Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent Natuurlijk Naleven, Beleidsplan handhaving participatiewet 2020-2023

Geldend van 25-12-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent Natuurlijk Naleven, Beleidsplan handhaving participatiewet 2020-2023

Samenvatting

In 2019 is het handhavingsbeleid Participatiewet geëvalueerd. Het doel van de evaluatie was om lessen te trekken voor het toekomstige handhavingsbeleid. Op basis daarvan is het beleid voor een nieuwe beleidscyclus van vier jaar geformuleerd. We behouden wat goed gaat, zoals het werken vanuit de uitgangspunten van Hoogwaardig Handhaven en de manier waarop de toegang tot de bijstand is ingericht. We verbeteren waar dit nodig is. Zoals meer ruimte bieden aan informatie-uitwisseling in de gesprekken met inwoners met een uitkering. Maar ook het schrijven van een handhavingsverordening. En de verbinding tussen de afdeling Inkomen en Schulddienstverlening met aan de ene kant de beleidsafdeling en aan de andere kant de uitvoering die belegd is bij Werkkracht.

De visie op handhaven is in dit beleidsplan nadrukkelijker uitgewerkt. Het hanteren van de balans tussen rechtmatigheid, doelmatigheid en maatwerk is de ruggengraat van het handhavingsbeleid. Handhaven is geen doel op zich. Het stimuleren van zelfredzaamheid en, zoveel als mogelijk, onafhankelijkheid van een uitkering van onze inwoner, wel. Daarbij wordt primair uitgegaan van vertrouwen in de inwoner en de vanzelfsprekendheid dat regels worden nageleefd. Daarom is gekozen voor de titel Natuurlijk Naleven.

Op bladzijde 4 staat een visualisatie wat in de wet met handhaving wordt bedoeld. Daarna volgt in zes hoofdstukken het beleid: de uitwerking van de wet voor de Edese inwoners.

In dit licht zijn drie concrete doelen geformuleerd.

  • 1.

    een goede toegang. Alleen de inwoner die bijstand nodig heeft krijgt een uitkering.

  • 2.

    een gezamenlijke verantwoordelijkheid van inwoner en gemeente voor een goede informatie-uitwisseling. Dit zorgt voor een rechtmatige uitkering zonder onnodige terugvorderingen of het opleggen van een boete.

  • 3.

    bij ondersteuning naar werk of opleiding worden gemaakte afspraken nagekomen. Dit zorgt ervoor dat geen maatregelen hoeven te worden opgelegd als prikkel om mee te werken aan een plan van aanpak en wordt participatie in de Edese samenleving vergroot.

De aanpak is gelaagd. Het start met de toegang. Waar nodig wordt extra onderzoek gedaan of een aanvraag voor een uitkering terecht is. Daarnaast is aandacht voor de inwoner belangrijk. Dit gebeurt door helder en laagdrempelig te communiceren en regelmatig een goed gesprek te voeren met de inwoner. Hier wordt het belang van het delen van informatie benadrukt.

Eén keer per jaar wordt een themacontrole uitgevoerd. Hierbij richt het onderzoek zich op een bepaald onderwerp, zoals autobezit of inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

De gemeente ontvangt ook signalen van het Inlichtingenbureau. Dit bureau heeft op grond van de Wet SUWI de opdracht om gemeenten informatie te geven over wijzigingen in de status van inwoners. Het gaat hier bijvoorbeeld om signalen over werk of het starten van een studie. Deze signalen worden naast de al bekende informatie die de inwoner heeft gedeeld gelegd, in de meeste gevallen als bevestiging van wat al gedeeld is.

Tot slot worden tips van onze inwoners serieus en onderzocht op relevantie en zo nodig opgevolgd met nader onderzoek.

Om jaarlijks te kunnen evalueren is ook benoemd wat aan registraties nodig is om vast te leggen.

Verantwoording

In dit plan wordt bij voorkeur gesproken over inwoner. Uit het verband met de zin zal veelal helder zijn hoe we dit bedoelen: gewoon inwoner, een inwoner die een uitkering aanvraagt, of een inwoner met een uitkering.

Waar in dit plan “hij” staat, wordt ook “zij” bedoeld. Hetzelfde geldt voor “zijn”. Daar kan ook “haar” worden gelezen.

Dit beleidsplan is een coproductie van de afdeling Beleid Sociaal Domein samen met de afdeling Inkomen en Schulddienstverlening, de afdeling Administratie, Terugvordering en Verhaal en Werkkracht BV. 

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 1. Aanleiding en reikwijdte

1.1 Aanleiding

In 2019 is teruggekeken op de uitvoering van vier jaar handhavingsbeleid op grond van de Participatiewet. Dit is gebeurd door evaluatie van het Beleidsplan Handhaving 2014-2018. Op de conclusies uit de evaluatie wordt voortgebouwd in dit nieuwe beleidsplan.

De belangrijkste conclusie uit de evaluatie is dat de handhaving in de toegang tot de uitkering goed op orde is. Een verbeterpunt is gezien rond de vraag of er voldoende zicht is op de naleving van de regels en afspraken. En ook of de aanpak van niet-naleving van de regels voldoende is. In dit plan worden nieuwe doelen gesteld om de verbeterpunten passend op te lossen.

