raad van de gemeente Duiven,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 13a en 13b van Wet inschakeling werkzoekenden, gezien het advies van de commissie M.A.Z.O.P. van 23 september 1999

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Hoofdstuk 1.

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsomschrijvin gen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet REA: de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

  • b.

    Wiw: de Wet inschakeling werkzoekenden;

  • c.

    Buf: het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden;

  • d.

    arbeidsgehandicapte: een persoon als bedoeld in artikel 2 en artikel 12 van de Wet REA;

  • e.

    subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget: een subsidie voor werkgevers als bedoeld in artikel 13b, eerste lid van de Wiw jo. artikel 7a van het Buf;

  • f.

    subsidie in de vorm van een pakket op maat: een subsidie voor werkgevers als bedoeld in artikel 13b, tweede lid van de Wiw jo. artikel 7b van het Buf;

  • g.

    subsidie voor werknemersvoorzieningen: een subsidie voor arbeidsgehandicapte werknemers als bedoeld in artikel 13a, derde lid van de Wiw jo. artikel 8b, 8c en 8d van het Buf;

h, subsidie voor voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiwdienstbetrekking en op een proefplaats: een subsidie ten behoeve van arbeidsgehandicapten als bedoeld in artikel 13a, eerste lid van de Wiw jo. artikel 8a van het Buf;

  • i.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • j.

    dienstverband: een dienstbetrekking in de zin van artikel 1, eerste lid, onder p, van de wet REA, niet zijnde een Wiwdienstbetrekking, aangegaan voor tenminste zes maanden;

  • k.

    Wiwdienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van artikel 1, eerste lid onder g van de Wiw;

  • l.

    proefplaats: een proefplaats in de zin van artikel 115, tweede en derde lid van de Algemene bijstandswet, artikel 38, tweede en derde lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 38, tweede en derde lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 2

Bevoegdheid van burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de artikelen 13a en 13b Wiw en de daarop gebaseerde bepalingen in het Buf, met inachtneming van deze verordening.

Artikel 3

Plafond scholings en activeringsbudget

1.Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidies die bekostigd worden uit het scholings en activeringsbudget als bedoeld in artikel 14a, eerste lid van het Buf.

2. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een budgetplafond vast voor de overige uitgaven die bekostigd worden uit het scholings en activeringsbudget als bedoeld in artikel 14 en 14a van het Buf. Aanvragen als bedoeld in het tweede lid worden geweigerd indien door het totaal van toezeggingen in dat jaar het budgetplafond is bereikt.

Artikel 4

Verdelen van de subsidie

Het verdelen van het beschikbare budget als bedoeld in artikel 3 vindt plaats in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Een aanvraag wordt in deze volgorde opgenomen als zij volledig is.

Hoofdstuk 2.

De aanvraag

Artikel 5

De termijn van aanvraag

Met uitzondering van de aanvraagtermijnen die genoemd worden in artikel 7a, zesde lid en artikel 7b, tweede lid van het Buf worden de aanvragen voor subsidie binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband, de Wiwdienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte bij burgemeester en wethouders ingediend.

Artikel 6

Gegevens bij de aanvraag

  • 1.

    De werkgever verstrekt bij zijn aanvraag voor subsidie de volgende gegevens: a, naam, adres, woonplaats en sofinummer van de arbeidsgehandicapte; b, een afschrift van de arbeidsovereenkomst met de arbeidsgehandicapte waaruit de aard, duur en omvang van het dienstverband blijkt; c, gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de arbeidsgehandicapte als zodanig wordt aangemerkt; d, overige gegevens die burgemeester en wethouders nodig achten om te kunnen besluiten over de subsidieaanvraag.

  • 2.

    De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie in de vorm van een pakket op maat, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens: a, een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte van een loonkostensubsidie die voor de arbeidsgehandicapte werknemer is ontvangen; b. een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 7b, eerste lid, onder a tot en met e van het Buf genoemde onderdelen.

  • 3.

    De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie voor voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiwdienstbetrekking en op een proefplaats, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8a, tweede lid, onder a tot en met d van het Buf genoemde onderdelen.

  • 4.

    De arbeidsgehandicapte verstrekt bij zijn aanvraag voor subsidie voor werknemersvoorzieningen de volgende gegevens:

    • a.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en omvang van het dienstverband blijkt;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de arbeidsgehandicapte als zodanig wordt aangemerkt;

    • c.

      een onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8b, eerste lid, onder a tot en met c van het Buf genoemde onderdelen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Hoofdstuk 3.

Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen en weigeringsgronden

Artikel 7

Geen subsidie voor algemeen gebruikelijke voorzieningen

Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid van het Buf als de voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn.

Artikel 8

Geen subsidie minimumloon

Geen subsidie wordt verstrekt indien het totaal van de kosten van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd minder bedragen dan 1,85 maal het minimumloon per dag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c. van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 9

Op individu gerichte voorzieningen

Een subsidie voor werknemersvoorzieningen en voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid onder a van het Buf wordt alleen toegekend indien de betreffende voorzieningen in overwegende mate op het individu zijn gericht.

