Regeling vervallen per 14-07-2017

Beleidsregels Wmo en Jeugd

Geldend van 11-06-2016 t/m 13-07-2017

Intitulé

Beleidsregels Wmo en Jeugd

Hoofdstuk 1 - Inleiding

De beleidsregels in dit document zijn een uitwerking van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Ede 2015 en de Verordening Jeugdhulp Ede. Dit document wordt in de loop der tijd aangevuld met andere onderwerpen.

Hoofdstuk 2 – Persoonsgebonden budget (PGB)

Op grond van de Wmo 2015 en Jeugdwet kunnen volwassenen, jeugdigen en hun ouders, onder voorwaarden kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB) in plaats van zorg in natura.

Deze beleidsregels schetsen de uitgangspunten van een afwegingskader voor het PGB voor de Wmo en Jeugdwet.

Artikel 2.1 Wettelijk kader

De Wmo en de Jeugdwet bevatten een aantal kaders met betrekking tot het verstrekken van een PGB. De kern hiervan is dat een cliënt, die in aanmerking komt voor maatwerkvoorziening, (dan wel zijn ouders/gezagsdrager in geval van een jeugdige) ook kan kiezen voor PGB.

Het maatwerkgesprek is in de regel voldoende om te toetsen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt. Daarna volgt de vraag op welke manier verzilvering plaatsvindt. Het volgende toetsingskader voor een PGB wordt zowel bij Wmo als Jeugd gehanteerd.

Het PGB wordt verstrekt als:

  • ·

    een cliënt (of zijn ouders/gezagsdragers) naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • ·

    een cliënt zich op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB geleverd wenst te krijgen, voor voorzieningen vanuit de Jeugdwet geldt dat de cliënt de inzet van een PGB motiveert;

  • ·

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat. Het gaat er dan om dat de ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt.

Het is aan de gemeente om invulling te geven aan de eerste en de derde voorwaarde. Deze worden verderop uitgewerkt.

In de Jeugdwet is opgenomen dat voor alle vormen van jeugdhulp in principe een PGB ingezet kan worden. Wanneer een gecertificeerde instelling die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert ten aanzien van de betreffende jeugdige bepaalt dat jeugdhulp noodzakelijk is, kan die jeugdhulp ook via een PGB worden ingezet. De uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering kan niet door middel van een PGB uitgevoerd worden.

Verder is in de Wmo wettelijk bepaald dat

  • ·

    er een overgangsperiodes van maximaal 5 jaar voor beschermd wonen voor cliënten die per 2015 overkomen naar de gemeente. Voor alle doelgroepen waarvoor het overgangsrecht van toepassing is, geldt dat in goed overleg en met instemming van de cliënt altijd eerder tot een nieuw arrangement kan worden overgegaan. Beschermd wonen is uitgewerkt in de Beleidsregel Beschermd Wonen 2015;

  • ·

    een op te leggen eigen bijdrage achteraf wordt geïnd door het CAK. Op deze wijze is de anticumulatie geregeld, en betaalt een cliënt voor alle individuele (maatwerk) voorzieningen samen nooit meer dan haalbaar is op grond van zijn inkomen. De eigen bijdrage is uitgewerkt in de nadere regels. Wat betreft beschermd wonen betaalt cliënt een eigen bijdrage voor beschermd wonen.

Artikel 2.2 Lokale uitgangspunten

In lijn met de wet- en regelgeving is inzet van het PGB voor een maatwerkvoorziening ook in Ede mogelijk. Wij willen inwoners de gelegenheid blijven bieden om hun eigen regie te voeren, ook als het gaat om de keuze in ondersteuning. Hierbij beoordelen wij of iemand zelf of iemand uit zijn sociale omgeving of zijn vertegenwoordiger de capaciteiten heeft om de maatschappelijke ondersteuning in te kopen.