1.2 Reikwijdte

Dit beleidsplan beperkt zich tot de Participatiewet, de wet Inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de wet Inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz). Waar Participatiewet wordt geschreven worden ook de Ioaw en Ioaz bedoeld.

In de aanpak krijgen drie punten voorrang:

  • 1.

    Behouden van de handhavingsaanpak in de toegang.

  • 2.

    Aandacht/het kennen van de inwoner die een bijstandsuitkering van de gemeente ontvangt.

  • 3.

    Het nakomen van arbeidsverplichtingen.

Dit beleidsplan beschrijft een kader. Het vormt de basis voor jaarlijkse uitvoeringsplannen. In deze uitvoeringsplannen staat de concrete aanpak voor dat jaar beschreven. De uitvoeringsplannen vloeien weer voort uit evaluaties van het voorgaande uitvoeringsplan.

In de afstemmingsverordening is afgesproken om elk jaar de gemeenteraad te informeren. Zowel de evaluatie als het uitvoeringsplan wordt daarom jaarlijks door het college aangeboden aan de gemeenteraad. Dit start eind 2019 met het uitvoeringsplan voor 2020.

Hoofdstuk 2. Beleidsmatig, juridisch en financieel kader

2.1 Beleidsmatig kader

Bestuursakkoord Ruimte voor Ede

In het bestuursakkoord Ruimte voor Ede luidt de belofte van het college aan de inwoner van Ede: “De Edese inwoner kan, binnen de gegeven kaders, rekenen op ondersteuning vanuit de gemeente daar waar die nodig is”.

Maatwerk leveren betekent in dit verband dat een uitkering in overeenstemming is met de noodzaak waarbij rekening gehouden wordt met de leefwereld van de inwoner. De duur of de hoogte van de uitkering wordt mede bepaald door de inspanning die de inwoner kan doen om aan het werk te gaan. Handhaving op grond van de Participatiewet sluit daarom goed aan op de bedoeling van het college de inwoner zo zelfredzaam mogelijk te laten meedoen in de Edese samenleving.

Beleidsplan Handhaving 2014-2018

Dit beleidsplan bouwt voort op het eerder gemaakte Beleidsplan Handhaving 2014-2018. In dat plan is de keuze gemaakt om de uitgangspunten van Hoogwaardig Handhaven te volgen. Deze uitgangspunten zijn:

afbeelding binnen de regeling

In hoofdstuk 3 is te lezen hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in een visie.

2.2 Juridisch kader

De Participatiewet vormt het juridisch kader voor de handhaving op informatieverplichtingen en gedragsverplichtingen. Over het onderscheid tussen het nakomen van informatieverplichtingen en gedragsverplichtingen is een visualisatie opgenomen op bladzijde 4.

Schenden van een informatieverplichting kan leiden tot een terugvordering en het opleggen van een boete. In de Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ gemeente Ede 2014 staat beschreven wanneer terugvordering en invordering plaats vindt. Het opleggen van een boete is verder geregeld in het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Schenden van een gedragsverplichting kan leiden tot een maatregel. Met een maatregel wordt de uitkering tijdelijk verlaagd. Het afwegingskader en het bepalen van de hoogte van de verlaging is nader geregeld in een Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Ede 2017.

In de Handhavingsverordening Participatiewet Ede staan de vier pijlers van de Edese handhaving beschreven met het kader waarbinnen het college uitvoering geeft aan het handhavingsbeleid.

2.3 Financiële samenhang

De gemeente Ede ontvangt een rijksbudget voor het verstrekken van uitkeringen en het betalen van loonkostensubsidies. Tot en met 2019 heeft Ede bij het rijk een vangnetuitkering aangevraagd omdat de kosten het budget overschrijden. Daarnaast draagt de gemeente Ede zelf bij uit de algemene middelen om de uitkeringen te kunnen betalen. De gemeente heeft er dus een groot financieel belang bij om alleen uitkeringen te betalen aan die inwoners die daar recht op hebben en (nog) niet aan het werk kunnen.

In de evaluatie van het beleidsplan 2014- 2018 is inzichtelijk gemaakt dat de personeelskosten en opleidingskosten die de gemeente maakt om goede handhaving mogelijk te maken voldoende opwegen tegen de baten. Handhaven levert meer opbrengsten op dan het aan personele inzet kost.

Tot slot blijkt dat door de geïntensiveerde terugvorderingsaanpak meer ten onrechte betaalde uitkering wordt terug ontvangen. Een goede terugvorderingsaanpak vormt het sluitstuk van hoogwaardig handhaven.

Hoofdstuk 3. Visie

3.1 De Edese inwoner kan rekenen op ondersteuning vanuit de gemeente

Edenaren die verminderd zelfredzaam zijn, en onvoldoende steun vinden in hun netwerk, kunnen terecht bij de gemeente. Goede ondersteuning en regie door de gemeente is een hulpmiddel voor het in eigen kracht zetten van het individu. Daarmee wordt, als inwoners hier zelf niet toe in staat zijn, ondersteuning geboden om te voorkomen dat sprake is van werkloosheid, schulden, armoede, het ontbreken van begeleiding en dagbesteding of onveilig opgroeien.