Artikel 10

Hoogte van de subsidie

1.Een subsidie voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid en artikel 8b, onder a van het

Buf is gelijk aan de werkelijke kosten van de voorzieningen, voor zover die naar het oordeel van burgemeester en wethouder noodzakelijk, sober en doelmatig zijn.

2.Indien de werkelijke kosten van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd in de vorm van een pakket op maat hoger zijn dan f 50.000,, kan bij de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag rekening worden gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever van de te treffen voorziening.

Artikel 11

Weigeren subsidie

Met uitzondering van de subsidie in de vorm van een pakket op maat, kan de subsidie naast de in artikel 7a, derde lid van het Buf en artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat: a. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld; b. de subsidieverstrekking niet past binnen het reïntegratiebeleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4.

Het beslissen op de aanvraag

Artikel 12

Het besluit tot verlenen

  • 1.

    Voorafgaande aan het vaststellen van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en in de vorm van een pakket op maat wordt een beschikking tot het verlenen van subsidie gegeven.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies voor respectievelijk werknemersvoorzieningen en voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiwdienstbetrekking en op een proefplaats, stellen burgemeester en wethouders de subsidie vast zonder voor afgaande beschikking tot verlening van de subsidie.

Artikel 13

Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 5.

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 14

Medewerking werkgever

De werkgever verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiwdienstbetrekking of de proefplaats met de arbeidsgehandicapte in stand te houden.

Artikel 15

Medewerking arbeidsgehandicapte

De arbeidsgehandicapte verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiwdienstbetrekking of de proefplaats met de werkgever in stand te houden.

Artikel 16

Toezicht en informatieplicht

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordeningen of van de verplichtingen in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Aan subsidies op grond van deze verordening is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 17

Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

  • 1.

    De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan burgemeester en wethouders van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Als feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval beschouwd wijzigingen in de aard, de duur en omvang van het dienstverband, Wiwdienstbetrekking of proefplaats van de arbeidsgehandicapte.

Artikel 18

Bewaarplicht

De subsidieontvanger bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen, tenminste gedurende drie jaar na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking voor controledoeleinden.

Hoofdstuk 6.

Vaststellen van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget of een pakket op maat

Artikel 19

De aanvraag tot vaststellen

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de werkgever bij burgemeester en wethouders een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in binnen drie maanden na de afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 20

Gegevens bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie

Bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie wordt in ieder geval vermeld: a. de datum van aanvang van het dienstverband; b. indien van toepassing, de datum van beëindiging van het dienstverband, de reden daarvan en een overzicht van de aantoonbaar gemaakte kosten voor de arbeids gehandicapte; c. indien van toepassing, wijzigingen in de duur en omvang van het dienstverband gedurende de subsidieperiode en de datum waarop deze wijzigingen hebben plaatsgevonden.

Artikel 21

Aanvullende gegevens bij de aanvraag tot vaststellen subsidie in de vorm van een pakket op maat

Bij de aanvraag van de beschikking tot vaststelling van de subsidie in de vorm van een pakket op maat worden, naast de in artikel 20 genoemde gegevens, eveneens de volgende stukken verstrekt:

  • a.

    een gespecificeerde rekening van de gemaakte kosten;

  • b.

    een overzicht van de verrichte activiteiten dan wel de getroffen voorzieningen.

Artikel 22

Vaststellen van de subsidie in de vorm van een pakket op maat

De subsidie in de vorm van een pakket op maat kan, naast de gevallen vermeld in artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf en artikel 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    is gebleken dat de subsidie voor andere activiteiten of voorzieningen is aan gewend dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel toegekend;

  • b.

    de werkgever kennelijk een financieel wanbeleid voert.

Artikel 23

Beslistermijn vaststellen van de subsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor subsidievaststelling als bedoeld in artikel 19 binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 7.

Betaling en bevoorschotting

Artikel 24

Voorschotten subsidie pakket op maat

Burgemeester en wethouders kunnen de werkgever voorschotten voor het pakket op maat verlenen tot maximaal 80% van het verstrekte subsidiebedrag.

Artikel 25

Loonkostensubsidie

Een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder a wordt op verzoek van de werkgever in maandelijkse voorschotten verstrekt.

Artikel 26

Betalingstermijn

Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald binnen zes weken na deze vaststelling.

Hoofdstuk 8.

Slotbepalingen

Artikel 27

Zaken waarin de verordening niet voorziet

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 1999.

Artikel 29

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten".

Aldus vastgesteld .....

Algemene toelichting

Wet op de (Re)integratie van arbeidsgehandicapten (REA ) Op 1 juli 1998 is de wet op de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (REA) in werking getreden. Gemeenten krijgen met deze wet de beschikking over een aantal instrumenten om de reïntegratie van arbeidsgehandicapten te bevorderen. Het gedeelte van de wet REA dat de taken en bevoegdheden van gemeenten regelt, is opgenomen in de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw). De Wiw is uitgebreid met een nieuwe paragraaf 4, bestaande uit de artikelen 13a en 13b. Beide bepalingen zijn nader uitgewerkt in het Besluit uitvoering en financiering Wiw (Buf). Het Buf is daartoe uitgebreid. De artikelen 13a en 13b van de Wiw en het Buf geven het kader aan waarbinnen gemeenten hun taken moeten uitvoeren. Het Buf kent de volgende reïntegratie instrumenten:

1. Subsidie aan de werkgever in de vorm van een plaatsingsbudget.

De voorwaarden voor het verstrekken van een plaatsingsbudget zijn in artikel 13b, eerste lid van de Wiw en artikel 7a van het Buf geregeld. Het plaatsingsbudget moet worden toegekend als de werkgever voldoet aan de voorwaarden die in de Wiw en het Buf zijn gesteld. De kosten van deze subsidie kunnen volledig worden gedeclareerd bij het rijk. Aanvullende voorwaarden in een gemeentelijke subsidieverordening zijn voor het plaatsingsbudget niet mogelijk, wel zijn een aantal procedurele bepalingen opgenomen om de eventuele terugvordering bij de werkgever te regelen.