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de kwaliteit: de inwoner moet door de geleverde ondersteuning wel echt geholpen worden. Bovendien moet misbruik door derden worden voorkomen. Wij willen blijven toestaan dat een toegekend PGB door de cliënt uitgegeven wordt binnen zijn sociale netwerk of zijn gezin. Wij benadrukken hiermee de meerwaarde van het organiseren van de zorg in de nabijheid van de cliënt. Daarnaast kan men ook met een PGB iemand uit het eigen netwerk inhuren voor de hulp bij het huishouden. Hierbij houden we rekening met de zogenaamde norm voor gebruikelijke ondersteuning,oftewel de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Als er sprake is van gebruikelijke ondersteuning, biedt de gemeente geen ondersteuning, ook niet via een PGB. (Zie bijlage 1).

Artikel 2.3 Voorwaarden

In de wet staan de voorwaarden waaronder een PGB wordt verstrekt (zie hoofdstuk wettelijk kader).

In de paragraaf worden deze voorwaarden verder uitgewerkt.

Wmo/Jeugd

1. Bekwaamheid van cliënt

Wat hieronder wordt aangegeven voor cliënt geldt in dezelfde mate voor iemand die namens de cliënt de verantwoordelijkheden rond het PGB overneemt. Bij jongeren onder 16 jaar gaat het niet om de bekwaamheid van de jongere zelf maar van zijn ouders/gezagsdragers (dan wel één van hen). Jongeren tussen 16 en 18 jaar kunnen in sommige gevallen zelf een contract aangaan.

Een cliënt moet inzicht hebben in welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning hij gebaat is. Hij moet dit in het maatwerkgesprek kunnen aangeven.

Daarnaast is hij (of met hulp uit zijn eigen netwerk) in staat een hulpverlener/aanbieder te selecteren die aan zijn ondersteuningsvraag voldoet en kan hij met deze hulpverlener/aanbieder een contract aangaan. Ook moet hij in staat zijn hulpverlener(s) aan te sturen en een juiste administratie kunnen bijhouden.

Bewustzijn van de verantwoordelijkheden van een PGB kan blijken als de cliënt of ouders /gezagsdragers van een kind met een zwaardere hulpvraag meerdere hulpverleners inhuren. Dit vergt het organiseren van een team. Daarnaast moeten zij zo nodig vanwege de kwetsbaarheid van de ondersteuning tijdens ziekte en verlof van de ondersteuner(s) achtervang regelen. Dit brengt met zich mee dat zij in staat moeten zijn dit te organiseren. Bij lichtere hulpvragen speelt dit minder.

Verder is van belang dat een PGB-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning krijgt werkgever wordt, met de werkgeversplichten die hierbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

Mocht hierover toch gemotiveerde twijfel zijn of iemand in staat is zijn eigen belangen te vertegenwoordigen dan kan gevraagd worden de zelftest PGB van Per Saldo in te vullen.

Het PGB kan op grond van overwegende bezwaren worden geweigerd als:

  • ·

    als cliënt een zeer progressieve ziekte heeft, waardoor hij in de loop der tijd zijn verantwoordelijkheden niet meer aan kan, tenzij iemand uit zijn netwerk de verantwoordelijkheden kan overnemen;

  • ·

    er eerder misbruik gemaakt is van het PGB;

  • ·

    eerder sprake is geweest van fraude.

Er kunnen andere situaties zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is.

Is het college onvoldoende overtuigd dat iemand in staat is zijn eigen belangen te behartigen en er is niet iemand in zijn omgeving die dit over kan nemen, dan mag het college het verzoek om een PGB weigeren. Dit wordt in de beschikking onderbouwd.

2. Keuze PGB

Bij de tweede voorwaarde is het standpunt van de cliënt of zijn ouders/gezagsdragers relevant. Als uit het standpunt van de cliënt blijkt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB wenst te krijgen, of voor zover het een PGB op grond van de Jeugdwet betreft, afdoende kan motiveren waarom hij de voorkeur geeft aan een PGB, voldoet de cliënt aan deze voorwaarde en kan een PGB worden toegekend.

