Regeling vervallen per 23-04-2021

Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 22-04-2021

Intitulé

Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2018

Het college van burgemeester en wethouder;

gelezen het voorstel, zaaknummer 81468;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de: Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2018

Hoofdstuk 1: Inleiding

In de beleidsregels zijn de belangrijkste regels opgenomen over voorwaarden, weigeringsgronden en duur van de indicatieperiode van het PGB in de gemeente Ede.

Artikel 1 Lokale uitgangspunten

In lijn met de wet- en regelgeving is inzet van het PGB voor een maatwerkvoorziening ook in Ede mogelijk. Wij willen inwoners de gelegenheid bieden om hun eigen regie te voeren, ook als het gaat om de keuze in ondersteuning. Hierbij beoordelen wij of iemand zelf (of iemand uit zijn sociale omgeving of zijn vertegenwoordiger) de capaciteiten heeft om de maatschappelijke ondersteuning in te kopen.

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de kwaliteit: de inwoner moet door de geleverde ondersteuning wel echt geholpen worden. Bovendien moet misbruik door derden worden voorkomen.

Ook ondersteuning uit eigen netwerk kan worden ingekocht via het PGB. Wij benadrukken hiermee de meerwaarde van het organiseren van de zorg in de nabijheid van de cliënt. Hierbij houden we rekening met de zogenaamde norm voor gebruikelijke zorg, oftewel de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Als er sprake is van gebruikelijke zorg, biedt de gemeente geen ondersteuning, ook niet via een PGB.

Hoofdstuk 2: Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB

Op grond van de Wmo 2015 en Jeugdwet kunnen volwassenen, jeugdigen en hun ouders, kiezen voor een PGB in plaats van zorg in natura (ZIN). Hier zijn echter wel een aantal voorwaarden aan verbonden.

Artikel 2 Wettelijk kader

In de Wmo 2015 (art 2.3.6 lid 2) en de Jeugdwet ( art 8.1.1 lid 2) worden drie voorwaarden beschreven.

Het PGB wordt verstrekt als:

  • a.

    een cliënt, jeugdige of ouder naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    een cliënt, jeugdige of ouder zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerk-, of individuele voorziening als PGB geleverd wenst te krijgen, voor voorzieningen vanuit de Jeugdwet geldt dat de cliënt motiveert dat de inzet door een gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is;

  • c.

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat. Het gaat er dan om dat de ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt.

Verder is in de Jeugdwet is opgenomen dat voor alle vormen van jeugdhulp in principe een PGB ingezet kan worden. Wanneer een gecertificeerde instelling die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert ten aanzien van de betreffende jeugdige bepaalt dat jeugdhulp noodzakelijk is, kan die jeugdhulp ook via een PGB worden ingezet. De uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering kan niet door middel van een PGB uitgevoerd worden.

Artikel 3 Bekwaamheid van de cliënt

De eerste wettelijke voorwaarden betreft de bekwaamheid van de cliënt. Hij of zij moet in staat zijn om de aan een PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren.

Wat hieronder wordt aangegeven voor cliënt geldt in dezelfde mate voor iemand die namens de cliënt de verantwoordelijkheden rond het PGB overneemt. Bij jongeren onder 16 jaar gaat het niet om de bekwaamheid van de jongere zelf maar van zijn ouders/gezagsdragers (dan wel één van hen). Jongeren tussen 16 en 18 jaar kunnen in sommige gevallen zelf een contract aangaan.

Een cliënt moet inzicht hebben in welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning hij gebaat is. Hij moet dit in het maatwerkgesprek kunnen aangeven.

Daarnaast is hij (of met hulp uit zijn eigen netwerk) in staat een hulpverlener/aanbieder te selecteren die aan zijn ondersteuningsvraag voldoet en kan hij met deze hulpverlener/aanbieder een contract aangaan. Ook moet hij in staat zijn hulpverlener(s) aan te sturen en een juiste administratie kunnen bijhouden.

Bewustzijn van de verantwoordelijkheden van een PGB kan blijken als de cliënt of ouders /gezagsdragers van een kind met een zwaardere hulpvraag meerdere hulpverleners inhuren. Dit vergt het organiseren van een team. Daarnaast moeten zij zo nodig vanwege de kwetsbaarheid van de ondersteuning tijdens ziekte en verlof van de ondersteuner(s) achtervang regelen. Dit brengt met zich mee dat zij in staat moeten zijn dit te organiseren. Bij lichtere hulpvragen speelt dit minder.

Verder is van belang dat een PGB-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning krijgt werkgever wordt, met de werkgeversplichten die hierbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn. Het is dus van belang dat de budgethouder deze taken adequaat kan uitvoeren.

Mocht hierover toch gemotiveerde twijfel zijn of iemand in staat is zijn eigen belangen te vertegenwoordigen dan kan gevraagd worden de zelftest PGB van Per Saldo in te vullen.

.Indien de uitvoerder van de ondersteuning ook namens de cliënt de verantwoordelijkheden met betrekking tot het PGB uitvoert, moet - ter voorkoming van belangenverstrengeling - voldoende zijn gewaarborgd dat de PGB-taken op een verantwoorde wijze wordt uitgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de situatie van de cliënt en de aard van de ingekochte ondersteuning.

Artikel 4 Motivering voor een PGB door de cliënt, de jeugdige of zijn ouder

De tweede voorwaarde betreft de motivering voor een PGB door de cliënt.

Als uit het gemotiveerde standpunt van de cliënt blijkt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB wenst te krijgen, of voor zover het een PGB op grond van de Jeugdwet betreft, afdoende kan motiveren waarom hij de voorkeur geeft aan een PGB, voldoet de cliënt aan deze voorwaarde en kan een PGB worden toegekend.

De gemeente Ede houdt rekening met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze factoren kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een PGB, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen achtergrond.

Artikel 5 Kwaliteitseisen aan de in te kopen zorg

Een derde voorwaarde om voor een PGB in aanmerking te komen is dat de ondersteuning die de cliënt wil inkopen van goede kwaliteit is. De ingekochte ondersteuning moet veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. Als de gemeente van oordeel is dat de ondersteuning van onvoldoende kwaliteit is dan mag de gemeente het verzoek om een PGB weigeren.

1. Kwaliteitseisen professionele ondersteuning

Afgestemd op de behoefte van de cliënt

De ondersteuning moet leiden tot of een bijdrage leveren aan wat voor de cliënt noodzakelijk is.

Ook moet de cliënt de juiste hoeveelheid ondersteuning inkopen (dat wil zeggen, niet teveel wat de zelfredzaamheid beperkt en niet te weinig waardoor de situatie niet verbetert). De ondersteuning moet aanwezig zijn op de momenten dat deze nodig is, eventueel ook ’s avonds, ’s nachts en in het weekend. Ook moet de ingekochte ondersteuning, indien relevant, het systeem rondom de cliënt ondersteunen en rekening houden met de belangen van de overige gezinsleden en/of mantelzorgers en aansluiten bij andere zorg en ondersteuning in het gezin.

De ingekochte ondersteuner moet beschikken over de benodigde competenties en vaardigheden

Het gaat hierbij om of iemand de juiste competenties inkoopt zodat hij het te bereiken resultaat kan behalen. Een ondersteuner moet kennis van de mogelijkheden en beperkingen van cliënt hebben en beschikken over de juiste professionele kwalificaties. Deze kwalificaties kunnen blijken uit scholing en ervaring van de ondersteuner. De budgethouder (of iemand namens hem) moet dit aannemelijk maken. Als er ondersteuning van een professionele organisatie wordt ingekocht, dan kan de professionaliteit bijvoorbeeld blijken uit het lidmaatschap bij een koepelorganisatie. Helder moet zijn dat het gaat om een organisatie die zich houdt aan de wettelijke bepalingen en Cao voorschriften. Een zelfstandige professional die wordt ingehuurd moet ingeschreven staan bij de kamer van koophandel, beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag en eventueel lid zijn van een beroepsvereniging (i.v.m. klachtenregeling).

Niet gecontracteerde Wmo-aanbieders kunnen getoetst worden op de kwaliteit door een onafhankelijke toezichthouder.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:

• Toetsingskader Kwaliteitstoezicht Wmo van de GGD en GHOR Nederland.

