Regeling vervallen per 01-07-2012

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing reinigingsrechten 1e halfjaar 2012

Geldend van 01-07-2012 t/m 30-06-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing reinigingsrechten 1e halfjaar 2012

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 27 september 2011 en nummer 81044;

 

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

Besluit:

vast te stellen:

verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 1e halfjaar 2012.

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

a. een afvalstoffenheffing;

b. reinigingsrechten.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. Perceel: een gebouwde onroerende zaak, of gedeelte ervan, dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt; met perceel wordt gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een

demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.

2. Groep van percelen: een groep van meerdere percelen, waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening Echt, voor de inzameling van restafval gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van één of meerdere verzamelcontainers.

3. Bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak, of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan, geen perceel of groep van percelen zijnde.

4. Huishoudelijk afval: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreffen, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

5. Bedrijfsafval: afval, afkomstig van kleine bedrijven, kantoren en winkels dat naar aard, omvang en samenstelling gelijk is te stellen aan huishoudelijk afval.

6. Container: het van gemeentewege voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval verstrekt inzamelmiddel in de vorm van een 25 liter emmer, 240 liter duo-bak.

7. Ondergrondse verzamelcontainer: collectieve voorziening voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval ten behoeve van de hoogbouw.

8. Kalenderweek: een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnende met een maandag en eindigend met een zondag.

HOOFDSTUK 2. Afvalstoffenheffing

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    a. degene die naar de omstandigheden beoordeelt al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruiken heeft afgestaan.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. Voor de berekening van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.2 van de tarieventabel wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 4. Voor de berekening van de belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.3. van de tarieventabel wordt uitgegaan van het aantal aanbiedingen.

  • 5. Het gewicht van het per kalenderweek ingezamelde huishoudelijk afval wordt per perceel dan wel groep van percelen vastgesteld op het verschil van het gewicht van de ter lediging aangeboden container voor en na lediging.

    1) Het gewicht per perceel dat behoort tot een groep van percelen wordt vervolgens vastgesteld op een, naar het aantal percelen van de betrokken groep van percelen, evenredig gedeelte van het totale gewicht van de betrokken groep van percelen.

  • 6. De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de afvalstoffenheffing van een perceel vindt plaats door een optelling van de gewichten van het per kalenderweek ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval en het restafval van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak.

    1) De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de afvalstoffen van een perceel behorende tot een groep van percelen vindt plaats door een optelling van de, voor dat perceel, op grond van artikel 5.1 vastgestelde gewichten in het betreffende

    belastingtijdvak.

  • 7. Indien tijdens een inzamelbeurt door een calamiteit of technische storing aan de wegende inzamelauto, de herkennings-, wegings- of registratieapparatuur of van de middelen waarmee de registratiegegevens van de geledigde containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automatische weging, herkenning, registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van de afvalstoffen per perceel, al dan niet behorende tot een groep van percelen, voor alle betrokken percelen, ongeacht of de bij deze percelen behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamel- een forfaitair gewicht vastgesteld overeenkomstig het gestelde in de leden 8 en 9.

  • 8. Het forfaitaire gewicht als bedoeld in lid 7 wordt bepaald op het totaal over het voorafgaande belastingtijdvak bij de betrokken percelen vastgestelde gewicht van de afvalstoffen gedeeld door het aantal inzamelbeurten gedurende het voorafgaande belastingtijdvak.

  • 9. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, of indien om andere redenen geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 8 kan worden vastgesteld, wordt het forfaitair gewicht bepaald op 8,5 kilogram.

Artikel 6. Belastingtijdvak

  • 1. Met betrekking tot de belasting die in de eerste zes maanden van het jaar wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan een aaneengesloten periode van zesentwintig kalenderweken.

  • 2. Met betrekking tot de belasting die per kilogram c.q. per aanbieding ingevolge hoofdstuk 1 onderdeel 1.2 en 1.3 van de tarievenverordening wordt geheven, is het belastingtijdvak een aaneengesloten periode van zesentwintig kalenderweken.

  • 3. Het eerste belastingtijdvak gaat in op de datum van ingang van de heffing.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1. De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.2 en 1.3 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de per tijdvak verschuldigde belasting

  • 1. De belasting in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting in hoofdstuk 1, onderdeel 1.2 en 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van de eerste zes maanden aanvangt, is de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel zesde gedeelten van de voor de eerste zes maanden verschuldigde belasting als er in de eerste zes maanden, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van de eerste zes maanden eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel zesde gedeelten van de voor de eerste zes maanden verschuldigde belasting als er na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige belasting

De belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij aanvraag van de dienstverlening.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. De op grond van artikel 7, eerste lid, verschuldigde belasting moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerst lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtigen kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Een aanslag waarvan de dagtekening ligt na het belastingjaar waarover deze is vastgesteld, moet worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. De op grond van artikel 7, tweede lid, verschuldigde belasting moet worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. Deze termijn geldt ook bij automatische betalingsincasso.