Het gaat om de keuze van cliënt en niet van de in te huren ondersteuner. Wel kan iemand uit zijn eigen sociale netwerk of onafhankelijke cliëntondersteuning hierbij ondersteunen. Beiden mogen zich niet laten betalen als belangbehartiger vanuit het PGB. Dit is in de verordening uitgesloten.

Verder mag iemand niet gedwongen worden om zijn mantelzorger, als deze een uitkering ontvangt, met een PGB in te huren. Het moet in alle gevallen om een bewuste keuze van de zorgvrager gaan.

3. Kwaliteitseisen professionele ondersteuning

Een derde voorwaarde om voor een PGB in aanmerking te komen is dat de ondersteuning die de cliënt wil inkopen van goede kwaliteit is. De ingekochte ondersteuning moet veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. Als de gemeente van oordeel is dat de ondersteuning van onvoldoende kwaliteit is dan mag de gemeente het verzoek om een PGB weigeren.

Niet gecontracteerde aanbieders kunnen getoetst worden op de kwaliteit door een onafhankelijke toezichthouder. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:

  • ·

    Toetsingskader Kwaliteitstoezicht Wmo van de GGD en GHOR Nederland.

  • ·

    Handhavingsprotocol (in ontwikkeling) van de gemeente Ede

Kwaliteitseisen die gelden voor de ondersteuning in natura kunnen niet zonder meer op het PGB worden toegepast. Het gaat erom dat de ondersteuning in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het is bedoeld. Individueel maatwerk staat voorop.

Hieronder staan enkele aspecten die een rol spelen bij bovenstaande beoordeling van de kwaliteit.

Afgestemd op de behoefte van de cliënt

De ondersteuning moet leiden tot of een bijdrage leveren aan wat voor de cliënt noodzakelijk is.

Ook moet de cliënt de juiste hoeveelheid ondersteuning inkopen (dat wil zeggen, niet teveel wat de zelfredzaamheid beperkt en niet te weinig waardoor de situatie niet verbetert). De ondersteuning moet aanwezig zijn op de momenten dat deze nodig is, eventueel ook ’s avonds, ’s nachts en in het weekend. Ook moet de ingekochte ondersteuning, indien relevant, het systeem rondom de cliënt ondersteunen en rekening houden met de belangen van de overige gezinsleden en/of mantelzorgers en aansluiten bij andere zorg en ondersteuning in het gezin.

De ingekochte ondersteuner moet beschikken over de benodigde competenties en vaardigheden

Het gaat hierbij om of iemand de juiste competenties inkoopt zodat hij het te bereiken resultaat kan behalen. Een ondersteuner moet kennis van de mogelijkheden en beperkingen van cliënt hebben en beschikken over de juiste professionele kwalificaties. Deze kwalificaties kunnen blijken uit scholing en ervaring van de ondersteuner. De budgethouder (of iemand namens hem) moet dit aannemelijk maken.

Als er ondersteuning van een professionele organisatie wordt ingekocht, dan kan de professionaliteit bijvoorbeeld blijken uit het lidmaatschap bij een koepelorganisatie. Helder moet zijn dat het gaat om een organisatie die zich houdt aan de wettelijke bepalingen en Cao voorschriften.

Een zelfstandige professional die wordt ingehuurd moet ingeschreven staan bij de kamer van koophandel, beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag en eventueel lid zijn van een beroepsvereniging (i.v.m. klachtenregeling).

Naar soort ondersteuning kan nog het volgende worden aangegeven:

Hulp bij huishouden

Bij inhuur van hulp bij huishouden 2 moet de ondersteuner de cliënt kunnen stimuleren en motiveren, zelfstandig met het huishouden kunnen omgaan en specifieke deskundigheid hebben op het gebied van de beperkingen van de cliënt. De continuïteit van ondersteuning speelt een rol en is voor hulp bij huishouden 2 belangrijker dan voor hulp bij huishouden 1.

