Regeling vervallen per 20-02-2015

Beleidsregel inzake de verstrekking van bijzondere bijstand, inkomensondersteunende regelingen en leenbijstand 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 19-02-2015

Intitulé

Beleidsregel inzake de verstrekking van bijzondere bijstand, inkomensondersteunende regelingen en leenbijstand 2013

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      inkomen: het inkomen zoals omschreven in artikel 32 Wet werk en bijstand, onder aftrek van hetgeen op grond van artikel 31 Wet werk en bijstand niet tot de middelen wordt gerekend en van hetgeen op grond van artikel 33 lid 5 Wet werk en bijstand buiten beschouwing wordt gelaten;

    • b.

      vermogen: het op het moment van aanvraag beschikbare vermogen zoals omschreven in artikel 34 lid 1 onder a Wet werk en bijstand en artikel 34 lid 2 onder a Wet werk en bijstand;

    • c.

      draagkrachtruimte: het inkomen voor zover dit uitstijgt boven 110% van de geldende bijstandsnorm;

    • d.

      bijstandsnorm: het ingevolge de artikelen 20 tot en met 29 van de Wet werk en bijstand in combinatie met de Verordening verhoging en verlaging algemene bijstand van toepassing zijnde bedrag.

  • 2. De inhoud van de overige in deze beleidsregel gebezigde begrippen is gelijkluidend aan die in de Wet werk en bijstand, tenzij daarvan expliciet wordt afgeweken.

  • 3. Als de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze beleidsregel niet eenduidig blijkt te zijn, bepalen burgemeester en wethouders de nadere invulling c.q. interpretatie van dit begrip.

Artikel 2 Individualiseren

  • 1. Van de bepalingen en criteria in deze beleidsregel kan gemotiveerd worden afgeweken als de individuele situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft:

    • a.

      in het voordeel van de belanghebbende als zijn individuele omstandigheden dit rechtvaardigen;

    • b.

      in het nadeel van de belanghebbende als er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 2. Het toe te kennen bedrag aan bijzondere bijstand kan, al dan niet gedurende een bepaalde periode, worden verlaagd indien de belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont of heeft betoond.

  • 3. Van de vermogensvrijlating conform het bepaalde in artikel 3 lid 1 van deze beleidsregel kan worden afgeweken indien de belanghebbende op het moment van de aanvraag dan wel de beoordeling van de aanvraag beschikt of beschikte over dusdanige liquide, of eenvoudig liquide te maken, middelen dat de belanghebbende daarmee ruimschoots zelf in de kosten kan voorzien.

Hoofdstuk II Bijzondere bijstand algemeen en draagkrachtcriteria

Artikel 3 Draagkracht

  • 1. Voor de vaststelling van de draagkracht, zoals bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand, wordt al het vermogen dat uitstijgt boven het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 3 Wet werk en bijstand in aanmerking genomen.

  • 2. Voor de vaststelling van de draagkracht in het inkomen, zoals bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand, wordt de draagkrachtruimte van de draagkrachtperiode volledig in aanmerking genomen.

  • 3. Het inkomen en het vermogen van alle op het zelfde adres woonachtige meerderjarigen die familie of aangetrouwde familie zijn in de eerste en/of tweede graad tellen overeenkomstig het eerste en tweede lid mee voor het bepalen van de draagkracht voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en, indien zij daarvan mede profijt hebben of kunnen hebben, andere vormen van bijzondere bijstand. Artikel 2, derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht in het inkomen wordt vastgesteld voor een periode van één kalenderjaar.

  • 2. Als de aanvraag om bijzondere bijstand betrekking heeft op een voorafgaand kalenderjaar, wordt de draagkracht van dat kalenderjaar in aanmerking genomen.

  • 3. Als er periodieke bijzondere bijstand wordt verstrekt, wordt de draagkrachtperiode afgestemd op de duur van die bijstand en wordt de hoogte van de draagkracht in het inkomen naar evenredigheid vastgesteld.

Artikel 5 Draagkracht en eigen huis

  • 1. Als de belanghebbende eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, heeft belanghebbende recht op bijzondere bijstand voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd. Artikel 11, eerste lid van deze beleidsregel is van toepassing.

  • 2. De artikelen 3 en 4 van deze beleidsregel zijn van toepassing, met dien verstande dat mede van toepassing is de vrijlating van artikel 34 lid 3 onder d Wet werk en bijstand.

Artikel 6 De aanvraag

  • 1. Bijzondere bijstand dient, als de kosten zich voordoen, zo spoedig mogelijk te worden aangevraagd.