Het uitgangspunt is: iedereen doet mee. Dat staat in het bestuursakkoord. De geboden ondersteuning is integraal, efficiënt, gericht op zelfstandig functioneren en eigenlijk gebruik. Dat is één van de leidende principes van de Edese aanpak. Bij het beantwoorden van een ondersteuningsvraag worden nadrukkelijk de mogelijkheden tot meedoen in een betaalde baan onderzocht.

3.2 Geloofwaardigheid van en draagvlak onder het sociale zekerheidstelsel

Ons sociale zekerheidsstelsel is gebaseerd op solidariteit. Om dit stelsel in stand te houden is een blijvend draagvlak in de samenleving nodig. Naleving speelt hierin een belangrijke rol. Als er regels gesteld worden moeten deze ook nageleefd worden. Dat is normaal. Het onrechtmatig gebruik maken van voorzieningen gaat in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van inwoners die zich wel aan de regels houden. Niet-naleving kan zo leiden tot een verminderde nalevingsbereidheid van andere burgers. Hiermee komen de geloofwaardigheid van en uiteindelijk het draagvlak onder het sociale zekerheidsstelsel in het geding.

3.3 Natuurlijk naleven

Uitgangspunt is vanzelfsprekendheid en vertrouwen in de inwoner: de vanzelfsprekende bereidheid tot naleven van de regels door de Edese inwoners. Daarom is Natuurlijk Naleven gekozen als titel van dit beleidsplan.

Dit uitgangspunt doet echter niets af aan het feit dat de Participatiewet nadrukkelijk aandacht geeft aan handhaving. Handhaving draagt, in de visie van de wetgever, bij aan het meedoen van de inwoner in de samenleving en vergroot zijn bestaanszekerheid. Het college heeft de opdracht om actief vast te stellen dat de wet wordt nageleefd.

Als naleven niet gebeurt kan het college de uitkering stoppen, overgaan tot terugvordering van te veel betaalde uitkering en sanctiemiddelen inzetten: de boete of, bij niet nakomen van arbeids-verplichtingen, de maatregel.

3.4 Anders kijken naar ondersteuning en handhaven

De ontwikkelingen binnen het sociaal domein hebben er toe geleid dat we niet meer op dezelfde manier naar de ondersteuning van burgers kijken. Werkwijzen zijn er steeds meer op gericht om de inwoner zoveel mogelijk de regie over het eigen leven te geven.

Mogelijk maken wat nodig is, dat is de opdracht in onze tijd voor de gemeente. Dat is iets anders dan protocollen volgen en beslissingen nemen conform de verordening. Het afvinken van een lijstje leidt niet zonder meer naar de juiste interventie. Bij het zoeken naar een oplossing staat niet de letter van de wet maar het doel van de wet centraal. Er wordt gekeken naar dat wat gemeente en inwoner willen bereiken en of dit past binnen de doelstelling van de wet.

In de aanpak van handhaving betekent dit het vinden van de balans tussen rechtmatigheid, doelmatigheid en maatwerk. Is het doel uitstroom naar werk of beheersing van schulden, dan wordt in de afwegingen bij het opleggen van een sanctie hier rekening mee gehouden.

Onwetendheid wordt in deze context anders behandeld dan onwil. Het misbruik en het oneigenlijk gebruik van voorzieningen en het niet nakomen van verplichtingen mag niet lonen. Een goed evenwicht tussen preventie (goede voorlichting op maat van de inwoner) en repressie (controle en sanctioneren op maat) is daarom belangrijk.

3.5 Vier pijlers

Deze visie is vertaald naar vier pijlers van het Edese handhavingsbeleid. Deze vier pijlers zijn:

  • a.

    bevorderen van naleving door vroegtijdig informeren en een dienstverlening die gebaseerd is op het kennen van de inwoner;

  • b.

    controle op naleving door regelmatig onderzoek en vroegtijdige detectie;

  • c.

    corrigeren van regelovertreding door een snelle afhandeling, de uitkering af te stemmen op de werkelijke behoefte en te veel betaalde uitkering terug te vorderen;

  • d.

    sanctioneren op maat door het opleggen van een boete of maatregel, met oog voor de balans tussen rechtmatigheid, doelmatigheid en individueel maatwerk.

Hoofdstuk 4. Doelen

Aan het einde van de nieuwe beleidscyclus zijn de volgende drie doelen bereikt.

1. In de toegang zijn de nu al werkende elementen van handhaving vaste onderdelen van de aanpak van een uitkeringsaanvraag gebleven.

Gaat dit goed dan wordt alleen de inwoner die het echt nodig heeft toegelaten tot de uitkering.

2. Zowel inwoner als gemeente nemen voortdurend de verantwoordelijkheid om alle informatie met elkaar te delen die nodig is voor het betalen van de juiste uitkering.

Gaat dit goed dan is de uitkeringsverstrekking in balans met de noodzaak voor de inwoner en worden terugvorderingen en boetes voorkomen.

3. De inwoner die afhankelijk is van een uitkering spant zich maximaal in om (terug) aan het werk te gaan of onderwijs te volgen. De gemeente spant zich in om de inwoner hierbij te ondersteunen en maakt hierover afspraken met de inwoner.

Gaat dit goed dan neemt de participatie van de inwoner toe, hoeven geen maatregelen worden opgelegd en maakt de gemeente minder uitkeringskosten.