2. Subsidie aan de werkgever in de vorm van een pakket op maat.

Het pakket op maat (artikel 13b, tweede lid Wiw en artikel 7b Buf) kan bestaan uit:

  • a.

    een loonkostensubsidie ten bedrage van ten hoogste 33 1/3% van het overeengekomen brutoloon per jaar, gedurende maximaal drie jaar

  • b.

    een eenmalige trainings en begeleidingssubsidie van ten hoogste f 4.000,00

  • c.

    een subsidie voor de kosten van scholing

  • d.

    een subsidie voor de kosten, die voortvloeien uit noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en toewijzing van arbeid, de inrichting van arbeidsplaatsen, de productie en werkmethoden en de bij arbeid te gebruiken hulpmiddelen, alsmede de kosten die voortvloeien uit de aanpassing van de inrichting van het bedrijf, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van de arbeidsgehandicapte aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf

  • e.

    een subsidie voor kosten van andere voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid dan de voorzieningen als bedoeld in de onderdelen b. c. en d.

Voor het verstrekken van een subsidie in de vorm van een pakket op maat kan de gemeente met toepassing van de Awb een subsidieplafond en verdeelregels vaststellen. Deze verordening voorziet daarin.

3. Werknemersvoorzieningen.

De gemeente kan gedurende maximaal een jaar op aanvraag werknemersvoorzieningen verstrekken (artikel 13 a, derde lid Wiw en artikel 8b Buf). De voorzieningen worden in natura of in geld verstrekt aan de arbeidsgehandicapte. Deze werknemersvoorzieningen zijn:

  • a.

    niet algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de arbeidsgehandicapte zijn werkplek kan bereiken. Deze voorzieningen kunnen samenvallen met de (leef)vervoersvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan gehandicapten op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG). De WVG is dan voorliggend. Ten laste van het scholings en activeringsbudget kunnen uitsluitend de werkvervoersvoorzieningen worden vergoed.

  • b.

    noodzakelijke persoonlijke ondersteuning van de arbeidsgehandicapte bij het verrichten van de hem opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor de specifiek met de handicap samenhangende beperking. Deze persoonlijke ondersteuning, ook wel begeleid werken of jobcoaching genoemd, wordt nader uitgewerkt in artikel 8c van het Buf.

  • c.

    communicatievoorzieningen voor doven. Deze voorzieningen worden nader uitgewerkt in artikel 8d Buf: onder deze voorzieningen worden uitsluitend verstaan een dovengebarentolk, een dovenschrijftolk of een notitiemaker die zijn erkend door het Lisv.

Zowel ten aanzien van de persoonlijke ondersteuning als de communicatievoorzieningen voor doven zijn in het Buf de voorwaarden geregeld. Voor de vervoersvoorzieningen kan nog nadere regelgeving volgen, maar hier is vooralsnog vanaf gezien.

4. Voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw dienstbetrekking of op een proefplaats.

De gemeente kan op basis van artikel 13a, eerste lid Wiw en artikel 8a Buf voorzieningen in natura of in geld verstrekken voor het verrichten van arbeid in een Wiw dienstbetrekking of op een proefplaats. De voorzieningen worden verstrekt aan de werkgever (in geval van een Wiwdienstbetrekking is dat de gemeente). Deze voorzieningen zijn in ieder geval:

  • a.

    scholing, training en begeleiding van de werknemer

  • b.

    noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en toewijzing van de arbeid

  • c.

    de inrichting van arbeidsplaatsen, de productie en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen

  • d.

    aanpassing van de inrichting van een bedrijf, voorzover dit noodzakelijk is om bij dat bedrijf werkzaamheden te verrichten.

Het kan hierbij zowel om werkgeversvoorzieningen gaan die aan de werkplek zijn gebonden (bv. aangepast meubilair) als om werknemersvoorzieningen die aan de arbeidsgehandicapte gebonden zijn (bv. werkvervoersvoorziening).

De werknemersvoorzieningen en de voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiwdienstbetrekking of op een proefplaats betreffen aanspraken van burgers. Daarom is in artikel 13a, vierde lid Wiw met verwijzing naar artikel 3 Wiw bepaald dat gemeentebesturen bij verordening regels moeten stellen voor het verstrekken van deze voorzieningen. Deze verordening voorziet daarin.

Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De mogelijkheden voor gemeenten om nadere voorschriften te stellen, worden niet alleen bepaald door de Wiw en het daarop gebaseerde Buf, maar ook door de regels in de Awb over subsidieverstrekking. De Awb bevat een groot aantal dwingende voorschriften over subsidies. Van deze regels mogen gemeenten niet afwijken. Daarnaast geeft de Awb ook gangbare, aanvullende en facultatieve regels. In deze verordening zijn de bepalingen opgenomen die gemeenten kunnen stellen in aanvulling op de Wiw, het Buf en de Awb.

Voorzieningen in natura of in geld.

Het Buf biedt de mogelijkheid de voorzieningen in geld of in natura te verstrekken. In deze verordening wordt de keuze gemaakt de verstrekkingen in geld te doen. Dit heeft uitvoeringstechnisch grote voordelen. De gemeente verstrekt de aanvrager een geldbedrag (subsidie) ter hoogte van de werkelijke kosten van de aangevraagde voorzieningen. Hierdoor is ook direct duidelijk welk beslag er gelegd wordt op het beschikbare REAbudget. De aangevraagde voorzieningen moeten dan natuurlijk wel binnen de regelgeving van het Buf en het beleid van de gemeente passen. Voorzieningen die in geld worden verstrekt zijn subsidies in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, voorzieningen in natura zijn dat niet. In deze verordening wordt consequent de term 'subsidie' gebruikt. De subsidietitel van de Awb is van toepassing op deze verordening.

De gemeente kan ook de keuze maken de voorzieningen in natura te verstrekken of in bruikleen te geven, zoals dat bij de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) gebeurt. Voor de vervoersvoorzieningen geldt dat de (leef)vervoersvoorzieningen in het kader van de WVG worden verstrekt en in het kader van de wet REA alleen de werkvervoersvoorzieningen kunnen worden verstrekt. Voorzieningen zijn geen subsidies in de zin van de Awb, dus de gemeente moet dan een andere verordening vaststellen, waarin de term 'subsidie' wordt vervangen door 'voorzieningen'. De subsidietitel van de Awb is dan niet van toepassing, de overige bepalingen van de Awb vanzelfsprekend wel. De keuze voor voorzieningen in natura heeft dus naast uitvoeringstechnische, ook financiële nadelen omdat de weigeringsgrond van de Awb bij het bereiken van het subsidieplafond niet van toepassing is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De definitie van arbeidsgehandicapte in deze verordening betreft uitsluitend de arbeidsgehandicapten die onder de doelgroep van de gemeente vallen, te weten arbeidsgehandicapten die uitsluitend recht hebben op een Abw, IOAW of IOAZ uitkering en arbeidsgehandicapten met een Wiwdienstbetrekking. De definitie van subsidie is niet de verordening opgenomen. De reden hiervoor is dat de Awb in artikel 4:21 een dwingende en algemeen geldende begripsomschrijving van subsidie geeft. Op grond van artikel 4:21 is een subsidie: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".

Artikel 2

De Wiw en het Buf dragen de uitvoering van de taken op aan de gemeente (dit is de gemeenteraad). In dit artikel legt de raad de bevoegdheid om over subsidieaanvragen te beslissen neer bij burgemeester en wethouders.

Artikel 3

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald bedrag. Hierdoor wordt een openeinde regeling voorkomen. Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput, is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van artikel 3, eerste lid stellen Burgemeester en wethouders het subsidie plafond jaarlijks vast. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb moeten subsidie aanvragen worden afgewezen als de verstrekking zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond. Het pakket op maat en voorzieningen die worden verstrekt in geld zijn subsidies in de zin van de Awb.

Voorzieningen in natura en toeleidingstrajecten (waaronder de REAbeoordeling) zijn geen subsidies in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en zouden dus niet onder het subsidieplafond vallen. Daarom is in het tweede lid voor de overige aanvragen geregeld dat hier een budgetplafond voor kan worden vastgesteld. In het derde lid is opgenomen dat ook de overige aanvragen (nietsubsidies) kunnen worden geweigerd als daarmee het budgetplafond wordt overschreden. Deze twee bepalingen zijn facultatief. De gemeente moet een subsidieplafond vaststellen en kan daarnaast de keuze maken ook een budgetplafond vast te stellen. Als de gemeente ook het tweede en derde lid in de verordening opneemt, betekent dat dat zowel aanvragen voor subsidies, voorzieningen als toeleidingstrajecten (waaronder de REAbeoordeling) kunnen worden geweigerd als het REAscholings en activeringsbudget wordt overschreden.

Omdat de gemeente de kosten van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget volledig bij het Ministerie kan declareren, loopt zij bij deze subsidie geen enkel financieel risico. Om deze reden hoeft voor deze subsidie geen subsidieplafond te worden vastgesteld.

Het subsidieplafond (en indien de gemeente daarvoor kiest het budgetplafond) is gelijk aan het bedrag dat op de begroting voor de desbetreffende taak is gereserveerd. Het vaststellen van een plafond is dus een louter administratieve aangelegenheid die door burgemeester en wethouders kan worden verricht. Het subsidieplafond moet vóór het begin van de periode waarvoor het geldt worden bekendgemaakt (artikel 4:27 lid 1 Awb). In deze verordening wordt gekozen voor de periode van een begrotingsjaar. Dit sluit aan bij de periode waarvoor het scholings en activeringsbudget door het rijk wordt verstrekt. Op grond van artikel 4:34, eerste lid Abw kan een subsidie worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is goedgekeurd of vastgesteld onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld (begrotingsvoorbehoud).