Begeleiding

De ondersteuner werkt zoveel mogelijk aan verbetering van de zelfredzaamheid en/of participatie van cliënt. Ideaal is dat een ondersteuner zichzelf overbodig maakt. In andere gevallen is het behoud van de situatie of voorkomen van recidive het hoogst haalbare.

Hulpmiddelen

Het uitgangspunt is dat de hulpmiddelen die iemand inkoopt een CE-markering hebben. Het hulpmiddel voldoet aan een pakket van eisen dat door de gemeente is opgesteld of bevestigd. Verder is van belang dat de cliënt met de voorziening kan omgaan en deze kan besturen. Zo nodig ondergaat de cliënt een keuring van Emcart. Ook hier moet de voorziening geschikt zijn voor het resultaat (afgestemd op de behoefte van cliënt). Bijvoorbeeld een scootmobiel moet de gewenste afstanden kunnen bereiken.

Woonvoorzieningen in het algemeen

Een woonvoorziening die wordt ingekocht moet minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk (indien van toepassing). De voorziening moet binnen 15 maanden na toekenningsdatum zijn aangeschaft.

Onroerende woonvoorzieningen

Met de voorziening die de cliënt wil inzetten moet het resultaat gehaald kunnen worden. Hiervoor kan een programma van eisen worden opgesteld door de gemeente, waaraan de ondersteuning moet voldoen. Als iemand met een PGB een onroerende woonvoorziening realiseert moet deze voldoen aan het Bouwbesluit. Verder moet deze voldoen aan bouwtechnische en bouwkundige eisen, welke beoordeeld dienen te worden door de bouwkundige van de gemeente Ede. Daarnaast gelden alle wettelijke eisen en verordeningen en de NEN-normen (zie www.nen.nl). Kwaliteit van onroerende woonvoorzieningen houdt ook in dat gebruik wordt gemaakt van materialen die duurzaam zijn en zoveel mogelijk onderhoudsvrij, en die zijn aan te merken als adequaat goedkoopst. Dit ter beoordeling van de bouwkundige van de gemeente Ede.

Traplift

Voor een traplift gelden eisen waaraan de ingekochte traplift moet voldoen (deze zijn o.a. terug te vinden via handicare-trapliften.nl) .

Autoaanpassingen

Een autoaanpassing moet minimaal 7 jaar meegaan. Dit betekent dat de betreffende aanpassing van voldoende kwaliteit is. Daarnaast moet de auto ook nog zeker 7 jaar meegaan tenzij de aanpassing kan worden overgezet naar een volgende auto. Dit ter beoordeling van het bedrijf dat de aanpassing verzorgt.

Artikel 2.4 Eisen inzet PGB niet-professionals

Wettelijk bestaat de mogelijkheid om een PGB ook te besteden binnen het eigen netwerk. De gemeente Ede benadrukt hiermee de meerwaarde van het organiseren van de ondersteuning in de nabijheid van de cliënt. Ede kent al de inzet van het PGB binnen het eigen netwerk bij de hulp bij het huishouden. Ook in de AWBZ was het mogelijk iemand uit eigen kring met een PGB in te huren. Als sprake is van gebruikelijke ondersteuning of zorg biedt de gemeente geen ondersteuning, ook niet via een PGB.

Bij ondersteuning door iemand uit het sociale netwerk, zit de kwaliteit van de ondersteuning in de nabijheid van ondersteuner. Wel moet de ondersteuner uit het eigen netwerk kennis hebben van en kunnen omgaan met de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Daarnaast gelden de in artikel 2.3 beschreven aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van de kwaliteit van de professionele ondersteuning.

