Regeling vervallen per 25-01-2018

Bodembeheernota gemeente Eijsden-Margraten 2012

Geldend van 27-09-2012 t/m 24-01-2018

Intitulé

De Raad van de gemeente Eijsden-Margraten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op het advies van de raadscommissie Grondgebiedzaken;

BESLUIT:

de Bodembeheernota Eijsden-Margraten 2012 vast te stellen waarin de beleidsregels met betrekking tot bodem binnen het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten zijn vastgelegd.

Aldus besloten in de openbare vergaderinhg van 11 september 2012.

De griffier, De voorzitter,

Mr. M.G.A.J.T. Verbeet, D.A.M. Akkermans

De Bodembeheernota, inclusief tabellen en schema's en de bijbehorende bijlagen kunt u raadplegen op www.eijsden-margraten.nl

BODEMBEHEERNOTA GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN 2012

1. INLEIDING

In deze Nota Bodembeheer heeft de gemeente Eijsden-Margraten haar lokaal bodembeleid vastgelegd. De Nota Bodembeheer beschrijft op welke wijze de gemeente invulling geeft aan het Besluit bodemkwaliteit zoals dat met ingang van 1 juli 2008 van kracht is geworden. Het Besluit bodemkwaliteit streeft naar een balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen. Het Besluit is hierin kaderstellend, waarbij lokale overheden meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden krijgen voor lokaal bodembeleid.

Vanuit een groot aantal wet- en regelgevingen kunnen eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit. Deze bodembeheernota, vanaf nu Nota te noemen, schept een kader waarbinnen de eisen die vanuit de diverse wet- en regelgevingen met betrekking tot bodemkwaliteit zijn vertaald.

Een belangrijke doelstelling van het Besluit bodemkwaliteit is het zoveel mogelijk hergebruik van grond/baggerspecie en bouwstoffen, zodat minder primaire grondstoffen nodig zijn. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat het hergebruik op een milieuhygiënische verantwoorde wijze plaatsvindt.

De gemeente Eijsden-Margraten maakt deel uit van het samenwerkingsverband Heuvelland . Dit samenwerkingsverband bestaat uit de gemeenten Eijsden-Margraten, Meerssen, Valkenburg aan de Geul, Gulpen-Wittem en Vaals. Binnen dit samenwerkingsverband trachtten de gemeenten op zo uniform mogelijke wijze het lokale bodembeleid in te vullen.

1.1 Gebiedskarakteristiek

Het Heuvelland is gelegen in het zuiden van Limburg en bestaat landschappelijk gezien uit plateau’s en rivierdalen.

Het meest westelijke deel van het gebied wordt gevormd door het maasdal van de Belgische grens tot aan de noordelijke gemeentegrens van de gemeente Meerssen bij Geulle, onderbroken door de gemeente Maastricht.

In het Geuldal liggen grotere plaatsen zoals Gulpen en Valkenburg. De plateaus zijn bezaaid met kleinere dorpen en gehuchten, die in veel gevallen bestaan uit niet meer dan enkele boerderijen. De gemeente Eijsden Margraten wordt in het westelijk deel gekarakteriseerd door het maasdal en het oostelijk deel door een plateaulandschap.

Het landgebruik is divers. Op de hellingen zijn vaak hoogstamboomgaarden en bossages gelegen. De vlakkere plateaus worden gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. Het toerisme in dit deel van Limburg is voornaam aanwezig.

De bodem in is een siltrijke Lössbodem op de plateaus en een afwisseling van zandige en kleiige bodem in de rivierdalen. Op een aantal plaatsen dagzoomt mergel. Veel voorkomende grond- en steensoorten zijn naast löss, zand en klei ook stol en silex. (Tussen de mergel bevinden zich diverse lagen vuursteen (silex), dit is een zeer hard gesteente. Het gesteente wordt vuursteen genoemd ) De definitie van de verschillende grondsoorten is opgenomen in hoofdstuk 2.

1.2 Vaststelling en geldigheid

De onderhavige Nota, inclusief de bijlagen treedt in werking direct nadat de bestuurlijke vaststelling door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten onherroepelijk is. De geldigheidsduur van deze Nota bodembeheer bedraagt maximaal 10 jaar. Dit is vastgelegd in artikel 53 van het Besluit bodemkwaliteit.

Een bodemkwaliteitskaart moet conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten vernieuwd worden na 5 jaar of als er meer dan 25 % nieuwe onderzoeksgegevens voor handen zijn. Bij het inwerking treden van deze Nota, vervalt het door Burgemeester en Wethouders vastgestelde Bodembeheerplan voor de gemeente Eijsden en het Bodembeheerplan van de gemeente Margraten.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2, wordt ingegaan op de wettelijke kaders. Het beleid is gebaseerd op een interactie tussen functie en kwaliteit van de bodem, die is toegelicht in hoofdstuk 3. De (lokale) beleidskeuzes zijn opgenomen in hoofdstuk 4. De mogelijkheden voor hergebruik en grondverzet en daarbij horende procedures zijn eveneens opgenomen in hoofdstuk 5. Een nadere uitwerking voor het gebiedspecifiek beleid voor de oude kernen van de voormalige gemeente Eijsden is uitgewerkt in hoofdstuk 6.

2. Wet- en regelgeving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is relevante wet- en regelgeving weergegeven. De lokale invulling met betrekking tot de omgang met steenachtige materialen dient te geschieden volgens de regels van het Besluit Bodemkwaliteit. Daarbij kan de gemeente een lokale invulling kiezen, afhankelijk van haar ambities ten aanzien van bodemkwaliteit en te verschaffen hergebruiksmogelijkheden.

Afbakening van regelgeving vindt plaats in paragraaf 2.2. In paragraaf 2.3 is de beleidshistorie voor Eijsden-Margraten toegelicht. Het cadmiumonderzoek in relatie tot moestuinen in de kern Eijsden is beschreven in paragraaf 2.4. De wijze waarop de omgang met steenachtig materiaal binnen Eijsden-Margraten binnen het Besluit bodemkwaliteit wordt behandeld is in paragraaf 2.5 beschreven. In paragraaf 2.6. is de maatschappelijke opgaaf van grond binnen Eijsden-Margraten besproken. In de laatste paragraaf 2.7 wordt specifiek ingegaan op de afstemming met de Wet bodembescherming.

In onderstaand kader zijn de definities, zoals deze gelden binnen het Besluit bodemkwaliteit en daarmee deze nota bodem beheer.

Grond= Grond is vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, met uitzondering van baggerspecie.

Mergel= Een afzettingsgesteente bestaande uit een mengsel van klei en fijnverdeelde kalk.

Stol= Stol is een mengsel van zand, grind en leem. Dit betreft geen van allen bodemvreemd materiaal. Gelet op uitspraken van de Raad van State wordt een stollaag aangemerkt als bodem (Beleidskader bodem provincie Limburg)

2.2 Afbakening

In het Milieuprogramma van de gemeente Eijsden uit 2009heeft de gemeente zich tot doel gesteld: Een duurzame ontwikkeling met duurzaam bodemgebruik, die voorziet in de behoefte van de huidige alsook van toekomstige generaties. Het Milieuprogramma van de gemeente Margraten uit 2008 heeft als ondertitel: “De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het milieu“.Deze Nota geeft een invulling aan de ambitie van de gemeente.

In het kader van het Besluit bodemkwaliteit moet invulling worden gegeven aan de voorwaarden omtrent het hergebruik van grond en of baggerspecie binnen de gemeente. Dit beleid kan worden gevormd door het landelijk generieke beleid of kan lokaal middels gebiedsspecifiek beleid worden ingevuld (paragraaf 2.5). Het beleid dient vastgelegd te worden in een Nota bodembeheer. Met deze Nota wordt voldaan aan die voorwaarden.

De Nota is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente en is afgebakend door de gemeentegrens.

Bij gebiedsspecifiek beleid is, naast schone grond, alleen hergebruik van diffuus verontreinigde grond toegestaan die afkomstig is uit het gebied waarop de Nota bodembeheer betrekking heeft (stand-still). De gemeente accepteert echter ook grond uit de gemeenten die zijn verbonden in het samenwerkingsverband Heuvelland, te weten Eijsden-Margraten, Meerssen, Valkenburg, Gulpen-Wittem en Vaals.

De Nota is uitsluitend van toepassing op hergebruik van grond en baggerspecie op landbodem. Voor hergebruik van grond of baggerspecie in oppervlaktewater is het bevoegd gezag aan de waterkwaliteitsbeheerders. Binnen de gemeente Eijsden-Margraten zijn dat Rijkswaterstaat (Maas) en het waterschap Roer en Overmaas (Voer). Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor het Besluit voor het beheergebied van de Maas, hiervoor hebben zij geen gebiedsspecifiek beleid opgesteld, dit betekent dat voor het stroomgebied van de Maas de regels uit het generieke beleid van toepassing zijn.

Daarnaast wordt expliciet verwezen naar het Beleidskader Bodem 2010 van de provincie Limburg. In deze provinciale beleidsnota is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid en interpretatieruimte van wet- en regelgeving. De basis is een aanpak van bodemverontreiniging langs vier sporen (het meersporenbeleid). Daarnaast is het provinciaal beleid met sterk verontreinigde grond (Wet bodembescherming) omschreven. De gemeente Eijsden-Margraten wil zich conformeren aan de uitgangspunten uit het Beleidskader bodem 2010.

In de uitwerking van het bodembeleid voor het gehele grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten worden beleidskeuzen met betrekking tot de omgang met grond afgestemd met andere regelgeving langs de vier sporen (Wbb, Woningwet, Wro en Besluit bodemkwaliteit). Hiermee wordt vanuit een integraal perspectief naar de omgang van grond gekeken, voor zover de gemeente hiervoor bevoegd gezag is. De invulling van het meersporenbeleid voor deze gemeente is weergegeven in paragraaf 5.4.3.

Speciale aandacht is tevens vereist voor een aantal grondwaterbeschermingsgebieden in het Eijsden-Margraten. Binnen deze gebieden is een toepassing van grond met een kwaliteit slechter dan de klasse “wonen” niet mogelijk. Deze restricties zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Limburg, welke is van kracht is sinds 1 januari 2011.

2.3 Beleidshistorie

Binnen de Heuvellandgemeenten is in het verleden reeds gezamenlijk lokaal bodembeleid ontwikkeld. Daarbij werd gebruik gemaakt van bodemkwaliteitskaarten en bodembeheerplannen. De uitgangspunten in de bodembeheerplannen werd afgestemd met de uitgangspunten in het destijds vigerende provinciale beleid.

Het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart zijn initieel in 2003 opgesteld door Royal Haskoning in opdracht van de samenwerkende Mergelland gemeenten: Gulpen-Wittem, Margraten, Meerssen, Vaals en Valkenburg aan de Geul (documentnummer 4L1590.A0).

In de periode 2004 tot eind 2006 zijn meer dan 25% nieuwe bodemonderzoeksgegevens ingevoerd in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem. Dit gegeven vormde een reden voor actualisatie van de bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan in 2007.

Het geactualiseerde bodembeheerplan bood een samenhangend bodemkwaliteitsbeleid voor de diffuse bodemverontreiniging in de gemeente Margratenen beschreef daarbij de randvoorwaarden voor hergebruik van (licht verontreinigde en schone) grond als bodem.

Doordat elke gemeente een bodembeheerplan heeft dat is gebaseerd op een gezamenlijke standaard is sprake van een uniforme aanpak van bodembeheer binnen de regio Mergelland (inclusief Margraten), hetgeen intergemeentelijk grondverzet eenvoudig maakte.

De gemeente Eijsden heeft haar bodembeheerplan in 2006 laten actualiseren.

2.4 Cadmium: gezondheidsonderzoek

In de gemeente Eijsden zijn in het verleden metingen verricht naar de concentraties van cadmium in gewassen, geteeld op de verontreinigde bodem. Bij het voorgaande bodembeheerplan 2006 zijn op basis van de resultaten destijds een gebiedsspecifieke risicogrenswaarden gedefinieerd.

Eind november 2011 is het onderzoek naar het humaan risico van cadmium in de bodem afgerond waaruit het volgende geconcludeerd kan worden.

Cadmium kan alleen een reëel humaan risico vormen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:

Bodem:

duidelijk verhoogde cadmiumgehalten;

ongunstige bodemeigenschappen (lage pH, laag organische stofgehalte);

Gebruik:

hoge consumptie uit eigen moestuin (100% bladgroenten en 50% knolgroenten, eventueel nog een hogere consumptie);

moestuin moet daarvoor groot genoeg zijn (> ca. 200 m2)

moestuingebruik moet langdurig zijn (MTR gaat uit van levenslange blootstelling).

Verhoogde cadmiumgehalten komen in Eijsden weliswaar voor, maar niet in die mate dat deze regelmatig zou kunnen leiden tot een mogelijk verhoogd risico. Ongunstige bodemeigenschappen komen ook voor, maar voor een goede opbrengst van een moestuin zullen voor de meeste gewassen de pH en het organische stofgehalte echter verhoogd moeten worden. Daarmee worden de risico’s juist weer kleiner.

In Eijsden worden groenten geteeld in moestuinen, maar slechts door een beperkt deel van de Eijsdense bevolking. Bestaande moestuinen zijn bovendien veelal te klein om in een groot deel van de eigen gewasconsumptie te kunnen voorzien. Ook als de moestuin in theorie groot genoeg is, zal de daadwerkelijke gewasconsumptie niet per definitie hoog genoeg zijn. De uiteindelijke gewasconsumptie is immers weer afhankelijk van de gewasopbrengst en het deel daarvan dat zelf geconsumeerd wordt. Zo is het niet ongebruikelijk dat op gedeelten van moestuinen siergewassen worden geteeld en dat een deel van de opbrengst wordt gedeeld met anderen. De kans dat iemand zijn hele leven lang op dezelfde plaats consumeert uit dezelfde moestuin lijkt klein. De meeste mensen verhuizen in hun leven immers meerdere malen.

De kans dat tegelijkertijd aan alle voorwaarden wordt voldaan kan dus als bijzonder klein worden beschouwd. Dat wordt bevestigd door de uitgevoerde onderzoeken. Uit de risicobeoordeling blijkt dat er geen moestuinen zijn gevonden waar sprake is van een actueel humaan risico.

Eind februari 2012 is een schrijven van de provincie Limburg ontvangen waarin wordt aangegeven dat naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek het stedelijk gebied van Eijsden voor wat betreft cadmium van de landelijke lijst met humane spoedlocaties wordt afgehaald. Deze brief is als bijlage 7 opgenomen.

Voor wat betreft het veilig telen van groenten in moestuinen in dit gebied wordt het volgende geadviseerd:

zorg voor goede bodemeigenschappen (hoge pH en veel humus in de grond);

beperk de omvang van de moestuin (< 200 m2);

wissel de eigen-geteelde groenten af met anders verkregen verse groenten.

2.5 Besluit bodemkwaliteit en Eijsden-Margraten

Voor wat betreft hergebruik van grond en baggerspecie, zijn in het Besluit bodemkwaliteit de volgende algemene uitgangspunten opgenomen:

  • -

    de kwaliteit van de her te gebruiken grond en baggerspecie, moet geschikt zijn voor de functie (landbouw/natuur, wonen of industrie) van het gebied waarbinnen de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • -

    de kwaliteit van de her te gebruiken grond en baggerspecie, mag niet slechter zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem van het gebied/de locatie waarbinnen de grond of baggerspecie wordt toegepast.

Wat betreft de te hanteren regelgeving voor het hergebruik van grond en baggerspecie, geeft het Besluit de gemeenten de verantwoordelijkheid met de keuze uit twee mogelijkheden:

gebruikmaking van het algemene, landelijke beleid voor het hergebruik van grond en baggerspecie: het zogenaamde generieke beleid. Dit beleid wordt gekarakteriseerd door een hoog beschermingsniveau.

Voor de verkrijging van noodzakelijk of gewenst lokaal maatwerk voor het hergebruik van grond en baggerspecie, de vaststelling van zogenaamd gebiedsspecifiek beleid. Met behulp van gebiedsspecifiek beleid kan met behulp van lokale invulling van de normen de maatschappelijke ontwikkelingen worden gefaciliteerd. Deze normen worden lokale maximale waarden genoemd (LMW’s).

De invulling van het bodembeleid voor de gemeente Eijsden-Margraten houdt verband met enerzijds de maatschappelijke opgaaf (paragraaf 2.6) en anderzijds de kwaliteit en duurzame geschiktheid van de bodem voor de lokale functie (hoofdstuk 3).

In Eijsden is in verband met de aanwezigheid van een zinkwitfabriek de bodem ter plaatse van de terreinen rondom de fabriek licht tot sterk verontreinigd geraakt met zware metalen. Met name binnen de oudere gedeelten van de bebouwde kom zijn zinkslakken toegepast in de bodem. Het Besluit bodemkwaliteit biedt ten aanzien van diffuse verontreinigingen de mogelijkheid om lokale invloed uit te oefenen op de normering. De aanwezigheid van diffuus verhoogde gehalten vormt hiertoe de directe aanleiding.

In hoofdstuk 4 zijn de beleidskeuzes voor gemeente Eijsden-Margraten nader uitgewerkt.

2.6 Maatschappelijke opgaaf

2.6.1 Heuvelland

Een groot deel van de heuvellandgemeenten is gelegen binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland. Binnen dit gebied is, conform de provinciale omgevingsverordening een verbod op een groot aantal (milieubedreigende) activiteiten van kracht. Mede vanwege dit verhoogde beschermingsniveau is sprake van een omgeving met een lage dynamiek. Er wordt met name op kleine schaal gegraven en grond hergebruikt.

Binnen de bebouwde kom van de verschillende kernen is er meer sprake van dynamiek. Voor de kernen Valkenburg, Eijsden en Gulpen is een centrumplan uitgewerkt waarbij bijvoorbeeld ondergrondse parkeergarages worden gegraven. Maar ook andere kernen zoals Margraten en Vaals zijn onderhevig aan kleinschalige ontwikkelingen waarbij grondverzet een rol speelt.

Om met name kleinschalig hergebruik te stimuleren en een groot afzetgebied voor grond te verwezenlijken zijn in de onderhavige nota beleidskeuzes gemaakt die de basis vormen voor de invulling van bodembeleid voor heuvelland.

2.6.2 Gemeente Eijsden-Margraten

De maatschappelijke opgaaf binnen de gemeente Eijsden-Margraten wordt gevormd door ontwikkelingen binnen de bebouwde kommen van Eijsden en Margraten. Binnen Eijsden wordt momenteel (2012) de uitbreidingswijk Poelveld ingericht aan de noordzijde van de bebouwde kom van Eijsden. In de oude kern wordt de laatste hand gelegd aan de herinrichting van het centrum. In Margraten wordt plan Heiligerweg ontwikkeld. De bestaande woningbouwprojecten in Sint Geertruid en Eckelrade zullen in de komende jaren worden afgerond.

Daarnaast vinden er binnen de gemeente de komende jaren diverse infrastructurele werken plaats in het kader van het regulier onderhoud. Bij deze werkzaamheden vinden tevens graafwerkzaamheden en hergebruik van grond plaats, waarbij rekening moet worden met de eisen uit onderhavige nota.

2.7 Afstemming met de Wet bodembescherming

In het algemeen geldt dat wanneer sprake is van een ernstig geval bodemverontreiniging gehandeld moet worden volgens de Wet bodembescherming waarbij de vastgestelde normen uit het besluit bodemkwaliteit gehanteerd worden als terugsaneerwaarden.

In de voormalige gemeente Eijsden is in verband met de aanwezigheid van een zinkwitfabriek met name de bovengrond ter plaatse van de terreinen rondom de fabriek en de oude kernen licht tot sterk verontreinigd geraakt met zware metalen. Direct gevolg hiervan is de regellast en kosten die gepaard gaan met relatief kleine ontgravingen in het geval van projectmatige ontgravingen.

Uitgangspunten voor de ontwikkeling van duurzaam bodembeheer in deze gebieden zijn onder andere:

  • -

    het beleid moet bijdragen aan het op een kosteneffectieve en duurzame wijze omgaan met de bodemkwaliteit en grondverzet;

  • -

    het is wenselijk de procedures en spelregels zo veel mogelijk te vereenvoudigen vanwege uitlegbaarheid, draagvlak en verminderen van procedurele druk.

Om zo veel mogelijk te streven naar bovengenoemde uitgangspunten is in samenspraak met de provincie Limburg en Agentschap NL gezocht naar een goed passende oplossing. Een verdere uitwerking van de mogelijkheden binnen de wet- en regelgeving voor wat betreft de oude kernen van de voormalige gemeente Eijsden is verwoord in hoofdstuk 6.

Voor de openbare ruimte van de oude kern Eijsden is het initiatief vanuit de gemeente genomen door een gefaseerd deelsaneringsplan te laten opstellen opdat kosten en procedures worden verminderd.

3. Functie en kwaliteit

3.1 Inleiding

De interactie tussen bodemkwaliteit en bodemfunctie vormt de rode draad voor het lokale beleid. Indien de kwaliteit van de her te gebruiken gebiedseigen grond voldoet aan de lokale functiegerichte normen voor duurzaam bodemgebruik is er geen belemmering voor hergebruik en kan gebruik worden gemaakt van het generieke kader. Een lokale gebiedsspecifieke invulling van het beleid is noodzakelijk indien de kwaliteit van de her te gebruiken grond niet voldoet aan deze normen. Deze lokale invulling is gebaseerd op de ambities van de gemeente Eijsden-Margraten (paragraaf 2.2).

De onderleggers voor de bodemfunctie en de bodemkwaliteit zijn respectievelijk de bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart. Deze kaarten vormen de basis voor de invulling van lokaal beleid.

In paragraaf 3.2 wordt inzicht verschaft in de bodemfuncties binnen de gemeente Eijsden-Margraten. De kwaliteit van de grond wordt samengevat in paragraaf 3.3.

3.2 De functies binnen de gemeente

De gemeente Eijsden-Margraten heeft op een bodemfunctieklassenkaart de functies van het gehele grondgebied vastgelegd. De kaart maakt onderscheid tussen de volgende functies:

Landbouw/natuur;

Wonen;

Industrie.

Dit zijn de functies die gelden in het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij een gebiedsspecifieke invulling van het lokale bodembeleid voor het gebied moeten de functies verder gespecificeerd worden.

Omwille van uniformiteit is bij het opstellen van lokaal beleid zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de generieke functie. Echter daar waar het niet anders kon is gebruik gemaakt van de bodemfunctie in het gebiedsspecifiek beleid. In hoofdstuk 4 is dit nader toegelicht.

In bijlage 3 is de functieklassenkaart van de gemeente Eijsden-Margraten weergegeven (www.eijsden-margraten.nl).

3.3 Kwaliteit van grond

De kwaliteit van de grond is vastgelegd in twee bodemkwaliteitskaarten, die beide zijn vervaardigd op basis van de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (2007).

Bodemkwaliteitskaart bebouwde kom voormalige gemeente Eijsden (MWH, 2011, M10B0233);

Bodemkwaliteitskaart heuvelland (CSO, 2011, 10k145).

De uitkomsten van deze kaarten zijn in de volgende subparagrafen samengevat. In de bijlagen 2 en 3 zijn de bodemkwaliteitskaarten opgenomen.

Een belangrijk aandachtspunt voor wat betreft de bodemkwaliteitskaart is de heterogeniteit binnen de verschillende bodemkwaliteitszones. Indien sprake is van hoge heterogeniteit, is het gemiddelde minder representatief voor de bodemkwaliteitszone. Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond is minder aan te bevelen.

3.3.1 Bodemkwaliteitskaart bebouwde kommen voormalige gemeente Eijsden

De Bodemkwaliteitskaart voor de bebouwde kom van de voormalige gemeente Eijsden laat een beeld zien van de bodemkwaliteit in de kernen Eijsden, Oost-Maarland, Gronsveld, Mesch, Mariadorp en Withuis.

De kwaliteit van de grond ter plaatse is in het verleden in hoge mate beïnvloed door de aanwezigheid van de zinkwitindustrie in Eijsden. Naast atmosferische depositie heeft ophoging met zinkslakken ter plaatse er aan bijgedragen dat op veel plaatsen de grond sterk verontreinigd is met zware metalen. De verontreinigingsgraad neemt af naarmate de afstand tot de fabriek toeneemt. Zo worden de hoogste gehalten gemeten in de bodemkwaliteitszone ”Eijsden vóór 1970”.

Uit de bevindingen van de bodemkwaliteitskaart kan worden geconcludeerd dat de bovengrond van de zone “Eijsden voor 1970” voor wat betreft het gemiddelde en het 50percentiel als niet toepasbaar wordt beoordeeld. Voor bovengrond van de zones “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en de ondergrond van de zone “Eijsden voor 1970” voldoet het gemiddelde tot en met het 80percentiel aan de maximale waarde voor industrie. Deze zones zijn beschouwd in de gebiedsspecifieke beleidsonderbouwing in hoofdstuk 4.

Voor de zones van de bovengrond van de zones “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en de ondergrond van de zone “Eijsden voor 1970” sprake van sterke heterogeniteit. De overige zones zijn beperkt heterogeen.

Het gemiddelde van de overige boven- en ondergrondzones voldoet aan de eisen voor AW2000 grond. Voor deze zones biedt het generieke kader voldoende soelaas.

3.3.2 Bodemkwaliteitskaart heuvelland

Door CSO is in 2011 een bodemkwaliteitskaart opgesteld voor de regio Heuvelland (code 10K145). De bodemkwaliteit is vastgelegd voor de gemeenten Meerssen, Vaals, Gulpen-Wittem, Valkenburg aan de Geul en Eijsden-Margraten. Voor de laatste gemeente zijn de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden buiten beschouwing gelaten in deze kaart.

Op basis van de verplichte stappen uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten is gekomen tot de volgende gebiedsindeling, waarbij de zone Geuldal is geconstrueerd op basis van de geldende grenzen uit het bodembeheerplan Geul:

Bovengrond:

Bebouwing Dalkernen

Bebouwing overige kernen

Geuldal

Buitengebied Eijsden (Maasdal)

Overig buitengebied

Ondergrond:

Bebouwing

Geuldal

Buitengebied

Uit de bevindingen blijkt dat de bodemkwaliteit van de zones Bebouwing overige kernen en (overig) Buitengebied als schoon kan worden beoordeeld. De bovengrondzones Bebouwing dalkernen en Geuldal is, op basis van het zinkgemiddelde, ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen. De ontgravingkwaliteit is echter Industrie voor de zones Bebouwing Dalkernen en het Geuldal (boven en ondergrond). Het buitengebied Eijsden is ingedeeld in de klasse Industrie op basis van het zinkgemiddelde.

Alleen het Overig Buitengebied is homogeen wat betreft statistische kwaliteit. Voor de overige bovengrondzones is sprake van beperkte tot sterke heterogeniteit.

Voor de ondergrond is slechts voor het Geuldal sprake van heterogeniteit met als kwaliteitsklasse Wonen. De overige ondergrondzones zijn homogeen van kwaliteit en schoon.

In de onderstaande tabel zijn, op basis van het generieke kader, de grondverzetmogelijkheden weergegeven (bron: Bodemkwaliteitskaart CSO 2011).

4. Lokale invulling bodembeleid

4.1 Inleiding

De lokale invulling van het bodembeleid is weergegeven in dit hoofdstuk. Voor de gemeente Eijsden-Margraten zijn de beleidsuitgangspunten in dit hoofdstuk nader uitgewerkt.

De invulling is afhankelijk van een aantal uitgangspunten:

  • -

    de bodemkwaliteit en functie en het daaraan verbonden risicoprofiel;

  • -

    de maatschappelijke opgaaf en de hoeveelheid grondverzet;

  • -

    de wens van de gemeente om procedures met betrekking tot graafwerkzaamheden in Eijsden te verkorten.

Het doel van het gebiedsspecifiek beleid is het faciliteren van maatschappelijke ontwikkelingen, zonder dat er risico’s zijn bij het gebruik van de bodem. Een aandachtspunt bij de bepaling van lokale risico’s is de heterogeniteit die gebaseerd is op de statistiek van de bodemkwaliteitskaart. Een hoge mate van heterogeniteit heeft als gevolg dat de gemiddelde bodemkwaliteit van de bodemkwaliteitskaart in mindere mate overeenstemt met de werkelijke kwaliteit. Voor de invulling van de lokale normering heeft deze discrepantie niet direct gevolgen. Echter voor het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel bij meerdere sporen dient rekening te worden gehouden met deze verminderde representativiteit. In paragraaf 5.4 wordt hier verder op ingegaan.

Gezien de grote verschillen in bodemkwaliteit tussen de bebouwde kom in de voormalige gemeente Eijsden en de overige delen van de gemeente is voor de uitwerking van de normstelling dit onderscheid gehandhaafd.

4.2 Uitwerking normstelling gemeente Eijsden-Margraten

4.2.1 Bebouwde kommen voormalige gemeente Eijsden

Gebiedsspecifiek beleid is noodzakelijk omdat de bodemkwaliteit niet voldoet aan de functie. Binnen de bebouwde kom geldt dit voor gemiddelden van stoffen voor een aantal zones uit de bodemkwaliteitskaart bebouwde kommen Eijsden:

Bovengrond

Eijsden vóór 1970;

Eijsden na 1970;

Wonen overig vóór 1970;

Ondergrond

Eijsden vóór 1970;

Als voor deze zones het generieke kader wordt gevolgd betekent dit dat hergebruik van gebiedseigen grond niet mogelijk is. Door Lokale Maximale Waarden te definiëren wordt hergebruik van gebiedseigen grond wel mogelijk gemaakt.

Voor bovengrond van de zones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en de ondergrond van de zone “Eijsden voor 1970” voldoet het gemiddelde niet aan de maximale waarde voor ‘Wonen’. Voor voornoemde zones voldoet het 50percentiel van de stoffen over het algemeen wel of nagenoeg aan de maximale waarden voor de klasse “wonen”, behalve voor zink.

Gezien de lage dynamiek van deze zones is er voor gekozen om de LMW’s op het generieke functienormniveau te leggen, in dit geval de maximale waarde voor de functieklasse “Wonen”. In 50 % van de gevallen is hergebruik binnen de zone mogelijk. Hiermee wordt een verbetering van de bodemkwaliteit naar een kwaliteit die hoort bij het gebruik van de functie. De uitzondering wordt gevormd door de stof zink, waarvoor de maximale waarde voor de functieklasse “Industrie” geldt.

Ter onderbouwing van de lokale maximale waarden is een risico-onderbouwing noodzakelijk voor die stoffen die afwijken van het generieke functienormniveau. In dit geval is het zink waarvoor de maximale waarde voor de functieklasse “Industrie” geldt als Lokale maximale waarde. In bijlage 4 is een rapport van de Risicotoolboxbodem opgenomen waarin de risico’s met betrekking tot zink in Eijsden worden beschouwd.

Bij het bodemgebruik wonen met tuin is er geen sprake van humane risico’s voor de gemiddelden en wordt uitgegaan van een matig ecologisch beschermingsniveau. De industrienorm, 720 mg/kg ds. voor zink, is ongeveer het 50 percentiel voor de zone. Zo blijft circa 50% van de hergebruikmogelijkheden gehandhaafd.

In de onderstaande tabel is de relatie weergegeven tussen de bodemfunctie en het humaan en ecologisch beschermingsniveau.

Tabel 3: Humaan en ecologische beschermingsniveau per bodemfunctie

Bodemfunctie

Humaan

Mate bodemcontact

Humaan

Mate gewasconsumptie

Ecologisch Beschermingsniveau

wonen met tuin

Veel

Beperkt

Gemiddeld

plaatsen waar kinderen spelen

i) met een gemiddelde ecologisch waarde

ii) weinig ecologische waarde

Veel

Geen

Gemiddeld

Matig

moestuin en volkstuinen:

i) grote moestuinen

ii) kleine moestuinen

Veel

Veel

Gemiddeld

Gemiddeld

landbouw

Veel

Beperkt

Gemiddeld

natuur

Weinig

Geen

Hoog

groen en natuurwaarden

Weinig

Geen

Gemiddeld

ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie

i) nagenoeg geheel verhard

ii) niet nagenoeg geheel verhard

Weinig

Geen

Matig

De afwijking van het ecologisch niveau van gemiddeld naar matig kan worden onderbouwd door te veronderstellen dat het grootste deel van de bebouwde kom bebouwd is en er bijvoorbeeld geen sprake is van een villawijk met veel groen. Er wordt geaccepteerd dat het maximale ecologische beschermingsniveau niet wordt gehaald, omdat door herontwikkeling van het deelgebied absoluut gezien de ecologie verbeterd wordt ten opzichte van de huidige situatie.

De gemeente kan er voor kiezen om het beheergebied, zijnde het gebied waar de grond van afkomstig is, te beperken tot de gemeentegrens van Heuvelland. Hiermee wordt voorkomen dat er een aanrijking van verontreiniging plaats vindt binnen dit gebied. Indien grond van elders wordt aangevoerd, dient deze te voldoen aan de functienorm, zijnde “wonen”. Hiermee wordt op den duur een bodemkwaliteit bereikt die past bij het duurzaam bodemgebruik. Dit geldt dus ook voor de kwaliteit van de aanvulgrond bij saneringen.

Voor de overige zones voldoet de kwaliteit aan de functie en geldt het generieke kader. In bijlage 5 zijn de toepassingseisen op kaart weergegeven.

Een uitwerking van het gebiedspecifiek beleid voor de zones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en ondergrond Eijsden vóór 1970” is in hoofdstuk 6 weergegeven.

4.2.2 Overige delen gemeente Eijsden-Margraten

Voor de overige delen van de gemeente Eijsden-Margraten, gelegen buiten de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden zijn de bodemfunctie en bodemkwaliteit met elkaar vergeleken.

Uit deze vergelijking is de statistische bodemkwaliteit van de zone bovengrond Buitengebied Eijsden niet duurzaam geschikt voor het lokale gebruik, omdat de bodemkwaliteitsklasse Wonen niet voldoet aan de bodemfunctieklasse Landbouw/Natuur.

De aanleiding om geen gebiedspecifiek beleid te definiëren houdt verband met de lage dynamiek (maatschappelijke opgaaf) binnen dit gebied. Daarnaast is op basis van de statistiek en hoge heterogeniteit gebleken dat er een kans bestaat op incidenteel verhoogde waarnemingen boven de Interventiewaarde. Concreet betekent dit dat hergebruik van grond binnen deze zone vergezeld moet gaan van een partijkeuring.

Hiermee wordt het beschermingsniveau van de zone gehandhaafd en vindt uiteindelijk bodemverbetering plaats, passende bij de functie.

Voor de bovengrond van de zone Bebouwing is een bodemklasse bepaald die voldoet aan de achtergrondwaarden. Echter gezien de statistiek van deze zone, waarbij er een kans van circa 25% bestaat dat er sprake is van grond die niet voldoet aan de zonekwaliteit en een verhoogde heterogeniteit, wordt gekozen voor een lokale norm. De hoogte van deze norm ligt op het generiek functieniveau, zijnde Wonen.

Daarbij geldt het beheergebied van Heuvelland als potentieel ontgravingsgebied. Hiermee wordt voldaan aan het stand-still beginsel op regionaal niveau.

Bij de overige zones (Buitengebied) sluit de bodemkwaliteit aan bij het bodemgebuik. Hiervoor biedt het generieke kader voldoende uitkomst. Een aanvullende risico-afweging is niet noodzakelijk.

4.2.3 Grondwaterbeschermingsgebieden

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten zijn drie grondwaterbeschermingsgebieden met waterwingebieden aanwezig:

De Tombe;

Heer-Vroendaal;

De Dommel.

Met betrekking tot de toepassing van grond geldt binnen de grenzen van de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden dat de kwaliteit moet voldoen aan voorgeschreven maximale waarden. Hierbij wordt verwijzen naar de Omgevingsverordening zoals deze is vastgesteld door GS van de provincie Limburg in 2010 (provinciaal blad nr. 86, 2010).

De volgende artikelen zijn relevant:

Het is verboden in een waterwingebied grond of baggerspecie toe te passen met een lagere kwaliteit dan de Achtergrondwaarden als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit (artikel 2.4 lid 2).

Het is verboden in grondwaterbeschermingsgebieden grond en baggerspecie toe te passen indien de kwaliteit van de grond of de baggerspecie de maximale waarde van de kwaliteitsklasse Wonen bij toepassing op de bodem....en de kwaliteit van de ontvangende bodem of waterbodem gelijk is aan of beter dan de genoemde kwaliteitsklassen (artikel 2.9 lid 3).

Op de bodemkwaliteitskaart zijn de grenzen van de grondwaterbeschermingsgebieden en de waterwingebieden aangegeven.

4.2.4 Lokale normstelling

Het resultaat van de voornoemde uitgangspunten resulteert in de uiteindelijke lokale normstelling. Deze normstelling is deels gebaseerd op het generieke normkader en is deels gebiedsspecifiek ingevuld middels Lokale Maximale Waarden (LMW’s). Daarbij is uitgegaan van de bodemkwaliteitszones uit de bodemkwaliteitskaarten.

In de navolgende tabel is de lokale normstelling weergegeven. Daarbij is tevens aangeven welk herkomstgebied van toepassing is per zone. Zo wordt voldaan aan het stand-still beginsel op regionaal niveau.

Bkk

Bodemkwaliteitszone

Norm* bodemkwaliteitszone

Definitie herkomstgebied grond

Toelichting

Bovengrond

Eijsden

Eijsden vóór 1970;

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Eijsden na 1970;

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Wonen overig vóór 1970

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Wonen overig na 1970 en industrieterreinen

Wonen

Heuvelland

Generiek kader, bodemkwaliteitsklasse is bepalend

Heuvell.

Buitengebied Eijsden

Landbouw/natuur

Heuvelland

Generiek kader, bodemkwaliteitsklasse is bepalend

Buitengebied overig

Landbouw/natuur

Overal

Generiek kader

Bebouwing

Wonen

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, bodemkwaliteit is achtergrondwaarde

Ondergrond

Eijsden

Eijsden vóór 1970

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Wonen overig, Industrie en Eijsden na 1970

Wonen

Heuvelland

Generiek kader, bodemkwaliteitsklasse is bepalend

Heuvell.

Buitengebied

Landbouw/natuur

Overal

Generiek kader, bodemkwaliteitsklasse is bepalend

Bebouwing

Wonen

Overal

Generiek functienormniveau is bepalend

Tabel 4: Lokale normstelling

* De norm is de toepassingsnorm ivm grondverzet. Deze norm is weergegeven in een toepassingskaart in bijlage 6.

5. Uitwerking beleid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is het beleid uitgewerkt met betrekking tot procedures en onderzoek. Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel is eveneens besproken. In een laatste paragraaf is toezicht en handhaving van onderhavige nota ingevuld.

5.2 Grondverzet

Milieuhygiënische kwaliteit

Met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit is een toetsing noodzakelijk aan de Lokale Maximale Waarden die gelden voor betreffend terreindeel. Voor de Lokale maximale waarden wordt verwezen naar de toepassingskaart in bijlage 6.

Een bodemonderzoek is 5 jaar geldig (bij een ongewijzigde situatie). Voor een onderzoek tussen de 5 en 10 jaar oud moet een historisch onderzoek worden uitgevoerd. Onderzoeken ouder dan 10 jaar kunnen niet als bewijsmiddel dienen. In een volgende paragraaf (5.4) zijn de specifieke onderzoekseisen voor Eijsden-Margraten uitgewerkt.

Het tijdelijk verplaatsen en op of nabij de dezelfde plaats toepassen

Op grond van artikel 36 lid 3 van Besluit bodemkwaliteit is het tijdelijk verplaatsen of uit de toepassing wegnemen en op of nabij dezelfde plaats onder dezelfde condities toepassen van de grond mogelijk.

Voor een nadere invulling van ‘tijdelijke uitname’ wordt aangesloten bij het beleid uitzonderingsbepalingen van het Beleidskader Bodem van de Provincie Limburg (paragraaf 5.4). Ook wordt aangesloten bij het Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie van het Agentschap NL, van 7 juli 2010.

De gemeente ziet toe op een correcte naleving, waarbij het niet verslechteren van de lokale milieubelasting als leidend principe wordt gehanteerd. Gezien de heterogeniteit van de grond is het voor de initiatiefnemer tevens van belang zich te realiseren dat moet worden voldaan aan het zorgplichtbeginsel (zie kader paragraaf 4.2) en de ARBO-regelgeving. Vanuit dat oogpunt is onderzoek altijd onontbeerlijk.

Specifieke onderzoekseisen bij tijdelijke uitname gelden voor de de zones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en ondergrond Eijsden vóór 1970”. Dit is in hoofdstuk 6 verder uitgewerkt.

Bijmenging anders dan grond- of grondmateriaal

Er mag in de toe te passen partij grond niet meer dan 20 % [m/m] bijmenging zitten die niet bestaat uit grond.

Toepassing van grond dient nuttig te zijn

Partijen grond mogen binnen de kaders van het Besluit bodemkwaliteit alleen worden toegepast als sprake is van een nuttige toepassing. Is dit niet het geval, dan wordt de toepassing gezien als een middel om zich te ontdoen van afvalstoffen en gelden op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen strengere regels. Nuttig toepassen betekent ook dat niet meer materiaal mag worden toegepast dan nuttig en functioneel is.

Nuttige toepassingen zijn gedefinieerd in artikel 35 van het Besluit bodemkwaliteit.

  • a.

    Toepassing in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen, spoorwegen en geluidswallen.

  • b.

    Toepassing in ophogingen van industrieterreinen, woningbouwlocaties en landbouw- en natuurgronden, met het oog op het verbeteren van de bodemgesteldheid.

  • c.

    Toepassing voor het afdekken van een saneringslocatie of als bovenafdichting voor een stortplaats, met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor mens, plant of dier als gevolg van contact met het onderliggende materiaal.

  • d.

    Toepassing in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart.

  • e.

    Toepassing in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen bedoeld in a tot en met d.

  • f.

    Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang aangrenzende percelen.

  • g.

    Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, uitgezonderd uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment.

  • h.

    Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie, bestemd voor de toepassingen bedoeld in onderdeel a tot en met e, gedurende maximaal drie jaar op landbodems of gedurende maximaal 10 jaar in oppervlaktewater.

  • i.

    Tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor toepassingen bedoeld in a tot en met f, gedurende maximaal drie jaar op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is.

Onder bepaalde voorwaarden, is voor de tijdelijke opslag van grond geen vergunning op grond van de Wabo of Waterwet nodig. In onderstaande tabel zijn de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit stelt aan de verschillende vormen van tijdelijke opslag opgenomen.

Indien grond tijdelijk wordt opgeslagen dient dit minimaal vijf dagen van te voren gemeld te worden. Opgemerkt wordt dat de tijdelijke opslag niet strijdig mag zijn met andere wet- en regelgeving zoals de WABO. Tevens blijft de zorgplicht van toepassing. Aanbevolen wordt om alvorens een tijdelijke opslag te realiseren contact op te nemen met de gemeente Eijsden-Margraten.

Tabel 5: Overzicht vormen van opslag en bijbehorende eisen

Vorm van tijdelijke opslag

Voorwaarden van het Besluit

Maximale duur opslag

Kwaliteitseisen

Meldingsplicht

Kortdurende opslag

6 maanden

Geen1)

Ja

Tijdelijke opslag op landbodem

3 jaar

Kwaliteit moet voldoen aan de kwaliteit v.d. ontvangende bodem

Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Opslag bij tijdelijke uitname

Looptijd werkzaamheden

Geen

Nee

1) Kwaliteit mag de maximale waarde klasse industrie niet overschrijden

5.3 Procedures

5.3.1 Meldingen hergebruik/toepassingen vrijkomende grond

De meldingsplicht geldt voor alle toepassingen van grond en baggerspecie, met uitzondering van:

  • -

    toepassing van grond of baggerspecie door particulieren mits door particulieren zelf uitgevoerd;

  • -

    toepassing van grond of baggerspecie binnen een landbouwbedrijf als de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel grond waar de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • -

    verspreiden van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen;

  • -

    toepassing van schone grond en baggerspecie in hoeveelheden kleiner dan 50 m3. Voor hoeveelheden vanaf 50 m3 schone grond moet eenmalig de toepassingslocatie worden gemeld.

  • -

    tijdelijke uitname.

Degene die grond of baggerspecie gaat toepassen moet dit ten minste vijf werkdagen van te voren melden via het Meldpunt bodemkwaliteit (http://www.meldpuntbodemkwaliteit.nl).

Hier vindt u ook nadere informatie over het melden. Iedere melding wordt direct (elektronisch) doorgezonden aan het bevoegd gezag en aan degene die belast zijn met het toezicht op de naleving. Het bevoegd gezag controleert de meldingen.

Aanvullend op deze meldingsplicht worden particulieren verzocht om kleinschalig grondverzet te melden aan de gemeente. In bijlage 6 is dit formulier opgenomen. Dit formulier is geen verplichting vanuit het Besluit bodemkwaliteit.

5.4 Onderzoek

5.4.1 Onderzoek bij grondverzet

Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel bij grondverzet is mogelijk onder voorwaarden:

Het moet aantoonbaar zijn dat de grond die wordt toegepast afkomstig is uit een van de bodemkwaliteitszones van de bodemkwaliteitskaart Heuvelland of bodemkwaliteitskaart bebouwde kommen Eijsden, waarbij de bovengrondzones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig vóór 1970” en de ondergrondzone “Eijsden vóór 1970 “zijn uitgezonderd.

Het moet aantoonbaar zijn dat de toe te passen partij grond afkomstig is uit een bodemlaag die is gedefinieerd in de bodemkwaliteitskaart;

Op de locatie mogen geen bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden (onverdachte locatie);

Als de partij ook is voorzien van een ander geldig bewijsmiddel (partijkeuring of erkende kwaliteitsverklaring) dan geldt het andere bewijsmiddel als milieuhygiënische verklaring, omdat deze een directere uitspraak doet over de kwaliteit van de betreffende partij grond of baggerspecie.

Om aan voorwaarde 3 te voldoen dient een vooronderzoek, conform NEN5725 te worden uitgevoerd. Dit onderzoek dient te voorkomen dat grond afkomstig van verdachte locaties zonder onderzoek elders wordt toegepast. Op basis van dit vooronderzoek dient ook bepaald te worden of de locatie asbestverdacht is. Indien uit het vooronderzoek volgt dat sprake is van een verdachte locatie, dan dient minimaal een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Indien de gemeten gehalten voldoen aan de toepassingsnorm, kan aan voorwaarde 3 worden voldaan.

Ter plaatse van de verschillende zones is sprake van een verhoogde heterogeniteit. De gemeente acht desondanks het gevaar gering dat er sprake is van het toevallig toepassen van sterk verontreinigde grond. Derhalve is het gebruik van de bodemkwaliteitskaart toegestaan, uitgezonderd de zones bij voorwaarde 1.

5.4.2 Asbestonderzoek

Indien uit het vooronderzoek conform NEN5725 volgt dat de locatie mogelijk asbestverdacht is, dan dient een asbestonderzoek conform NEN5707 uitgevoerd te worden. De gemeente Eijsden-Margraten sluit hierbij aan op het landelijke asbestbeleid. Indien er onduidelijkheden bestaan over de te volgen onderzoeksopzet, dient contact opgenomen te worden met de gemeente Eijsden-Margraten.

5.4.3 Gebruik bodemkwaliteitskaart bij overige sporen

Zowel binnen het gemeentelijke beleid als het landelijke beleid is er voor gekozen om de aanpak van de bodemverontreiniging te combineren met de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. De bodemkwaliteit dient bepaald te worden bij bouwaanvragen, grondverzet, bestemmingswijzigingen en in situaties waarbij gesaneerd moet worden. Door bij al deze procedures dezelfde bodemkwaliteitseisen te stellen, wordt invulling gegeven aan het meersporenbeleid.

Daarbij wil de gemeente de bodemkwaliteitskaart gebruiken als bewijsmiddel binnen het meersporenbeleid. Daartoe is in een gezamenlijke sessie tussen de heuvelland gemeenten tot de volgende uitgangspunten besloten:

De Bodemkwaliteitskaart kan worden ingezet voor de volgende sporen:

  • -

    Omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen (WABO);

  • -

    Bestemmingsplanwijziging Wro.

In artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht is opgenomen dat een bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden door een persoon of instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit. In enkele gevallen kan op basis van de bouwverordening geheel of gedeeltelijk worden afgeweken van de plicht tot het indienen van een bodemonderzoeksrapport voor het uitvoeren van een volledig bodemonderzoek, omdat wordt voldaan aan ten minste één van onderstaande voorwaarden:

  • 1.

    het bouwen heeft betrekking op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht (Bor), artikelen 2 en 3 van bijlage II;

  • 2.

    er zijn voldoende (bruikbare) recente gegevens met betrekking tot de bodemgesteldheid aanwezig;

  • 3.

    het bouwen heeft betrekking op een bouwwerk, waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven, tenzij er geen vermoeden bestaat van bodemverontreiniging;

  • 4.

    het bouwoppervlak is kleiner dan 50 m2;

  • 5.

    het desbetreffende bouwwerk raakt de grond niet of het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.

Vanaf 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. Gelijktijdig met de Wet ruimtelijke ordening is eveneens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van kracht geworden. In het Besluit ruimtelijke ordening blijft de verplichting bestaan voor onderzoek naar de bestaande toestand en de gewenste kwaliteit van de bodem. Daarnaast moet de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk worden gemaakt. In het Besluit ruimtelijke ordening is niet vastgelegd hoe de bodem onderzocht moet worden.

Op basis van bovenstaande wordt gesteld dat de bodemkwaliteitskaart in combinatie met een vooronderzoek conform NEN5725 als bewijsmiddel mag dienen voor een bodemgeschiktheid voor een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een bestemmingsplanwijziging.

De Bodemkwaliteitskaart kan niet worden ingezet voor de volgende sporen:

Makelaar/Taxateur;

Grondaankoop en –verkoop;

Nulsituatie Wm vergunning;

In deze gevallen is lokaal bodemonderzoek noodzakelijk.

Een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van de Bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel is het vooronderzoek. Indien uit het vooronderzoek blijkt dat sprake is van een verdachte locatie, met beïnvloeding van een lokale puntbron, kan de kaart niet als bewijsmiddel worden toegepast.

Het Wet bodembeschermingsspoor (Wbb) is primair van toepassing op saneringswerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op het aanbrengen van aanvulgrond op een ernstig verontreinigde locatie is de Wbb en het Bbk van toepassing. De kwaliteit van de toe te passen grond, die afkomstig is van buiten de ontgravingslocatie, dient vast te zijn gesteld met behulp van een partijkeuring, inclusief vooronderzoek. Een uitzondering is gemaakt op grond die afkomstig is van andere delen van Heuvelland. Hier kan de bodemkwaliteitskaart worden aangewend als bewijsmiddel in plaats van de partijkeuring.

Binnen de gemeentegrenzen wordt de toepassingskaart gebruikt om te bepalen wat de kwaliteit van de leeflaag dient te zijn. Uitzonderingen hierop zijn de moes- en volkstuinen, plaatsen waar kinderen spelen en grondwaterwingebieden.

5.5 Toezicht en handhaving

De gemeente Eijsden-Margraten is bevoegd gezag in het kader van het Besluit bodemkwaliteit voor de toepassing van grond en baggerspecie binnen haar grond- en bevoegdhedengebied.

Door Senternovem is in 2009 een HandhavingsUitvoeringsMethode (HUM) Besluit bodemkwaliteit ontwikkeld. Deze HUM geldt als basis en als naslagwerk bij toezicht en handhaving binnen de gemeente Eijsden-Margraten.

Indien blijkt dat de betrokken initiatiefnemer zich niet conformeert aan het gestelde in deze nota bodembeheer is sprake van een overtreding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In de voornoemde HUM is ingegaan op de mogelijkheden tot bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van het besluit.

Gezien het feit dat iedere toepassing moet worden gemeld, wordt bij een geconstateerde overtreding of afwezigheid van de melding, de toepasser hierop aangesproken.

6. Oude kernen voormalige gemeente Eijsden

6.1 Inleiding

Voor wat betreft de zones van de voormalige gemeente Eijsden, zoals verwoord in paragraaf 4.2.1. en 5.2, is in verband met de aanwezigheid van een diffuus ernstige verontreiniging naast het Besluit bodemkwaliteit ook artikel 28 van de Wet bodembescherming (handelingen om de bodem te saneren dan wel de verontreiniging te verminderen of te verplaatsen) van kracht, waarbij de bevoegdheid bij de provincie is gelegen.

De diffuse verontreinigingen, binnen gebieden van de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden gerealiseerd voor 1970, van de voormalige gemeente Eijsden passen eigenlijk niet binnen de gevalsdefinitie zoals deze in de Wbb is opgenomen. Het gaat om een diffuse situatie, die meer een beheersbenadering vraagt. Deze benadering wordt in de navolgende paragrafen vastgelegd voor kleine (particuliere) ontgravingen (tot 25 m3) waarbij de keten van ontgraving en verwerking van de verontreinigde grond is beschreven.

De implementatie van de omgang met kleinschalig grondverzet in het gemeentelijk bodembeleid geschiedt met de volgende uitgangspunten:

Voor de kleinschalige ontgravingen is geen sprake van een saneringsdoel;

De onderzoeksplicht is vastgelegd in de nota bodembeheer;

Een vrijstelling voor de verplichting van milieukundige begeleiding, analoog aan de randvoorwaarden voor BUS “Tijdelijk uitplaatsen”;

Een vrijstelling voor de aannemer voor wat betreft de certificering BRL7000;

Er vindt communicatie plaats naar belanghebbenden.