Bij het vaststellen van het REAsubsidieplafond moet het beschikbare REAbudget worden verminderd met het verplicht besteedbare deel bij Arbeidsvoorziening, dit deel kan immers niet aan subsidies worden uitgegeven. Om deze reden wordt in artikel 3, eerste lid verwezen naar artikel 14a, eerste lid Buf. Het tweede lid van artikel 14a gaat immers over de verplichte inkoop bij Arbeidsvoorziening. Het is wel mogelijk een deel van het Wiwscholingsen activeringsfonds te gebruiken voor subsidies op grond van de wet REA. Het plafond kan dus hoger worden vastgesteld dan het vrij besteedbare REAbudget. Om deze reden kan aan artikel 3, eerste lid ook een verwijzing naar artikel 14 van het Buf worden opgenomen. Deze aanvulling is facultatief. Het budgetplafond in het tweede en derde lid is van toepassing op het totale scholings en activeringsbudget, daarom wordt verwezen naar artikel 14a en 14 van het Buf. Deze bepalingen zijn facultatief en ook hier is de verwijzing naar artikel 14 van het Buf (totale WIWscholings en activeringsbudget) facultatief.

Artikel 4

Artikel 4:26, tweede lid, Awb schrijft voor dat als een subsidieplafond wordt vastgesteld, op hetzelfde moment ook de wijze van verdeling moet worden vermeld. Artikel 4 geeft deze verdeelregel. Omdat subsidies gedurende het gehele begrotingsjaar kunnen worden aangevraagd, geldt als verdeelcriterium: "wie het eerst komt, die het eerst maalt". De keuze voor deze verdeling is gemaakt om dit jaar het beschikbare budget volledig te kunnen verdelen en het risico van terugvordering te beperken. Als gemeenten van de reïntegratie van arbeidsgehandicapten een groot succes maken kan dit op termijn leiden tot hogere budgetten voor gemeenten. Op de lange termijn zou deze verdeling tot oneerlijke situaties kunnen leiden. De gemeente kan natuurlijk ook de keuze maken de verdeling op basis van door het college van Burgemeester en wethouders vastgestelde verdeelregels te laten plaatsvinden. De verdeling vindt dan plaats op basis van vastgesteld beleid. Een andere mogelijkheid is een zogenaamd 'tendersysteem, waarbij de aanvragen voor een bepaald tijdstip (bijvoorbeeld 1 april 1999) moeten worden ingediend, waarna op grond van kwalitatieve criteria een rangorde kan worden bepaald. Dit systeem maakt het mogelijk om de kwalitatief beste aanvragen met voorrang te honoreren. Op het moment dat meer zekerheid bestaat over de REAbudgetten voor gemeenten is een tendersysteem wellicht beter dan het nu gekozen 'wie het eerst komt, het eerst maalt' systeem. Voor 1998 is echter het verdelen in de volgorde van de aanvragen tactisch gezien het beste. In de definitieve modelverordening kan hier een andere keuze worden gemaakt.

Artikel 5

In artikel 7a, zesde lid van het Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget niet in behandeling wordt genomen als de werkgever deze aanvraag later dan vier weken na aanvang van het dienstverband indient. In artikel 7b, tweede lid van het Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van een pakket op maat in het geval dat reeds een subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget is verstrekt, uiterlijk binnen 13 weken na de verstrekking van het plaatsingsbudget moet zijn ingediend. Voor het overige worden zowel in de Wiw als in het Buf geen termijnen genoemd waarbinnen de subsidieaanvragen moeten zijn ingediend. Om die reden wordt in artikel 5 een regeling gegeven voor de aanvraagtermijn van de overige subsidies. Dit artikel bepaalt dat deze aanvragen binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband respectievelijk de Wiwdienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte moeten worden ingediend. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn die ook door Arbeidsvoorziening en het Lisv worden gehanteerd. Dit heeft als voordeel dat de werkgever met gelijke termijnen te maken heeft. In combinatie met het subsidieplafond en de gekozen verdeelregels (zie artikel 4) kan deze bepaling tot onrechtvaardige situaties leiden. Als het budget wordt over schreden moet de gemeente immers de aanvraag weigeren. Overwogen kan worden een bepaling op te nemen dat een aanvraag eenmaal kan worden aangehouden tot het volgende begrotingsjaar. De aanvrager maakt dan in het volgende jaar opnieuw kans op honorering van de subsidie. Ook is het mogelijk in het geheel geen aanvraagtermijnen vast te stellen, waardoor de aanvrager zijn aanvraag kan indienen op het moment dat (weer) budget beschikbaar is. Dit heeft het nadeel dat na verloop van tijd de gemeente niet meer verantwoordelijk is (de arbeidsgehandicapte heeft immers geen Abwuitkering meer maar een werkgever) en de uvi van de werkgever zal niet over gaan tot verstrekking omdat de termijn van twee maanden na aanvang van het dienstverband verstreken is.