  • 2. Bijzondere bijstand voor relatief geringe, periodiek voorkomende kosten kan worden aangevraagd in het lopende kalenderjaar.

Hoofdstuk III Specifieke vormen van bijzondere bijstand

Artikel 7 Categoriale bijstand voor personen van 65 jaar en ouder

  • 1. Aan de belanghebbende die op 1 januari van een kalenderjaar 65 jaar of ouder is, kan in dat kalenderjaar, zonder dat wordt vastgesteld of de kosten in zijn individuele geval noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, bijstand worden verleend voor onder meer de kosten van:

    • a.

      Alarmeringssystemen

    • b.

      Meerkosten warme maaltijden of dieet

    • c.

      Overige door burgemeester en wethouders te bepalen kostensoorten

  • 2. De bijstand bedoeld in het eerste lid bedraagt € 200,00 per persoon per kalenderjaar.

  • 3. Behalve in geval van zeer bijzondere omstandigheden wordt voor de kosten genoemd in het eerste lid geen verdere bijzondere bijstand verstrekt.

  • 4. Hoofdstuk II van deze beleidsregel is van toepassing.

Artikel 8 Bijzondere bijstand voor indirecte schoolkosten

  • 1. Als tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten wordt aan een belanghebbende op aanvraag bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van een bedrag van € 69,00 per schooljaar per ten laste komend kind dat basisonderwijs volgt.

  • 2. De aanvraag moet worden ingediend gedurende het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Hoofdstuk II van deze beleidsregel is van toepassing.

  • 4. De bijstand bedoeld in het eerste lid kan ten behoeve van het kind worden overgemaakt naar de school waar het kind basisonderwijs volgt, als het college daartoe aanleiding ziet.

Artikel 9 Bijzondere bijstand bij inkomensafhankelijke regelingen

  • 1.

    Geen bijstand wordt verleend voor kosten die voortvloeien uit inkomensafhankelijke regelingen, als deze regelingen ook bij een inkomen op of onder bijstandsniveau een eigen bijdrage opleggen.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid kan er voor deze kosten wel bijstand worden verleend, indien en voor zover deze kosten het jaarbedrag voortvloeiend uit artikel 4.1, lid 1 onder a van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, na toepassing van artikel 4.1, lid 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, per kalenderjaar overschrijden.

  • 3.

    In afwijking van Hoofdstuk II wordt het inkomen van belanghebbende boven de voor hem geldende bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

Hoofdstuk IV Leenbijstand en aflossingscriteria

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, kan bijstand worden verstrekt voor de kosten van aanschaf, vervanging of reparatie van noodzakelijke, duurzame gebruiksgoederen.

  • 2. In de aanschaf of vervanging bedoeld in het eerste lid dient op de goedkoopst mogelijke wijze te worden voorzien, indien mogelijk en redelijk (ook) in de vorm van gebruikte goederen.

  • 3. Bijstand als bedoeld in dit artikel wordt in beginsel verstrekt in de vorm van leenbijstand, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, vierde lid en artikel 12 van deze beleidsregel.

Artikel 11 Leenbijstand

  • 1. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op termijn over voldoende middelen zal beschikken om de desbetreffende noodzakelijke bijzondere kosten te voldoen, of indien de belanghebbende wel over in aanmerking te nemen vermogen beschikt, maar dit binnen een redelijke termijn niet of bezwaarlijk liquide kan maken.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening indien de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening indien de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom of een vooruit te betalen huur betreft.

  • 4. Leenbijstand wordt niet verstrekt indien en voor zover de belanghebbende zelf over liquide, of eenvoudig liquide te maken middelen beschikt; de vrijlatingen van artikel 34 WWB zijn daarbij niet van toepassing.

Artikel 12 Aflossing leenbijstand

  • 1. Als leenbijstand wordt verstrekt is hierover geen rentevergoeding verschuldigd, tenzij individuele omstandigheden het vaststellen van een rentepercentage rechtvaardigen.

  • 2. De maandelijkse aflossing van verleende leenbijstand wordt bij een inkomen op bijstandsniveau vastgesteld op:

    • a.

      5% van de algemene bijstand per maand inclusief vakantietoeslag, respectievelijk

    • b.

      10% van de algemene bijstand per maand inclusief vakantietoeslag voor personen die in een inrichting verblijven.

  • 3. Als leenbijstand is toegekend aan een belanghebbende die een inkomen per maand ontvangt, of nadien gaat ontvangen, dat hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm, dan kan de in het vorige lid aangegeven aflossingsverplichting per maand worden verhoogd met de helft van het verschil.

