Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR347249
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR347249/1
Regeling vervallen per 01-01-2017
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Ede
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016
Intitulé
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente EdeDe Raad van de gemeente Ede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van11 november 2014,
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Participatiewet;
gezien het advies van de adviesraad sociaal domein i.o.;
besluit:
- 1.
in te trekken de “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Ede”;
- 2.
vast te stellen de“Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Ede”:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- -
recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;
- -
bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wet Participatiewet;
- -
verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet.
Hoofdstuk 2 Wijze van verrekening van de boete wegens recidive
Artikel 2. Verrekenen zonder beslagvrije voet
-
1. Het college verrekent de recidiveboete gedurende drie maanden zonder inachtneming van enige beslagvrije voet.
-
2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de maand volgend op de dagtekening van het besluit waarmee de bestuurlijke recidiveboete is opgelegd.
Artikel 3. Verrekenen met beslagvrije voet
-
1. In afwijking van artikel 2, eerste lid kan het college op verzoek van de belanghebbende besluiten gedurende een, twee of drie van de verrekenmaanden wel een beslagvrije voet toe te passen, indien:
- a.
de belanghebbende aannemelijk maakt dat vanwege het ontbreken van inkomsten en/of bezit verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 2, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of
- b.
anderszins sprake is van dringende redenen.
- a.
-
2. Bij het bepalen van de beslagvrije voet bedoeld in het eerste lid wordt rekening gehouden met de inkomsten en het bezit van de belanghebbende en diens gezin.
-
3. De beslagvrije voet wordt bij toepassing van het eerste en tweede lid op ten hoogste 80% van de toepasselijke bijstandsnorm gesteld, waarbij geen aanpassing op grond van extra woonlasten of kosten van de zorgverzekering plaatsvindt.
Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van debestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van deParticipatiewet, indienen voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van derecidiveboete.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 6. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Ede”.
Ondertekening
Toelichting
Algemeen deel
Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving"
in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceerde deze
wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Met ingang van 1 januari 2015 is de WWB overgegaan in de Participatiewet. Deze verordening wijkt inhoudelijk niet af van de verordening die volgens de bepalingen van de WWB is vastgesteld, alleen de wettelijke grondslag wijzigt. Het gaat hier dus alleen om een technische aanpassing van deze verordening. Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan dient er een forsere verrekening plaats te vinden en kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden de volledige uitkering te verrekenen.
De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de
recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van
situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet
niet proportioneel wordt geacht.
In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken
van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het
college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de
beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke
verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven
aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet daarbij niet gerespecteerd worden, dan kan
de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken toch een
beslagvrije voet in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de WWB is geregeld dat
het college dat de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van
belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de
beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke
verordening zijn vastgelegd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begrippen
In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven.
Bezit De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de
waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens in de bijstand
begrepen gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen
kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen.
Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk
niet om het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Eventueel aanwezige
schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering
gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet zijn hier niet van
toepassing. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de
beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de bezittingen waarover hij beschikt
of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke
kosten van het bestaan te voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door
belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning.
Verrekenen De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling
opgenomen in de verordening.
Artikel 2. Verrekenen zonder beslagvrije voet
Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening plaatsvindt voor de
maximale termijn van drie maanden. De verrekening vindt plaats in de drie maanden
volgend op de bekendmaking van de recidiveboete. Van de belanghebbende wordt
verwacht dat hij alle aanwezige inkomsten en bezittingen aanwendt om gedurende de
periode van verrekening zonder (aanvullende) bijstand in zijn onderhoud te voorzien.
Artikel 3. Verrekenen met beslagvrije voet
Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht zijn er
situaties (dringende redenen) denkbaar waarin volledige verrekening niet aanvaardbaar
wordt geacht. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie
maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen
worden, aangezien de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten. Die situaties
komen aan de orde in artikel 3. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden
waaraan het college zal moeten toetsen. Het initiatief ligt echter nadrukkelijk bij de
belanghebbende. Het enkele feit dat het de belanghebbende door de verrekening aan
middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende
voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.
In lid 1, onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van artikel 2
toch een (nader te bepalen) beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige
verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin.
Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op
straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle
maatschappelijke kosten van dien. Indien bij de belanghebbende andere, niet in zijn
uitkering begrepen personen inwonen (bijvoorbeeld ouders of kinderen met eigen
inkomen) wordt ervan uitgegaan dat dezen de huurverplichtingen (tijdelijk) overnemen,
zodat er geen dreiging van uitzetting is.
Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting
kan het college rekening houden met de bescherming van een beslagvrije voet
(onderdeel b). Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om
incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende
en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. De
aanwezigheid van minderjarige kinderen kan hierbij een rol spelen.
In het tweede lid is bepaald dat bij het bepalen van een beslagvrije voet wordt gekeken
naar hetgeen de belanghebbende aan inkomsten verwerft, en wat hij aan bezit heeft dat
hij meteen kan aanwenden (bijvoorbeeld banktegoeden) of te gelde kan maken
(bijvoorbeeld een auto). Afhankelijk van hetgeen de belanghebbende ter beschikking
staat, kan de periode van volledige verrekening worden verkort, en/of kan er toch een
zekere beslagvrije voet worden gehanteerd.
Op grond van het derde lid wordt deze beslagvrije voet echter niet hoger dan 80% van
de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.
Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn. Gelet op de hoogte van de recidiveboete zal deze
verrekening echter niet heel veel voorkomen.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 6. Citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl