Regeling vervallen per 18-08-2011

Beleidsregels kleine afwijkingen van bestemmingsplannen gemeente Eersel 2010

Geldend van 28-10-2010 t/m 17-08-2011

Intitulé

Beleidsregels kleine afwijkingen van bestemmingsplannen gemeente Eersel 2010

1 INLEIDING1.1 AANLEIDING

Per 1 oktober 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking. Een onderdeel hiervan is het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat is gepubliceerd in het Staatsblad 2010-143. In bijlage II, artikel 4, van het Bor is opgenomen waarvoor of wanneer van een bestemmingsplan kan worden afgeweken. Voor het kunnen afwijken van het bestemmingsplan is het noodzakelijk dat er objectieve beleidsregels worden opgesteld. Dit is mede noodzakelijk vanwege de procedure die voor deze afwijkingen gevolgd moet worden. Een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij afgeweken moet worden van het bestemmingsplan op basis van bijlage II, artikel 4, van het Bor moet binnen 8 weken worden afgehandeld, anders ontstaat er een vergunning van rechtswege. Deze nieuwe beleidsregels krijgt door vaststelling door het college en bekendmaking de status van beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3 j° 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de gemeente zich in eventuele latere juridische procedures zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Het blijft een bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan, dus in elk individueel geval is en blijft een belangenafweging noodzakelijk, dan wel mogelijk.Het college van burgemeester en wethouders behoudt zich het recht voor in bijzondere gevallen van deze beleidsregels af te wijken. 2.1 BEVOEGDHEIDDe Wabo biedt een aantal mogelijkheden om af te wijken van een bestemmingsplan zonder een bestemmingsplanherziening. In artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 2° Wabo is een rechtstreekse mogelijkheid om af te wijken opgenomen. Op grond van deze bevoegdheid is het mogelijk een bepaald bouwwerk mogelijk te maken of een volgens het bestemmingsplan verboden gebruiksmogelijkheid te realiseren. De mogelijkheden om toepassing te geven aan deze bevoegdheid kunnen niet door een bestemmingsplanregeling worden geblokkeerd. In bijlage II artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht zijn deze gevallen opgenomen.

2.2 BELEIDIn de geactualiseerde bestemmingsplannen is een (grotendeels) gelijkluidende regeling opgenomen ten aanzien van de bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden voor aan- en uitbouwen van woningen alsmede voor bijgebouwen bij woningen. Na deze actualisering zal een beroep op voorliggend beleid met name nog nodig zijn in uitzonderlijke gevallen waarvoor ruimere mogelijkheden noodzakelijk zijn, welke niet zijn geregeld in het nieuwe bestemmingsplan maar wel in deze beleidsnotitie.

2.3 UITGANGSPUNTENBij het opstellen van deze beleidsnotitie is van de navolgende uitgangspunten uitgegaan:•voor de systematiek is de eerdere beleidsregels voor ontheffingen op basis van artikel 3.23 van de Wro als uitgangspunt genomen; •de ruimtelijke afwegingen of ergens iets wordt toegestaan is bepaald in het bestemmingsplan.

2.4 VOORDELEN OPSTELLEN BELEIDSREGELS

  • 1.

    Aangezien elke aanvraag voor een omgevingsvergunning tevens moet worden beschouwd als een verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan, dient per geval afzonderlijk te worden bezien of gebruik kan worden gemaakt van de bepalingen om af te wijken. In dat verband is het duidelijker, zowel voor de beoordeling intern als naar de aanvrager toe, hiertoe beleid vast te stellen waarop bij de beoordeling van vergunningaanvragen kan worden teruggevallen;

  • 2.

    De overweging onder punt 1 verhoogt daarnaast de rechtszekerheid van de burger;

  • 3.

    Door het opstellen van beleidsregels worden de bestuurslasten (ambtelijke toetsing) minder, doordat langs die weg snelle toetsing mogelijk wordt;

  • 4.

    Het formuleren van beleidsregels heeft als bijkomend voordeel dat een grote mate van uniformiteit kan worden bereikt en dat in bestemmingsplannen geen gedetailleerde regels over bijgebouwen e.d. behoeven te worden opgenomen, zo lang deze plannen niet uniform zijn;

  • 5.

    Door te kiezen voor het opstellen van beleidsregels kan zo nodig vrij snel, zonder een planherziening, aanpassing hiervan plaatsvinden. Hierdoor wordt een grote mate van flexibiliteit bereikt;

  • 6.

    Vanaf het moment dat de beleidsregels zijn vastgesteld en bekend gemaakt, kan daar zonder meer naar worden verwezen.