Artikel 6

Bij de gegevens die bij de aanvraag verstrekt worden, wordt een onderscheid gemaakt tussen gegevens die een werkgever moet verstrekken en gegevens die een arbeidsgehandicapte moet verstrekken. De arbeidsgehandicapte dient de aanvraag voor werknemersvoorzieningen in, alle overige aanvragen gebeuren door de werkgever. In beide gevallen is bepaald dat bij de aanvraag de gegevens waaruit blijkt dat betrokkene arbeidsgehandicapte is, moeten worden overhandigd. Deze bepaling is opgenomen om enerzijds zeker te kunnen stellen dat de arbeidsgehandicapte instemt met de aanvraag en anderzijds omdat het recht op voorzieningen pas ontstaat als vaststaat dat sprake is van een arbeidshandicap. Bij de in artikel 6, eerste lid onder d, bedoelde gegevens kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aantal uren dat gewerkt gaat worden. Als de gemeente in beleidsregels vastlegt dat alleen subsidie wordt verstrekt voor dienstverbanden van bijvoorbeeld minimaal 8 uur per week, biedt dit artikel de grond waarop deze gegevens kunnen worden opgevraagd. Overigens kan voor het plaatsingsbudget geen enkele aanvullende voorwaarde gesteld worden.

Bovendien wordt in artikel 6 geregeld dat per type subsidie specifieke gegevens verstrekt moeten worden. Deze specifieke gegevens heeft de gemeente nodig om te kunnen beoordelen of de aanvrager voor subsidie in aanmerking komt, gelet op de bepalingen in de Wiw en het Buf, en om te hoogte van de subsidie te kunnen vast stellen.

Aangezien een loonkostensubsidie onderdeel kan uitmaken van een pakket op maat is in het tweede lid bepaald dat de werkgever een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte van een loonkostensubsidie voor dezelfde arbeidsgehandicapte moet overhandigen. Op deze manier kan dubbele subsidiëring worden voorkomen.

De in het vierde lid gevraagde onderbouwing betreft een nadere toelichting van de arbeidsgehandicapte op de noodzaak van de aangevraagde werknemersvoorziening(en).

Artikelen 7 tot en met 11

Deze artikelen bevatten de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. Door het opnemen van deze voorwaarden in de verordening, worden de voorwaarden die de gemeente stelt aan de verschillende subsidievormen min of meer gelijk aan de voorwaarden van de twee andere instanties die belast zijn met de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (Arbeidsvoorziening en het Lisv). Bij het opstellen van de voorwaarden is dan ook gekeken naar het Reïntegratie instrumentenbesluit Wet REA (Staatsblad 1998, 293). In dit Besluit worden nadere regels gesteld ten aanzien van de uitvoering van de Wet REA door het Lisv.

De voorwaarden vormen een aanvulling op de voorwaarden die in het Buf ten aanzien van de verschillende subsidievormen worden gesteld en gelden niet voor het plaatsingsbudget.

Artikel 7

Artikel 7 bepaalt dat geen subsidie wordt verleend voor de kosten van voorzieningen als deze voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn. Een soortgelijke bepaling is opgenomen in het Reïntegratieinstrumentenbesluit voor het Lisv (Staatsblad 293) en voor Arbeidsvoorziening (Staatsblad 291) en in de WVGmodelverordening. Het is immers niet de bedoeling dat kosten of diensten worden vergoed uit het REA budget die door de meeste mensen (in een bepaalde bedrijfstak) worden aangeschaft of gebruikt. Dit artikel is aanvullend op de regelgeving in het Buf en zal vooral van belang zijn voor scholing en voorzieningen waarvoor in het Buf geen nadere regels zijn gesteld.

Artikel 8

Artikel 8 bepaalt dat geen subsidie wordt verstrekt bij geringe kosten van de aangevraagde voorzieningen. Hiermee wordt voorkomen dat onevenredig hoge uitvoeringskosten moeten worden gemaakt bij het verstrekken van 'kruimelsubsidies'. De ondergrens van 1,85 maal het minimumloon per dag, is overgenomen uit het Reïntegratieinstrumentenbesluit Wet REA (Staatsblad 1998, 293). Deze rekenmethode sluit hiermee aan bij die van het Lisv en het CBA. De gemeente kan ook een bepaald vast bedrag als ondergrens hanteren waaronder geen subsidies worden verstrekt. Gekozen is voor het totaal van de kosten van de aangevraagde voorzieningen. Als een aanvrager meerdere aanvragen doet die gezamenlijk wel, maar individueel niet, boven het drempelbedrag uitkomen, worden die aanvragen op grond van dit artikel wel gehonoreerd. Dit artikel is facultatief, de gemeente kan ook de keuze maken geen drempelbedrag vast te leggen.

Artikel 9

Artikel 9 benadrukt dat de werknemersvoorzieningen en scholing, training en begeleiding van de arbeidsgehandicapte in een Wiwdienstbetrekking of op een proefplaats op het individu gericht moeten zijn. Deze bepaling is opgenomen omdat het niet in de rede ligt voorzieningen toe te kennen waarvan niet vaststaat wie de gebruiker hiervan zal worden. Daarnaast wordt met deze bepaling aangegeven dat bij de toekenning van voorzieningen zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de specifieke belemmeringen die de arbeidsgehandicapte vanwege ziekte of gebrek ondervindt en dat hij een zoveel mogelijk op zijn situatie afgestemde voorziening krijgt toegekend. Voor werkgeverssubsidies wordt deze voorwaarde niet gesteld, omdat het hier ook kan gaan om grote aanpassingen in het bedrijf (bv. rolstoeltoegankelijk maken van een gebouw). In artikel 10, tweede lid van de verordening is bepaald dat de gemeen te bij een pakket op maat hoger dan f 50.000, rekening kan houden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever.