Inzet van het sociaal netwerk is voor jeugd alleen toegestaan voor interventieniveau 4. De interventies van niveau 5 of hoger zijn te intensief of te gespecialiseerd om door het sociaal netwerk te worden uitgevoerd, met uitzondering van kortdurend verblijf.

Een Verklaring Omtrent het Gedrag is verplicht voor degene die wordt ingehuurd met een PGB jeugd. De enige uitzondering hierop geldt als er een familie van de cliënt van de eerste of tweede graad wordt ingehuurd.

Hoe dient bovenstaand beleid voor de inzet van niet-professionals tot uitvoering te worden gebracht?

Het bovenstaande beleid wordt hieronder verder uitgewerkt. Het gaat hierbij niet om normen maar om denkrichtingen. In individuele situaties kan worden afgeweken zodat er sprake is van maatwerk.

Denkkader:

Voor de inzet PGB voor niet-professionals i.c. het sociale netwerk wordt het navolgende meegewogen (combinatie van aspecten):

  • 1.

    Er wordt voldaan aan de definitie van het sociale netwerk.

    • ·

      Het sociaal netwerk is gedefinieerd als partner, kinderen, vrienden, familie, kennissen, collega’s, buren, vrijwilligers.

  • 2.

    Het inzetten van een PGB binnen het sociale netwerk heeft meerwaarde en is verantwoord.

    • ·

      Type ondersteuning/hulp en de mogelijkheid om deze uit handen te kunnen geven is van belang om te beoordelen of het netwerk kan worden ingezet.

    • ·

      De geboden informele ondersteuning/hulp en het al dan niet betalen van andere mensen uit de sociale omgeving is afhankelijk van de sociale relatie die de budgethouder met deze mensen heeft.

    • ·

      Inzet van sociale netwerk is voor het welzijn/welbevinden van de betrokkene van belang.

    • ·

      Degene die informele ondersteuning/hulp biedt mag op geen enkele wijze druk op de aanvrager hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot betaling van informele ondersteuning/hulp.

  • 3.

    Degene die informele ondersteuning/hulp biedt kan het gevraagde bieden/volhouden. Belastbaarheid: gebruikelijke zorg ondersteuning, mantelzorg en werk. Geeft de persoon in kwestie aan overbelast te zijn, in een mate die het verlenen van zorg of hulp belemmert, dan kan het PGB worden geweigerd op grond van artikel 10 lid 4 sub b van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Ede 2015 en artikel 11 lid 2 sub 2 van de Verordening Jeugdhulp Ede.

  • 4.

    Er is meer ondersteuning/hulp nodig dan gebruikelijk hulp.

    • ·

      Er komt geen PGB beschikbaar voor de inzet van familie, zijnde gezinsleden binnen hetzelfde huishouden voor zover de hulp die ze bieden is aan te merken als gebruikelijke ondersteuning of gebruikelijke begeleiding. Hiervoor geldt de Indicatiewijzer van het CIZ, versie 7.1 hoofdstuk 4 (https://www.ciz.nl/folders/Documents/Indicatiewijzer_71.pdf).

    • ·

      Van inwonende eerste- en tweedegraads familieleden kan meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden.

    • ·

      Mantelzorg die structureel wordt geboden, die te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder in aanmerking komen voor vergoeding dan een incidenteel geboden vriendendienst.

      oDe informele ondersteuning/hulp is niet tijdelijk, maar heeft een voorziene duur langer dan drie maanden

    • ·

      Degene die informele ondersteuning/hulp biedt heeft een verplichting en kan niet zo maar overslaan. De ondersteuning is niet vrijblijvender dan van een professional die wordt ingezet.

Artikel 2.5 Heroverweging PGB Wmo en Jeugd

Zowel in de Jeugdwet als in de Wmo is vastgelegd dat gemeenten periodiek onderzoeken of er aanleiding is de beslissing tot een PGB te heroverwegen, hierbij wordt uitgegaan van een gewenningsperiode aan de nieuwe situatie van drie maanden.