Hoofdstuk 5. Acties

5.1 Inleiding

In de volgende paragrafen staan de hoofdlijnen uitgewerkt hoe de drie doelen worden bereikt. Inclusief richtlijnen voor de aanpak van niet-naleving. De jaarlijkse actieplannen bevatten de concrete invulling van wat er in dat jaar staat te gebeuren. De gevolgen voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering, ict en processen, kennis en opleiding, en samenwerking met andere partijen wordt in het jaarplan uitgewerkt. In het jaarplan wordt dus de vraag beantwoord wat er nodig is om het voor dat jaar gestelde doel te bereiken. Uitgangspunt is om binnen de bestaande capaciteit te werken van zowel de afdeling Inkomen en Schulddienstverlening, de afdeling Administratie, Terugvordering en Verhaal en Werkkracht BV door slim samen te werken.

5.2 De toegang

Ongeveer dertig procent van het aantal aanmeldingen voor een uitkering leidt niet tot toekennen ervan. Belangrijke elementen in het aanvraagproces die hieraan bijdragen zijn:

  • Goede voorlichting, bijvoorbeeld aan inwoners met een aflopende uitkering van het UWV.

  • De training rechten en plichten. In deze training is nadrukkelijk aandacht voor handhaving.

  • De intake door de inkomensconsulent. Hier wordt het recht op een uitkering onderzocht.

  • De intake door Werkkracht. Wat zijn de mogelijkheden om te gaan werken, al dan niet via (terug naar) het onderwijs.

In dit proces wordt een checklist levensonderhoud gebruikt. Hierbij worden signalen vanuit het aanvraagproces vertaald naar een stoplicht. Als in het aanvraagproces op de checklist levensonderhoud “oranje” of “rood” wordt gescoord dan wordt nader onderzoek uitgevoerd, o.a. door bijvoorbeeld een huisbezoek.

In elke stap komt het voor dat de aanvrager besluit om de aanvraag niet door te zetten. Ook kan het dat de gemeente de aanvrager vertelt dat hij geen recht heeft op een uitkering. Natuurlijk met de reden waarom niet. De afwijzing wordt vastgelegd in een besluit. Tegen dit besluit kan bezwaar worden gemaakt.

  • De aanpak in de toegang wordt voortgezet.

5.3 Informatie delen

Informatieplicht van de inwoner

Het op tijd delen van volledige en juiste informatie door de inwoner wordt in de Participatiewet nadrukkelijk bij de inwoner gelegd. Op basis van deze informatie wordt de uitkering betaald waar de inwoner recht op heeft. Klopt de informatie dan wordt een rechtmatige uitkering verstrekt. Klopt de informatie niet, of ontbreekt er informatie, dan is er volgens de wet sprake van fraude. In veel gevallen wordt dan niet de juiste uitkering betaald. De constatering van fraude kan leiden tot terugvordering of het opleggen van een boete.

Informatie door de gemeente

Als het om informatie delen gaat is er sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. Ook de gemeente moet haar best doen. Het moet de inwoner klip en klaar zijn wat er van hem wordt verwacht. Dat betekent dat de inwoner zo helder mogelijk wordt verteld wat de regels zijn. Het is onderzocht dat ongeveer 18% van de Nederlanders laaggeletterd is. Daarnaast vestigen anderstaligen zich in Ede. Ook is de Participatiewet opengesteld voor nieuwe doelgroepen die op hun eigen niveau aangesproken willen worden. Overigens is geen enkele inwoner gebaat bij jargon, moeilijke woorden of afkortingen.

Alle (fysieke) klantcontacten dragen bij aan het informeren van de inwoner en daarmee wordt de natuurlijke naleving van verplichtingen positief beïnvloed. Mensen zijn verschillend en moeten op verschillende wijzen gevoed worden met informatie. Deze verschillen zitten bijvoorbeeld in de vorm van communicatie (digitaal, schriftelijk, mondeling), het denkniveau van de inwoner, de afstand tot de arbeidsmarkt die de inwoner heeft en de wijze van informatieverwerking. De ene persoon heeft behoefte aan schriftelijke informatie, de andere aan informatieve workshops en sommige mensen onthouden zaken door deze te doen (bijvoorbeeld door het oefenen met invullen van formulieren). Hier wordt rekening mee gehouden in de communicatie met de klant.

De informatie wordt daarom regelmatig bekeken of deze begrijpelijk genoeg is. Het gaat hier om informatie in de voorlichting, in beschikkingen, op de website of in de nieuwsbrief. Ook is het belangrijk dat de medewerker van de gemeente begrijpelijke taal gebruikt. In een gesprek regelmatig achterhalen of de informatie wordt begrepen helpt hierbij.

  • Regelmatig wordt bekeken of de informatie vanuit de gemeente begrijpelijk is.

  • Handhaving is een thema dat regelmatig terugkomt in informatie aan de inwoner.

Ontmoeting

De beste manier om informatie te delen is ontmoeting. Regelmatig contact met de consulent kan de inwoner motiveren om vragen te stellen bij onduidelijkheden en/of sneller inlichtingen te verstrekken. Ontmoeting kan door middel van voorlichting aan een groep. Of door middel van een één-op-één gesprek.