Wanneer in de oude kernen van de voormalige gemeente Eijsden in sterk verontreinigde grond wordt gegraven, is dit voor vrijwel alle gevallen noodzakelijk voor een bepaald project, een zogeheten projectmatige ontgraving. Hierbij moet gedacht worden aan nieuwbouw van huizen, het aanleggen van een kelder of parkeergarage, herinrichtingen, rioleringswerkzaamheden, het aanbrengen of vervangen van kabels en leidingen, enzovoorts. Omdat in deze situaties (veelal vallend onder het Besluit uniforme saneringen (BUS)) geen saneringsdoel wordt nagestreefd, is in samenspraak met de provincie Limburg en Agentschap NL, een vereenvoudiging van de meldingssystematiek ontwikkeld.

Zoals al vermeld in paragraaf 2.7 worden binnen de oude kernen van Eijsden burgers en initiatiefnemers geconfronteerd met een hoge regellast en kosten ten aanzien van kleinschalige graafwerkzaamheden. Deze regellast en kosten houden verband met de verplichtingen vanuit de Wet bodembescherming (BUS) bij graafwerkzaamheden in sterk verontreinigde grond. Daarnaast is het een feit dat in veel gevallen helemaal niet duidelijk is of er procedureel juist is gehandeld bij ontgraving, omdat de initiatiefnemer er vanuit is gegaan dat vergunningsvrij bouwen (in het kader van de WABO) eveneens betekent dat bodemonderzoek achterwege kan blijven. Hierdoor ontbreekt de grip van overheidswege op de verwerking van sterk verontreinigde grond. Er kan worden gesteld dat waarschijnlijk bij meerdere ontgravingen er geen procedure is gevolgd. De genoemde knelpunten zijn zowel vanuit de handhavingstak van de provincie als de gemeente gesignaleerd.

Deze onevenredige regellast en kosten vragen om een maatwerkoplossing zodat in de toekomst individuele initiatieven niet verder gefrustreerd worden. De ambitie van de gemeente Eijsden-Margraten en de Provincie Limburg is het binnen een maatschappelijk aanvaardbaar risicoprofiel faciliteren van haar burgers met betrekking tot lokale initiatieven op of in de bodem voor kleine particuliere ontgravingen tot 25 m3.

6.2 Onderzoeksplicht

De ondergenoemde onderzoeksverplichtingen gelden voor de bovengrondzones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en de ondergrondzone “Eijsden vóór 1970“.

Particuliere projectmatige ontgravingen tot 25 m3

Bij projectmatige ontgravingen tot 25 m3 geldt geen onderzoeksplicht en kan worden volstaan met een melding aan de gemeente voorafgaand aan de werkzaamheden (waarbij de grond herschikt wordt op de locatie dan wel afvoer dient plaats te vinden naar een erkende verwerker. Na uitvoering dienen de afvoerbonnen van de grond als bewijsmiddel te worden overlegd. Kan dit bewijsmiddel niet overlegd worden dan zal handhavend worden opgetreden.

Particulier projectmatige ontgravingen groter dan 25 m3

Bij projectmatige ontgravingen groter dan 25 m3 dient altijd de Wet bodembescherming gevolgd te worden. Dit betekent concreet dat er een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN5740 moet worden uitgevoerd met daarbij een BUS-melding of saneringsplan dat ter goedkeuring bij de provincie Limburg ingediend moet worden.

Tijdelijke uitname

Als er sprake is van tijdelijke uitname is er eveneens de verplichting te onderzoeken. Dit kan echter een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek NEN5740 zijn om vast te stellen of er geen sprake is van sterke verontreinigingen. Indien geen sterke verontreinigingen worden aangetroffen, is slechts het Besluit bodemkwaliteit van kracht.

Hergebruik vrijkomende grond buiten de ontgravingslocatie

Voor wat betreft de toe te passen grond kan de bodemkwaliteitskaart van de bebouwde kom Eijsden voor de volgende zones niet worden gebruikt omdat de 95-percentiel waarde hoger is dan de interventiewaarde. De 95-percentielwaarde (P95) is de waarde waarboven 5% en waaronder 95% van de waarnemingen liggen. De 95-percentielwaarde is getoetst aan de interventiewaarden voor de verschillende parameters. Indien de 95-percentielwaarde boven de interventiewaarde ligt, bestaat de kans dat binnen de zone grond voorkomt waarvan de kwaliteit het saneringscriterium overschrijdt.

6.3 Vereenvoudigde procedure

In de gebieden van de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden, gerealiseerd voor 1970, worden de particuliere initiatieven waarbij projectmatig ontgravingen tot 25 m3 plaatsvinden onevenredig belemmert door de aanwezigheid van sterk verontreinigde grond en de kosten die hieraan verbonden zijn. Voor deze activiteiten is in principe de Provincie bevoegd gezag, aangezien er ontgravingen plaatsvinden van ernstig verontreinigde grond. Om de burgers zo veel mogelijk te faciliteren is er in samenspraak met de afdeling Handhaving en Monitoring van de provincie Limburg en Agentschap NL een voorwaardenpakket opgesteld voor projectmatige ontgravingen tot 25 m3. Deze zijn hieronder opgenomen. De burgers zijn middels het als bijlage 6 toegevoegde meldingsformulier grondverzet verplicht te melden.

Voorwaarden voor particuliere projectmatige ontgravingen:

De melding dient minimaal vijf dagen voor aanvang van de graafwerkzaamheden ingediend te worden. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van het in bijlage 6 opgenomen meldingsformulier;

De locatie waar de grond vrijkomt dient vermeld te worden;

Wanneer de ontgraving gaat plaatsvinden dient vermeld te worden;

Er dient aangegeven te worden hoeveel grond ontgraven wordt;

Er dient aangegeven te worden of de grond op de locatie wordt herschikt dan wel naar welke erkende verwerker de grond wordt afgevoerd;

Een bewijs van afvoer (begeleidingsbrief of afvoerbonnen) dient uiterlijk twee weken na afvoer aan de gemeente overlegd te worden;

Een keer per jaar wordt door de gemeente een evaluatieverslag opgesteld voor de provincie Limburg waarin alle gegevens van de particuliere projectmatige ontgravingen vermeld staan.

Indien de burgers gebruik willen maken van de regeling voor particuliere projectmatige ontgravingen tot 25m3, zijn zij verplicht dit middels het als bijlage 6 toegevoegde meldingsformulier grondverzet te melden bij de gemeente.

Vanuit de ARBO kan echter onderzoek verplicht worden gesteld bij kleinere graafvolumes.

6.4 Toezicht en handhaving

In onderstaand schema is aangegeven op welke wijze in het kader van de regeling voor particuliere projectmatige ontgravingen tot 25m3, gemeld moet worden bij de gemeente en welke vervolgacties hieraan gekoppeld zijn in het kader van toezicht.

Wanneer uit de controle van de meldingen blijkt dat niet voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden zal door de gemeente de provincie ingeschakeld worden om handhavend op te treden.

Ten behoeve van de regeling particuliere projectmatige ontgravingen tot 25m3 worden extra uren vrijgemaakt bij het cluster toezicht en handhaving van de gemeenten Eijsden-Margraten. De inzet kan naar gelang opgedane ervaringscijfers, binnen één jaar na inwerkingtreding van de regeling, worden bijgesteld.

6.5 Communicatie

Na de vaststelling van de bodembeheernota zal dit kenbaar worden gemaakt in de lokale huis-aan-huisbladen. Daarnaast zullen belanghebbenden zoals grondverzetbedrijven, notarissen, makelaars en erkende verwerkers worden ingelicht over de inhoud van de bodembeheernota. De vastgestelde bodembeheernota zal worden gepubliceerd op de internetpagina van de gemeente