  • 4. Als een belanghebbende op een leenbijstand ten minste 36 maanden naar draagkracht heeft afgelost, kan op diens verzoek kwijtschelding worden verleend voor het restant van de lening.

Artikel 13 Gewijzigde omstandigheden

Het overeenkomstig artikel 12 van deze beleidsregel vastgestelde aflossingsbedrag bij leenbijstand kan worden herzien als een wijziging in de omstandigheden van de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk V Bijzondere bijstand voor woonkosten

Artikel 14 Woonkostentoeslag bij koopwoning

  • 1. Als een eigen woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan een toeslag worden verstrekt. De toeslag is gelijk aan de huurtoeslag die volgens de Wet op de huurtoeslag zou worden ontvangen bij het bewonen van een huurwoning met een rekenhuur gelijk aan de woonkosten. De toeslag wordt alleen verstrekt, indien van belanghebbende in redelijkheid niet verlangd kan worden dat hij de woning verkoopt en een huurwoning betrekt.

    Als van belanghebbende in redelijkheid wel verlangd kan worden dat hij de woning verkoopt en een huurwoning betrekt, kan tijdelijk een toeslag worden verstrekt.

  • 2. Onder woonkosten genoemd in het eerste lid wordt verstaan de tot een bedrag per maand herleide kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:

    • a.

      hypotheekrente;

    • b.

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting;

    • c.

      waterschapslasten;

    • d.

      rioolrecht;

    • e.

      brand- en opstalverzekering;

    • f.

      een forfaitair bedrag per jaar voor de normale periodieke onderhoudskosten die bij een huurwoning voor rekening van de verhuurder komen;

    • g.

      erfpachtcanon;

    • h.

      eventuele servicekosten;

    te verminderen met alle tegemoetkomingen voor deze kosten uit enige andere bron.

  • 3. Op de te verstrekken toeslag wordt de draagkracht in mindering gebracht. In afwijking van artikel 3 lid 2 van deze beleidsregel wordt bij de vaststelling van de woonkostentoeslag het inkomen van belanghebbende boven de voor hem geldende bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 4. Geen woonkostentoeslag wordt verstrekt indien de belanghebbende bij het aangaan van de woonlasten een dusdanig inkomen had, of te verwachten had, dat hij wist of kon weten dat hij de woonlasten niet volledig zou kunnen gaan opbrengen.

Artikel 15 Kosten van verhuizing en inrichting

  • 1. Als een verhuizing noodzakelijk is omdat de woonkosten niet langer kunnen worden voldaan kan voor aantoonbare, noodzakelijke kosten van verhuizing en herinrichting bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2. De bijstand op grond van het eerste lid wordt slechts verstrekt als de hoogte van de woonkosten na verhuizing niet meer bedraagt dan het huurbedrag dat is gekoppeld aan de maximale huurtoeslag.

  • 3. De bijstand bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de kosten van verhuizing en herinrichting in totaal maximaal € 2.500,00 per huishouden.

  • 4. Lid 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing indien een verhuizing dringend noodzakelijk is om redenen van sociale aard.

  • 5. Bij verhuizing naar een woning in eigendom wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Hoofdstuk VI Periodieke bijzondere bijstand als aanvulling op algemene bijstand

Artikel 16 Verblijf in een inrichting jongeren beneden de 21 jaar

  • 1. Bij verblijf in een inrichting van een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar die geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Wet werk en bijstand, kan bijzondere bijstand worden verstrekt overeenkomstig de bijstandsnormen genoemd in artikel 20, eerste lid onder a Wet werk en bijstand.

  • 2. Op de te verstrekken bijzondere bijstand wordt de draagkracht in mindering gebracht. In afwijking van artikel 3 lid 2 van deze beleidsregel wordt het inkomen van belanghebbende boven de voor hem geldende bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

Artikel 17 Levensonderhoud jongeren beneden de 21 jaar

  • 1. Een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Wet werk en bijstand. De algemene bijstand wordt aangevuld tot de bijstandsnorm van een 21-jarige in dezelfde situatie; de Verordening verhoging en verlaging algemene bijstand is daarbij van toepassing.