Voor de goede orde wordt benadrukt dat ingeval van concrete toetsing een nadere belangenafweging zal plaatsvinden.2.5 NADERE UITWERKING ARTIKEL 4 VAN BIJLAGE II VAN HET BESLUIT OMGEVINGSRECHTHieronder wordt een overzicht gegeven van de mogelijkheden om af te wijken en het voorgestelde beleid per geval afzonderlijk. Uitgangspunt is dat de voorgenomen activiteit in planologisch opzicht van beperkte betekenis is. Daarbij betreft het niet alleen de feitelijke omvang van een bouwwerk, maar vooral de vraag hoe de oprichting en het gebruik dat door de ontheffing mogelijk wordt, zich verhouden tot de regels van het geldende bestemmingsplan.In artikel 5 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat bij toepassing van artikel 4 het aantal woningen niet mag toenemen. Dit moet zo worden uitgelegd dat geen woningsplitsing, dat wil zeggen opdeling in twee woningen, mag plaatsvinden. Voor het overige beschikt het college in principe over vrijheid om ten aanzien van aan- en bijgebouwen een zeer ruime regeling te treffen. Iedere aanvraag zal zorgvuldig moeten worden afgewogen, met daarbij respectievelijk in aanmerking genomen de uitgangspunten en randvoorwaarden van het gemeentelijk ruimtelijk beleid, het ruimtelijke beleid van provincie en rijk en de belangen van derden. Het besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep en zal dus ook een eventuele rechterlijke toetsing moeten kunnen doorstaan.Hieronder zal, per in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde situatie een voorstel over het te voeren beleid worden gedaan.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Bij de toepassing van deze beleidsregels worden de volgende begripsbepalingen gehanteerd:

    Aansluitend terrein:

    terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. Dat kan een bouwvlak op de plankaart zijn of een (begrensd) bouwperceel waarop zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

     

     

    Ander gebouw:

    een ander gebouw dan een woongebouw, zoals een schoolgebouw, ziekenhuis, winkel, hotel, kantoor of een ander gebouw, geen woongebouw zijnde;

     

     

    Bebouwde kom:

    gebieden van de bebouwde kom, zoals die begrensd worden door de diverse bestemmingsplannen Buitengebied;

     

     

    Bouwvlak:

    het in het van toepassing zijnde bestemmingsplan door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.

     

     

    Nevenruimte:

    een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste van het hoofdgebouw staat en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

     

  • 2. Voor begripsbepalingen die niet in deze beleidsregels zijn voorzien, gelden allereerst de bepalingen uit de Wabo dan wel het Bor en vervolgens de bepalingen van het desbetreffende bestemmingsplan.

  • 3. Bij de toepassing van deze beleidsregels worden de bepalingen in het desbetreffende bestemmingsplan over de “wijze van meten” toegepast.

Artikel 2

Uitgangspunten bij toepassing:

  • a.

    indien het een bijbehorend bouwwerk betreft op het zij- of achtererf (inclusief hoeksituaties) binnen de bebouwde kom:- Voor percelen met een bebouwbaar erf groter dan 330 m², het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 30% bedragen van het bebouwbaar erf uit het bestemmingsplan, met een maximum van 200 m² en met een maximum van 100 m² per bijgebouw;- Hoekpercelen, met de volgende voorwaarden:- het moet gebouwd worden op het bebouwbaar erf uit het bestemmingsplan met een maximum van 100 m² en het erf mag niet meer dan 50% bebouwd worden of;- in een vergelijkbare situatie is het zij-erf ook bebouwd.- Overige percelen, met de volgende voorwaarden:- Van het bebouwbaar erf mag 50% bebouwd worden met een maximum van 100 m².- de goothoogte niet hoger wordt dan 3 m;- de hoogte:- in de perceelsgrenzen niet meer gaat bedragen dan 3 m en van daaraf mag deze in gelijke mate met de afstand tot de perceelsgrenzen toenemen tot niet meer dan 5,5 m behoudens het bepaalde onder 2;- indien bebouwing aan weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de hoogte niet meer gaan bedragen dan 5,5 m;- de uitbreiding minimaal 3 m achter de voorgevelbouwgrens plaatsvindt;- indien het bouwwerk in een gebied ligt, zoals overeenkomstig het bestemmingsplan “Kom Eersel” als ‘Beschermd Dorpsgezicht’ is aangewezen, dient vooraf advies te worden gevraagd aan de gemeentelijke Monumentencommissie;

  • b.

    Indien het een bijbehorend bouwwerk betreft op het voorerf van de woning (in de vorm van een bordes, erker, luifel of toegangsportaal) binnen de bebouwde kom:- de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer gaat bedragen dan maximaal de ½ van de breedte van de woning;- de uitbreiding maximaal één bouwlaag betreft;- de diepte gemeten vanuit de voorgevelbouwgrens maximaal 1,5 m gaat bedragen;- de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m blijft bedragen;- de goothoogte niet meer gaat bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.

  • c.

    Indien het een bijbehorend bouwwerk betreft aan de voorzijde van een ander gebouw (in de vorm van een bordes, erker, luifel of toegangsportaal) binnen de bebouwde kom:- geen steunpalen gebruiken;- volledig aan de bestaande gevel worden bevestigd (zwevend);- niet hoger dan eerste bouwlaag;- diepte tot 1,50 m;- mag hangen boven openbaar gebied, mits er privaatrechtelijke toestemming is;- moet ten minste 0,6 m van de door alle anderen dan voetgangers toegankelijke openbare ruimte vrij blijven.