Bij de heroverweging van de beschikking voor het toekennen van een PGB maakt de wetgever een onderscheid tussen twee aspecten, namelijk:

  • ·

    Passendheid Gemeenten kunnen de beschikking inhoudelijk opnieuw bekijken om te bepalen of de gegeven ondersteuning of jeugdhulp (nog steeds) goed aansluit bij de behoefte van de cliënt, en of deze ondersteuning efficiënt is. Gemeenten kunnen dit praktisch vormgeven doordat zij de duur kunnen bepalen van de beschikking die wordt afgegeven. Wanneer er bijvoorbeeld twijfels zijn rondom de bekwaamheid van de PGB-houder om zelf ondersteuning in te kopen of indien sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan door het gebruik van een korte looptijd op korte termijn worden bekeken of de PGB-houder over de vaardigheden beschikt om een budget te houden. Bij passendheid letten we op de effectiviteit.

  • ·

    Handhaving Het periodiek heroverwegen van de beschikking is ook een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Hierbij wordt beoordeeld of het PGB wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is.

Duur PGB

Voorziening

Maximaal 2 jaar

Hulp bij het huishouden

Maximaal 1 jaar

Begeleiding Wmo, Begeleiding Jeugd, Beschermd Wonen GGz-C vanaf 18 jaar, Kortverblijf Wmo, Kortverblijf Jeugd Dagbesteding (inclusief eventueel Vervoer)

Gelijk aan de technische afschrijvingsperiode

Hulpmiddelen

Eenmalige beschikbaarstelling PGB

Onroerende woonvoorzieningen

Wijziging tarieven

Tijdens de looptijd van een beschikking kunnen PGB tarieven wijzigen, als gevolg van een wijziging van het tarief ZIN. Klanten worden hierover zo mogelijk zes maanden voor de ingangsdatum geïnformeerd. Bij de invoering van een tariefwijziging wordt een gewenningsperiode van 3 maanden in acht genomen, zodat voldoende tijd geboden wordt voor administratieve verwerking bij SVB. Zo nodig kan een maatwerkgesprek gevoerd worden.

Overgangsregeling tariefswijziging 2015-2016

Klanten die in 2015 een nieuwe beschikking hebben gekregen voor 2016, vallen nog onder de tariefstelling van 2015. Klanten die in 2016 een maatwerkvoorziening toegekend krijgen in de vorm van een PGB, vallen onder de tarieven 2016.

Hoofdstuk 3 –Woonaanpassingen

3.1 . Bouwkundige aanpassingen

Bouwkundige woningaanpassingen, zoals een verbouwing of aanbouw.

Bij verbouwing of aanbouw gelden de volgende elementen die voor vergoeding in aanmerking komen (hetzij bij verstrekking in natura, of bij verstrekking in een PGB):

a)   Het door de gemeente vastgestelde bedrag (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening (vastgesteld op basis van een rekenprogramma zoals genoemd in artikel 11 lid 2 sub d van de verordening). Indien de voorziening door de bewoner(s) zelf wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking.

b) De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw (RWU 1991).

c) Een door de gemeente vastgesteld bedrag als architectenhonorarium voor zover het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing wordt ingeschakeld (vastgesteld op basis van een rekenprogramma zoals genoemd in artikel 11 lid 2 sub d van de verordening).

d) De leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening.

e) De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

f) De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

g) De kosten in verband met noodzakelijk en technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

h) De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 december 2015.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Ede,
de secretaris , R. Wielinga
de burgemeester, C. van der Knaap

BIJLAGE 1 Richtlijnen gebruikelijke ondersteuning en begeleiding

Inleiding

Uitgangspunt is dat een leefeenheid zelf verantwoordelijk is voor het eigen huishouden en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Kan één van de huisgenoten (een deel van) de huishoudelijke taken niet meer uitvoeren dan dienen de overige huisgenoten in beginsel door herverdeling van taken deze over te nemen.