Voorlichting aan een groep is vooral georganiseerd in het aanvraagproces. Het één-op-één gesprek is de afgelopen jaren vooral gebruikt om de inwoner met een uitkering te wijzen op alles waar hij mogelijk recht op heeft. Dit gesprek is ook een gelegenheid om de inwoner informatie te vragen zodat de rechtmatigheid van de uitkering wordt bevestigd. Op deze manier kan de gemeente haar dienstverlening optimaal baseren op het kennen van haar inwoner. Ook blijft de inwoner zich bewust van wat van hem wordt verwacht. De inwoner krijgt ook de gelegenheid om in het gesprek de informatie aan te vullen of te herstellen. De checklist levensonderhoud die in het toegangsproces wordt gebruikt wordt voor deze gesprekken geschikt gemaakt. De checklist maakt gebruik van de kleuren van het stoplicht. Bij oranje en rood zal een vervolgonderzoek komen. Daarna wordt beoordeeld wat dit betekent voor het vervolg van de uitkering of een eventuele sanctie.

  • De gesprekken met de inwoner worden uitgebreid met vragen om vast te stellen dat de uitkering rechtmatig wordt verstrekt.

  • De checklist levensonderhoud wordt voor het één-op-één gesprek geschikt gemaakt.

  • Toetsing van verklaringen van de inwoner gebeurt door nader onderzoek in te stellen op basis van de uitkomst van de checklist levensonderhoud.

Informatie ophalen door een themacontrole

Een themacontrole is een uit eigen beweging bedacht onderzoek, zonder dat er een voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden van fraude is vereist. We onderzoeken aan de hand van een thema of de hoogte van de uitkering voor een bepaalde groep cliënten nog steeds juist is. De themacontrole maakt deel uit van een gelaagde handhavingsaanpak. Voorbeelden van themacontroles zijn:

  • Meerdere auto’s op naam hebben staan

  • Kamerverhuur

  • Partiële inkomsten

Een themacontrole wordt zorgvuldig opgezet. Zo dient vooraf rekening gehouden te worden met uitspraken van de rechter. Een themacontrole mag bijvoorbeeld niet discrimineren. Als er alternatieven zijn, dan moet een afweging zijn gemaakt tussen de alternatieven. Waarom is de themacontrole het beste alternatief? Ook moet de vraag worden beantwoord: staat het belang in verhouding tot de mogelijke inbreuk.

  • Elk uitvoeringsjaar wordt 1 themacontrole uitgevoerd.

Automatisch ontvangen informatie

De gemeente ontvangt signalen van de Stichting Inlichtingenbureau. Dit bureau heeft op grond van de Wet SUWI de opdracht om gemeenten informatie te geven over wijzigingen in de status van inwoners. Het Inlichtingenbureau voorziet de gemeente van diverse signalen over bankrekeningen, het huishouden, het inkomen of vermogen van uitkeringsgerechtigden. Er kan samenloop zijn tussen meerdere inkomensbronnen, of tussen uitkering en door het rijk bekostigd onderwijs, de samenstelling van een huishouden kan wijzigen of het vermogen verandert, wat invloed op de uitkering kan hebben.

De signalen kunnen helpen zijn bij het opzetten van een thema-controle.

De veelheid van signalen vergt een gecoördineerde aanpak. Deze ontbrak de afgelopen jaren.

Bij de coördinatie worden de signalen geprioriteerd. Er wordt gekeken naar de tijd van afhandeling in relatie tot capaciteit en verwacht effect. Dit wordt verder uitgeschreven in het jaarlijks plan van aanpak.

Het signaal dat binnen een huishouden iemand 21 jaar wordt krijgt een vaste prioriteit. Het is gebleken dat inwoners niet er op alert zijn dat ze de leeftijdswijziging moeten doorgeven. Terwijl de gemeente door middel van een signaal de maand ervoor doorgegeven krijgt. Niet proactief hierop zijn kan leiden tot hoge terugvorderingen. En de kwalificatie “schenden inlichtingenplicht” zou hier bovenop tot een boete moeten leiden.

Op dit punt maakt de gemeente werk van de gedeelde verantwoordelijkheid rond het elkaar informeren: de inwoner krijgt een brief dat de uitkering na het bereiken van de leeftijd van 21 jaar zal wijzigen.

  • De aanpak van geautomatiseerde ontvangen signalen wordt gecoördineerd uitgevoerd.

  • Signalen over het bereiken van de 21-jarige leeftijd van iemand binnen een huishouden worden proactief opgepakt. Het huishouden wordt per brief geïnformeerd over het wijzigen van de uitkering.

Informatie over huwelijk, verhuizing of overlijden

Het volstaat als de inwoner de informatie over huwelijk/geregistreerd partnerschap -gesloten onder de Nederlandse wet, verhuizing of overlijden verstrekt aan burgerzaken. Hij hoeft deze informatie niet nog een keer aan zijn inkomensconsulent te vertellen. Een huwelijk gesloten onder een buitenlandse wet dient wel aan de inkomensconsulent te worden gemeld.

De tip van een inwoner

Inwoners kunnen de gemeente tips geven over mogelijke uitkeringsfraude. Dit kan bijvoorbeeld digitaal via een meldpunt op de website van Ede of telefonisch bij een medewerker fraudepreventie.