Artikel 10

In artikel 10 wordt bepaald dat de werkelijke kosten van de voorzieningen als scholing, aanpassing van de werkplek en vervoersvoorzieningen 100% vergoed worden, als deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk, sober en doelmatig zijn. Ook bij het Lisv en het CBA geldt het uitgangspunt van 100% kostenvergoeding. De gemeente kan hiervan echter wel afwijken en bijvoorbeeld besluiten tot maximaal 80% te vergoeden. Dit moet dan in de verordening worden opgenomen. Voor de overige subsidies zoals de loonkostensubsidie, de eenmalige trainings en begeleidingssubsidie, de persoonlijke ondersteuning en de communicatievoorzieningen voor doven zijn in het Buf al nadere regels gesteld ten aanzien van de maximale vergoeding.

Voor een pakket op maat geldt dat de gemeente vanaf een subsidie van f 50.000, rekening kan houden met het bedrijfseconomisch voordeel van de werkgever. Artikel 10, tweede lid bepaalt dat indien de werkelijke kosten van de voorzieningen waar voor subsidie wordt aangevraagd in de vorm van een pakket op maat hoger zijn dan f 50.000,, bij de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag rekening kan worden gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever van de te treffen voorziening. Deze bepaling is overgenomen uit het Reïntegratie instrumenten besluit Wet REA en geldt eveneens voor het Lisv en Arbeidsvoorziening.

Artikel 11

In artikel 7a, derde lid van het Buf staat dat de gemeente de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget geheel of gedeeltelijk kan weigeren als de subsidie wordt aangevraagd voor een arbeidsgehandicapte voor wie de werkgever reeds eerder subsidie op grond van de wet REA of een plaatsingsbudget of pakket op maat op grond van de Wiw of de Arbeidsvoorzieningswet heeft ontvangen. De verwijzing naar deze weigeringsgrond is in deze verordening opgenomen, zodat de gemeente ook een aanvraag voor andere subsidies op deze grond kan weigeren. Ook de Awb bevat een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd als door verstrekking van de subsidie het subsidie plafond zou worden overschreden. Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat artikel 11 nog twee gronden om de subsidie te weigeren. Beide gronden verwijzen naar het gemeentelijk beleid inzake de (re)integratie van arbeidsgehandicapten. Gemeenten kunnen dat beleid vastleggen in beleidsregels. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een minimum aantal uren, het werk in overeenstemming laten zijn met de krachten en bekwaamheden van de arbeidsgehandicapte en dergelijke. De aanvullende weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 11 gelden niet voor het plaatsingsbudget.

Artikel 12

Op grond van de Awb vindt de verstrekking van subsidies in beginsel in twee stappen plaats. De eerste stap is het besluit tot verlenen van de subsidie, de tweede stap is het besluit tot vaststellen van de subsidie. Het is mogelijk om de eerste stap (de subsidieverlening) over te slaan. In die gevallen wordt het definitieve bedrag van de subsidie direct vastgesteld. Het voordeel van het direct vaststellen van de subsidie is besparing van de werklast voor zowel de gemeente als de subsidieaanvrager. De aanvraag en de bijgevoegde gegevens hoeven slechts Één keer door de subsidieontvanger ingediend en door de gemeente gecontroleerd te worden. Een nadeel van het direct vaststellen van het subsidiebedrag is het feit dat het verstrekte subsidiebedrag minder gemakkelijk is terug te vorderen als blijkt dat de subsidieontvanger zich niet gehouden heeft aan de subsidievoorwaarden. De gronden voor intrekking van het besluit tot vaststelling van de subsidie zijn beperkter dan bij het besluit tot subsidieverlening.

In artikel 12 wordt ervoor gekozen de verstrekking van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en een pakket op maat in twee stappen te laten plaatsvinden, terwijl bij de overige subsidies de verstrekking in één stap geschiedt. Dit is een beleidsmatige keuze. De gemeente kan er ook voor kiezen alle subsidies in twee stappen te verstrekken. De reden dat in deze verordening alleen voor het plaatsingsbudget en het pakket op maat is gekozen voor twee stappen is dat het bij de subsidie in de vorm van een pakket op maat om relatief grote bedragen kan gaan, waarbij gemeenten de meer kosten ten opzichte van het vastgestelde basisbedrag voor hun rekening moeten nemen. Bij het plaatsingsbudget heeft deze bepaling het voordeel dat ten onrechte uitgekeerde subsidie makkelijker teruggevorderd kan worden. Op basis van artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf moet de gemeente deze ten onrechte verstrekte subsidie immers terugvorderen.

In het tweede lid is bepaald dat de subsidie voor de kosten van de overige voorzieningen direct vastgesteld kan worden, zonder voorafgaande beschikking tot verlening. Aangezien de kosten van voorzieningen voorafgaand aan de subsidieverlening bekend zijn, kan hiermee een dubbele administratieve handeling worden voorkomen en kan het definitieve subsidiebedrag direct na de aanvraag vastgesteld worden.