• WMO kwaliteitstoezicht Inspectie aanbieders .

Kwaliteitseisen die gelden voor de ondersteuning in natura kunnen niet zonder meer op het PGB worden toegepast. Het gaat erom dat de ondersteuning in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het is bedoeld. Individueel maatwerk staat voorop.

Kwaliteitseisen in de Jeugdwet

Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. In de Jeugdwet (hoofdstuk 4) zijn de volgende kwaliteitseisen vastgelegd:

  • de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten

  • gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;

  • systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;

  • de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • de meldplicht calamiteiten en geweld;

  • verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

2. Kwaliteitseisen niet-professionals

De ondersteuner uit het eigen netwerk moet kennis hebben van en kunnen omgaan met de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.

Inzet van het sociaal netwerk is voor jeugd alleen toegestaan voor interventieniveau 4. De interventies van niveau 5 of hoger zijn te intensief of te gespecialiseerd om door het sociaal netwerk te worden uitgevoerd, met uitzondering van kortdurend verblijf. Op deze manier is naar oordeel van het college de kwaliteit van de in te kopen jeugdhulp gewaarborgd, zoals beschreven in artikel 8.1.1 lid 2c van de Jeugdwet.

Een Verklaring Omtrent het Gedrag is verplicht voor degene die wordt ingehuurd met een PGB. De enige uitzondering hierop is als er een familie van de cliënt van de eerste of tweede graad wordt ingehuurd.

Hoe dient bovenstaand beleid voor de inzet van niet-professionals tot uitvoering te worden gebracht? Het bovenstaande beleid wordt hieronder verder uitgewerkt. Het gaat hierbij niet om normen maar om denkrichtingen. In individuele situaties kan worden afgeweken zodat er sprake is van maatwerk.

Denkkader:

Voor de inzet PGB voor niet-professionals i.c. het sociale netwerk wordt het navolgende meegewogen (combinatie van aspecten):

  • a.

    Er wordt voldaan aan de definitie van het sociale netwerk.

    • Het sociaal netwerk is gedefinieerd als partner, kinderen, vrienden, familie, kennissen, collega’s, buren, vrijwilligers.

  • b.

    Het inzetten van een PGB binnen het sociale netwerk heeft meerwaarde en is verantwoord.

    • Type ondersteuning/hulp en de mogelijkheid om deze uit handen te kunnen geven is van belang om te beoordelen of het netwerk kan worden ingezet.

    • De geboden informele ondersteuning/hulp en het al dan niet betalen van andere mensen uit de sociale omgeving is afhankelijk van de sociale relatie die de budgethouder met deze mensen heeft.

    • Inzet van sociale netwerk is voor het welzijn/welbevinden van de betrokkene van belang.

    • Degene die informele ondersteuning/hulp biedt mag op geen enkele wijze druk op de aanvrager hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot betaling van informele ondersteuning/hulp.

  • c.

    Degene die informele ondersteuning/hulp biedt kan het gevraagde bieden/volhouden. Belastbaarheid: gebruikelijke zorg ondersteuning, mantelzorg en werk. Geeft de persoon in kwestie aan overbelast te zijn (of blijkt dit op een andere wijze), in een mate die het verlenen van zorg of hulp belemmert, dan kan het PGB worden geweigerd op grond van artikel 11 lid 3 sub a van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2018 en artikel 11 lid 3 sub a van de Verordening Jeugdhulp 2018.

  • d.

    Er is meer ondersteuning/hulp nodig dan gebruikelijk hulp.

  • Er komt geen PGB beschikbaar voor de inzet van familie, zijnde gezinsleden binnen hetzelfde huishouden voor zover de hulp die ze bieden is aan te merken als gebruikelijke ondersteuning of gebruikelijke begeleiding.

  • Van inwonende eerste- en tweedegraads familieleden kan meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden.

  • Mantelzorg die structureel wordt geboden, die te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder in aanmerking komen voor vergoeding dan een incidenteel geboden vriendendienst.

