Monumentenverordening Eemnes 2012

Geldend van 24-03-2012 t/m heden

Intitulé

Monumentenverordening Eemnes 2012

De raad van de gemeente

 

gelezen het voorstel d.d. 20 december 2011 van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht;

 

B E S L U I T :

I. vast te stellen de

Monumentenverordening Eemnes 2012

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

1. Monumenten:

a. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

b. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

2. Gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten.

3. Beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

4. Beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

5. Kerkelijke monumenten: onroerende monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

6. commissie: de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

7. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

8. vergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2

Bij toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3

  • 1 Burgemeester en Wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2 Voordat burgemeester en wethouders terzake een besluit nemen, vragen zij advies aan de commissie.

  • 3 Burgemeester en wethouders doen mededeling van de adviesaanvraag, bedoeld in het tweede lid, aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 4 Met ingang van de datum waarop de mededeling, bedoeld in het derde lid, heeft plaatsgevonden, tot het moment dat plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, bedoeld in het vijfde lid, plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst, zijn de artikelen 5 tot en met 8 en 10 en 11 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst nadat de commissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 6 Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen besluit tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar. Burgemeester en wethouders nemen binnen 8 weken nadat de commissie is gehoord, een beslissing als bedoeld in het eerste lid. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt aan degenen die als eigenaar en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 7 Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 8 De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument waarbij zo nodig de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

  • 9 Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op aanvraag van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, vijfde en zesde lid en artikel 5, eerste lid, achterwege.

  • 10 Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 11 Monumenten die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden ambtshalve door burgemeester en wethouders van de gemeentelijke monumentenlijst afgevoerd.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 5

  • 1 Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder of in afwijking van de omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

    a. Een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6

  • 1 Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 van deze verordening, met de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden, wordt in 4-voud ingediend.

  • 2 Het bevoegd gezag brengt de aanvraag terstond ter kennis van de commissie en verzoekt haar om advies.

  • 3 Binnen 4 weken na de datum van verzending van het adviesverzoek brengt de commissie haar advies uit aan het bevoegd gezag.

  • 4 Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 5 De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

  • 6 Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden in het belang van het monument.

  • 7 De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Paragraaf 3 Kerkelijke monumenten

Artikel 7

Het bevoegd gezag neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepaling van dit hoofdstuk dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.

Paragraaf 4 Intrekking van de vergunning

Artikel 8

  • 1 De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften, bedoeld in het  zesde lid van artikel 6 niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    d. niet binnen een jaar na verzending gebruik wordt gemaakt van de vergunning.

  • 2 De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed in afschrift aan de commissie gestuurd.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 9

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk na ontvangst een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de commissie.

  • 2 De commissie adviseert schriftelijk over de aanvraag om vergunning binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3 Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 4 Schadevergoeding

Artikel 10

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    b. voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen last behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2 Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Strafbepalingen

Artikel 11

  • 1 Hij die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2 Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 12

  • 1 De opsporing van de in artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2 Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, gebruiker of bewoner te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 13

  • 1 Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten, treedt zij in werking 1 dag nadat zij bekend is gemaakt.

  • 2 De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 23 november 1998, voor zover het betreft bepalingen over beschermde gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 3 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 4 De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 23 november 1998, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde eerste lid toepassing vindt.

  • 5 De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6 Aanvragen om een vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

  • 7 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Monumentenverordening Eemnes 2012’.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 5 maart 2012.
 
J.A. de Bruijn                                   R. van Benthem RA
griffier                                               voorzitter