Gebruikelijke ondersteuning en begeleiding is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren.

Gebruikelijke ondersteuning is dus alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Betreft het een eenpersoons huishouden dan is dit geen leefeenheid zoals hiervoor bedoeld en is er dus geen sprake van gebruikelijke ondersteuning.

Gebruikelijke ondersteuning is per definitie ondersteuning waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo.

Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden binnen de leefeenheid, zoals het verlenen van gebruikelijke ondersteuning, wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.

Gebruikelijke ondersteuning onderscheidt zich van mantelzorg. Mantelzorg is ondersteuning en begeleiding die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de hulp rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) ondersteuning in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid en is niet afdwingbaar.

Gebruikelijke ondersteuning en de leeftijd van huisgenoten

De mate waarin gebruikelijke ondersteuning aan de orde is wordt voor een belangrijk deel bepaald aan de hand van de leeftijd van de huisgenoten.

Gebruikelijke ondersteuning van partners en andere volwassen huisgenoten voor elkaar

Van partners en volwassen huisgenoten wordt verwacht dat zij de taken van degene met beperkingen volledig kunnen overnemen, tenzij er sprake is van beperkingen in de zin van de Wmo bij die persoon zelf of als er sprake is van een bijzondere situatie. Onder andere volwassen huisgenoten worden ook inwonende kinderen vanaf 23 jaar verstaan.

Van een bijzondere situatie kan bijvoorbeeld sprake zijn als de partner of huisgenoot meer dan gemiddeld tijd moet besteden aan zijn werkkring en er hierdoor overbelasting dreigt.

Ook kan het zijn dat de partner of huisgenoot als gevolg van zijn werk regelmatig niet thuis is. Bijvoorbeeld omdat hij werkzaam is in de offshore, als internationaal chauffeur of werkt in het buitenland. De langdurige afwezigheid zal wel inherent moeten zijn aan het werk en een verplichtend karakter moeten hebben.

Ondersteuning kan dan worden gegeven voor niet-uitstelbare taken gedurende de periodes dat de partner of huisgenoot afwezig is. Niet-uitstelbare taken zijn o.a. maaltijd verzorgen, kinderen verzorgen, afwassen en opruimen.

Voor wel uitstelbare taken wordt ondersteuning toegekend als de afwezigheid langer is dan 5 etmalen. Uitstelbare taken zijn bijvoorbeeld: boodschappen doen, wasverzorging, bedden verschonen, ramen zemen, stofzuigen, sanitair schoonmaken.

Gebruikelijke ondersteuning van inwonende kinderen voor de ouder

Bij gezinnen is het uitgangspunt dat van kinderen vanaf 18 jaar verwacht mag worden dat zij een deel van de taken overnemen. Het gaat daarbij om taken in de omvang vergelijkbaar met die bij het voeren van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, de administratie bijhouden

Van kinderen onder de 18 kan geen volwaardige bijdrage aan het huishouden worden verwacht. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind wordt bekeken of er eventueel een bijdrage kan worden geleverd, of dat er juist extra ondersteuning nodig is. De bijdrage die normaal gesproken mag worden verwacht is:

  • ·

    bij kinderen van 13 jaar tot 18 jaar: naar eigen mogelijkheden werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in de wasmand doen, rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • ·

    bij kinderen van 5 jaar tot en met 12 jaar: naar eigen mogelijkheden inzet bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, een boodschap doen, kleding in wasmand doen;

  • ·

    bij kinderen van 0 tot en met 5 jaar wordt geen bijdrage verwacht.

Bij het beoordelen van de mate waarin gebruikelijke ondersteuning door kinderen mogelijk is wordt ervoor gezorgd dat kinderen niet overbelast worden, doordat zij te veel verantwoordelijkheid op zich nemen. In die zin zal een kind in een gezin met een ouder met belemmeringen in het voeren van het huishouden niet meer belast mogen worden dan een kind met gezonde ouders.