  • Alle tips worden onderzocht en beoordeeld of hieraan opvolging gegeven gaat worden.

Sociale recherche

Preventie. De inwoner goed kennen. Pro-actief handelen. Adequaat op signalen reageren. Een geslaagde gelaagde aanpak zorgt ervoor dat een mogelijke terugvordering beperkt zal blijven. Het is het waard om hier tijd en capaciteit in te investeren.

Het kan voorkomen dat uit vooronderzoek blijkt dat een berekende fraude de € 50.000,- overstijgt. In dat geval krijgt de aanpak een strafrechtelijk karakter. Een strafrechtelijk onderzoek kost relatief veel tijd en inspanning. Terwijl het met succes afronden ervan niet automatisch leidt tot de terugbetaling van het bedrag.

Als deze situatie zich voordoet wordt op dat moment de afweging gemaakt of het strafrechtelijk onderzoek met de eigen capaciteit wordt uitgevoerd of dat sociale recherche wordt ingekocht. De belangrijkste afweging is: waar is de eigen capaciteit het hardst nodig om zo effectief en efficiënt mogelijk het handhavingsbeleid uit te voeren.

  • Inzet van de eigen capaciteit aan sociale recherche of de inkoop ervan wordt per zaak afgewogen.

5.4 De weg naar werk (terug) vinden

Iedereen die een uitkering ontvangt krijgt de arbeidsplicht opgelegd, tenzij hierop een uitzondering wordt gemaakt. Het maken van een uitzondering kan voortvloeien uit de wet of op grond van omstandigheden bij de inwoner zelf. De gemaakte uitzondering is doorgaans tijdelijk.

Als de arbeidsplicht is opgelegd dan worden afspraken met de inwoner gemaakt. Deze afspraken gaan over wat er nodig is om weer aan het werk te gaan. De afspraken liggen vast in een plan van aanpak. De uitvoering van het plan is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de inwoner en Werkkracht. Werkkracht zet diverse instrumenten in om de bemiddeling naar werk te laten slagen. Weigeren om hieraan mee te werken kan leiden tot een maatregel.

Een maatregel is een korting op de uitkering als gevolg van het niet nakomen van de arbeidsplicht. Het is niet bedoeld als straf maar een middel om gewenst gedrag te bewerkstelligen.

De rolverdeling tussen Werkkracht en de gemeente is de volgende: Werkkracht stelt vast dat de inwoner één of meerdere afspraken niet is nagekomen. Werkkracht stelt samen met de contactpersoon van de gemeente ook vast welke omstandigheden hier de oorzaak van zijn geweest. De bevindingen worden in een rapport opgenomen. Tijd is een belangrijke factor: snel vaststellen dat er sprake is van niet-nakoming zodat snel een prikkel kan worden gegeven om het gedrag te veranderen.

De gemeente legt de maatregel op. Om geloofwaardig te zijn wordt het rapport van Werkkracht opgevolgd. De beoordeling van de zwaarte van de maatregel inclusief het afzien ervan is aan de medewerker van de gemeente. Zowel de zwaarte als het eventuele afzien ervan dient gemotiveerd te gebeuren. Ook hier is tijd een belangrijke factor: het rapport vraagt om directe opvolging.

  • In de uitvoering krijgt afwikkeling van een maatregelrapport prioriteit.

5.5 De balans vinden tussen rechtmatigheid, doelmatigheid en maatwerk

Als er teveel uitkering is betaald omdat de informatie niet klopt dan wordt dit terug gevorderd.

Als sprake is van een overtreding dan wordt een sanctie overwogen. De sanctie bij het schenden van een informatieverplichting is een boete. Bij het schenden van een arbeidsverplichting is dit een maatregel. Na afweging kan ook worden volstaan met een waarschuwing.

Zowel bij de terugvordering als de sanctie gelden een aantal richtlijnen:

  • 1.

    Onwil -zonder gedragsverandering, wordt bestraft conform de regels die hiervoor zijn opgesteld in de wet en de afstemmingsverordening. Er wordt gestreefd naar snelheid: lik op stuk.

  • 2.

    Onwetendheid wordt mede beoordeeld op de inspanningen die de gemeente zelf doet om de inwoner optimaal te informeren. En de inspanning die de inwoner doet om zich te laten informeren.

  • 3.

    Bij de mate van verwijtbaarheid wordt meegewogen in hoeverre de inwoner financieel zelfredzaam is.

  • 4.

    Er is ruimte in de afweging om het effect van de terugvordering of de sanctie mee te wegen. Het is niet de bedoeling dat een ander beleidsdoel (uitstroom, aanpak schulden, zorgaanpak vanuit WMO of Jeugdwet) onnodig wordt gefrustreerd.

5.6 Terugvordering en invordering

Een gepast terug- en invorderingsbeleid is onderdeel van een sluitend handhavingsbeleid. Zonder het daadwerkelijk terugvorderen wordt fraudebestrijding ongeloofwaardig. Terugvordering gebeurt niet alleen uit financiële overwegingen, maar ook om de preventieve werking die het heeft op (potentiële) fraudeurs.