  • De informele ondersteuning/hulp is niet tijdelijk, maar heeft een voorziene duur langer dan drie maanden

  • Degene die informele ondersteuning/hulp biedt heeft een verplichting en kan niet zo maar overslaan. De ondersteuning is niet vrijblijvender dan van een professional die wordt ingezet.

3. Kwaliteitseisen hulpmiddelen, vervoer- en woningvoorzieningen

  • Het uitgangspunt is dat de hulpmiddelen die iemand inkoopt een CE-markering hebben. Het hulpmiddel voldoet aan een pakket van eisen dat door de gemeente is opgesteld of bevestigd.

  • Een vervoersvoorziening moet minimaal 5 - 7 jaar meegaan. Een autoaanpassing moet minimaal 7 jaar meegaan. Dit betekent dat de betreffende aanpassing van voldoende kwaliteit is. Daarnaast moet de auto ook nog zeker 7 jaar meegaan tenzij de aanpassing kan worden overgezet naar een volgende auto. Dit ter beoordeling van het bedrijf dat de aanpassing verzorgt.

  • Een woonvoorziening die wordt ingekocht moet minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk (indien van toepassing). De voorziening moet binnen 15 maanden na toekenningsdatum zijn aangeschaft.

Onroerende woonvoorzieningen

Met de voorziening die de cliënt wil inzetten moet het resultaat gehaald kunnen worden. Hiervoor kan een programma van eisen worden opgesteld door de gemeente, waaraan de ondersteuning moet voldoen. Als iemand met een PGB een onroerende woonvoorziening realiseert moet deze voldoen aan het Bouwbesluit. Verder moet deze voldoen aan bouwtechnische en bouwkundige eisen, welke beoordeeld dienen te worden door de bouwkundige van de gemeente Ede. Daarnaast gelden alle wettelijke eisen en verordeningen en de NEN-normen (zie www.nen.nl). Kwaliteit van onroerende woonvoorzieningen houdt ook in dat gebruik wordt gemaakt van materialen die duurzaam zijn en zoveel mogelijk onderhoudsvrij, en die zijn aan te merken als adequaat goedkoopst. Dit ter beoordeling van de bouwkundige van de gemeente Ede.

Artikel 6 Weigerings- en herzieningsgronden voor PGB

De volgende weigerings- en herzieningsgronden komen voort uit de Wmo 2015 art. 2.3.10 en uit de Jeugdwet art. 8.1.4.

Het PGB kan op grond van overwegende bezwaren worden geweigerd of ingetrokken en eventueel omgezet naar zorg in natura als:

  • 1.

    de cliënt een zeer progressieve ziekte heeft, waardoor hij in de loop der tijd zijn verantwoordelijkheden niet meer aan kan, tenzij iemand uit zijn netwerk de verantwoordelijkheden kan overnemen;

  • 2.

    als blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • 3.

    eerder misbruik is gemaakt van het PGB;

  • 4.

    eerder sprake is geweest van fraude;

  • 5.

    de cliënt niet (meer) voldoet aan de aan het toekennen van een PGB verbonden voorwaarden.

Hoofdstuk 3: Duur van de indicatieperiode van een PGB

Artikel 7 Duur van de indicatieperiode

  • 1.

    De duur van de indicatieperiode van hulp bij het huishouden, begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen (arrangementen) en jeugdhulp is maximaal 2 jaar. Hierna vindt er een herbeoordeling plaats.

  • 2.

    De duur van de indicatieperiode voor hulpmiddelen en vervoervoorzieningen is gelijk aan de economische of technische afschrijven. Na deze periode vindt er een herbeoordeling plaats.

  • 3.

    Voorzieningen die slechts eenmalig worden verstrekt zijn de sportvoorziening en de ontroerende woonvoorziening.

Artikel 8 PGB bij verhuizing

Bij een verhuizing naar een andere gemeente is de gemeente Ede verantwoordelijk tot het einde van de maand waarin de verhuizing plaatsvindt.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2018 .

  • 2.

    De Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp 2017 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2018.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 5 december 2017, zaaknummer 81468.

Het college voornoemd,

de secretaris,

Jeroen van Delden

de burgemeester,

René Verhulst