  • d.

    Indien het een woning betreft buiten de bebouwde kom:Uitgangspunten bij toepassing zijn:Er zal in beginsel niet worden afgeweken van het bestemmingsplan voor deze categorie van bouwwerken.

Toelichting: De reden om van deze mogelijkheid om af te wijken geen gebruik te maken is dat deze categorie van gevallen voldoende ruimte hebben in het bestemmingsplan “Buitengebied”.

Artikel 3

.Uitgangspunten bij toepassing zijn:- de goothoogte maximaal 3,50 m gaat bedragen;- de hoogte:- In de perceelsgrenzen niet meer gaat bedragen dan 3,50 m en van daaraf deze in gelijke mate met de afstand tot die perceelsgrens mag toenemen tot maximaal 5 m.

Artikel 4

 

Uitgangspunten bij toepassing zijn:- op erven en percelen, behorende bij een woning binnen de bebouwde kom, erfafscheidingen tot een hoogte van 2 m vóór de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits deze erfafscheidingen niet vóór de voorgevel van de bij het desbetreffende perceel behorende woning worden gesitueerd;- op erven en percelen, behorende bij woningen met de bestemming Wonen-Woonbos, open erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 m;- bij lichtmasten in het buitengebied dat deze alleen gelegen zijn binnen bouwvlakken of in de woonbestemming;- voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.

Artikel 5

Uitgangspunten bij toepassing zijn:Voor deze categorie van bouwwerken zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.Toelichting: De reden om van deze mogelijkheid om af te wijken geen gebruik te maken is dat deze categorie van uitbreidingsgevallen zich in de praktijk nauwelijks of niet voordoen en omdat de regels in de geldende bestemmingsplannen voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden.

Artikel 6

5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

Uitgangspunten bij toepassing zijn:Voor deze categorie van bouwwerken zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.Toelichting: bij toepassing van deze mogelijkheid om af te wijken zal per geval gekeken worden en worden er dus geen beleidsregels voor opgesteld.

Artikel 7

Uitgangspunten bij toepassing zijn:Voor deze categorie van bouwwerken zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.Toelichting: De reden om van deze mogelijkheid om af te wijken geen gebruik te maken is dat deze categorie van bouwwerken zich in de praktijk nauwelijks of niet voordoen en omdat de regels in de geldende bestemmingsplannen voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden.

Artikel 8

Uitgangspunten bij toepassing zijn:Voor deze categorie van bouwwerken zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.Toelichting: De reden om van deze mogelijkheid om af te wijken geen gebruik te maken is dat deze categorie van bouwwerken zich in de praktijk nauwelijks of niet voordoen omdat de regels in de geldende bestemmingsplannen voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden.

Artikel 9

Uitgangspunten bij toepassing zijn:Voor deze categorie van bouwwerken zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.Toelichting: Voor het organiseren van evenementen zijn terreinen aangewezen in de bestemmingsplannen. Tevens zijn evenementen zeer divers, daarom zal het college van Burgemeester en wethouders per aanvraag beslissen of er van het bestemmingsplan kan worden afgeweken, op basis van het evenementenbeleid.

Artikel 10

Uitgangspunten bij toepassing zijn:- vestiging van bed&breakfast conform de regionale beleidsvisie Dag- en verblijfsrecreatie De Kempen- gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte mits:◦ een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;◦ er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;◦ de afhankelijke woonruimte binnen de regeling voor bijgebouwen wordt ingepast. Toelichting: Voor deze categorie van functiewijziging zal voor overige verzoeken niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.

Artikel 11

 

Uitgangspunten bij toepassing zijn:Voor deze categorie van functiewijziging zal niet worden afgeweken van het bestemmingsplan.

Artikel 12 Bestemmingsplannen in voorbereiding

Aanvragen om omgevingsvergunning waarbij een bestemmingsplan in voorbereiding is (vanaf ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan) zal passend binnen artikel 4 bijlage II van het Bor en de regels van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, worden afgeweken van het geldende bestemmingsplan.

Artikel 13 Afwijking in bijzondere gevallen

In bijzondere gevallen kan ons college van burgemeester en wethouders gemotiveerd afwijken van het in hierover in de artikelen 2 tot en met 12 van deze beleidsnotitie opgenomen beleid.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze “kleine afwijkingen van bestemmingsplannen gemeente Eersel 2010” worden aangemerkt als beleidsregels, zoals bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “beleidsregels kleine afwijkingen van bestemmingsplannen gemeente Eersel 2010”.

Eersel, 12 oktober 2010

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN EERSEL

de secretaris, de heer mr. H.J.M. Timmermans

Ondertekening

de burgemeester, mevrouw J.A.M. Thijs-Rademakers