Artikel 13

Aangezien in de Wiw en het Buf geen beslistermijnen staan vermeld, zijn deze in dit artikel alsnog opgenomen. De beslistermijn van 8 weken sluit aan bij de termijnen in de Algemene wet bestuursrecht (redelijke termijn).

Artikelen 14 tot en met 18

In deze artikelen zijn de verplichtingen van de subsidieontvanger geregeld, zoals de informatieplicht, de meldingsplicht en de bewaarplicht. De artikelen 14 en 15 zijn facultatief.

Artikel 16

Dit artikel regelt het toezicht van de gemeente en de informatieplicht van de subsidieontvanger. De gemeente moet dan op grond van artikel 5:11 van de Awb een toezichthouder aanwijzen voor de handhaving en het toezicht. In het tweede lid van dit artikel is de medewerkingsplicht van de subsidieontvanger opgenomen, om te verzekeren dat tegen nietmedewerking kan worden opgetreden door de subsidie lager vast te stellen. In artikel 5:11 en verder van de Awb staan de bevoegdheden van toezichthouders vermeld.

Artikelen 19 tot en met 23

Hoofdstuk 6 van de modelverordening heeft betrekking op de tweede stap in het proces van subsidieverstrekking: het vaststellen van de subsidie. In deze verordening geldt dit alleen voor het plaatsingsbudget en het pakket op maat omdat in artikel 12, tweede lid is bepaald dat de subsidies voor de overige voorzieningen direct worden vastgesteld.

Artikel 19

Artikel 19 bepaalt dat de werkgever binnen drie maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, de aanvraag voor het vaststellen van de subsidie indient.

Artikel 20

Artikel 20 bepaalt welke gegevens de werkgever moet overhandigen bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie. Dit zijn in ieder geval gegevens over de duur en omvang van het dienstverband en bij voortijdige beëindiging van het dienstverband de aantoonbaar gemaakte kosten, om de hoogte van de subsidie vast te kunnen stellen.

Artikel 21

In artikel 21 wordt geregeld welke gegevens de werkgever aanvullend moet verstrek ken bij een subsidie in de vorm van een pakket op maat.

Artikel 22

Artikel 22 geeft aan in welke gevallen de subsidie in de vorm van een pakket op maat lager wordt vastgesteld dan de subsidieverlening, waardoor de werkgever het overeenkomstige bedrag moet teruggeven als de gemeente een voorschot heeft verstrekt. Bij een plaatsingsbudget geldt altijd dat de subsidie vooraf is verstrekt en kan alleen op basis van artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf de subsidie lager worden vastgesteld. De werkgever moet het subsidiebedrag dat ten onrechte is uitgekeerd teruggeven aan de gemeente. Het ten onrechte uitgekeerde subsidiebedrag wordt bij de gemeente teruggevorderd door het rijk. Artikel 4:46, lid 2 en 3 Awb bevatten ook gronden om een subsidie lager vast te stellen. Op grond van lid 2 kan subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Het derde lid van artikel 4:46 luidt: "Voorzover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid als niet noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen". De gemeente stelt dus op basis van artikel 22 van de verordening de subsidie vast.

Artikel 23

Op basis van artikel 23 beslist de gemeente binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 24

In artikel 24 is bepaald dat de gemeente de werkgever voorschotten kan verstrekken voor het pakket op maat. Ten aanzien van het plaatsingsbudget is in de Wiw en het Buf al geregeld dat deze subsidie in jaarlijkse tranches vooraf wordt verstrekt. Voor de overige subsidies is bevoorschotting niet nodig, omdat die op grond van artikel 12, tweede lid direct worden vastgesteld en op grond van artikel 26 binnen zes weken worden betaald. Ten aanzien van het pakket op maat kan de gemeente besluiten voorschotten te verstrekken tot bijvoorbeeld 80% van het verleende subsidiebedrag. In deze verordening is gekozen voor 80% omdat dit aansluit bij de bevoorschotting van Arbeidsvoorziening bij het pakket op maat. De gemeente kan echter ook een ander percentage vaststellen. Als de gemeente voorschotten verstrekt, moet dit op grond van artikel 4:45 Abw bij de beschikking tot verlenen worden meegedeeld.

Artikel 25

In artikel 25 is bepaald dat de loonkostensubsidie als onderdeel van het pakket op maat op verzoek van de werkgever altijd in maandelijkse voorschotten wordt verstrekt.

Artikel 26

Artikel 26 regelt dat het resterende subsidiebedrag binnen zes weken na de vaststel ling wordt betaald. Op grond van artikel 4:52 van de Abw worden de voorschotten verrekend met het definitieve subsidiebedrag.

Artikel 27

Artikel 27 betreft de zogenaamde hardheidsclausule voor de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 28

In artikel 28 is de datum van inwerkingtreding met terugwerkende kracht bepaald op 1 januari 1999. In plaats van een inwerkingtreding met terugwerkende kracht kan de gemeente ook een overgangsbepaling opnemen om te regelen dat aangehouden aanvragen die sinds 1 januari bij de gemeente zijn ingediend onder de werking van deze verordening vallen.