Regeling vervallen per 01-01-2013

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Echt-Susteren 2010

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Echt-Susteren 2010

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 27 april 2010;

gezien het advies van het cliëntenplatform sociale voorzieningen d.d. 28 maart 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ;

besluit:

vast te stellen de volgende Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Echt – Susteren 2010.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • d.

    Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

  • e.

    Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

  • f.

    Verlaging: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • g.

    Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

  • h.

    Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

  • i.

    Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

  • j.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt – Susteren.

Artikel 2. Het verlagen van de uitkering

  • 1 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ -schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging toegepast. Daarnaast wordt tevens een verlaging toegepast indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2 Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4. Hoogte en duur van de verlaging

  • 1 Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2 Tenzij in de verordening anders is bepaald, bedraagt de duur van de verlaging een maand.

  • 3 De duur van de verlaging als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 5. Het besluit tot toepassen van een verlaging

In het besluit tot toepassing van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 6. Horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    • Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ.

Artikel 7. Afzien van het toepassen van een verlaging

  • 1.

    • Het college ziet af van het toepassen van een verlaging indien:

      • a.

        elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

      • b.

        de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het toepassen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aawezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het toepassen van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8. Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De verlaging wordt toegepast met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het toepassen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de afstemming met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 9. Samenloop van gedragingen

  • 1 Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één verlaging toegepast. Indien voor schending van die verplichtingen verlagingen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste verlaging toegepast.

  • 2 Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging toegepast. Deze verlagingen worden gelijktijdig toegepast, tenzij dit gelet op artikel 4, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 10. Indeling in categorieën

  • 1. Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 2. Eerste categorie:het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituutwerknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 3. Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 4.

    • Derde categorie

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 11. De hoogte en duur van de verlaging

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      veertig procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, legt het college, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, onder a, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een verlaging op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 12. Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, past het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een verlaging op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2. De hoogte van de verlaging is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

  • 3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Artikel 13. Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1 Onverminderd artikel 4, eerste lid, past het college blijvend (alternatief: voor onbepaalde duur) een verlaging toe indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2 De hoogte van de verlaging is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

  • 3 Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 14. Te laat verstrekken van gegevens

Onverminderd artikel 4, eerste lid, past het college een verlaging toe van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.

Artikel 15. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2, tweede lid, vijftien procent van het benadelingsbedrag met een maximum van € 900,00. De verlaging wordt opgelegd gedurende de periode dat de uitkering is verleend. De minimale verlaging bedraagt 5% van de uitkering.

  • 2 Indien de verlaging niet of niet volledig kan worden opgelegd over de periode dat de gedraging heeft plaatsgevonden, wordt deze verlaging toegepast met ingang van de eerstvolgende kalendermaand nadat het college het afstemmingsbesluit heeft genomen.

  • 3 De terugvordering als bedoeld in het eerste lid kan bij gebreke van tijdige betaling worden verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

Artikel 16. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

Onverminderd artikel 4, eerste lid, past het college een verlaging toe van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 17. Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging toegepast van minimaal twintig procent van de uitkering gedurende een maand.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18. De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Echt – Susteren 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 10 juni 2010 .

De raad voornoemd,

de griffier, de burgemeester,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans D.A.M. Akkermans

Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extraaandacht.

Onder c. de IOAW/IOAZGekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van debepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steedsspecifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.

Onder e. uitkeringsnormDe WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ tecreëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.

Onder f. verlagingIn afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkeringbinnen deze verordening als verlaging aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkhedenbinnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.

Onder g. inkomenQua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt afvan het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.

Onder i. belanghebbendeDaar de in artikel 20, tweede lid IOAW opgenomen bevoegdheden tot het toepassen van een verlaging,blijkens dat artikel,daar enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking,is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.

Artikel 2

Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20, eerste lid IOAZ en artikel 20, tweede lid IOAW.

Artikel 3

Zoals reeds aangegeven wordt de verlaging toegepast op de netto norm.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt de algemene duur van een verlaging op 1 maand. Door de duur van de verlaging inde algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een verlaging wordt genoemdsteeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakthier een algemene uitzondering op, door bij recidive de duur te verdubbelen.

Artikel 5 tot en met 9

Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de WWB-afstemmingsverordening.

Artikel 10

Ten opzichte van de WWB-afstemmingsverordening zijn in deze bepaling geen gedragingenopgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen vanalgemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de IOAWen IOAZ de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. Desanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 11

In het tweede lid is uitwerking gegeven aan de binnen de IOAW geboden mogelijkheid om ook bij hetdoor eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) teweigeren.De alternatieve bepaling voorziet in de mogelijkheid tot het (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering vooronbepaalde tijd.

Indien gekozen wordt voor volledige weigering, kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppenvoor een aanvulling in het kader van de WWB. Binnen het kader van de WWB zal dan moeten wordenbeoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwijking van de IOAW en IOAZ kent de WWBeen beperkte vermogensvrijlating en een ruimer inkomensbegrip) en in hoeverre hetafstemmingswaardige gedrag ook binnen de WWB tot een verlaging zou hebben geleid.

Artikel 12 en 13

In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de IOAW en IOAZ biedt om de uitkering te weigerenvolledig uitgewerkt.

Artikel 14 tot en met 17

Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de WWB-afstemmingsverordening is opgenomen.

Artikel 18

Deze bepaling spreekt voor zich. Bij inwerkingtreding na 1 juli 2010 is vanwege het sanctiekarakter vandeze regelgeving geen terugwerkende kracht mogelijk.

Artikel 19

Deze bepaling spreekt voor zich.