HOOFDSTUK 3. Reiniginsrechten

Artikel 11. Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.

Artikel 12. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13. Belastingtijdvak

  • 1. Met betrekking tot de belasting die in de eerste zes maanden van het jaar wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan een aaneengesloten periode van zesentwintig kalenderweken.

  • 2. Met betrekking tot de belasting die per kilogram c.q. per aanbieding ingevolge hoofdstuk 2 onderdeel 2.2 en 2.3 van de tarieventabel wordt geheven, is het belastingtijdvak een aaneengesloten periode van zesentwintig kalenderweken.

  • 3. Het eerste belastingtijdvak gaat in op de datum van ingang van de heffing.

Artikel 14. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. Voor de berekening van de rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.2 van de tarieventabel wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 4. Voor de berekening van de belasting, als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.3. van de tarieventabel wordt uitgegaan van het aantal aanbiedingen

  • 5. Het gewicht van het per kalenderweek ingezamelde bedrijfsafval wordt per bedrijfspand vastgesteld op het verschil van het gewicht van de ter lediging aangeboden container voor en na lediging.

  • 6. De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van het bedrijfsafval van een bedrijfspand vindt plaats door een optelling van de gewichten van het wekelijks ingezamelde bedrijfsafval van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak.

  • 7. Indien tijdens een inzamelbeurt door een calamiteit of technische storing aan de wegende inzamelauto, de herkennings-, wegings- of registratieapparatuur of van de opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automatische weging, herkenning, registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van het bedrijfsafval voor alle betrokken bedrijfspanden, ongeacht of de bij deze bedrijfspanden behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamelbeurt een forfaitair gewicht per bedrijfspand

    vastgesteld overeenkomstig het gestelde in de leden 8 en 9.

  • 8. Het forfaitair gewicht als bedoeld in lid 7 wordt bepaald op het totaal van het voorafgaande, belastingtijdvak bij de betrokken bedrijfspanden vastgestelde gewicht van het bedrijfsafval, gedeeld door het aantal inzamelbeurten gedurende het voorafgaande belastingtijdvak.

  • 9. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, of indien om andere redenen geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 8 kan worden vastgesteld, wordt het forfaitair gewicht bepaald op 8,5 kilogram.

Artikel 15. Wijze van heffen

  • 1. Het recht als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Het recht als bedoeld in hoofdstuk 2.2 en 2.3 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van gedagtekende kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.

Artikel 16. Onstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de per tijdvak verschuldigde belasting

  • 1. Het recht als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Het recht als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.2 en 2.3 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van de eerste zes maanden aanvangt, is het recht, als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel zesde gedeelten van de voor de eerste zes maanden verschuldigde rechten als er in de eerste zes     maanden na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van de eerste zes maanden eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel zesde gedeelten van de voor de eerste zes maanden verschuldigde rechten als er, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 17. Termijnen van betaling

  • 1. De op grond van artikel 7, eerste lid, verschuldigde belasting moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerst lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtigen kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Een aanslag waarvan de dagtekening ligt na het belastingjaar waarover deze is vastgesteld, moet worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. Het op grond van artikel 13, tweede lid, verschuldigde recht moet worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. Deze termijn geldt ook bij automatischebetalingsincasso.

HOOFDSTUK 4. Aanvullende bepalingen

Artikel 18. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsrechten.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordeningen reinigingsheffingen 2011”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening reinigingsheffingen 1e halfjaar 2012”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 10 november 2011.

 

De raad voornoemd,

 

de griffier,                                                  de burgemeester,

 

mr. M.M.W.H.Y. Hermans CMC                  Drs. J.W.M.M.J. Hessels

Bijlage Tarieventabel 1e halfjaar 2012

behorende bij de “Verordening reinigingsheffingen gemeente Echt –Susteren 1e halfjaar 2012”.

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.1     De belasting bedraagt per perceel, voor de periode 1.1.2012 t/m 30.6.2012    €    54,06   

1.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting voor:

groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval welke periodiek in een

container wordt ingezameld, per kilogram    € 0,18  

1.3 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting voor:

groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval hetgeen wordt aangeboden

in een ondergrondse verzamelcontainer, per aanbieding    € 0,89

Hoofdstuk 2. Maatstaven en tarieven reinigingsrechten

2.1  Het recht bedraagt per bedrijfspand, voor de periode 1.1.2012 t/m 30.6.2012  €     54,06   

2.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1 bedraagt het recht voor:

bedrijfsafval welk gedurende het belastingtijdvak in een container

wordt ingezameld, per kilogram   € 0,18 

2.3 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1 bedraagt het recht voor:

bedrijfsafval hetgeen wordt aangeboden in een ondergrondse

verzamelcontainer, per aanbieding    € 0,89

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 november 2011.

 

De raad voornoemd,

 

 

De griffier,                                                   De voorzitter,

 

 

 

 

mr. M.M.W.H.Y. Hermans                         Drs. J.W.M.M.J. Hessels