Speciale aandacht hierbij is vereist ten aanzien van de invloed die het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden kan hebben op de schoolprestaties van de kinderen en jongeren. Het mag nooit zo zijn dat het verlenen van gebruikelijke ondersteuning door tot de leefeenheid behorende kinderen en jongeren die school- en studieprestatie negatief beïnvloeden.

Het verzorgen en begeleiden van jongere gezinsleden valt buiten de gebruikelijke ondersteuning door kinderen, tenzij het inwonende kind aangeeft de taak van verzorging van een jonger gezinslid te willen verrichten en duidelijk is dat dit ook verantwoord is en de ouders daarmee instemmen.

Gebruikelijke ondersteuning van ouders voor kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Deze strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding, inclusief zorg bij ziekte.

Uitgangspunt is dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg overneemt. Zo nodig kan daarbij gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van zorgverlof, kinderopvang, buitenschoolse opvang en dergelijke.

Een individuele voorziening voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo.

Slechts bij calamiteiten en als alle voorliggende voorzieningen en mogelijkheden onvoldoende oplossing bieden, kan een tijdelijke voorziening voor de verzorging van de kinderen worden toegekend.

Het aanleren van huishoudelijke taken

Redenen als “niet gewend zijn om” of “geen huishoudelijk werk willen verrichten” leiden niet tot een toekenning voor het overnemen van Gebruikelijk taken. Ontbreekt bij één of meerdere huisgenoten de vaardigheid tot het verrichten van de ondersteuning die nodig is, dan kan een toekenning worden afgeven voor het ondersteunen bij het aanleren van taken en/of het leren efficiënt organiseren van het huishouden. Deze toekenning geldt in principe voor maximaal 6 weken.

Het kan zijn dat van een huisgenoot in alle redelijkheid niet meer kan worden verwacht dat deze nieuwe taken volledig aanleert en over kan nemen. In dat geval kan hulp bij het huishouden worden geïndiceerd voor taken die anders tot de gebruikelijke ondersteuning van de huisgenoot zouden worden gerekend.

Mantelzorg

Als er voor een persoon mantelzorg beschikbaar is, hoeft voor het deel, dat de mantelzorg beschikbaar is, geen ondersteuning op grond van de Wmo te worden toegekend. Welke zorg de mantelzorger op zich neemt en in welke omvang is, in overleg met de aanvrager, uitsluitend aan de mantelzorger zelf om te beslissen. Dit wordt meegenomen in het maatwerkgesprek.

Hulp kan ook worden geïndiceerd om er voor te zorgen dat de mantelzorger regelmatig wordt ontlast, bij ziekte van de mantelzorger of als de mantelzorger bijvoorbeeld op vakantie is (respijtzorg).

Dreigende overbelasting

Als de huisgenoot die huishoudelijke taken moet overnemen hierdoor overbelast dreigt te raken, kan besloten worden ook voor (onderdelen van) gebruikelijke ondersteuning voorziening toe te kennen.

Bij het onderzoek naar het risico van dreigende overbelasting van de huisgenoot kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • -

    de hoeveelheid tijd die de huishoudelijke verzorging kost en de frequentie;

  • -

    de informatie die de huisgenoot zelf levert;

  • -

    de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de huisgenoot;

  • -

    aanwezigheid van eventuele symptomen van overbelasting;

  • -

    hoeveel tijd de huisgenoot heeft (baan, eigen gezin, mantelzorgtaken);

  • -

    heeft de huisgenoot een uitlaatklep (hobby, vrienden, respijtzorg);

  • -

    prognose van zorgbehoevendheid;

  • -

    aanwezigheid van knelpunten;

  • -

    persoon van de zorgbehoevende (hoe veeleisend, hoeveel druk legt deze persoon op de huisgenoot).

Het oordeel van hulpverleners, zoals de huisarts, kan bij het onderzoek worden betrokken.