  • 2. Op de te verstrekken bijzondere bijstand wordt de draagkracht in mindering gebracht. In afwijking van artikel 3 lid 2 van deze beleidsregel wordt het inkomen van belanghebbende boven de voor hem geldende bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

Hoofdstuk VII Bijzondere bijstand voor re-integratieactiviteiten

Artikel 18 Kosten re-integratieactiviteiten

  • 1. Voor aantoonbare, noodzakelijke kosten die een belanghebbende maakt om te kunnen deelnemen aan activiteiten die noodzakelijk zijn om zijn kansen op re-integratie in het arbeidsproces te vergroten en die niet op grond van een andere regeling kunnen worden vergoed, kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2. Of de in het eerste lid bedoelde activiteiten noodzakelijk worden geacht om de kansen van de belanghebbende op re-integratie in het arbeidsproces te vergroten, wordt bepaald door burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk IX Bijzondere bijstand kosten zwemles

Artikel 19

  • 1. Aan een belanghebbende die een inkomen heeft van ten hoogste 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van zwemlessen van zijn ten laste komende kinderen in de leeftijd van 7 en 8 jaar.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt eenmalig € 450,00 per kind als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De zwemlessen moeten gericht zijn op het behalen van het zwemdiploma A.

  • 4. Deze bijstand wordt niet verstrekt als de belanghebbende beschikt of kan beschikken over een vermogen boven het vrij te laten vermogen overeenkomstig artikel 34 Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk X Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie kinderen

Artikel 20

  • 1. Aan een belanghebbende die een inkomen heeft van ten hoogste 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten in verband met maatschappelijke participatie van zijn ten laste komende kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 17 jaar die onderwijs of een beroepsopleiding volgen.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt € 150,00 per kind per kalenderjaar.

  • 3. De leeftijd van het kind op 1 januari van het kalenderjaar is bepalend voor de vraag of een kind tot de doelgroep behoort.

  • 4. Deze tegemoetkoming wordt niet verstrekt als de belanghebbende beschikt of kan beschikken over een vermogen boven het vrij te laten vermogen overeenkomstig artikel 34 Wet werk en bijstand.

  • 5. Van de belanghebbende kan een bewijs worden verlangd van het maken van kosten in verband met maatschappelijke participatie van zijn kinderen.

Hoofdstuk XI Bijzondere bijstand collectieve ziektekostenverzekering

Artikel 21

  • 1. De gemeente Ede zet ten behoeve van inwoners met een laag inkomen in samenwerking met een ziektekostenverzekeraar een collectieve ziektekostenverzekering met een of meer aanvullende pakketten op,

  • 2. De voorwaarden voor toetreding tot deze collectieve ziektekostenverzekering en de verstrekkingen die deze verzekering biedt worden nader uitgewerkt in uitvoeringsregels.

Hoofdstuk XII Betaling, intrekking en terugvordering van de bijstand

Artikel 22 Betaling van de bijzondere bijstand

  • 1. De periodieke bijzondere bijstand die met toepassing van deze beleidsregel wordt verstrekt, wordt maandelijks uitbetaald overeenkomstig artikel 45 van de Wet werk en bijstand.

  • 2. Eenmalige bijzondere bijstand die met toepassing van deze beleidsregel wordt verstrekt wordt betaald op het eerste betalingsmoment volgend op de datum van toekenning.

  • 3. Bijzondere bijstand kan, als dat doelmatig wordt geacht, rechtstreeks worden uitbetaald aan een derde.

Artikel 23 Intrekking en terugvordering

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit op grond van deze beleidsregel geheel of gedeeltelijk intrekken als:

    • a.

      het besluit is gebaseerd op onjuiste of onvolledige gegevens, feiten of omstandigheden;

    • b.

      toegekende bijzondere bijstand niet is aangewend voor de bestemming waarvoor deze werd aangevraagd; of

    • c.

      de bijstand is toegekend tot een te hoog bedrag.

  • 2. Bijzondere bijstand, die als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is uitbetaald, kan worden teruggevorderd, evenals bijzondere bijstand die is uitbetaald tot een te hoog bedrag.

Hoofdstuk XIII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24 Overgangsbepaling

Aanvragen die worden gedaan op of na 1 januari 2013 worden beoordeeld conform het beleid dat gold voor 1 januari 2013, indien de bijzondere bijstand betrekking heeft op een periode gelegen vóór 1 januari 2013.

Artikel 25 Slotbepalingen

  • 1. De Beleidsregel inzake de verstrekking van bijzondere bijstand, inkomensondersteunende regelingen en leenbijstand 2013 vervangt de Beleidsregel inzake de verstrekking van bijzondere bijstand, inkomensondersteunende regelingen en leenbijstand 2012.

  • 2. Deze Beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 11 december 2012.
Burgemeester en wethouders,
de secretaris, w.g. WIELINGA
de burgemeester, w.g. VAN DER KNAAP

Toelichting Beleidsregel

Toelichting Beleidsregel inzake de verstrekking van bijzondere bijstand, inkomensondersteunende regelingen en leenbijstand 2013