Snel en correct terugvorderen is belangrijk. Direct persoonlijk contact aan het begin van het terugvorderingsproces heeft een positieve uitwerking op de terugbetalingsbereidheid bij klanten.

Als bij beëindiging van de uitkering een vordering ontstaat, neemt een medewerker terugvordering direct contact op met de inwoner om een terugbetalingsafspraak te maken.

De medewerkers hebben hun eigen debiteurenbestand en kennen de debiteur. Dat heeft een positief effect op de terugbetalingsbereidheid. Als de inwoner de betaalafspraak niet is nagekomen wordt hij eerst gebeld. Als hij daarna nog niet betaalt, ontvang hij een aanmaning.

Soms zijn er bijzondere omstandigheden waardoor een inwoner nog niet heeft betaald. De medewerker heeft daarbij de vrijheid om tijdelijk het aflossingsbedrag lager vast te stellen als dat nodig is. Ook hier gaat het om maatwerk. Nieuwe afspraken met de klant worden schriftelijk bevestigd. Als blijkt dat dat nodig is verwijst de medewerker de inwoner naar flankerende ondersteuning, zoals schulddienstverlening. Als de inwoner na alle afspraken toch niet aan zijn betalingsverplichting voldoet dan volgt een procedure van dwangbevel en beslag.

Als de uitkering voortduurt dan wordt teruggevorderd door middel van verrekening met de uitkering.

Hoofdstuk 6. Meten

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan graadmeters beschreven. Een graadmeter gebruiken helpt bij het beantwoorden van de vraag of de gestelde doelen worden bereikt. Inrichten van de metingen is deels nieuw en dus te ontwikkelen in de beleidscyclus. De uitkomst van de metingen wordt gebruikt in de jaarlijkse evaluatie van de doelstellingen die in de jaarplannen zijn gesteld.

Een voorwaarde om te meten is een heldere, eenduidige wijze van registratie. Daarbij moet gemeten worden op de ingezette maatregelen en niet alleen op de mogelijke uitkomsten daarvan. Onderdeel van het meetproces is de aandacht die geschonken moet worden aan de wijze van registreren en de daarvoor te gebruiken systemen.

Standaard graadmeter is het meten van de inzet in uren, af te zetten tegen de uitkomst. Welke inspanning is nodig om tot het gewenste resultaat te komen.

6.2. Doel 1

Het eerste doel luidt: “In de toegang zijn de nu al werkende elementen van handhaving vaste onderdelen van de aanpak van een uitkeringsaanvraag gebleven. Gaat dit goed dan wordt alleen de inwoner die het echt nodig heeft toegelaten tot de uitkering.”

Algemeen drukken we dit uit in de zogenaamde preventiequote: het aantal aanmeldingen dat niet leidt tot toekenning van een uitkering. Op welke wijze kunnen we de bijdrage zichtbaar maken van handhaving in de toegang?

Als werkende elementen zijn beschreven:

  • -

    Voorlichting

  • -

    Training rechten en plichten

  • -

    De inzet van de checklist levensonderhoud

  • -

    De intake door Werkkracht

Graadmeter voorlichting

Het aantal personen dat een voorlichting bezoekt afgezet tegen het aantal personen dat zich daadwerkelijk meldt voor een uitkering.

Graadmeter training rechten en plichten

Het aantal personen dat uitgenodigd wordt afgezet tegen het aantal personen dat de training bezoekt.

Niet bezoeken leidt in principe tot het niet in behandeling nemen van een aanvraag. De graadmeter zal worden gecorrigeerd voor het aantal personen dat alsnog de training volgt bij een herhaalde melding voor een uitkering.

Graadmeters checklist levensonderhoud

  • 1.

    Het aantal personen dat op het totaal aantal personen een score “oranje” of “rood” krijgt”.

  • 2.

    Het aantal personen met een score “oranje” dat na onderzoek geen uitkering krijgt.

  • 3.

    Het aantal personen met een score “rood” dat na onderzoek geen uitkering krijgt.

  • 4.

    Het aantal personen met een score “oranje” dat na onderzoek een aangepaste uitkering krijgt.

  • 5.

    Het aantal personen met een score “rood” dat na onderzoek een aangepaste uitkering krijgt.

Graadmeter intake Werkkracht

Het aantal personen dat afziet van de uitkering na de intake door Werkkracht. Waar mogelijk wordt inzichtelijk gemaakt waarom de inwoner de aanvraag niet doorzet.

6.3 Doel 2

Het tweede doel luidt: Zowel inwoner als gemeente nemen voortdurend de verantwoordelijkheid om alle informatie met elkaar te delen die nodig is voor het betalen van de juiste uitkering. Gaat dit goed dan is de uitkeringsverstrekking in balans met de noodzaak voor de inwoner en worden terugvorderingen en boetes voorkomen.

Als werkende elementen in het informatie delen zijn beschreven:

  • 1.

    informatie op maat van de inwoner

  • 2.

    één op één gesprekken

  • 3.

    themacontrole

  • 4.

    geautomatiseerde signalen

  • 5.

    de tip van de inwoner

  • 6.

    de inzet van sociale recherche

Een standaard graadmeter is het tellen van het aantal opgelegde boetes afgezet tegen het aantal geconstateerde boetewaardige gedragingen. Aanvullend is belangrijk te weten wat de reden is voor het niet opleggen van een boete.

Graadmeter informatie op maat van de inwoner

Dit wordt gemeten aan het percentage klanten dat in het jaarlijkse onderzoek aangeeft voldoende geïnformeerd te zijn over zijn rechten en plichten.

Als sprake is van formele of informele klachten over het begripsniveau van de informatie aan de inwoner dan wordt in de evaluatie hier aandacht aan besteed: zijn er verbeterpunten opgepakt.

Graadmeters één op één gesprekken

  • 1.

    Aantal één op één gesprekken waarin een check heeft plaatsgevonden of de informatie die de gemeente heeft over de inwoner nog up-to-date is.

  • 2.

    Aantal gesprekken dat leidt tot aanvullend onderzoek.

  • 3.

    Aantal beëindigingen of wijzigingen van de uitkering naar aanleiding van aanvullend onderzoek.

Graadmeter themacontrole

Aantal beëindigingen of wijzigingen van de uitkering naar aanleiding van de themacontrole.

Graadmeters geautomatiseerde signalen

  • 1.

    Aantal niet (tijdig) opgevolgde signalen 21- jaar.

  • 2.

    Aantal onderzochte signalen afgezet tegen aantal beëindigingen of wijzigingen van de uitkering.

NB: in het coördinatie-overleg over de uitvoering van het handhavingsbeleid wordt steeds weer bekeken welke signalen voorrang krijgen.

Graadmeters de tip van de inwoner

  • 1.

    Aantal tips van inwoners dat leidt tot aanvullend onderzoek.

  • 2.

    Aantal beëindigingen of wijzigingen van de uitkering naar aanleiding van aanvullend onderzoek.

Graadmeter inzet van sociale recherche

Uitkomst van onderzoek door sociale recherche.

6.4 Doel 3

Het derde doel luidt: De inwoner die afhankelijk is van een uitkering spant zich maximaal in om (terug) aan het werk te gaan of onderwijs te volgen. De gemeente spant zich in om de inwoner hierbij te ondersteunen en maakt hierover afspraken met de inwoner. Gaat dit goed dan neemt de participatie van de inwoner toe, hoeven geen maatregelen worden opgelegd en maakt de gemeente minder uitkeringskosten.

Hierbij horen drie graadmeters.

Graadmeter afzien van een uitkering

Aantal personen dat afziet van de uitkering vanwege het traject dat Werkkracht samen met de inwoner doorloopt.

Deze graadmeter heeft te maken met het scenario dat het plan van aanpak tijd vraagt die de inwoner aan andere zaken wil besteden, vanzelfsprekend met behoud van uitkering. Het meest voorkomende voorbeeld is dat de inwoner voorrang geeft aan afspraken wegens zwart werken. In dit scenario komt het voor dat de inwoner ervoor kiest af te zien van voortzetten van de uitkering om verder zelf in het eigen bestaan te voorzien. Zonder dat nog toe is gekomen aan het opleggen van maatregelen. In dat geval draagt de aanpak van Werkkracht actief bij aan de handhavingsdoelstelling. In deze factor willen we inzicht krijgen.

Graadmeter schenden arbeidsverplichting

  • 1.

    Aantallen meldingen van Werkkracht aan de gemeente van schending arbeidsverplichting afgezet tegen het aantal opgelegde maatregelen. Met vermelding van de reden van (niet) opleggen.

  • 2.

    Aantal herhaald opgelegde maatregelen.

Deze tweede graadmeter heeft betrekking op het niet nakomen van de afspraken die gemaakt zijn in het traject naar werk. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals onmachtl, het voorrang geven aan vrijwilligerswerk boven betaald werk, maar ook onwil. Niet nakomen staat gelijk aan niet nakomen van een arbeidsverplichting. Dit kan leiden tot een verlaging van de uitkering. Of, bij herhaling, meerdere of hogere verlagingen van de uitkering. Het meten van herhalingen is van belang om te peilen of het opleggen van maatregelen effect heeft op gedragsverandering. Ook kan worden blootgelegd dat een inwoner zich prima blijkt te redden ondanks de maatregelen. Dit kan een indicatie zijn dat er andere bestaansmiddelen zijn.

Bij het melden van Werkkracht aan de gemeente is altijd contact over en weer over de situatie en de achtergrond van de inwoner bij het specifieke voorval. Een melding hoeft dan niet altijd te leiden tot een maatregel.

Graadmeters doorlooptijden

  • 1.

    Doorlooptijd tussen schending en de opvolging ervan door Werkkracht.

  • 2.

    Doorlooptijd tussen melding Werkkracht aan de gemeente en het besluit waarin de gevolgen ervan aan de inwoner worden bekend gemaakt.

De laatste graadmeter is het meten van doorlooptijden. Het meten van doorlooptijden is van belang vanuit de visie dat zo snel mogelijk reageren op de schending van de verplichting helpend is bij het veranderen van gedrag.

6.5 Lerend effect

Tot slot stellen we, ten behoeve van de jaarlijkse evaluatie en om te verbeteren, ons de vraag: was er invloed vanuit de gemeente om een handhavingssituatie te voorkomen. En we beantwoorden de vraag wat het lerend effect is geweest van zaken die we afrondden.

Ondertekening